MONSIGNOR KNOX, auteur van Bijbel
commentaren en detective-verbalen
Diptiek van
de Ref o rmatie
in Eneeland
en
Van den Berghe
in het Van Abbe-
museum
NIEUWE ROMAN VAN WILLIAM BARRETT
Er zijn talloze romans geschre
ven over een gewetensconflict,
maar het is iets anders om zulk
een conflict binnen het geweten
tot ontknoping te brengen, d.w.z
zonder natuurramp, moord of
zelfmoord. Het is gemakkelijk
om naar het antwoord van Góds
oordeel te verwijzen; maar wij
vragen naar het antwoord, dat de
Kerk ons hier en nu kan geven.
Wij moeten immers verder leven
met ons geschonden geweten. Nu
is het antwoord, dat een pastoor
met de moraal-theologie in de
hand kan geven meestal minder
spectaculair dan de gebeurtenis,
die wij als een antwoord van God
zelf interpreteren, het geeft
weinig kans op een s pannende
climax, maar het is niet minder
verlossend, omdat het meestal het
enige antwoord is, dat wij krijgen
kunnen.
Boeiend verhaal
ZATERDAG 18 DECEMBER 1954 PAGINA S
Fundamenteel anders
Zoals overal elders
Verbondenheid
CONSTANT PERMEKE
Dorp in de lente
Een geleerde
Een dichter
Verhelderende gids
Over het Scheppingsverhaal
Een monument voltooid
Een onstuimige
Het geheimzinnige kapittel
Mgr Ronald Knox
Rusland-En geland
Schaduw der beelden
William Barett, de Amerikaanse ka
tholieke schrijver, die door zijn roman
„Gods Linkerhand" reeds bekend is om
zijn rijke fantasie, heeft in zijn nieuwe
roman „De schaduw der beelden" 1),
die speelt in het hedendaagse Ameri
ka, het verhaal getekend van zulk een
gewetensconflict, dat onontkoombaar
slechts één antwoord kan krijgen: het
antwoord van de Kerk. De titel van
het boek is ontleend aan een bekend
citaat uit Plato's Politeia, waarin deze
voorstelt, hoe alle dingen, die wij zien
slechts schaduwen zijn van de „echte"
werkelijkheid. Dat is het hoofdthema
van het boek
Beverley, dat zijn geloof belachelijk
maakt een dweept met liberale ideeën.
Zij koopt een beeld van de duivel om
haar vriend te ergeren, maar komt
langzamerhand geheel in de ban daar
van. Wanneer zij een kind verwacht
van Paul enscèneert zij een aanranding
Tom leidt het onderzoek; zijn verloofde
wijst hem op feiten, die het geval zeer
onwaarschijnlijk maken en breekt zelfs
hun verhouding af, maar hij geiooft
Beverley. Politie ervaring en rasvoor
oordeel spelen daarbij een grote rol: hij
zorgt, dat de drie Spaans-Amerikanen,
drie beruchte types, die zij als daders
aanwijst een zware straf krijgen.
Een jaar later doodt Beverley haar
kind en Tom ontdekt de waarheid. Het
uitspreken van zijn verdenking kost
hem de vriendschap van zijn broer,
maar hij inoet het onrecht herstellen.
Doch er is niets meer aan te doen; de
officier van justitie, gouverneur van de
staat geworden, wenst geen opzienba
rende herziening en ieder ander middel
is slechts mogelijk door hen, die h et
gezag ondermijnen, dat hij dient. Dan
gaat Tom naar een priester om ant
woord.
Rond dit thema zijn echter nog vele
andere gesponnen. Liefde, godsdienst,
verantwoordelijkheid en vele andere pro
blemen komen aan de orde. Met een
overvloed van détails tekent de schrij
ver de rechtsverkrachting, politieke
corruptie, rassendiscriminatie en mis
daad, die mede het beeld van een grote
Amerikaanse stad bepalen.
