MONSIGNOR KNOX, auteur van Bijbel commentaren en detective-verbalen Diptiek van de Ref o rmatie in Eneeland en Van den Berghe in het Van Abbe- museum NIEUWE ROMAN VAN WILLIAM BARRETT Er zijn talloze romans geschre ven over een gewetensconflict, maar het is iets anders om zulk een conflict binnen het geweten tot ontknoping te brengen, d.w.z zonder natuurramp, moord of zelfmoord. Het is gemakkelijk om naar het antwoord van Góds oordeel te verwijzen; maar wij vragen naar het antwoord, dat de Kerk ons hier en nu kan geven. Wij moeten immers verder leven met ons geschonden geweten. Nu is het antwoord, dat een pastoor met de moraal-theologie in de hand kan geven meestal minder spectaculair dan de gebeurtenis, die wij als een antwoord van God zelf interpreteren, het geeft weinig kans op een s pannende climax, maar het is niet minder verlossend, omdat het meestal het enige antwoord is, dat wij krijgen kunnen. Boeiend verhaal ZATERDAG 18 DECEMBER 1954 PAGINA S Fundamenteel anders Zoals overal elders Verbondenheid CONSTANT PERMEKE Dorp in de lente Een geleerde Een dichter Verhelderende gids Over het Scheppingsverhaal Een monument voltooid Een onstuimige Het geheimzinnige kapittel Mgr Ronald Knox Rusland-En geland Schaduw der beelden William Barett, de Amerikaanse ka tholieke schrijver, die door zijn roman „Gods Linkerhand" reeds bekend is om zijn rijke fantasie, heeft in zijn nieuwe roman „De schaduw der beelden" 1), die speelt in het hedendaagse Ameri ka, het verhaal getekend van zulk een gewetensconflict, dat onontkoombaar slechts één antwoord kan krijgen: het antwoord van de Kerk. De titel van het boek is ontleend aan een bekend citaat uit Plato's Politeia, waarin deze voorstelt, hoe alle dingen, die wij zien slechts schaduwen zijn van de „echte" werkelijkheid. Dat is het hoofdthema van het boek Beverley, dat zijn geloof belachelijk maakt een dweept met liberale ideeën. Zij koopt een beeld van de duivel om haar vriend te ergeren, maar komt langzamerhand geheel in de ban daar van. Wanneer zij een kind verwacht van Paul enscèneert zij een aanranding Tom leidt het onderzoek; zijn verloofde wijst hem op feiten, die het geval zeer onwaarschijnlijk maken en breekt zelfs hun verhouding af, maar hij geiooft Beverley. Politie ervaring en rasvoor oordeel spelen daarbij een grote rol: hij zorgt, dat de drie Spaans-Amerikanen, drie beruchte types, die zij als daders aanwijst een zware straf krijgen. Een jaar later doodt Beverley haar kind en Tom ontdekt de waarheid. Het uitspreken van zijn verdenking kost hem de vriendschap van zijn broer, maar hij inoet het onrecht herstellen. Doch er is niets meer aan te doen; de officier van justitie, gouverneur van de staat geworden, wenst geen opzienba rende herziening en ieder ander middel is slechts mogelijk door hen, die h et gezag ondermijnen, dat hij dient. Dan gaat Tom naar een priester om ant woord. Rond dit thema zijn echter nog vele andere gesponnen. Liefde, godsdienst, verantwoordelijkheid en vele andere pro blemen komen aan de orde. Met een overvloed van détails tekent de schrij ver de rechtsverkrachting, politieke corruptie, rassendiscriminatie en mis daad, die mede het beeld van een grote Amerikaanse stad bepalen. Men kan Barrett niet op een lijn stellen met de grote Katholieke roman ciers van deze tijd. Zijn stijl geeft geen bijzonder literair genot en de psycholo- •gie van zijn figuren is niet altijd even overtuigend, maar hij stelt de noden van deze tijd onomwonden aan de orde en hij heeft bovendien een boeiend ver haal geschreven met soms interessante details, een verhaal waarmee men zich menige lange winteravond kan ontspan nen 1) Uitg. De Fontein, Utreóht. Het decor is een stad in het Westen van de Verenigde Staten, waar het gro- i te sociale probleem gevormd wordt door de Spaans-Amerikanen, geronseld voor de