Een heel register van open straatpijpen ONBEKENDE VAN f IN DE MEDINA EN KASBA VAN TUNIS uit het huis van dr Gachet DINSDAG 7 DECEMBER 1954 PAGINA 6 Tussen Trapani en Tunis enige verticale kilometers hoog gezeten boven de turkoise rimpelfrutsels van een feestdaagse Middellandse Zee, een stevige band om de len denen gegespt en het oog toe gangspoort tot de gedachte en tot het hazenhart verachtelijk af gewend van het spuugzakje dat er overigens uitziet alsof het be stemd was om er een kerstca deautje in te verpakken, neemt de luchtreiziger-voor-één-uur en van-de-eerste-keer tussen al zijn heimelijke vrezen een schone herinnering mee aan het land dat hij zojuist ontstegen is: Sicilië, tot heden zijn verste avontuur in den onveiligen vreemde, nu de eigen ophaalbrug van zijn eigen veilig erf. Zijn ogen nog warm- beiinteld van de rosgouden kleurstraling in die kristallen lichtwereld die nu als een versle ten flard van een stippeltjes- en streepjestapijt al ver achter hem in zee ligt verwonderlijk hoe die ruige wereld van bovenaf zulk een net-gékleurd patroon laat zien vraagt hij zich af wat Afrika voor een gezicht zal heb ben, of liever wat voor gezicht het tegen hem zal zetten. Hij kan zich nu eenmaal het stellen van domme vragen niet afleren, noch het zich geven van domme ant- woorden, al is hij nog net wijs genoeg die niet te geloven. Maar in zijn existentie heeft er nooit iets bestaan dat zijn innerlijke vrede zo ondraaglijk uitput als het op weg zijn naar een onbe kend gebied, als zich te bevinden in het niemandsland der verbeel ding. Of hij wil of niet, hij moet dat appaiseren, hij moet de ver- beeldingsleegte vullen want die is hem ademnoodEn hij vult ze met wat zinnen die hij gelezen heeft, met wat fotografieën en beeldflarden uit de bioscoop: Casablanca, Pépé le Moko, de duizend en één Arabische nach ten. Maar dat is allemaal ten Oosten of ten Westen van wat hij zien gaat en de beelden slagen er toch niet in iets werkelijks te krijgen. De andere wereld Walm der kasba Alea facta est Souks I Dan ligt daar links ineens Cap Bon onder de vleugels en de ademnood der verbeelding houdt op. Want van nu af gaan de ogen het weer vertel len en dat is zulk groot geluk dat het niet eens deert dat zij voorlopig in 't geheel niets vreemds rapporteren Een lange rafel-rand Afrika als een bleke lap jute, vol stoppen en grove mazen, slordig versteld. Tien minu ten later zwenkt de L.A.I.-vogel de golf van Carthago over en begint rap te dalen. En daar komt Afrika om hoog: rosblond en bruinoker, vlakte en bergen en de steden als verstrooi de resten droge sneeuw. Als dat al les vorm gaat krijgen, palmen en olijven, een kudde schapen, grote vierkante putten met lemen muren in de akkers, torens en koepels, men sen langs de weg in lange plooigewa- den, dan krijgt het ook vaart en be gint in razende snelheid onder U uit te rennen. Een groot meer, een blin kende rechte baan en stap maar uit, we zijn er. Van het vliegveld naar de stad een palmenweg langs smakeloze villa's in quasi Arabische stijl en langs het onmetelijke blauwe meer waardoor Tunis nog in verbinding staat met de zee. Maar tussen dat water en de weg een vlakte gronds, branddor onder de zon, de Noorderling een steppe waardoorheen te voet of per ezel Afri kanen in allerlei wonderlijke kleder dracht op weg zijn naar het een of ander doel. En dat schouwspel is het eerste opwindende rapport der ogen. Dit is „de andere wereld", het nog ongekende; en een visioen doemt op dat men zich later, op weg naar Ka'*- iroean zal herinneren: een land zon der wegen, waaroverheen de men sen zich bewegen met het richtings