En het regende wat
Het krijgsrumoer is verstomd
Algemene mobilisatie in
Nederland
was een duchtig jager, meneer.
Schrale buit in een
Hollandse Pampa
Slotacte van een zevenjarige strijd
Veertig jaar geleden
De Betuwe is zo wijd
Met cognac
- ZATERDAG 31 JULI 1954
zeggen
ie-staafenmrn 25 ,ka^PMnumZ-wafr
T egenvaller
Je moet geduld hebben
Hm
"«Mj»
8WjW* i
zich waarschijnlijk had voorgenomen.
Intussen regende het; zacht, maar
hardnekkig. Zo n druilgeval, dat ge
denkt te kunnen weerstaan zelfs met
een zomerpakje en met een regenjas, die
geen naam mag hebben.
We gingen nog verder het land in.
Waarom begreep ik niet. waarschijnlijk
om het voor de goede-indruk-op-ons- zo
ingewikkeld mogelijk te maken. Nu moet
ik eerlijk zeggen, dat ik nimmer heb be
seft, dat de Betuwe zó wijd is. Eerst ho
pen we tussen een stapel vee door, daar
na moesten we over schrikdraad klim
men. wat men mij natuurlijk nauw
keurig vergat mee te delen, zodat ik
het, bemerkende, dat het geen prikkel
draad was, met beide handen aanvatte,
en tenslotte kwamen we na door de
soepgroenten of iets van die aard te zijn
gewaad tooh aan een met prikkeldraad
omzoomd stuk weiland, wat de winkel
haken in mijn regenjas weer met enkele
vermeerderde.
En daar sopten we dan maar weer met
onze schoenen door de drassige klei. En
intussen regende het. Taai en volhar
dend. En geen eend te zien.
Ver achter liepen Bart en Henkie. Bart
met de zware polsstok, Henkie met het
touw, waaraan de eenden zouden moe
ten bungelen, die zich alsnog door het
kamerlid in de luren zouden laten leg
gen.
Bart, de oude Bart, die met onverge
lijkelijke gemoedsrust door de natte klei
sopte, was een wijsgeer.
Hij aanvaardde alles: de zware pols
stok op zijn schouder, de hardnekkige
regen, het vallende duister en het eend-
loze tijdperk met wijsgerige gelatenheid.
Hij achtte het niet nodig daar één
woord aan te wijden wat een juist in
zicht moet worden genoemd, nademaal
hij kon vermoeden, dat óók wij wisten
dat het regende, dat het donker werd
en dat geen enkele eend zich vertoonde.
Bart bleef dus in alle gemoedsrust in
de achterhoede.
Maar plotseling bleef hij staan en floot
hij. Hij floot doordringend en geheim
zinnig. Want toen ik. omkeek, wenkte hij
mij alsof hij mij deelgenoot moest ma
ken van een zeer geheimzinnige zaak.
Ik zag, hoe hij met zijn kromme oude
wijsvinger naar mij wenkte om op hem
te wachten. Had hij eenden gezien of
soms een verdwaald hert in de binnen
landen van Buren?
Ik bleef staan en wachtte.
Zij kwamen nader: Bart en Hénkie.
Het gezicht van Bart stond ernstig en
nadenkend.
Ik wachtte daar in die stomme druil-
regen in de soppige kjej onder de don
kere lucht, waarin geen eend zich ver
toonde op de mededeling, welke Bart
mij zou gaan doen.
Bart bleef een ogenblik nadenkend
staan. Hij keek naar mijn drijfnatte
kleren en naar de winkelhaken in mijn
jas en zei toen zacht en nadrukkelijk:
Nimrod was een duchtig jager
meneer!
Henkie vermocht met zijn veertien
jaren het wijsgerige van deze opmerking
niet te verstaan. Wat men hem niet euvel
duiden mag. Zelfs het kamerlid ver
mocht dit niet. Henkie toch moest ten
gevolge van deze wijsgerige opmerking
lachen en daar hij juist de polsstok
droeg en de eigenaardigheid vertoonde
zich bij dat lachen dubbel te vouwen
sloeg hij met het dikke einde van de
polsstok op de klomp van Bart, die
spleet. De klomp dan. Eens temeer toon
de Bart zijn philosophische levensstijl.
O, zei Henkie verschrikt.
