Een heel register van open straatpijpen
ONBEKENDE VAN
f
IN DE MEDINA EN KASBA VAN TUNIS
uit het huis van
dr Gachet
DINSDAG 7 DECEMBER 1954
PAGINA 6
Tussen Trapani en Tunis enige
verticale kilometers hoog gezeten
boven de turkoise rimpelfrutsels
van een feestdaagse Middellandse
Zee, een stevige band om de len
denen gegespt en het oog toe
gangspoort tot de gedachte en tot
het hazenhart verachtelijk af
gewend van het spuugzakje dat
er overigens uitziet alsof het be
stemd was om er een kerstca
deautje in te verpakken, neemt
de luchtreiziger-voor-één-uur en
van-de-eerste-keer tussen al zijn
heimelijke vrezen een schone
herinnering mee aan het land dat
hij zojuist ontstegen is: Sicilië,
tot heden zijn verste avontuur in
den onveiligen vreemde, nu de
eigen ophaalbrug van zijn eigen
veilig erf. Zijn ogen nog warm-
beiinteld van de rosgouden
kleurstraling in die kristallen
lichtwereld die nu als een versle
ten flard van een stippeltjes- en
streepjestapijt al ver achter hem
in zee ligt verwonderlijk hoe
die ruige wereld van bovenaf
zulk een net-gékleurd patroon
laat zien vraagt hij zich af wat
Afrika voor een gezicht zal heb
ben, of liever wat voor gezicht
het tegen hem zal zetten. Hij kan
zich nu eenmaal het stellen van
domme vragen niet afleren, noch
het zich geven van domme ant-
woorden, al is hij nog net wijs
genoeg die niet te geloven. Maar
in zijn existentie heeft er nooit
iets bestaan dat zijn innerlijke
vrede zo ondraaglijk uitput als
het op weg zijn naar een onbe
kend gebied, als zich te bevinden
in het niemandsland der verbeel
ding. Of hij wil of niet, hij moet
dat appaiseren, hij moet de ver-
beeldingsleegte vullen want die
is hem ademnoodEn hij vult ze
met wat zinnen die hij gelezen
heeft, met wat fotografieën en
beeldflarden uit de bioscoop:
Casablanca, Pépé le Moko, de
duizend en één Arabische nach
ten. Maar dat is allemaal ten
Oosten of ten Westen van wat hij
zien gaat en de beelden slagen er
toch niet in iets werkelijks te
krijgen.
De andere wereld
Walm der kasba
Alea facta est
Souks
I
Dan ligt daar links ineens Cap Bon
onder de vleugels en de ademnood
der verbeelding houdt op. Want van
nu af gaan de ogen het weer vertel
len en dat is zulk groot geluk dat het
niet eens deert dat zij voorlopig in 't
geheel niets vreemds rapporteren
Een lange rafel-rand Afrika als een
bleke lap jute, vol stoppen en grove
mazen, slordig versteld. Tien minu
ten later zwenkt de L.A.I.-vogel de
golf van Carthago over en begint rap
te dalen. En daar komt Afrika om
hoog: rosblond en bruinoker, vlakte
en bergen en de steden als verstrooi
de resten droge sneeuw. Als dat al
les vorm gaat krijgen, palmen en
olijven, een kudde schapen, grote
vierkante putten met lemen muren
in de akkers, torens en koepels, men
sen langs de weg in lange plooigewa-
den, dan krijgt het ook vaart en be
gint in razende snelheid onder U uit
te rennen. Een groot meer, een blin
kende rechte baan en stap maar uit,
we zijn er.
Van het vliegveld naar de stad een
palmenweg langs smakeloze villa's
in quasi Arabische stijl en langs het
onmetelijke blauwe meer waardoor
Tunis nog in verbinding staat met de
zee. Maar tussen dat water en de weg
een vlakte gronds, branddor onder
de zon, de Noorderling een steppe
waardoorheen te voet of per ezel Afri
kanen in allerlei wonderlijke kleder
dracht op weg zijn naar het een of
ander doel. En dat schouwspel is het
eerste opwindende rapport der ogen.