Men kan Barrett niet op een lijn
stellen met de grote Katholieke roman
ciers van deze tijd. Zijn stijl geeft geen
bijzonder literair genot en de psycholo-
•gie van zijn figuren is niet altijd even
overtuigend, maar hij stelt de noden
van deze tijd onomwonden aan de orde
en hij heeft bovendien een boeiend ver
haal geschreven met soms interessante
details, een verhaal waarmee men zich
menige lange winteravond kan ontspan
nen
1) Uitg. De Fontein, Utreóht.
Het decor is een stad in het Westen
van de Verenigde Staten, waar het gro- i
te sociale probleem gevormd wordt
door de Spaans-Amerikanen, geronseld
voor de suikerbietencampagnes en daar
na aan hun lot overgelaten, als wrak
hout aangespoeld in de grote stad, waar
zij zich weldra bezig houden met alle
vormen van misdaad.
Tom Logan, politieinspecteur in het
district der Spaans-Amerikanen, is door
zijn schijnbaar hopeloos werk verbit
terd en van zijn geloof vervreemd. Zijn
broer Paul, student, is met de mond
een militant Katholiek, maar raakt ge
heel onder de invloed van het meisje
drie de meest dichterlijke, de aristo
craat. de fijnzinnige compositeur onder
wiens hand zich alles tot evenwicht en
klaarheid ordent. Er is iets van droefe
nis in bijna al zijn werken en een zacht
ingehouden verlangen in de gelaten en
de gebaren, de landschappen en de
simpele dingen, die hij schildert, maar
onder haar matte oppervlak schijnt me
nigmaal de kleur te branden van rood
vuur dat de bedwongen vurigheid van
zijn hart verraadt. Hij peilt de boeren
en de meisjes, de kinderen „van to
lande" wier wereld hij zo gaarne schil
dert met fijne psychologie.
Ze wisten nauwelijks wat ze wilden,
de drie die rond 1908 als bij toeval te
Sint Martens-Laethem op een en het
zelfde atelier waren terechtgekomen.
Die latere zegevierende rebellen tegen
het impressionisme zijn daar als de
tweede Latemse Groep begonnen zoals
er enige jaren tevoren de Saedeleer be
gonnen was: impressionistisch in de al
omtegenwoordige ban van Claus, die te
Astene vlak bij Laethem aan de Leie
woonde.
Permeke en De Smet troffen te Lae
them twee companen, die er nog van
den Abeele, Minne, de van de Woes-
tijnes en de drukker Jules de Praetere
aan het werk hadden gezien (en ook
de Nederlander Niekerk), n.l. Frits v.d.
Berghe en Albert Servaes. Van dezen
leerden zij dingen, die hun als openba
ringen van hun eigen wezen moeten
zijn geweest en als de losmaking, de
ontboeiing van een geweld, dat daarna
uit hen losbrak als de stroom van een
rivier. De ontdekking, dat men funda
menteel anders kon schilderen dan als
registrator van door het oog geziene
lijnheden was reeds een bevrijding
Maar de ontdekking dat schilderen een
vrij uitstromen van het eigen gemoed
kon zijn, zelfmachtig, en de dronken
schap van het uilstromen zelf, waren
zulk een allesvernieuwend geluk, dat er
geen andere realiteit ter wereld nog
mogelijk scheen: zij waren, die eerste
lijd, dan ook gedrieën één stroom, een
en dezelfde.
Zelfs nog nadat zij reeds uiteen wa
ren gegaan, geleken hun werken aan
vankelijk zozeer op elkaar, dat zonder
de signaturen nauwelijks meer zou zijn
uit te maken, welk ervan door Permeke,
door Van den Berghe of door De Smet
is geschilderd.