instinct van dieren; oud-testamenti- sche vrouwen en meisjes met bedekt gelaat en slepende gewaden; buikige amphoren, volgeladen manden of ba len dragende op 't hoofd, rhythmisch gaande als in vrome dans welks pracht culmineert in de klassieke schoonheid van een fiere hals, een schoonheid des te edeler omdat de dungeweven sluier die van het hoofd afhangt erdoor getekend wordt. Ge baarde mannen, donkere en bijna blanke, barrevoets en met de staf in de hand als een Sint Joseph, op het hoofd een lage, donkerrode fez of een vochtig geworden tulband, gehuld in burnous of in Apostelmantels waar van een slip in zwierige plooival over de schouder is teruggeslagen; van dichtbij blijkt al die kledij uit louter vodden en lompen te bestaan, maar men kan niet koninklijker zich tooi en met zijde of hermelijn. Kinderen, veeltallig, gaan in de stoeten mee; dan nog een bok en 'n paar geiten, en meestal een ezeltje zo zwaar be laden dat men er enkel het verduldig hoofd, vier bedaarde ezelvoeten en het kwastje van zijn staart van ziet. Maar het visioen, compleet met pal men en cacteeën en met hier en daar de schokkende glimp van lemen en strooien hutten en zwartige groepen tent —of zijn het mesthopen die daar walmen in de trillende hitte wordt nog niet gehéél werkelijk: men raast eraan voorbij in een Westerse auto bus op een Westerse asphaltweg. En nu worden de villa's straten, men passeert een circus en net niet een lunapark, want als dat in zicht is draait de bus de stad in; men is in Tunis. CfCO Ua^> Tekening Ko Sarneel vers, de souk der zijdewevers, der hagks en khidous, der kantwerkers en borduurders; de souks der meu belmakers en der pottenbakkers, de souks der slagers en visverkopers, der bakkers en fruittelers, der voge laars, mandenmakers en kopersla gers. Als takken aan een boom, als een stelsel van aderen en bloedvaten ontspringen die souks aan het hart der Medina; de „Moskee van de olijf boom" en met de kleurenwoede van bloemslingers en de leef- en beweeg- drift van rivieren stromen zij van daar alle windstreken in, nu reeds als geulen onder de zon, dan als boor- pijpen onder gewelven of dakspan ten door, ergens dwars door oude moskeezalen en gaanderijen heen met getordeerde of felbeschilderde zuilen en oud-arabische kapitalen; zich vernauwend of verbredend, ten slotte onder holle poorten door dwars door hekken en deuren die ieder ogen blik achter u in het slot kunnen val len maar de gulzigheid der ogen is sterker dan de vrees voorbij alle bedrijvigheid uitkronkelend in laby rinthen van impasses en zo enge slop pen dat ge bei uw schouders schuurt aan de wanden der hokkige huizen of gestuit wordt doordat een vaal pak vodden voor uw voeten ligt (Het is een mens, maar dat weet ge later pas, als ge erover gestruikeld bent, de zoveelste keer dat het daar vóór u lag). Zolang gij in de souks der kunstnij- veren omgaat is die middeleeuwse wereld u een loutere sprookjesweel de. Ja, vergis u niet. Wat daar te koop hangt als ware het louter vlag en wapperwimpel om een feest op te luisteren, wat daar glinstert en fonkelt het komt bijna alles uit Europa. Zelfs hier in eigen huis kun nen berber- en arabhanden niet con curreren tegen die verre fabriek aan de overzijde van de zee. Het is Fran se en Italiaanse handel die er bedre ven wordt in het comfortabelste deel der Medina, al zijn het ook fez- en tulbandhoofden die het u aanprijzen. In de buurt van de kasba is het an ders. Misschien hebt ge u bij de Hal len in Parijs wat benauwd gevoeld bij een wandeling langs de slagers kraampjes en de vistenten. Misschien zijt ge in Napels of Palermo wat ziek geworden bij