Bart zei niets, helemaal niets, hij trok
Henkie een eindje touw uit de riem ons
het middel, het touw, dat uiteindelijk
voor de eendenhalzen was bestemd en
bond zijn klomp weer aaneen zonder
een woord van verwijt of verweer.
Daarna nam hij bedaard de polsstok van
Henkie over en sopte voort in de ach
terhoede.
'n Mooie avond vond Bart toen.
Dat kan best waar zijn, Bart, zei ik,
maar het regent zo.
Niks van antrekken, meneer zei
Bart. Als je maar nat genoeg bent dan
merk je er niks meer van.
Ik zal U es wat zeggen meneer, ging
Bart voort. Ik was es op jacht met ba
ron Fluffie. Zo noemden wij 'm. Dat
waren feesten, meneer! We waren
's morgens om negen uur op stap gegaan.
En het regende meneer, regenen! Daar
was dit een stralende zomerdag bij. Dat
was geen regen meer, dat was compleet
zelfmoord door verdrinking. Om tien
uur zee de baron tegen me: Bart ga
es even naar Klaas van 't Peerd en haai
een fles cognac, maar goeie weet je,
drie sterren. Tien minuten later was ik
terug meneer met een fles cognac. Maar
voordat het twee uur was, was ik nog
negen keer heen en weerom geweest. En
toen werd het feest meneer. De polsstok
hadden we helemaal niet meer nodig.
En de hond om de sloten af te jagen ook
niet. Dat deeën wc zelf, We stapten ge
woon in de sloot en liepen er van het be
gin tot het eind midden doorheen. Tel,
de jachthond liep langs de sloot te jan
ken, alsof hij ons bij levenden lijve zag
Foto links: De run op de Neder
landse Bank te Amsterdam in de
eerste oorlogsdagen.
Foto boven: Bij de etappedienst te
Rotterdam in Silo St. Job; het
laden van een motorboot.
Bij de foto's van boven naar onclcrcv:
L' De wapenen rusten in Noord-Vietnam.
2. Een Frans fort bij Haiduong halverwege de vitale verbindingsweg
tussen Hanoi en Haiphong. Sinds jaren is om deze verbindingsweg ver
bitterd gevochten, waarbij de situatie meestal zo was dat de weg
overdag door de Fransen werd beheerst en des nachts door de Vietminh.
Iedere dag opnieuw moesten de door de Vietminh qeleade miinen ver
wijderd worden eer de weg voor het verkeer kan worden opengesteld.
2. Een ar/Jere opname uit de zo vruchtbare delta van de Rode Rivier,
die ,.de rijstkom van Indo-China genoemd wordt. Boeren bewerken
de rijstvelden onder bescherming van I ranse tirailleurs.
"Vt ij, stedelingen, denken meeslal pas goed op stoot te komen, als wc
^h1elinTpn1n e natUUrDan voelen wij ons wat Vondel noemde
ïaohtpartii do S£est" Dat ljen je, als jc wordt uitgenodigd op een
IIZL teen .kamerlid, die - nou laat het ous maar eerlijk
1 1 11U5 Uit/ HOU Idctl
flio >1J \.ze" natuurlijk ook denkt: die vent is van de kranf,
n V.:', °\ei mij> laat ik hem maar te vriend houden. En dan heeft.ie
J10o re 'J oo want dan geeft hij er blijk van te heseffen, dat de punt
van een pen eiger kan aankomen dan een schot hagel.
per do^ p natuurHjk met een rist eenden thuis te komen. Ge hebt
gehad° a/a'l re^en'nS "iet voor niets als soldaat een geweer in handen
af" k' 'l f 11111 ('at °°k niet langer dan een week, waarna ge --
|C||n wel, dat ging zo in de tijd vóór het Interimplan met
zijnde het tractement oftewel de soldij over dat tijdvak mitsgaders
los garen naar huis werd gezonden. Die klos garen hoorde er hij,
niet tci demonstratie, dat ge niet meer de klos waart en naar huis mooht(
maar omdat de leger-autoriteitèn die nu eenmaal voor U hadden aan
geschaft om de nummertjes in het soldatenpak te naaien.
Dus dat schieten zou wel gaan.