Dit is „de andere wereld", het nog
ongekende; en een visioen doemt op
dat men zich later, op weg naar Ka'*-
iroean zal herinneren: een land zon
der wegen, waaroverheen de men
sen zich bewegen met het richtings
instinct van dieren; oud-testamenti-
sche vrouwen en meisjes met bedekt
gelaat en slepende gewaden; buikige
amphoren, volgeladen manden of ba
len dragende op 't hoofd, rhythmisch
gaande als in vrome dans welks
pracht culmineert in de klassieke
schoonheid van een fiere hals, een
schoonheid des te edeler omdat de
dungeweven sluier die van het hoofd
afhangt erdoor getekend wordt. Ge
baarde mannen, donkere en bijna
blanke, barrevoets en met de staf in
de hand als een Sint Joseph, op het
hoofd een lage, donkerrode fez of een
vochtig geworden tulband, gehuld in
burnous of in Apostelmantels waar
van een slip in zwierige plooival over
de schouder is teruggeslagen; van
dichtbij blijkt al die kledij uit louter
vodden en lompen te bestaan, maar
men kan niet koninklijker zich tooi
en met zijde of hermelijn. Kinderen,
veeltallig, gaan in de stoeten mee;
dan nog een bok en 'n paar geiten,
en meestal een ezeltje zo zwaar be
laden dat men er enkel het verduldig
hoofd, vier bedaarde ezelvoeten en
het kwastje van zijn staart van ziet.
Maar het visioen, compleet met pal
men en cacteeën en met hier en daar
de schokkende glimp van lemen en
strooien hutten en zwartige groepen
tent —of zijn het mesthopen die daar
walmen in de trillende hitte wordt
nog niet gehéél werkelijk: men raast
eraan voorbij in een Westerse auto
bus op een Westerse asphaltweg. En
nu worden de villa's straten, men
passeert een circus en net niet een
lunapark, want als dat in zicht is
draait de bus de stad in; men is in
Tunis.
CfCO
Ua^>
Tekening Ko Sarneel
vers, de souk der zijdewevers, der
hagks en khidous, der kantwerkers
en borduurders; de souks der meu
belmakers en der pottenbakkers, de
souks der slagers en visverkopers,
der bakkers en fruittelers, der voge
laars, mandenmakers en kopersla
gers. Als takken aan een boom, als
een stelsel van aderen en bloedvaten
ontspringen die souks aan het hart
der Medina; de „Moskee van de olijf
boom" en met de kleurenwoede van
bloemslingers en de leef- en beweeg-
drift van rivieren stromen zij van
daar alle windstreken in, nu reeds als
geulen onder de zon, dan als boor-
pijpen onder gewelven of dakspan
ten door, ergens dwars door oude
moskeezalen en gaanderijen heen
met getordeerde of felbeschilderde
zuilen en oud-arabische kapitalen;
zich vernauwend of verbredend, ten
slotte onder holle poorten door dwars
door hekken en deuren die ieder ogen
blik achter u in het slot kunnen val
len maar de gulzigheid der ogen
is sterker dan de vrees voorbij alle
bedrijvigheid uitkronkelend in laby
rinthen van impasses en zo enge slop
pen dat ge bei uw schouders schuurt
aan de wanden der hokkige huizen
of gestuit wordt doordat een vaal pak
vodden voor uw voeten ligt (Het is
een mens, maar dat weet ge later
pas, als ge erover gestruikeld bent,
de zoveelste keer dat het daar vóór
u lag).
Zolang gij in de souks der kunstnij-
veren omgaat is die middeleeuwse
wereld u een loutere sprookjesweel
de. Ja, vergis u niet. Wat daar te
koop hangt als ware het louter vlag
en wapperwimpel om een feest op
te luisteren, wat daar glinstert en
fonkelt het komt bijna alles uit
Europa. Zelfs hier in eigen huis kun
nen berber- en arabhanden niet con
curreren tegen die verre fabriek aan
de overzijde van de zee. Het is Fran
se en Italiaanse handel die er bedre
ven wordt in het comfortabelste deel
der Medina, al zijn het ook fez- en
tulbandhoofden die het u aanprijzen.
In de buurt van de kasba is het an
ders. Misschien hebt ge u bij de Hal
len in Parijs wat benauwd gevoeld
bij een wandeling langs de slagers
kraampjes en de vistenten. Misschien
zijt ge in Napels of Palermo wat ziek
geworden bij het zien van de toon
banken vol kwallen en poliepen on
der trossen van gevilde lammeren
en darmen vol vuil en vliegen, en
vooral van de geuren waarmee dat
alles u in de narinen steeg.