suikerbietencampagnes en daar na aan hun lot overgelaten, als wrak hout aangespoeld in de grote stad, waar zij zich weldra bezig houden met alle vormen van misdaad. Tom Logan, politieinspecteur in het district der Spaans-Amerikanen, is door zijn schijnbaar hopeloos werk verbit terd en van zijn geloof vervreemd. Zijn broer Paul, student, is met de mond een militant Katholiek, maar raakt ge heel onder de invloed van het meisje drie de meest dichterlijke, de aristo craat. de fijnzinnige compositeur onder wiens hand zich alles tot evenwicht en klaarheid ordent. Er is iets van droefe nis in bijna al zijn werken en een zacht ingehouden verlangen in de gelaten en de gebaren, de landschappen en de simpele dingen, die hij schildert, maar onder haar matte oppervlak schijnt me nigmaal de kleur te branden van rood vuur dat de bedwongen vurigheid van zijn hart verraadt. Hij peilt de boeren en de meisjes, de kinderen „van to lande" wier wereld hij zo gaarne schil dert met fijne psychologie. Ze wisten nauwelijks wat ze wilden, de drie die rond 1908 als bij toeval te Sint Martens-Laethem op een en het zelfde atelier waren terechtgekomen. Die latere zegevierende rebellen tegen het impressionisme zijn daar als de tweede Latemse Groep begonnen zoals er enige jaren tevoren de Saedeleer be gonnen was: impressionistisch in de al omtegenwoordige ban van Claus, die te Astene vlak bij Laethem aan de Leie woonde. Permeke en De Smet troffen te Lae them twee companen, die er nog van den Abeele, Minne, de van de Woes- tijnes en de drukker Jules de Praetere aan het werk hadden gezien (en ook de Nederlander Niekerk), n.l. Frits v.d. Berghe en Albert Servaes. Van dezen leerden zij dingen, die hun als openba ringen van hun eigen wezen moeten zijn geweest en als de losmaking, de ontboeiing van een geweld, dat daarna uit hen losbrak als de stroom van een rivier. De ontdekking, dat men funda menteel anders kon schilderen dan als registrator van door het oog geziene lijnheden was reeds een bevrijding Maar de ontdekking dat schilderen een vrij uitstromen van het eigen gemoed kon zijn, zelfmachtig, en de dronken schap van het uilstromen zelf, waren zulk een allesvernieuwend geluk, dat er geen andere realiteit ter wereld nog mogelijk scheen: zij waren, die eerste lijd, dan ook gedrieën één stroom, een en dezelfde. Zelfs nog nadat zij reeds uiteen wa ren gegaan, geleken hun werken aan vankelijk zozeer op elkaar, dat zonder de signaturen nauwelijks meer zou zijn uit te maken, welk ervan door Permeke, door Van den Berghe of door De Smet is geschilderd. Maar zonder dat zjj het wisten, volg den die Latemers dezelfde geheimzin nige bevelen op als waaraan tegelijker tijd in Duitsland Noorwegen en het Cos- mopolieten-wereldje van Parijs werd ge hoorzaamd, voltrokken zij dezelfde ver nieuwing in de kunst, die door Franz Mare en de zijnen, door Miinch, door Chagall voltrokken werd en die er gens ongeweten door van Gogh was be gonnen. (en vlakbij door een James Ensor!) Zjj deden zonder het te besef fen hetzelfde wat overal elders, waar echt leven was, gedaan werd, maar zij deden het anders, op Vlaamse wijs zoals ook die anderen het op hun wijze deden. Later, toen hun nieuwe kunst reeds een feit was en de ene stroom reeds in drie begon te splijten, hebben zij er wel weet van gekregen. Toen heb ben zij ook contact gehad met die an deren en gingen enige tijd de invloeden van 't constructivisme en enkele vage van het kubisme door hun werk. Toen konden zij in het eigen Vlaanderen be halve hun eigen voorgangers ook enke le eenzaten als geestverwanten herken nen, zoals een Brusselmans. De drie bleven zich echter speciaal met elkander verbonden voelen. Zij zochten elkaar telkens weer op, hoe zeer zij door oo-rlog of anderszins ook telkens uiteen werden gedreven. Zij zijn tenslotte een allerwonderlijkste drie- ëenheid