Ja, dat dacht ge maar! Ge jaagt bij
voorbeeld, zoals dat in dit geval de
waarheid bleek, met „twee geweren en
drie drijvers", zoals dat heet Wij bleken
bij de drijvers te horen, want toen wij
van schieten gewaagden, schoten de
geweren" in een schaterlach
We togen met een auto naar een land
hek waarachter een eindeloze prairie
schm ging. Toen we daar aankwamen
he«« w fn om de 5acht aan te vangen
begon het te regenen. Niet zo'n gezellige
reeenHp f Z° druüeri« geval, zo'n
regentje waarvan je denkt: daar zal ik
moLi1" dVan worden- Maar onze hoog
moedig dunne regenjas vert.nnnd„
neigingen.
regehjas vertoonde andere
lnWrJr^uen door.:het landhek het land
zo'n Nprio i misscihien geneigd zijn voor
niet om f j s stukie landerij uw hand
Wacht tt draaien.
beeld groen! 1ven! Daar groeit bijvoor
kan ook sla nf of knolselderij. Het
6611 land e Pieterselie zijn. Maar op
r naast staan weer een paar
stomme koeien u aan te gapen en om te
zorgen, dat die beesten niet op het kool
land komen heeft de boer dan schrik-
draad aangebracht.
iro^fCti0yd: ik,ben me doodgeschrokken.
Hf1 l p' ik begrepen, dat dit niet
U .fdoebng was. De koeien moesten
schrikken, niet ik.
Ik heb U al gezegd, dat dat beetje
regen niks was. Van die onnozele drup
peltjes. Dat had je, vond ik, nou net
nodig om er een fikse en succesvolle
eendenjaeht van te maken. Maar toen
we bij dat hek stonden plensde het.
Op dat ogenblik maakte ik de balans
op. Hoe waren we daar gekomen? Nu ja,
dwars door die kool en die koeien naar
het korenveld, met de stoppels van het
afgemaaide graan.
Voorop de beide jagers, Gijs en het
Kamerlid met de geweren, een gordel
met patronen rond hun middel, zodat ze
eruit zagen als twee zangers van het Don
Kozakkenkoor, en verder dik in het leer.
Niet met zo'n dun regenjasje aan als ik.
Die wisten van wanten en hadden alleen
maar schik, als ze dat zomerpakje van
mij zagen, van dat tropicalspul. En mijn
regenjas was al van hetzelfde laken een
pak.
Achter die jagers kwamen dan wij
„stedelingen blij van geest" met dat
armzalig regenjasje aan, een paar nette
schoenen en dat aardige zomerpakje,
waar de regen niet de minste moeite mee
had.
Dan kwam vervolgens „ouwe Bart"
met de polsstok en Henkie om de eenden
te dragen, die eventueel zouden worden
geschoten. Dat betekende dus 'n eenden-
jacht met twee geweren en drie drijvers,
mitsgaders Henkie.
Dat was dus iets anders dan wij ons
opgetogen voor de aanvang hadden ge
fantaseerd. Zo iets als: wij met het ge
weer aan de schouder en maar schieten.
Zes. zeven tegelijk. Wij aan de polsstok
door de lucht zwevend over de meters-
brede sloten, die wij op onze tocht zou
den ontmoeten. En dan zouden wij er
gens ver in dat wijde land in de scheme
ring van de ondergaande zon terneer lig
gen in het zachte, geurige hooi. wach
tend op een trek van honderd eenden of
daaromtrent, waarvan wij een kleine
helft toch zéker omlaag zouden schie
ten, zodat zij die eenden dan met
gespreide wieken neer zouden vallen als
dwarrelende sneeuwvlokken.
Er kwam mij een foto in de gedachte
van de oude koning Gustaaf van Zwe
den, zittend aan de rand van een woud
in een stoel als een troonzetel, in af
wachting van de hazen, die de drijvers
4 eerbiedig naar hem toe zouden sturen
om hun opwachting te maken bij zijne
allergenadigste majesteit.
Wjj behoefden het ons niet te ontvein
zen: wij waren niets meer dan drijvers.
Wij mochten gebogen over het riet, met
een lange stok langs de sloten in het
water rommelen om de eenden, die er
eventueel zouden zitten aan het schrik
ken te maken. Eén eend was zo stom om
zich daardoor van de kook te laten
brengen, ofschoon de jagers dat kunstje
toch al sinds jaar en dag toepassen en
vloog op. Ik moet getuigen, dat het
kamerlid slagvaardiger was dan hij in
fle Kamer pleegt te zijn, geen twee tellen
later daalde de eend schommelend en
met gespreide wieken weer omlaag en
kwam anders in de sloot terecht dan hij
Bart zweeg even.