het zien van de toon banken vol kwallen en poliepen on der trossen van gevilde lammeren en darmen vol vuil en vliegen, en vooral van de geuren waarmee dat alles u in de narinen steeg. Dat alles is niets bij de vervuiling en de ontbinding op de voedselmark- ten der Afrikanen. De geur ervan hangt in heel de Medina en in elk Arabisch huis en zij walmt uit elke burnous die opwaait in de wind. Zeg niet dat die mensen nu eenmaal zo zijn, dat Westerse hygiëne en verfij ning aan hen niet besteed zouden blijken. Want het is hun armoe, het is de wanhoop van hun uitzichtloze armoe waardoor hun bitterste ellen de hun enig huis is geworden; het enige waaraan zij hun liefde kunnen hechten omdat het 't enige is dat hun zeker trouw blijft en nimmer terug neemt wat het geeft. Ko Sarneel GOGHS Nu ja, het kon ook een wijk van Parijs zijn niet de schoonste dan, wel een van de jongere en in elk ge val van de rijkere buurten. Een im ponerende boulevard met in het mid den een breed wandelterrein en abundant geboomte, onderbroken door een echt Frans nationaal plein. Geflankeerd door hotels en biosco pen, bankgebouwen en al wat des kapitalisten zij; aan het plein de re sidentie en een allerafschuwelijkst weidse kathedraal. Tussen dat alles een oorverdovend gedruis want het is hier even druk als op de Champs Elysées maar het zal u spoedig duidelijk genoeg worden een la- waaistop beproeven in het land van berbers en arabs is belachelijk. Het getier aan uw oorschelp zou dan ook het enige Afrikaanse zijn dat hier te beleven viel, waren er niet ook de armen. O Armoe, Napels en Palermo krijgen al de haar toegedroomde glans weerom als ik uw aanschijn zie in trots Afrique du Nord, als daar de lepra van uw naam mij aan de mouwen klit en voor mijn voeten hurkt in elke straat die ik betreed, als daar uw adem tot mij spreekt uit zwarte mondkraters in venerisch uitgevreten gezichten met een sterf- geur die mij tot voor mijn hotelbed achtervolgt. Men heeft zijn Guide Bleu en weet dus waar de Medina te vinden, het oude stadsgedeelte, waar de indige nes leven, waar tram noch auto ko men, die er schroomvallig in een weids ovaal omheen circuleren. Tot aan de oude Poste de France aan het eind der grote Boulevard, door de Arabs nog altijd de Zeepoort ge noemd, is Tunis Europees. Daarach ter ligt het front der Medina met een heel register van open straatpij pen, alle veel te geheimzinnig om het u gemakkelijk te maken uw keu ze te bepalen. Men kiest dan maar recht vooruit en natuurlijk net ver keerd. Want de lange steegpijp die men dan met een gevoel van „alea jacta est" aarzelend binnendringt, mag een verduiveld curieus straat je zijn, het is even weinig Arabisch als de klompen- en molenfolklore uit de toeristenfabriek Volendam Neder lands is. Die tapijten-, zijde-, kralen-, en aardewerkstalletjes die aan beide zijden de straat op-puilen zijn dan ook gedegen Europees verlakkerij-vak werk. En op de drempel van ieder win kelgat staat een Arabier die op U ge wacht heeft. Hij tikt u op de rug en als ge u omdraait staart ge in een ongewassen wijsvinger. Dat is een opgewonden gelaat-onder-tulband, waarvan het wijdopengespalkte lin keroog bedekt is door een opvallend verontrustend gezicht en iets in U gaat hevig wensen dat gij de teerling maar in uw broekzak had gehouden. Ge rukt U los, maar twee stappen verder arresteert U een ander lin keroog met vinger en dan een derde dito. Als ge er genoeg van gezien hebt om uw zelfbeheersing te her winnen hoort ge ook dat er onder al die aangewezen ogen hevig gepraat wordt en gaat ge begrijpen dat al die griezeligheid slechts betekent: kom 'ns gauw