Dat alles is niets bij de vervuiling
en de ontbinding op de voedselmark-
ten der Afrikanen. De geur ervan
hangt in heel de Medina en in elk
Arabisch huis en zij walmt uit elke
burnous die opwaait in de wind. Zeg
niet dat die mensen nu eenmaal zo
zijn, dat Westerse hygiëne en verfij
ning aan hen niet besteed zouden
blijken. Want het is hun armoe, het
is de wanhoop van hun uitzichtloze
armoe waardoor hun bitterste ellen
de hun enig huis is geworden; het
enige waaraan zij hun liefde kunnen
hechten omdat het 't enige is dat hun
zeker trouw blijft en nimmer terug
neemt wat het geeft.
Ko Sarneel
GOGHS
Nu ja, het kon ook een wijk van
Parijs zijn niet de schoonste dan,
wel een van de jongere en in elk ge
val van de rijkere buurten. Een im
ponerende boulevard met in het mid
den een breed wandelterrein en
abundant geboomte, onderbroken
door een echt Frans nationaal plein.
Geflankeerd door hotels en biosco
pen, bankgebouwen en al wat des
kapitalisten zij; aan het plein de re
sidentie en een allerafschuwelijkst
weidse kathedraal. Tussen dat alles
een oorverdovend gedruis want het is
hier even druk als op de Champs
Elysées maar het zal u spoedig
duidelijk genoeg worden een la-
waaistop beproeven in het land van
berbers en arabs is belachelijk. Het
getier aan uw oorschelp zou dan ook
het enige Afrikaanse zijn dat hier te
beleven viel, waren er niet ook de
armen. O Armoe, Napels en Palermo
krijgen al de haar toegedroomde
glans weerom als ik uw aanschijn
zie in trots Afrique du Nord, als daar
de lepra van uw naam mij aan de
mouwen klit en voor mijn voeten
hurkt in elke straat die ik betreed,
als daar uw adem tot mij spreekt
uit zwarte mondkraters in venerisch
uitgevreten gezichten met een sterf-
geur die mij tot voor mijn hotelbed
achtervolgt.
Men heeft zijn Guide Bleu en weet
dus waar de Medina te vinden, het
oude stadsgedeelte, waar de indige
nes leven, waar tram noch auto ko
men, die er schroomvallig in een
weids ovaal omheen circuleren. Tot
aan de oude Poste de France aan
het eind der grote Boulevard, door
de Arabs nog altijd de Zeepoort ge
noemd, is Tunis Europees. Daarach
ter ligt het front der Medina met
een heel register van open straatpij
pen, alle veel te geheimzinnig om
het u gemakkelijk te maken uw keu
ze te bepalen. Men kiest dan maar
recht vooruit en natuurlijk net ver
keerd. Want de lange steegpijp die
men dan met een gevoel van „alea
jacta est" aarzelend binnendringt,
mag een verduiveld curieus straat
je zijn, het is even weinig Arabisch
als de klompen- en molenfolklore uit
de toeristenfabriek Volendam Neder
lands is. Die tapijten-, zijde-, kralen-,
en aardewerkstalletjes die aan beide
zijden de straat op-puilen zijn dan ook
gedegen Europees verlakkerij-vak
werk.
En op de drempel van ieder win
kelgat staat een Arabier die op U ge
wacht heeft. Hij tikt u op de rug en
als ge u omdraait staart ge in een
ongewassen wijsvinger. Dat is een
opgewonden gelaat-onder-tulband,
waarvan het wijdopengespalkte lin
keroog bedekt is door een opvallend
verontrustend gezicht en iets in U
gaat hevig wensen dat gij de teerling
maar in uw broekzak had gehouden.
Ge rukt U los, maar twee stappen
verder arresteert U een ander lin
keroog met vinger en dan een derde
dito. Als ge er genoeg van gezien
hebt om uw zelfbeheersing te her
winnen hoort ge ook dat er onder al
die aangewezen ogen hevig gepraat
wordt en gaat ge begrijpen dat al
die griezeligheid slechts betekent:
kom 'ns gauw kijken, ik heb iets mag
nifieks voor je in mijn winkel en ik
kan je hier trouwens alles laten zien,
voor 'n gulden of wat gids ik je door
de hele Medina en geef ze nou maar,
want als ik niet met je meega kom
je d'r nooit meer uit.