Met cognac is het goed jagen,
meneer, zei hij.
Bart en ik begrepen elkaar.
Intussen hadden we het Kamerlid en
Gijs ingehaald. We stonden voor een
sloot van een meter of vier.
Da's niks zei ouwe Bart en hij
zweefde er overheen als een elfje.
Gijs mikte zijn geweer naar de over
kant en Bart ving het in zijn veilige ar
men. Daarna volgden het Kamerlid en
deszelfs geweer.
Toen ik aan de beurt was stond het
gezelschap aan de overkant al te pope
len van pleizier. Dat zou ik natuurlijk
nooit halen.
Wat kon het mij schelen. Ik was toch
al nat. Tot op het gebeente. Ik nam de
polsstok en een aanloop. En toen ik
precies in het midden van die polder
sloot in de lucht zweefde begon ik te
glijden. Ik gleed langs de polsstok om
laag tot ik midden in de sloot stond. En
daar staande tot aan mijn middel in het
water heb ik de schoonste philippica ge
houden, die ooit sinds de dagen van Pe
ricles en Demosthenes is uitgesproken.
Wat later stonden we dan bij dat hek.
En bij dat hek, zoals ik reeds zeide,
hielden de jagers halt.
Daar moesten we wachten. Terzijde
van dat hek was een stuk korenveld
waar het graan al gemaaid was en daar
zouden de eenden op af komen. De trek
heet dat. Eerlijk gezegd geloof ik, dat
ze die avond geen trek hadden. We ston
den daar immers maar te staan bij dat
hek en te wachten op die stomme een
den, die geen trek hadden in een trek.
We stonden daar een half uur, een uur
en daarna nog een poosje.
Gaat h=t altijd zo met de eenden-
jacht, vroeg ik aan het Kamerlid.
Je moet geduld hebben, zei hij.
Het motregende intussen altijd nog,
maar dat merkte ik al niet meer, Bart
had wel gelijk gehad. Alles in dit leven
is betrekkelijk. Maar het was intussen
ook donker geworden en als ik in de
verte niet eens een trein had horen da
veren, zou ik mij ergens in de pampa's
van Brazilië hebben gewaand. Ik dacht:
hoe komen wij ooit hier weer uit?
Maar ik zei tegen het Kamerlid: Zijn
wij nu eigenlijk niet stapelgek? Als in
je jonge jaren een meisje je vijf minuten
langer liet wachten dan je had afgespro
ken, liep je weg. Waar of niet? En nu
staan wij hier al anderhalf uur te wach
ten op een eend, die wij nog nooit heb
ben gezien.
Laat ik het kort maken.
De eenden zijn nooit gekomen. Die
hadden vergadering of zo iets denk ik.
Of bruiloft. Of ze waren in de rouw
voor die ene eend, die het Kamerlid
in het begin had geschoten.
We hebben midden door de pampa's
van de Betuwe de weg naar huis tóch
weer gevonden. Ik bleef heel dicht bij
Gijs en Bart. Wéér over prikkeldraad
en over schrikdraad. Het gaf nu toch
allemaal niets meer. Tien of twaalf win
kelhaken zeggen je niets meer. En je
kunt niet natter zijn dan nat.
We hebben thuis dank zij de goede zor
gen van mevrouw het Kamerlid een bad
kunnen nemen.
We hebben ons in een costuum van
het Kamerlid gehesen.
We hebben die nacht het voorbeeld
van baron Fluffie gevolgd en ons ook
van binnen nat gemaakt. En warm.
Toen wij eindelijk slapen gingen sche
merde het licht al weer tussen de stam
men der bomen.
De regen was ten slotte op.
De jenever ook.
En wij kwamen toch met eenden thuis.
Eerlijk!
U kunt het navragen bij de poelier.
FRANS SCHNEIDERS.
zi'ju ....v Ij: ue (tcreuuc.i
ran drie Engelse kruisers,
die bij de Nederlandse kust
werden getorpedeerdwor
den onder bewaking van
Nederlandse militairen, met
een extra trein naar
Amsterdam vervoerd.
WAS WERKELIJK Nederland vóór
de Eerste Wereld oorlog het
Eiland der Gelukzaligen, wat het
in sommiger herinnering schijnt te
zijn?