Maar zonder dat zjj het wisten, volg
den die Latemers dezelfde geheimzin
nige bevelen op als waaraan tegelijker
tijd in Duitsland Noorwegen en het Cos-
mopolieten-wereldje van Parijs werd ge
hoorzaamd, voltrokken zij dezelfde ver
nieuwing in de kunst, die door Franz
Mare en de zijnen, door Miinch, door
Chagall voltrokken werd en die er
gens ongeweten door van Gogh was be
gonnen. (en vlakbij door een James
Ensor!) Zjj deden zonder het te besef
fen hetzelfde wat overal elders, waar
echt leven was, gedaan werd, maar zij
deden het anders, op Vlaamse wijs
zoals ook die anderen het op hun wijze
deden. Later, toen hun nieuwe kunst
reeds een feit was en de ene stroom
reeds in drie begon te splijten, hebben
zij er wel weet van gekregen. Toen heb
ben zij ook contact gehad met die an
deren en gingen enige tijd de invloeden
van 't constructivisme en enkele vage
van het kubisme door hun werk. Toen
konden zij in het eigen Vlaanderen be
halve hun eigen voorgangers ook enke
le eenzaten als geestverwanten herken
nen, zoals een Brusselmans.
De drie bleven zich echter speciaal
met elkander verbonden voelen. Zij
zochten elkaar telkens weer op, hoe
zeer zij door oo-rlog of anderszins ook
telkens uiteen werden gedreven. Zij
zijn tenslotte een allerwonderlijkste drie-
ëenheid geworden, waarvan Langui
niet onverdienstelijk (hoewel iets te pre
tentieus) de drie onderscheiden func
ties analyseerde in deze zin uit zijn in
leiding op de Eindhovense expositie:
Op enkele schakeringen na zou men
kunnen zeggen, dat Permeke het li
chaam, De Smet het hart en van den
Berghe de geest van Vlaanderen heb
ben vertolkt.
In de grond waren zij inderdaad zo
diep van elkaar verschillend, dat hun
verbondenheid een raadsel blijft voor
wie niet beseft dat zij elkander een on
misbare aanvulling waren omdat li
chaam, hart en geest, als manifesta-
Het zou de bewondering voor mgr Ronald Knox
tc ver voeren hem op een lijn te willen stellen niet de
grote Engelse katholieke emancipator John Henry
Aewman. Toch hebben, na de dood van deze grote
Kardinaal, weinig figuren het intellectuele leven van
de Kerk in Engeland zo sterk beïnvloed als Kno.:.
Een bescheidener man dan „Ronnie", zoals zijn
vrienden hem noemen, is moeilijk te vinden. Hij is
bijna niet te bewegen de zee over te steken en is bijna
altijd thuis te vinden in bet kleine gehucht Melis
dat weggedoken ligt in liet glooiende land van Frome
in Somerset. Daar woont Knox in het oude Manor
House, dat eeuwen lang behoord heeft aan de Horner-
familie, wier voorvader voor alle geslachten bekend
is geworden door lret kinderrijmpje van „Little Jack
Horner sat in the Corner". Volgens de traditie slaat
de heerlijke „plum" die Jack Horner op de taart
vond op een episode uit de geschiedenis van de mon
niken van Glastonbury, die in het naburige Melis een
priory bezaten. Jack Horner, die „steward" was van de
abdij, wist de eigendomsac.ten van Melis, die de mon
niken in veiligheid wilden brengen, te bemachtigen en
aan de koning uit te leveren. Als beloning zou hij toen
liet landgoed van Melis hebben gekregen. Tot voor
enige jaren heeft de Horner-familie bier gewoond,
maar het bezit is sinds kort overgegaan op Lady
Asquith, die katholiek is geworden en nu op baar
terrein een klein kerkje beeft laten bouwen voor het
twintigtal parochianen van Melis. Deze kleine kudde
is aan mgr Knox toevertrouwd, die daarom naast
deze bescheiden taak als zielzorger een overvloed van
tijd heeft om zijn rijke talenten vruchtbaar te maken
als auteur van een uiterst gevarieerd eu uitgebreid
oeltvre, zó uitgebreid dal hijzelf zoals hij ver-
lelde al zijn publicaties niet meer bezit. Zijn hoe
ken bestrijken 't terrein van de dogmatiek, schriftuur
zowel als ascese.
ties van menselijkheid, elkander nu een
maal niet missen kunnen. Vandaag is
men die waarheid nagenoeg vergeten,
de geest meent het nu zonder hart en
zonder de zinnen te kunnen stellen, zij
meent zelfs in haar hovaardij een „ab
solute kunst", de eerste in de geschie
denis, te kunnen scheppen op voor
waarde dat zij hart en zinnen uitbant.