Of dit betekent dat je zult verdwa
len dan wel dat de Fellagahs je ge
beente willen zien, wordt met supe
rieur intonatietalent aan je eigen een
zame gepeinzen ter overweging mee
gezonden, en je tilt zwaar aan die
vraag; maar de lange rue de l'Eglise
raakt ge toch uit en dan is daar een
donkere gang met Arabische taveer
nen aan beide zijden, als een inferno
weerklinkend van het happend taal
geluid en de snerpende keelzang in
kwart-tonen van ontallige moslems.
Inheemse koks rennen heen en
weer met tafel-grote bakplaten
vol met in suiker vastgebak
ken noten, met teilen en bakken boor
devol van een bruine, zurigriekende
spoeling, waarin olijven, visdelen,
vleesdraden, snippers van cactus
vruchten en granaatappel-kralen bij-
eendrijven. Met houten scheppen le
pelen zij die compost op grove hom
pen brood, kloppen er dan een twee
de broodhomp op toe, en ziedaar: de
tierende moslems vallen er op aan
als honden op een geurend bot.
Aan het eind van de gang raast
het witte licht geweldiger dan ooit.
Daar is een brede openheid tussen
de witte pleisterwanaen aer huizen
en recht tegenover U de eerste mos
kee achter ruime colonnaden en trap
pen, want zij ligt hoog boven het pla
vei. Gekroond met een sierrijke mi
naret van het robuste soort dat hier
inheems is, lokt zij U ijlings van de
duistere taveernen weg, maar bij de
trappen verkondigen Franse borden
dat het U ten strengste is verboden
naar boven te gaan als gij althans
geen Mohammedaan bent. Dat zijt ge
niet, wil ik hopen, en ge blijft bene
den staan staren naar die vreemd
soortige bouwvormen, waaraan te
veel eeuwen het aanschijn hebben ge
geven om er goed uit wijs te kunnen,
temeer omdat er heel wat zuilen en
kapitelen van antieke fora en Byzan
tijnse kerken in teruggevonden kun
nen worden. Als de waakse tempe-
liers-in-burnous die slechts schijn
baar baliekluiven in de hooggelegen
loggia wat al te attent op U worden
gaat ge weer voort, en nu kan mijn
pen het nauwelijks meer bijhouden.
Want wij komen in de souks, de oude
gildewijken waar ieder ambacht zijn
eigen marktwijk heeft: de souk der
tapijtwevers, de souk der linnenwe-
Van onze Parijse correspondent
Als op het ogenblik het publiek
zich verdringt om op de tentoon
stelling van de „Tuilerics" een blik
te kunnen werpen op een aantal
meesterwerken van de schilders die
het kleine Auvers op de hoorden
van de Oise wereldvermaard heb
ben gemaakt, dan is het niet alleen
omdat de exposities in deze galerij
altijd van een ontzaglijke kunst
historische betekenis zijn. Men
haast zich omdat een aantal der
werken, en daaronder juist de laat
ste yan Goghs, voor het eerst de
intimiteit van het huis van dr Ga
chet hebben verlaten, van Goghs
die zelfs in het herdenkingsjaai-
van diens dood niet voor enige ten
toonstelling uitgeleend zijn geweest.
Al zijn in de Tuileries de zeer gro
ten, een Cézanne, een Pissaro, een
Guillaumin en (zoveel dichter bij) 'n
Vlaminck er door belangrijke werken
vertegenwoordigd, toch is het van
Gogh, die domineert met wat zijn
vlammend genie in de frenesie, die
zijn tragische dood voorafging, heeft
voortgebracht. Men verwondert er
zich niet over, dat in een tuingezicht
de bomen tot hoogoplaaiend vuur
worden. Maar de ontroering dringt
diep door als men zich de meester
voorstelt tegenover de beide boeren
kinderen wier afbeelding de meester
greep wilde zijn naar het onvergan
kelijk portret.