kijken, ik heb iets mag nifieks voor je in mijn winkel en ik kan je hier trouwens alles laten zien, voor 'n gulden of wat gids ik je door de hele Medina en geef ze nou maar, want als ik niet met je meega kom je d'r nooit meer uit. Of dit betekent dat je zult verdwa len dan wel dat de Fellagahs je ge beente willen zien, wordt met supe rieur intonatietalent aan je eigen een zame gepeinzen ter overweging mee gezonden, en je tilt zwaar aan die vraag; maar de lange rue de l'Eglise raakt ge toch uit en dan is daar een donkere gang met Arabische taveer nen aan beide zijden, als een inferno weerklinkend van het happend taal geluid en de snerpende keelzang in kwart-tonen van ontallige moslems. Inheemse koks rennen heen en weer met tafel-grote bakplaten vol met in suiker vastgebak ken noten, met teilen en bakken boor devol van een bruine, zurigriekende spoeling, waarin olijven, visdelen, vleesdraden, snippers van cactus vruchten en granaatappel-kralen bij- eendrijven. Met houten scheppen le pelen zij die compost op grove hom pen brood, kloppen er dan een twee de broodhomp op toe, en ziedaar: de tierende moslems vallen er op aan als honden op een geurend bot. Aan het eind van de gang raast het witte licht geweldiger dan ooit. Daar is een brede openheid tussen de witte pleisterwanaen aer huizen en recht tegenover U de eerste mos kee achter ruime colonnaden en trap pen, want zij ligt hoog boven het pla vei. Gekroond met een sierrijke mi naret van het robuste soort dat hier inheems is, lokt zij U ijlings van de duistere taveernen weg, maar bij de trappen verkondigen Franse borden dat het U ten strengste is verboden naar boven te gaan als gij althans geen Mohammedaan bent. Dat zijt ge niet, wil ik hopen, en ge blijft bene den staan staren naar die vreemd soortige bouwvormen, waaraan te veel eeuwen het aanschijn hebben ge geven om er goed uit wijs te kunnen, temeer omdat er heel wat zuilen en kapitelen van antieke fora en Byzan tijnse kerken in teruggevonden kun nen worden. Als de waakse tempe- liers-in-burnous die slechts schijn baar baliekluiven in de hooggelegen loggia wat al te attent op U worden gaat ge weer voort, en nu kan mijn pen het nauwelijks meer bijhouden. Want wij komen in de souks, de oude gildewijken waar ieder ambacht zijn eigen marktwijk heeft: de souk der tapijtwevers, de souk der linnenwe- Van onze Parijse correspondent Als op het ogenblik het publiek zich verdringt om op de tentoon stelling van de „Tuilerics" een blik te kunnen werpen op een aantal meesterwerken van de schilders die het kleine Auvers op de hoorden van de Oise wereldvermaard heb ben gemaakt, dan is het niet alleen omdat de exposities in deze galerij altijd van een ontzaglijke kunst historische betekenis zijn. Men haast zich omdat een aantal der werken, en daaronder juist de laat ste yan Goghs, voor het eerst de intimiteit van het huis van dr Ga chet hebben verlaten, van Goghs die zelfs in het herdenkingsjaai- van diens dood niet voor enige ten toonstelling uitgeleend zijn geweest. Al zijn in de Tuileries de zeer gro ten, een Cézanne, een Pissaro, een Guillaumin en (zoveel dichter bij) 'n Vlaminck er door belangrijke werken vertegenwoordigd, toch is het van Gogh, die domineert met wat zijn vlammend genie in de frenesie, die zijn tragische dood voorafging, heeft voortgebracht. Men verwondert er zich niet over, dat in een tuingezicht de bomen tot hoogoplaaiend vuur worden. Maar de ontroering dringt diep door als men zich de meester voorstelt tegenover de beide boeren kinderen wier afbeelding de meester greep wilde zijn naar het onvergan kelijk portret. Portretten Dank zij de