Maar dat Vlaamse trio heeft geheel
zijn menselijkheid in zijn kunst willen
betrekken en het moeilijkst van de drie
had juist hij het, die het sterkst céré
braal was aangelegd: Frits van den
Berghe, een scherp intellect, uiterst be
lezen, geschoold in wijsbegeerte, een
geleerde. Maar een geleerde met een
koorts en zijn kil, vernietigend verstand
was het scheppen een verschrikking.
In de grond van zijn hart moet hij het
geschuwd hebben, hij was dan ook, zo
als Lanqui het noemde: een „luiaard".
Hij heeft zich tenslotte uit die verschrik
king pogen te redden door een merk
waardig automatisme en kwam zodoen
de tot het surrealisme, waarin hij me
nigmaal aan James Ensor doet denken,
maar dan hem overtreffend in bizarre-
rie.
Hij had overigens op de meeste sur
realisten voor dat hij werkelijk een
schilder was. Daardoor zijn de ver
beeldingen die hij schiep veel halluci-
nanter geworden dan die van de latere
Magritte of Delveaux, vooral veel schil-
derlijker ook door hun gedifferentieerd
en vaak obsederend coloriet; hij be
toont zich tevens een knap constructeur
en tenslotte hij was ook een voortref
felijk portrettist.
Gust de Smet, Lalijnser dan men van
een Vlaming verwachten zou, is vau de
Naast zijn „The Belief of Catholies"
en andere dogmatische verhandelingen,
meestal met een sterk apologetische in
slag, staat in zijn bibliotheek de fascine
rende studie van de typisch geestelijke
stromingen in de Kerk, die hij samenvatte
onder de titel „Enthusiasm" zijn asce
tische verhandelingen, zijn retraite voor
Priesters, conferenties, enzijn detec
tive-boeken. Maar het monumentaalste
werk is zijn vertaling van het gehele
Oude en Nieuwe Testament. Velen vóór
hem hadden geprobeerd een nieuwe ver
taling te maken als opvolger van de be
kende Douai-tekst. In 1858 had Newman
op verzoek van Kardinaal Wiseman de
leiding op zich. genomen van een nieuwe
vertaling, maar was genoodzaakt geweest
door apathie van de kant der opdracht
gevers de vertaling stop te zetten. Zonder
enige hulp heeft mgr Knox het giganti
sche werk van een volledige bijbelverta
ling verricht. Het resultaat was een ver
taling die door niet-katholieken zowel als
katholieken uitbundig is geprezen, al heeft
het ook niet ontbroken aan kritiek van
de vakgeleerden.
Thans is mgr Knox bezig aan een
bijbelcommentaar, waarvan zojuist net
tweede deel is verschenen: „A New Tes
tament Commentary" Vol. II (Burns
Oates, 18 s.). Dit tweede deel omvat de
verklaringen van Knox op de Handelingen
der Apostelen en de brieven van St.
Paulus aan de Kerken. Dit commentaar
geeft niet de tekst zelf, zoals Keulers,
en is ook lang niet zo uitvoerig als dit
voortreffelijke Nederlandse werk. Het
heeft dezelfde directheid in stijl als de
bijbelvertaling van Knox en geeft soms
typisch verrassende suggesties, die niet
door alle biblici onderschreven zullen
worden, maar die ongetwijfeld het beeld
van Paulus en de achtergrond van zijn
tijd tot leven wekken voor de bijbellezer.