Portretten
Dank zij de brieven van Vincent
aan zijn zuster Wilhelmina in die
dagen geschreven en thans door zijn
neef gepubliceerd, weet men welke
betekenis het portret voor van Gogh
had gekregen. „Wat me het meest
passioneert, veel meer dan de hele
rest in mijn vak, is het portret, het
moderne portretVan Gogh
schreef dat toen hij bezig was met
het portretteren van dr Gachet,
waarvan hij op 4 Juni 1890, zes we
ken voor zijn dood, ook aan zijn
broeder Theo schreef: „Ik werk aan
zijn (dr Gachet's) portretMr Ga
chet is absoluut fanatiek voor dat
portret en wil dat ik er een voor hem
maak, zo ik 't volstrekt als dit kan,
wat ik ook wens te doen". Het be
treft het portret van de collectie Kra-
marsky te New York en het op de
tentoonstelling aanwezige is de re
pliek daarvan, waarvan van Gogh
aan Gauguin schreef: „Thans heb ik
een portret van dr Gachet in de
droevige uitdrukking van onze tijd".
Dit portret is in 1905 op de ten
toonstelling in h'et Stedelijk Museum
van Amsterdam geweest. Het „ge
zicht in de tuin van dr Gachet" en
„De twee meisjes" evenals enige^
tekeningen en de weinige gravures,
die van Gogh ooit gemaakt heeft (op
aandringen van dr Gachet) zijn al
leen bekend bij hen die het huis van
deze arts mochten bezoeken.
*ypii?4
Pelgrimsoord
Vanwaar dan nu deze tentoonstel
ling? Vincent van Gogh was in de
lente van 1890 te Auvers aangekomen
het kleine plaatsje aan de Oise, twee
de Barbizon. Nog vermoeid van de
eenzaamheid in Saint-Rémy wil hij
dicht bij zijn broer Theo zijn, die ech
ter Parijs met het tumult van de
grootstad niet geschikt voor hem
acht. Pissarra, die niet meer in Pon-
toise is, denkt aan Auvers het kalme
dorp, waar dr Gachet woont, de
vriend van zoveel schilders, die ook
als geneesheer een gelukkige invloed
kan uitoefenen.
De grote vriendschap, die onmid
dellijk ontstaat en tot een volstrekfe
gastvrijheid heeft geleid, is niet tot
het einde toe bestand gebleven tegen
de wispelturigheden van de moeilijke
Vincent. Dr Gachet heeft hem na de
noodlottig teruggekeerde geestes
krankheid de ogen gesloten. Dr Ga
chet is een groot verzamelaar ge
weest van werken van de kunste
naars, met wie hij bevriend is ge
weest en zijn huis is een pelgrims
oord geweest voor de herinneringen
aan een groot aantal meesters, die te
Auvers en de streek van Seine en
Oise hebben gearbeid. Zijn zoon heeft
de traditie van zijn vader voortgezet
en de souvenirs der meesters niet
geexploiteerd.
Drie schenkingen
Bezorgd voor het lot der meester
werken, die de vreugde van hun
vader zijn geweest, hebben zoon en
dochter gemeend, dat het ontzaglijk
kostbare familiebezit aan de maat
schappij behoort te komen en daarom
hebben zij, in drie opeenvolgende
schenkingen het rijkste van hun col
lectie aan het houvre-museum ge
schonken. Dat begon vier jaren ge
leden met het waarschijnlijk te Saint-
Remy uitgevoerde zelfportret van
Van Gogh, dat als het beste wordt
beschouwd, en dat werd voortgezet
met schilderijen als het beroemde
kerkje van Auvers, de boerenwonin
gen, de gezichten op de Oise en dat
is geëindigd met de verbluffende
schenking van dit jaar, die het be
wijs kwam geven, dat er nog vorste
lijke schenkers zijn. Immers, zes Van
Goghs, vier Cézanne's, een Pissarro,
en drie Guillaumin's kwamen toen de
schenkingen van de familie Gachet
aan het Louvre voltooien.