Met de gelukzaligheid was het niet
meer dan zo-zo, maar een eiland is het
geweest. Het lag in Europa en trok
zich daar niets van aan. Het wilde zo
min mogelijk bemoeienis met dit twist
ziek werelddeel, tevreden met zichzelf
en zijn rijk bezit overzee. Het ministe
rie van Buitenlandse Zaken was in de
ogen van de natie het onbelangrijkste
van alle departementen; volgens prof.
Colenbrander volgde daar de ene on
bekendheid de andere op. Het mooiste
is wat generaal Bosboom in zijn me
moires weet te vertellen. In de ondra
gelijke spanning van de late Juli-dagen
veertig jaar geleden beschikte de rege
ring over geen andere geeevens dan
die.... uit de kranten. Zij had een
kostbare diplomatieke dienst, krakend
van oude adel, maar haar inlichtingen
moest zij halen uit het ochtendblad.
Om dat eiland stak de storm op en
het kostte moeite eraan te geloven. Zo
lang leken legers er alleen te zijn voor
nu en dan een parade. Tot op het laat
ste ogenblik gaven de kranten gerust
stellende vermaningen: het donderen
van het geschut zelf Tnoest ons volk
wakker maken.
Toen de werkelijkheid zich in haar
grimmige verschrikking aftekende,
hadden enkelen een vreemde ervaring.
De mensen verdrongen zich voor een
bulletin, dat in die dagen zonder radio
't gewone middel was om nieuws snel
bekend te maken. De rechtervleugel
van de Duitse troepen, die België bin
nenvielen, bogen om Zuid-Limburg
heen voor zij hun front in volle breed
te ontplooiden: ons grondgebied werd
ontzien! Dan éven een raadselachtig
gevoel van spijt, een louter instinctieve
reactie, later verklaard als misschien
een teleurstelling overgeslagen te
worden in het ontzaglijk wereldgebeu
ren. Het was niet meer dan een flits,
zo maar op het asfalt in de middagzon.
De jeugd, die „erbij" wil zijn, niet uit
vechtlust, maar enkel uit een teveel
aan levensdrang, kon niet dadelijk
delen in de mateloze opluchting van de
ouderen. Voor haar kwam die nog.
Hoe is het verder geweest??
De drukke soldaterij in dit vreedza
me land, de volle kerken, de run op de
banken, de bestorming van de winkels,
de weigering van de slager om papie
ren geld aan te nemen, de onherken
bare kranten vol verward oorlogs
nieuws, de snelle vorming van vrijscha-
ren en burgerwachten. En de kater
daarna: het geld, dat zo goed is als
goud, de levensmiddelen, die er in
overvloed waren, een leger, dat niets
te doen had, vrijwilligers, die niet op
geleid konden worden door gebrek
aan kader.
In die terugval na de eerste golf van
beroering is ons volk ejn grote wel
daad bewezen door de Belgische
vluchtelingen. Is dit de dingen op hun
kop zetten en bewezen wij de weldaad
aan hen? Natuurlijk deden wij dat,
maar van de weeromstuit hebben wij
er moreel duchtig van geprofiteerd.
Wij waren er dan toch „bij" op een
goede en christelijke manier.
Bladerend in de foto's, die de redac
tie mij zond en waarvan er enkele hier
bij zijn gereproduceerd, kijk ik telkens
weer naar de geredden van de getor
pedeerde Britse kruisers. Zij, met hun
baarden en hun petten, waren zij het,
die, in Groningen geïnterneerd, later
Henkie en het Kamerlid
/verdrinken. Maar de baron was nog niet
zo dronken of hij hield zjjn geweer bo
ven zijn hoofd. En als er een eend op
vloog had hij 'm. D'r was geen sloot te
breed of te diep of wij gingen er door.
als de Timbertown Follies zoveel vro
lijkheid brachten in de Hollandse
theaters? De vertwijfelde pogingen in
de barakkenkampen van het veldleger
brachten, het niet tot een zo charmant
resultaat. Het zal altijd een voorbeeld
blijven van echt-Engelse veerkracht en
self-help, dat deze amateurs met elkaar
tijdens hun onvrijwillig verblijf in ons
land een alleraardigst cabaret-gezel
schap vormden dat het vandaag best
nog eens zou doen.