brieven van Vincent aan zijn zuster Wilhelmina in die dagen geschreven en thans door zijn neef gepubliceerd, weet men welke betekenis het portret voor van Gogh had gekregen. „Wat me het meest passioneert, veel meer dan de hele rest in mijn vak, is het portret, het moderne portretVan Gogh schreef dat toen hij bezig was met het portretteren van dr Gachet, waarvan hij op 4 Juni 1890, zes we ken voor zijn dood, ook aan zijn broeder Theo schreef: „Ik werk aan zijn (dr Gachet's) portretMr Ga chet is absoluut fanatiek voor dat portret en wil dat ik er een voor hem maak, zo ik 't volstrekt als dit kan, wat ik ook wens te doen". Het be treft het portret van de collectie Kra- marsky te New York en het op de tentoonstelling aanwezige is de re pliek daarvan, waarvan van Gogh aan Gauguin schreef: „Thans heb ik een portret van dr Gachet in de droevige uitdrukking van onze tijd". Dit portret is in 1905 op de ten toonstelling in h'et Stedelijk Museum van Amsterdam geweest. Het „ge zicht in de tuin van dr Gachet" en „De twee meisjes" evenals enige^ tekeningen en de weinige gravures, die van Gogh ooit gemaakt heeft (op aandringen van dr Gachet) zijn al leen bekend bij hen die het huis van deze arts mochten bezoeken. *ypii?4 Pelgrimsoord Vanwaar dan nu deze tentoonstel ling? Vincent van Gogh was in de lente van 1890 te Auvers aangekomen het kleine plaatsje aan de Oise, twee de Barbizon. Nog vermoeid van de eenzaamheid in Saint-Rémy wil hij dicht bij zijn broer Theo zijn, die ech ter Parijs met het tumult van de grootstad niet geschikt voor hem acht. Pissarra, die niet meer in Pon- toise is, denkt aan Auvers het kalme dorp, waar dr Gachet woont, de vriend van zoveel schilders, die ook als geneesheer een gelukkige invloed kan uitoefenen. De grote vriendschap, die onmid dellijk ontstaat en tot een volstrekfe gastvrijheid heeft geleid, is niet tot het einde toe bestand gebleven tegen de wispelturigheden van de moeilijke Vincent. Dr Gachet heeft hem na de noodlottig teruggekeerde geestes krankheid de ogen gesloten. Dr Ga chet is een groot verzamelaar ge weest van werken van de kunste naars, met wie hij bevriend is ge weest en zijn huis is een pelgrims oord geweest voor de herinneringen aan een groot aantal meesters, die te Auvers en de streek van Seine en Oise hebben gearbeid. Zijn zoon heeft de traditie van zijn vader voortgezet en de souvenirs der meesters niet geexploiteerd. Drie schenkingen Bezorgd voor het lot der meester werken, die de vreugde van hun vader zijn geweest, hebben zoon en dochter gemeend, dat het ontzaglijk kostbare familiebezit aan de maat schappij behoort te komen en daarom hebben zij, in drie opeenvolgende schenkingen het rijkste van hun col lectie aan het houvre-museum ge schonken. Dat begon vier jaren ge leden met het waarschijnlijk te Saint- Remy uitgevoerde zelfportret van Van Gogh, dat als het beste wordt beschouwd, en dat werd voortgezet met schilderijen als het beroemde kerkje van Auvers, de boerenwonin gen, de gezichten op de Oise en dat is geëindigd met de verbluffende schenking van dit jaar, die het be wijs kwam geven, dat er nog vorste lijke schenkers zijn. Immers, zes Van Goghs, vier Cézanne's, een Pissarro, en drie Guillaumin's kwamen toen de schenkingen van de familie Gachet aan het Louvre voltooien. Voor wat van Gogh betreft waren er de beide tuingezichten bij: „In de tuin van dr Gachet" en „Mej. Gachet in de tuin", die zelfs nimmer afge beeld zijn geweest. De „Kerk van Auvers" is algemeen bekend, even als het portret van dr Gachet met de bekende gele pet, die in een vitrine is tentoongesteld evenals het palet, dat dr Gachet aan