Voor wat van Gogh betreft waren
er de beide tuingezichten bij: „In de
tuin van dr Gachet" en „Mej. Gachet
in de tuin", die zelfs nimmer afge
beeld zijn geweest. De „Kerk van
Auvers" is algemeen bekend, even
als het portret van dr Gachet met de
bekende gele pet, die in een vitrine
is tentoongesteld evenals het palet,
dat dr Gachet aan van Gogh had ge
leend. De „Hutten te Cordeville", het
prachtige stilleven van veldbloemen,
(in Rotterdam dit jaar nog aanwezig
op de tentoonstelling „Vier eeuwen
stilleven in Frankrijk), de nog nim
mer geëxposeerde stilleven „Rozen
„De twee meisjes" en het nog nim
mer geexposeerde stilleven „Rozen
en anemonen" dat alles vormt het
Louvre-bezit dat dit reeds zo over-
rijke museum aan de familie Gachet
dankt.
Men heeft echter ook de andere
werken, die van Gogh in zijn zo kort
verblijf te Auvers heeft gemaakt,
met de bovengenoemde werken wil
len verenigen, waarvoor het Athe
neummuseum van Helsinki, het
Weense kunsthistorisch Museum, het
City-Art museum van Saint-Louis,
't Kröller Müller-museum van Otter -
lo en een aantal particuliere verza
melaars werken hebben geleend.
Van Gogh in Auvers.... weinige
maanden slechts.... Bij de vreugde
het machtige werk te zien ondergaat
men toch de pijnlijke ontroering om
een geestelijke ondergang van een
grootmeester van licht en kleur.
„Gids voor Maatschappelijk Werk"
Deel I Uitg N. Samsom N.V.,
Alphen aan de Rijn.
Deuitgave van deze nieuwe gids voor
maatschappelijk werk stemt tot verheu
genis. Zij voorziet in een grote behoefte.
De gids van 1940, waarvoor zij in de
plaats komt, was reeds lang uitverkocht
en geheel verouderd. In deze nieuwe
gids, in opdracht van de Ned. Vereniging
voor Maatschappelijk Werk en met mede
werking van vele speciale deskundigen,
samengesteld door de op 5 Februari van
dit jaar overleden mr J. Everts en A.
Treurniet, weerspiegelt zich duidelijk de
snelle ontwikkeling, welke het maatschap
pelijk werk sedert 1940 heeft doorgemaakt
Terecht is er in deze gids van afge
zien, het begrip maatschappelijk werk te
omschrijven. Het woord „maatschappelijk
werk" is wel helemaal ingeburgerd. Maar
het begrip kan nog steeds niet op een
voor allen bevredigende wijze worden ge
definieerd Na een voortreffelijke alge
mene inleiding van wijlen mr J. Everts
wordt in dit eerste deel een overzicht
gegeven van de huidige vormen van
organisatie en samenwerking. Vervolgens
wordt de positie van de veelsoortige
„maatschappelijke werkers" geschetst,
terwijl besloten wordt met een reeks
beschrijvingen van voorzieningen voor
speciale groepen.
Deze laatste hoofdrubriek, welke 47
van de 63 hoofdstukken omvat, is inge
deeld naar de factoren, welke voorzienin
gen nodig maken.
Voor ieder, die hetzij direct hetzij zijde
lings zich met maatschappelijk werk be
zighoudt, zal deze 725 bladzijden tellen
de gids vele goede diensten kunnen be
wijzen.
Voor elk onderdeel wordt men in be
knopte overzichten op kundige wijze inge
licht. Tevens wordt men van de voor
naamste litteratuur op de hoogte gebracht.
Natuurlijk kan ook deze gids slechts
een momentopname geven van de huidige
situatie. Het is daarom verheugend, dat
de uitgever bereid is gebleken op gezette
tijden tegen minimumkosten supple
menten te doen verzorgen.
„Holland-Paradise of flowers"
(Nederland-Bloemenland), door
Charlotte Noë en W. Heybroek.
Uitg. Ploegsma, Amsterdam
In de loop der jaren heeft Nederland
een wijdverbreide faam gekregen als
bloemenland. Dit boekje laat zien, hoe
zeldzaam mooi de bloemen en planten
zowel de gekweekte als de wilde soorten
ons landschap en ons stadsbeeld sie
ren. Een keur van prachtige foto's toont
aan, dat het typische karakter van ons
land ook wordt bepaald door onze bloe
men in velerlei variatie en kleur. Op twee
tegenover elkaar liggende bladzijden vindt
men een close-up van een bepaalde
bloem en daarnaast dezelfde bloem in
landschap, park of tuin. Het boekje is er
volkomen in geslaagd de schoonheid van
de bloem in haar omgeving in het licht
te stellen. Voor alle liefhebbers van
bloemen een prachtige uitgave.