geworden, waarvan Langui niet onverdienstelijk (hoewel iets te pre tentieus) de drie onderscheiden func ties analyseerde in deze zin uit zijn in leiding op de Eindhovense expositie: Op enkele schakeringen na zou men kunnen zeggen, dat Permeke het li chaam, De Smet het hart en van den Berghe de geest van Vlaanderen heb ben vertolkt. In de grond waren zij inderdaad zo diep van elkaar verschillend, dat hun verbondenheid een raadsel blijft voor wie niet beseft dat zij elkander een on misbare aanvulling waren omdat li chaam, hart en geest, als manifesta- Het zou de bewondering voor mgr Ronald Knox tc ver voeren hem op een lijn te willen stellen niet de grote Engelse katholieke emancipator John Henry Aewman. Toch hebben, na de dood van deze grote Kardinaal, weinig figuren het intellectuele leven van de Kerk in Engeland zo sterk beïnvloed als Kno.:. Een bescheidener man dan „Ronnie", zoals zijn vrienden hem noemen, is moeilijk te vinden. Hij is bijna niet te bewegen de zee over te steken en is bijna altijd thuis te vinden in bet kleine gehucht Melis dat weggedoken ligt in liet glooiende land van Frome in Somerset. Daar woont Knox in het oude Manor House, dat eeuwen lang behoord heeft aan de Horner- familie, wier voorvader voor alle geslachten bekend is geworden door lret kinderrijmpje van „Little Jack Horner sat in the Corner". Volgens de traditie slaat de heerlijke „plum" die Jack Horner op de taart vond op een episode uit de geschiedenis van de mon niken van Glastonbury, die in het naburige Melis een priory bezaten. Jack Horner, die „steward" was van de abdij, wist de eigendomsac.ten van Melis, die de mon niken in veiligheid wilden brengen, te bemachtigen en aan de koning uit te leveren. Als beloning zou hij toen liet landgoed van Melis hebben gekregen. Tot voor enige jaren heeft de Horner-familie bier gewoond, maar het bezit is sinds kort overgegaan op Lady Asquith, die katholiek is geworden en nu op baar terrein een klein kerkje beeft laten bouwen voor het twintigtal parochianen van Melis. Deze kleine kudde is aan mgr Knox toevertrouwd, die daarom naast deze bescheiden taak als zielzorger een overvloed van tijd heeft om zijn rijke talenten vruchtbaar te maken als auteur van een uiterst gevarieerd eu uitgebreid oeltvre, zó uitgebreid dal hijzelf zoals hij ver- lelde al zijn publicaties niet meer bezit. Zijn hoe ken bestrijken 't terrein van de dogmatiek, schriftuur zowel als ascese. ties van menselijkheid, elkander nu een maal niet missen kunnen. Vandaag is men die waarheid nagenoeg vergeten, de geest meent het nu zonder hart en zonder de zinnen te kunnen stellen, zij meent zelfs in haar hovaardij een „ab solute kunst", de eerste in de geschie denis, te kunnen scheppen op voor waarde dat zij hart en zinnen uitbant. Maar dat Vlaamse trio heeft geheel zijn menselijkheid in zijn kunst willen betrekken en het moeilijkst van de drie had juist hij het, die het sterkst céré braal was aangelegd: Frits van den Berghe, een scherp intellect, uiterst be lezen, geschoold in wijsbegeerte, een geleerde. Maar een geleerde met een koorts en zijn kil, vernietigend verstand was het scheppen een verschrikking. In de grond van zijn hart moet hij het geschuwd hebben, hij was dan ook, zo als Lanqui het noemde: een „luiaard". Hij heeft zich tenslotte uit die verschrik king pogen te redden door een merk waardig automatisme en kwam zodoen de tot het surrealisme, waarin hij me nigmaal aan James Ensor doet denken, maar dan hem overtreffend in bizarre- rie. Hij had overigens op de meeste sur realisten voor dat hij werkelijk een schilder was. Daardoor zijn de ver beeldingen die hij schiep veel halluci- nanter geworden dan die van de latere Magritte of Delveaux, vooral veel schil- derlijker ook door hun gedifferentieerd en vaak obsederend coloriet; hij be toont zich tevens een knap constructeur en