van Gogh had ge leend. De „Hutten te Cordeville", het prachtige stilleven van veldbloemen, (in Rotterdam dit jaar nog aanwezig op de tentoonstelling „Vier eeuwen stilleven in Frankrijk), de nog nim mer geëxposeerde stilleven „Rozen „De twee meisjes" en het nog nim mer geexposeerde stilleven „Rozen en anemonen" dat alles vormt het Louvre-bezit dat dit reeds zo over- rijke museum aan de familie Gachet dankt. Men heeft echter ook de andere werken, die van Gogh in zijn zo kort verblijf te Auvers heeft gemaakt, met de bovengenoemde werken wil len verenigen, waarvoor het Athe neummuseum van Helsinki, het Weense kunsthistorisch Museum, het City-Art museum van Saint-Louis, 't Kröller Müller-museum van Otter - lo en een aantal particuliere verza melaars werken hebben geleend. Van Gogh in Auvers.... weinige maanden slechts.... Bij de vreugde het machtige werk te zien ondergaat men toch de pijnlijke ontroering om een geestelijke ondergang van een grootmeester van licht en kleur. „Gids voor Maatschappelijk Werk" Deel I Uitg N. Samsom N.V., Alphen aan de Rijn. Deuitgave van deze nieuwe gids voor maatschappelijk werk stemt tot verheu genis. Zij voorziet in een grote behoefte. De gids van 1940, waarvoor zij in de plaats komt, was reeds lang uitverkocht en geheel verouderd. In deze nieuwe gids, in opdracht van de Ned. Vereniging voor Maatschappelijk Werk en met mede werking van vele speciale deskundigen, samengesteld door de op 5 Februari van dit jaar overleden mr J. Everts en A. Treurniet, weerspiegelt zich duidelijk de snelle ontwikkeling, welke het maatschap pelijk werk sedert 1940 heeft doorgemaakt Terecht is er in deze gids van afge zien, het begrip maatschappelijk werk te omschrijven. Het woord „maatschappelijk werk" is wel helemaal ingeburgerd. Maar het begrip kan nog steeds niet op een voor allen bevredigende wijze worden ge definieerd Na een voortreffelijke alge mene inleiding van wijlen mr J. Everts wordt in dit eerste deel een overzicht gegeven van de huidige vormen van organisatie en samenwerking. Vervolgens wordt de positie van de veelsoortige „maatschappelijke werkers" geschetst, terwijl besloten wordt met een reeks beschrijvingen van voorzieningen voor speciale groepen. Deze laatste hoofdrubriek, welke 47 van de 63 hoofdstukken omvat, is inge deeld naar de factoren, welke voorzienin gen nodig maken. Voor ieder, die hetzij direct hetzij zijde lings zich met maatschappelijk werk be zighoudt, zal deze 725 bladzijden tellen de gids vele goede diensten kunnen be wijzen. Voor elk onderdeel wordt men in be knopte overzichten op kundige wijze inge licht. Tevens wordt men van de voor naamste litteratuur op de hoogte gebracht. Natuurlijk kan ook deze gids slechts een momentopname geven van de huidige situatie. Het is daarom verheugend, dat de uitgever bereid is gebleken op gezette tijden tegen minimumkosten supple menten te doen verzorgen. „Holland-Paradise of flowers" (Nederland-Bloemenland), door Charlotte Noë en W. Heybroek. Uitg. Ploegsma, Amsterdam In de loop der jaren heeft Nederland een wijdverbreide faam gekregen als bloemenland. Dit boekje laat zien, hoe zeldzaam mooi de bloemen en planten zowel de gekweekte als de wilde soorten ons landschap en ons stadsbeeld sie ren. Een keur van prachtige foto's toont aan, dat het typische karakter van ons land ook wordt bepaald door onze bloe men in velerlei variatie en kleur. Op twee tegenover elkaar liggende bladzijden vindt men een close-up van een bepaalde bloem en daarnaast dezelfde bloem in landschap, park of tuin. Het boekje is er volkomen in geslaagd de schoonheid van de bloem in haar omgeving