De tekst is geschreven door Charlotte
Noë, de foto's zijn van W. Heybroek.
„Aspecten van de industriële so
ciale psychologie" door dr F. van
Dooren Uitg. Het Spectrum,
Utrecht.
De sociale psychologie is een van de
sociale wetenschappen, die in onze uiterst
gecompliceerde maatschappij van toene
mend belang wordt. In ons land zijn er
de laatste tijd enige belangrijke werken
(Chorus; Oldendorff) over verschenen.
Zoals in alle moderne wetenschappen
is echter ook hier specialisatie geboden.
Een uiterst belangrijk onderdeel van het
sociaal-psychologische werkterrein is het
bedrijfsleven.
Dr van Dooren heeft in zijn proefschrift
enige aspecten hiervan belicht op een wij
ze, die zijn dissertatie stempelt tot een
belangwekkende publicatie op dit gebied.
Door de zeer „technische" terminologie,
waar de schrijver zich van bedient, is
zijn boek echter slechts voor insiders
leesbaar en verstaanbaar.
Met deze beperking is het stellig een
belangrijke aanwinst van de sociaal-psy
chologische literatuur.
Tenslotte willen wij er even opmerk'
zaarn opmaken, dat de volgorde na paid'
na 91 even niet klopt. Men moet dan
zoals uit de tekst moet worden opgemaakt
doorlezen op pagina 93 en hierna verder
gaan op pagina 92 en vervolgens op pa
gina 94- Daarna klopt het weer.
„Over Economie en humaniteit"
door prof. dr T. P. van der Kooy.
Uitg. Gebr. Zomer en Keunings Uit
geversmaatschappij Wageningen.
In dit boek heeft de schrijver een aan
tal wetenschappelijke opstellen over be
langrijke onderwerpen, gelegen op het
economische terrein in ruime zin, gebun
deld.
Het zijn in overwegende mate critischa
besprekingen van bepaalde publicaties.
Zo vindt men hierin behandeld: de ethi
sche norm en het economische leven;
de ethische norm en de wetenschap der
economie; de spanning tussen naastenlief
de en doelmatigheid; de norm der gerech
tigheid en de economie; de functie van do
ondernemer; de geestelijke achtergrond
van het socialisme en nog enige andere
interessante thema's.
Al bij al een belangwekkende uitgave,
welke velen zal interesseren.
„De twee meisjes" een der nog
onbekende werken van van Gogh.
de
„Kernvragen van de Universiteit"
Uitg. Van Keulen, Den Haag.
Ter gelegenheid van zijn dertiende lus
trum heeft het Collegium Studiosorum Ve
ritas van 1 tot 4 Juni j.l een congres ge
organiseerd over de centrale problemen
der universiteit. De op dit congres gehou
den referaten zijn thans onder bovenstaan
de titel in een extra-nummer van Het Ge
menebest gepubliceerd.
Over deze publicatie kunnen wij ons
slechts van harte verheugen. Het is alles
zins de moeite waard om in dit nummer
nader kennis te nemen van de belang
wekkende dingen, die hierin over de vor
ming van de student, de verhouding:
universiteit - levensbeschouwing en die
van universiteit en volk gezegd worden.
Voor allen, die belang stellen in de pro
blematiek van de moderne universiteit,
een interessante uitgave.
30 Jaar onder de aarde, door Nor-
bert Casteret. J.H.de Bussy,
Amsterdam.
Het onderzoek der grotten de spe
leologie is heden ten dage een soort
wetenschappelijke sport geworden. Spor
tieve geleerden en onderzoekers dalen in
de ingewanden der aarde af en doen er
wonderlijke ontdekkingen. Norbert Caste
ret is een van hen. Ook hij waagde her
haaldelijk zijn leven en beleefde bijzonde
re dingen. Hij vertelt van zijn ervaringen
op prettige vijze en maakt zijn lezers met
tal van interessante bijzonderheden ver
trouwd. ffisn actueel en lezenswaardig
boejfc pakkende wijze geïllustreerd.