tenslotte hij was ook een voortref felijk portrettist. Gust de Smet, Lalijnser dan men van een Vlaming verwachten zou, is vau de Naast zijn „The Belief of Catholies" en andere dogmatische verhandelingen, meestal met een sterk apologetische in slag, staat in zijn bibliotheek de fascine rende studie van de typisch geestelijke stromingen in de Kerk, die hij samenvatte onder de titel „Enthusiasm" zijn asce tische verhandelingen, zijn retraite voor Priesters, conferenties, enzijn detec tive-boeken. Maar het monumentaalste werk is zijn vertaling van het gehele Oude en Nieuwe Testament. Velen vóór hem hadden geprobeerd een nieuwe ver taling te maken als opvolger van de be kende Douai-tekst. In 1858 had Newman op verzoek van Kardinaal Wiseman de leiding op zich. genomen van een nieuwe vertaling, maar was genoodzaakt geweest door apathie van de kant der opdracht gevers de vertaling stop te zetten. Zonder enige hulp heeft mgr Knox het giganti sche werk van een volledige bijbelverta ling verricht. Het resultaat was een ver taling die door niet-katholieken zowel als katholieken uitbundig is geprezen, al heeft het ook niet ontbroken aan kritiek van de vakgeleerden. Thans is mgr Knox bezig aan een bijbelcommentaar, waarvan zojuist net tweede deel is verschenen: „A New Tes tament Commentary" Vol. II (Burns Oates, 18 s.). Dit tweede deel omvat de verklaringen van Knox op de Handelingen der Apostelen en de brieven van St. Paulus aan de Kerken. Dit commentaar geeft niet de tekst zelf, zoals Keulers, en is ook lang niet zo uitvoerig als dit voortreffelijke Nederlandse werk. Het heeft dezelfde directheid in stijl als de bijbelvertaling van Knox en geeft soms typisch verrassende suggesties, die niet door alle biblici onderschreven zullen worden, maar die ongetwijfeld het beeld van Paulus en de achtergrond van zijn tijd tot leven wekken voor de bijbellezer. Als specimen van de levende stijl van het commentaar van Knox citeer ik hier de titel boven de verklaring van hoofd stuk 4 van de Galaten-brief, die luidt: „De Galaten, weer terug naar de school banken?" gebaseerd op de vertaling van het derde vers van dit hoofdstuk: „So it was with us; in those childish days of ours we toiled away at the schoolroom tasks which the world gave us, till the appointed time came". Vooral ook voor de leek zal dit boek een verhelderende gids kunnen zijn bij het lezen vooral van Paulus' brieven. Onvermoeibaar werkt deze stille ge leerde voort in zijn van alle kanten door boeken omringde kolossale studeerkamer. Iedere keer echter, wanneer de katholieke Kerk in Engeland een gebeurtenis van nationale betekenis herdenkt, pakt Knox zijn kleine koffertje om naar de metro- Pooi te reizen en de herdenkingsrede uit spreken, zoals bij het eeuwfeest van bet herstel der Hiërarchie, het eeuwfeest fan Newman's bekering, de dood van Belloc etc. Newman hield bij het begin van dc eerste synode der bisschoppen na het herstel van de hiërarchie op de hoge preekstoel van het Oscott college zijn be roemde preek over de „Tweede Lente". Het is aan Knox gegeven om dc vruchten van deze nieuwe opbloei, waarderend en tegelijk critisch te bezien en dat alles in een stijl, die beeldend en ontroerend kan zijn ondanks zijn strakke eenvoud. „Toch heb ik het ook nog druk met de zielzorg" vertelt hij mij lachend. „Zelfs huwelijken ontbreken niet in mijn Parochie"; zo b.v. het huwelijk van de dochter van Christopher Hollis de naas te buur van mgr Knox met een andere Parochiaan. Het jonge paar is wel bc- Voorrecht met zo'n assistent bij hun hu- tvelijk! De Anglikaanse zendelinge Margaret Monro, die in 1937 in de Kerk van Rome caties op het terrein van de H. Schrift zal laten volgen. Philip Hughes heeft met zijn derde deel van de „Reformation in England" (Hollis Carter, 42 s.) zijn groots werk over de geschiedenis van de hervorming in