in het licht te stellen. Voor alle liefhebbers van bloemen een prachtige uitgave. De tekst is geschreven door Charlotte Noë, de foto's zijn van W. Heybroek. „Aspecten van de industriële so ciale psychologie" door dr F. van Dooren Uitg. Het Spectrum, Utrecht. De sociale psychologie is een van de sociale wetenschappen, die in onze uiterst gecompliceerde maatschappij van toene mend belang wordt. In ons land zijn er de laatste tijd enige belangrijke werken (Chorus; Oldendorff) over verschenen. Zoals in alle moderne wetenschappen is echter ook hier specialisatie geboden. Een uiterst belangrijk onderdeel van het sociaal-psychologische werkterrein is het bedrijfsleven. Dr van Dooren heeft in zijn proefschrift enige aspecten hiervan belicht op een wij ze, die zijn dissertatie stempelt tot een belangwekkende publicatie op dit gebied. Door de zeer „technische" terminologie, waar de schrijver zich van bedient, is zijn boek echter slechts voor insiders leesbaar en verstaanbaar. Met deze beperking is het stellig een belangrijke aanwinst van de sociaal-psy chologische literatuur. Tenslotte willen wij er even opmerk' zaarn opmaken, dat de volgorde na paid' na 91 even niet klopt. Men moet dan zoals uit de tekst moet worden opgemaakt doorlezen op pagina 93 en hierna verder gaan op pagina 92 en vervolgens op pa gina 94- Daarna klopt het weer. „Over Economie en humaniteit" door prof. dr T. P. van der Kooy. Uitg. Gebr. Zomer en Keunings Uit geversmaatschappij Wageningen. In dit boek heeft de schrijver een aan tal wetenschappelijke opstellen over be langrijke onderwerpen, gelegen op het economische terrein in ruime zin, gebun deld. Het zijn in overwegende mate critischa besprekingen van bepaalde publicaties. Zo vindt men hierin behandeld: de ethi sche norm en het economische leven; de ethische norm en de wetenschap der economie; de spanning tussen naastenlief de en doelmatigheid; de norm der gerech tigheid en de economie; de functie van do ondernemer; de geestelijke achtergrond van het socialisme en nog enige andere interessante thema's. Al bij al een belangwekkende uitgave, welke velen zal interesseren. „De twee meisjes" een der nog onbekende werken van van Gogh. de „Kernvragen van de Universiteit" Uitg. Van Keulen, Den Haag. Ter gelegenheid van zijn dertiende lus trum heeft het Collegium Studiosorum Ve ritas van 1 tot 4 Juni j.l een congres ge organiseerd over de centrale problemen der universiteit. De op dit congres gehou den referaten zijn thans onder bovenstaan de titel in een extra-nummer van Het Ge menebest gepubliceerd. Over deze publicatie kunnen wij ons slechts van harte verheugen. Het is alles zins de moeite waard om in dit nummer nader kennis te nemen van de belang wekkende dingen, die hierin over de vor ming van de student, de verhouding: universiteit - levensbeschouwing en die van universiteit en volk gezegd worden. Voor allen, die belang stellen in de pro blematiek van de moderne universiteit, een interessante uitgave. 30 Jaar onder de aarde, door Nor- bert Casteret. J.H.de Bussy, Amsterdam. Het onderzoek der grotten de spe leologie is heden ten dage een soort wetenschappelijke sport geworden. Spor tieve geleerden en onderzoekers dalen in de ingewanden der aarde af en doen er wonderlijke ontdekkingen. Norbert Caste ret is een van hen. Ook hij waagde her haaldelijk zijn leven en beleefde bijzonde re dingen. Hij vertelt van zijn ervaringen op prettige vijze en maakt zijn lezers met tal van interessante bijzonderheden ver trouwd. ffisn actueel en lezenswaardig boejfc pakkende wijze geïllustreerd.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 6