JAN NIEUWENHUIS.
Deze week, op Dinsdagmorgen 27
Juli, te 8 uur plaatselijke tijd dat
was om 0.1 uur Nederlandse tijd
viel er stilte over het oorlogsterrein
in Noord-Vietman. De wapenstilstand,
waartoe de delegaties te Genève juist
een week tevoren hadden besloten,
trad in werking voor deze belangrijk
ste sector van het Indochinese front en
maakte hier dus althans rechtens,
voorgoed een einde aan de bittere ze
venjarige strijd.
Tot het laatste ogenblik toe echter
hebben de soldaten van beide partijen
de strijd voortgezet in het gebied van
de delta van de Rode Rivier en tot het
laatste ogenblik toe heeft de oorlog er
zijn slachtoffers geëist. Een van Reu-
ter's correspondenten heeft die laatste
oorlogsnacht meegemaakt in een com
mandopost ergens aan de weg tussen
Hanoi en Vinh Yen en hij schrijft daar
over enkele bijzonderheden, die wij
aan onze lezers niet willen onthouden.
Op vier mijl ten Noorden van de
commandopost, waar de zg. IJzeren
Divisie, een der voortreffelijkste Viet-
minh-afdelingen, samengetrokken was,
heerste volkomen rust, doch in een
wijde halve cirkel, naar het Westen,
Zuiden en Oosten, woedde de oorlog
nog voort. Granaten en bommen en
kogels verscheurden de nacht en het
weerlichtte aan de hemel bij iedere
explosie. Daar/in het veld, speelde zich
het laatste bedrijf af tussen de batal
jons van beide partijen.
Op enige afstand van de comman
dotoren ontspon zich terzelfder tijd een
hardnekkige strijd om het leven van
één enkele man: de communistische
propaganda-agent. Voor de dag aan
brak zou dit gevecht niet eindigen. De
propagandist was, onder bescherming
van een gewapende patrouille, tot vlak
bij de Frans-Vietnamese stelling door
gedrongen en met behulp van een me-
gaphoon sprak hij de Vietnamese sol
daten in de vesting toe om hen tot
desertie over te halen. Reeds sinds
twee nachten had hij zo, telkens van
uit verschillende punten, zijn propa-
ganda-offensief gevoerd, o.a. vanuit
een pagode die dicht bij de vesting
ligt.
Deze avond lag een Algerijnse pa
trouille rond die zelfde pagode in hin
derlaag en wachtte op het ogenblik,
dat de stem van de propagandist zich
weer zou laten horen.
Kort voor middernacht brak dat
ogenblik aan. Van op een afstand ver
hief zich, met regelmatige tussenpozen,
een hoge, schriele stem. Geruime tijd
later, nadat de stem een tijdlang ge-
zwegen had, begon zij opnieuw, van
v dichterbij nu, maar brak plotse-
mg af toen een aantal mitrailleur
salvo s plotseling door de nacht ratel-
r.oü' A'SerÜnen hadden den pro-
vuur" Selocabseerd en openden het
m,EfAle„Gk waarschijnlijk, dat de com-
latcr was>. doch een kwartier
stem nnrvit schriele, doordringende
den gehoord. Ditmaal open
den mortieren het vuur en verjoegen
de propagandist uit de onmiddellijke
omgeving van de Franse post
de naachtg Hende,de ^hele'rest van
ui r u~ laatste oorloesnacht
bleef hij onafgebroken zijn propa-
gandaleuzen uitschreeuwen, hoewel R
waarschijnlijk was, dat niemand in de
vesting zijn woorden meer kon ver
staan. Ditmaal waren er ook geen
deserteurs. 6
Tegen de morgen hield het vuren
geleidelijk op en twee uur voor het van
kracht worden van het bestand trad
stilte in over het gehele front.
De zon ging op en het land, met de
vele rode wegen die er doorheen lopen
leek vrediger dan ooit. Groepjes boe
ren en koelies met hun grote strooien
hoeden verschenen op de wegen, bela
den met koopwaar voor de markt in
het nabije Phuc Yen.
Een groep Vietminh-soldaten, pas1
losgelaten uit een Frans gevangen
kamp, kwam voorbij, opgetogen met
hun hoeden zwaaiend naar voorbijgan
gers. De oorlog in deze streek was ce-1
eindigd. 6