Engeland beëindigd. Bij het verschij nen van het vorige deel bespraken wij uitvoerig dit monumentale werk van deze katholieke historicus. Ook dit deel lokt tot een uitgebreide behandeling, met ve- le citaten. Maar dit Londens journaal j moet zich uiteraard beperken, wil het niet i zijn taak vergeten, om ook op zo veel mogelijk belangrijke nieuwe boeken de aandacht te vestigen. Kort samengevat zou men de inhoud van dit laatste deel het best kunnen ver gelijken met een diptiek, dat op het ene paneel dc schildering draagt van William Cecil, Lord Burghley, en op het andere paneel het portret van Kardinaal William Allen. Het eerste deel immers behandelt de stelselmatige protestantisering van Engeland door de wereldlijke macht on der leiding van de geraffineerde Lord Burghley en dc daarmee parallellopende lijdensweg van de katholieken, die on danks vervolging trouw bleven aan de Kerk. Het tweede deel geeft een perfect beeld van de organisatie der ondergrond se Kerk door Kardinaal William Allen, die door het stichten van de seminaries op het vasteland van Europa de Kerk in Engeland gered heeft. Deze seminarie- priesters hadden slechts één ideaal: zo spoedig mogelijk na hun wijding heimelijk naar het vaderland terug te keren voor de geestelijke zorg van hun landgenoten. Zij hebben het erfdeel der vaderen gered in Engeland's donkere dagen. Zoals ih de twee eerste delen heeft Philip Hughes ook hier zijn critische geest onbevooroor deeld laten spreken. Nooit laat de litera tor, die Philip Hughes ongetwijfeld ook is, zich zó meeslepen, dat hij de scherpe controle van de historicus vergeet. Voort durend liggen de documenten naast de schrijver op tafel. Een VLAAMS TRIO uit D" s"'<" Sint Martens Laethem Permeke tenslotte is de grote onstui mige, de door eigen scheppingskracht als het ware dronken gevoerde instinc tieve. Men heeft zijn schilderkunst niet zonder reden vergeleken bij dè elemen taire krachten van de natuur. In zijn duistere schilderswellust wordt alles ge weld en uitstorting van een en dezelfde vegetatieve oerstroom. Zijn vissers en boeren, als uit leem en wortelstronken geschapen bonken vierkant op tegen de voorwereldlijke luchten zijner land schappen, ais bulten omhooggestuwde aarde, als overeindgekomen veen. Zij schijnen zich te bewegen uit louter in stinctieve aandrift met van een mense lijke ziel enkel de vage heugenis, als een donker water achtergebleven in hun trage blik. De Moeder voedt haar kind, de zeug haar jongen en het is de diepste luister van de kosmos. Permeke was ook een geweldig teke naar; zijn contouren, machtig, synthe tisch en het magistraal uitgewreven mo- dèlé met bister, houtskool of verf zou den in die tekenaar ook een groot beeldhouwer doen vermoeden, maar zijn plastieken schoon met de hem eigen allure geschapen zijn beneden de maat van zijn overig werk. Het is nu eenmaal in een dagblad, bij een expositie van drie zo verschil lende meesters, waarin - de indrukwek kende stukken zo talrijk zijn, niet doen lijk naast een algemene karakteristiek der onderscheiden schilders, ook nog een bespreking en détail van de onder scheiden werken te geven; al ontmoet uw recensent ook zelden een expositie waarop het hem zo aanlokkelijk toe schijnt als die der „Drie Vlaamse Ex pressionisten" te Eindhoven. K. I. William Cecil, Lord Burghley .links) en Kardinaal William Allen, de twee grote tegenspelers uit het 3e deel van Philip Hughes' „Reformation in England" werd opgenomen, heeft een nieuw boekje geschreven over de bijbel. Haar eerste boek was een nuttige inleiding voor het bijbellezen onder de titel „Enjoying the New Testament". In haar nieuwe publi catie „Thinking on Genesis" (Longmans, 11 s) behandelt zij een van de meest be commentarieerde passages van het Oude Testament, het boek der schepping. Het is een voor leken vooral uitermate nuttig