Als specimen van de levende stijl van
het commentaar van Knox citeer ik hier
de titel boven de verklaring van hoofd
stuk 4 van de Galaten-brief, die luidt:
„De Galaten, weer terug naar de school
banken?" gebaseerd op de vertaling van
het derde vers van dit hoofdstuk: „So it
was with us; in those childish days of
ours we toiled away at the schoolroom
tasks which the world gave us, till the
appointed time came". Vooral ook voor
de leek zal dit boek een verhelderende
gids kunnen zijn bij het lezen vooral van
Paulus' brieven.
Onvermoeibaar werkt deze stille ge
leerde voort in zijn van alle kanten door
boeken omringde kolossale studeerkamer.
Iedere keer echter, wanneer de katholieke
Kerk in Engeland een gebeurtenis van
nationale betekenis herdenkt, pakt Knox
zijn kleine koffertje om naar de metro-
Pooi te reizen en de herdenkingsrede uit
spreken, zoals bij het eeuwfeest van
bet herstel der Hiërarchie, het eeuwfeest
fan Newman's bekering, de dood van
Belloc etc. Newman hield bij het begin
van dc eerste synode der bisschoppen na
het herstel van de hiërarchie op de hoge
preekstoel van het Oscott college zijn be
roemde preek over de „Tweede Lente".
Het is aan Knox gegeven om dc vruchten
van deze nieuwe opbloei, waarderend en
tegelijk critisch te bezien en dat alles in
een stijl, die beeldend en ontroerend kan
zijn ondanks zijn strakke eenvoud.
„Toch heb ik het ook nog druk met
de zielzorg" vertelt hij mij lachend.
„Zelfs huwelijken ontbreken niet in mijn
Parochie"; zo b.v. het huwelijk van de
dochter van Christopher Hollis de naas
te buur van mgr Knox met een andere
Parochiaan. Het jonge paar is wel bc-
Voorrecht met zo'n assistent bij hun hu-
tvelijk!
De Anglikaanse zendelinge Margaret
Monro, die in 1937 in de Kerk van Rome
caties op het terrein van de H. Schrift
zal laten volgen.
Philip Hughes heeft met zijn derde
deel van de „Reformation in England"
(Hollis Carter, 42 s.) zijn groots werk
over de geschiedenis van de hervorming
in Engeland beëindigd. Bij het verschij
nen van het vorige deel bespraken wij
uitvoerig dit monumentale werk van deze
katholieke historicus. Ook dit deel lokt
tot een uitgebreide behandeling, met ve-
le citaten. Maar dit Londens journaal j
moet zich uiteraard beperken, wil het niet i
zijn taak vergeten, om ook op zo veel
mogelijk belangrijke nieuwe boeken de
aandacht te vestigen.
Kort samengevat zou men de inhoud
van dit laatste deel het best kunnen ver
gelijken met een diptiek, dat op het ene
paneel dc schildering draagt van William
Cecil, Lord Burghley, en op het andere
paneel het portret van Kardinaal William
Allen. Het eerste deel immers behandelt
de stelselmatige protestantisering van
Engeland door de wereldlijke macht on
der leiding van de geraffineerde Lord
Burghley en dc daarmee parallellopende
lijdensweg van de katholieken, die on
danks vervolging trouw bleven aan de
Kerk. Het tweede deel geeft een perfect
beeld van de organisatie der ondergrond
se Kerk door Kardinaal William Allen,
die door het stichten van de seminaries
op het vasteland van Europa de Kerk in
Engeland gered heeft. Deze seminarie-
priesters hadden slechts één ideaal: zo
spoedig mogelijk na hun wijding heimelijk
naar het vaderland terug te keren voor
de geestelijke zorg van hun landgenoten.
Zij hebben het erfdeel der vaderen gered
in Engeland's donkere dagen. Zoals ih
de twee eerste delen heeft Philip Hughes
ook hier zijn critische geest onbevooroor
deeld laten spreken. Nooit laat de litera
tor, die Philip Hughes ongetwijfeld ook is,
zich zó meeslepen, dat hij de scherpe
controle van de historicus vergeet. Voort
durend liggen de documenten naast de
schrijver op tafel.
Een VLAAMS TRIO uit
D" s"'<" Sint Martens
Laethem
Permeke tenslotte is de grote onstui
mige, de door eigen scheppingskracht
als het ware dronken gevoerde instinc
tieve. Men heeft zijn schilderkunst niet
zonder reden vergeleken bij dè elemen
taire krachten van de natuur. In zijn
duistere schilderswellust wordt alles ge
weld en uitstorting van een en dezelfde
vegetatieve oerstroom. Zijn vissers en
boeren, als uit leem en wortelstronken
geschapen bonken vierkant op tegen de
voorwereldlijke luchten zijner land
schappen, ais bulten omhooggestuwde
aarde, als overeindgekomen veen. Zij
schijnen zich te bewegen uit louter in
stinctieve aandrift met van een mense
lijke ziel enkel de vage heugenis, als
een donker water achtergebleven in hun
trage blik.
De Moeder voedt haar kind, de zeug
haar jongen en het is de diepste luister
van de kosmos.
Permeke was ook een geweldig teke
naar; zijn contouren, machtig, synthe
tisch en het magistraal uitgewreven mo-
dèlé met bister, houtskool of verf zou
den in die tekenaar ook een groot
beeldhouwer doen vermoeden, maar
zijn plastieken schoon met de hem
eigen allure geschapen zijn beneden
de maat van zijn overig werk.
Het is nu eenmaal in een dagblad,
bij een expositie van drie zo verschil
lende meesters, waarin - de indrukwek
kende stukken zo talrijk zijn, niet doen
lijk naast een algemene karakteristiek
der onderscheiden schilders, ook nog
een bespreking en détail van de onder
scheiden werken te geven; al ontmoet
uw recensent ook zelden een expositie
waarop het hem zo aanlokkelijk toe
schijnt als die der „Drie Vlaamse Ex
pressionisten" te Eindhoven.
K. I.
William Cecil, Lord Burghley .links) en Kardinaal William Allen, de twee
grote tegenspelers uit het 3e deel van Philip Hughes' „Reformation in England"
werd opgenomen, heeft een nieuw boekje
geschreven over de bijbel. Haar eerste
boek was een nuttige inleiding voor het
bijbellezen onder de titel „Enjoying the
New Testament". In haar nieuwe publi
catie „Thinking on Genesis" (Longmans,
11 s) behandelt zij een van de meest be
commentarieerde passages van het Oude
Testament, het boek der schepping. Het
is een voor leken vooral uitermate nuttig
boekje, dat op heldere wijze de proble
men rondom het scheppingsverhaal be
handelt en daarbij rekening houdt met de
moderne tekstcritiek. Haar veertien-jarig
verblijf in Palestina en Egypte, waar zij
een diepgaande studie heeft gemaakt van
het Hebreeuws en Arabisch hebben haar
niet alleen intellectueel gedisponeerd
voor de bijbelstudie, maar ook bijzonder
gevoelig gemaakt voor het taai-idioom
en de atmosfeer van het Oude Testament.
Het is te hopen, dat zij nog vele publi-
De correspondentie van de katholieken
in Engeland met hun geloofsgenoten en
vooral met Rome is als een detective-ver
haal vol geheimzinnige code-namen. De
Paus heet meestal „Mr Abraham", Ko
ningin Anna is „Mis Hobbes", en de
Jezuieten worden dikwijls de „Etiamites"
genoemd. In het recente boek van Dom
Basil Hemphill, The Early Vicars Aposto
lic of England: 1685—1750 (Burns
Oates, 18 s. krijgen wij een prachtige
doorkijk in het leven van deze zeer ge
sloten katholieke gemeenschap, met al de
kleine jalouzietjes van regulieren en se-
culieren, naast een heroieke zelfopoffe
ring en armoede. Het duidelijkst is ge
tekend de figuur van Bisschop Giffard,
die na een kort luisterrijk begin onmid
dellijk na zijn bisschopsconsecratie in
Londen tijdens de korte katholieke tussen
periode van Jacobus II, op 92-jarige leef
tijd in grote armoede is gestorven.
Het beroemde „Oude Kapittel", ook
wel genoemd de „Old Brotherhood" dat
in 1622 door bisschop Williams werd op
gericht en waarvan de wettigheid her
haaldelijk in twijfel werd getrokken om
dat het niet door Rome bekrachtigd zou
zijn, wordt in een appendix behandeld.
Het is merkwaardig, dat dit kapittel
nog steeds bestaat en zichzelf aanvult
Meisjesportret door Gust De Smet
Het Stedelijk van Abfoe Museum
te Eindhoven verblijdt ons met een
indrukwekkende tentoonstelling die
een uitstekend overzicht geeft
met gelegenheid tot het maken van
interessante vergelijkingen van
het werk dat drie der grootste
pioniers van het Vlaamse expres
sionisme ons hebben nagelaten, te
weten: Constant Permeke, Gust De
Smet en Frits van den Berghe.
Het ontstaan van dat Vlaamse ex
pressionisme is een opwekkende ge
schiedenis, die zeer relevant is ten aan
zien van de natuurwetmatigheid, die
het vormen en breken van kunst- en
levensstijlen beheerst.
de namen van de leden worden echter
geheim gehouden en uiteraard alleen
nog maar het karakter heeft van een
vriendenclub! Ernstiger is dat dit „Kapit
tel" nogal tijd belangrijke stukken uit de
XVIIde eeuw ergens in een safe achter
slot houdt, waar zij tot nu toe voor his
torici ontoegangelijk zijn.
De liefhebber van vergelijkende litera
tuurstudie zal bijzonder getroffen worden
door een interessant onderzoek van Do
rothy Brewster, „East-West Passage"
(Allen and Unwin, 21 s.). Miss Brewster,
tot voor kort Associate Professor aan
de Colombia Universiteit te New York,
schetste hier in 300 blz. op levendige wij
ze hoe Rusland einde Russische litera
tuur bekendheid hebben gekregen in En
geland en Amerika en hoe hierdoor de
Engelse en Amerikaanse schrijvers zijn
beïnvloed.
Het eerste deel is een chronologische
maar geenszins tamme opsomming van
Russische invloeden vanaf de regering
van Elizabeth I. In deze periode ver
schijnen de eerste reisverhalen met de
gebruikelijke dosis „reizigerslatijn" maar
ook met vele Russische verhalen en lie
deren. Ofschoon reeds in 1793 de eerste
Engelse vertaling van een Russische ro
man is verschenen nl. een moraliserend
verhaal geschreven door Catharina de
Grote, begint men zich in Engeland eerst
in grote mate voor Rusland te interesse
ren bij het uitbreken van de Krim-oorlog.
In Amerika tijdens de Burgeroorlog.
Hierna verschijnen in beide landen suc
cessievelijk vertalingen van alle belang
rijke Russische werken, zodat tegen het
einde van de XIXde eeuw de Russische
roman de plaats heeft ingenomen van de
Franse in de belangstelling van Engelsen
en Amerikanen. In het tweede deel wordt
de Russische invloed op de Engelse en
Amerikaanse literatuur op de roman,
short story en het drama geanalyseerd.
In de Russische literatuur heeft het
princiep ,,1'art pour l'art" dikwijls moeten
wijken voor het princiep „art for life".
Daarom heeft Dorothy Brewster een
ruime plaats ingeruimd voor de sociale
en politieke factoren, zonder welke een
juist inzicht in de Russische literatuur
absoluut onmogelijk is. Miss Brewster's
studie zal voor vele Westerlingen een be
langrijke aanvulling zijn in een grote la
cune in hun kennis betreffende Oost-
Europa.