boekje, dat op heldere wijze de proble men rondom het scheppingsverhaal be handelt en daarbij rekening houdt met de moderne tekstcritiek. Haar veertien-jarig verblijf in Palestina en Egypte, waar zij een diepgaande studie heeft gemaakt van het Hebreeuws en Arabisch hebben haar niet alleen intellectueel gedisponeerd voor de bijbelstudie, maar ook bijzonder gevoelig gemaakt voor het taai-idioom en de atmosfeer van het Oude Testament. Het is te hopen, dat zij nog vele publi- De correspondentie van de katholieken in Engeland met hun geloofsgenoten en vooral met Rome is als een detective-ver haal vol geheimzinnige code-namen. De Paus heet meestal „Mr Abraham", Ko ningin Anna is „Mis Hobbes", en de Jezuieten worden dikwijls de „Etiamites" genoemd. In het recente boek van Dom Basil Hemphill, The Early Vicars Aposto lic of England: 1685—1750 (Burns Oates, 18 s. krijgen wij een prachtige doorkijk in het leven van deze zeer ge sloten katholieke gemeenschap, met al de kleine jalouzietjes van regulieren en se- culieren, naast een heroieke zelfopoffe ring en armoede. Het duidelijkst is ge tekend de figuur van Bisschop Giffard, die na een kort luisterrijk begin onmid dellijk na zijn bisschopsconsecratie in Londen tijdens de korte katholieke tussen periode van Jacobus II, op 92-jarige leef tijd in grote armoede is gestorven. Het beroemde „Oude Kapittel", ook wel genoemd de „Old Brotherhood" dat in 1622 door bisschop Williams werd op gericht en waarvan de wettigheid her haaldelijk in twijfel werd getrokken om dat het niet door Rome bekrachtigd zou zijn, wordt in een appendix behandeld. Het is merkwaardig, dat dit kapittel nog steeds bestaat en zichzelf aanvult Meisjesportret door Gust De Smet Het Stedelijk van Abfoe Museum te Eindhoven verblijdt ons met een indrukwekkende tentoonstelling die een uitstekend overzicht geeft met gelegenheid tot het maken van interessante vergelijkingen van het werk dat drie der grootste pioniers van het Vlaamse expres sionisme ons hebben nagelaten, te weten: Constant Permeke, Gust De Smet en Frits van den Berghe. Het ontstaan van dat Vlaamse ex pressionisme is een opwekkende ge schiedenis, die zeer relevant is ten aan zien van de natuurwetmatigheid, die het vormen en breken van kunst- en levensstijlen beheerst. de namen van de leden worden echter geheim gehouden en uiteraard alleen nog maar het karakter heeft van een vriendenclub! Ernstiger is dat dit „Kapit tel" nogal tijd belangrijke stukken uit de XVIIde eeuw ergens in een safe achter slot houdt, waar zij tot nu toe voor his torici ontoegangelijk zijn. De liefhebber van vergelijkende litera tuurstudie zal bijzonder getroffen worden door een interessant onderzoek van Do rothy Brewster, „East-West Passage" (Allen and Unwin, 21 s.). Miss Brewster, tot voor kort Associate Professor aan de Colombia Universiteit te New York, schetste hier in 300 blz. op levendige wij ze hoe Rusland einde Russische litera tuur bekendheid hebben gekregen in En geland en Amerika en hoe hierdoor de Engelse en Amerikaanse schrijvers zijn beïnvloed. Het eerste deel is een chronologische maar geenszins tamme opsomming van Russische invloeden vanaf de regering van Elizabeth I. In deze periode ver schijnen de eerste reisverhalen met de gebruikelijke dosis „reizigerslatijn" maar ook met vele Russische verhalen en lie deren. Ofschoon reeds in 1793 de eerste Engelse vertaling van een Russische ro man is verschenen nl. een moraliserend verhaal geschreven door Catharina de Grote, begint men zich in Engeland eerst in grote mate voor Rusland te interesse ren bij het uitbreken van de Krim-oorlog. In Amerika tijdens de Burgeroorlog. Hierna verschijnen in beide landen suc cessievelijk vertalingen van alle belang rijke Russische werken, zodat tegen het einde van de XIXde eeuw de Russische roman de plaats heeft ingenomen van de Franse in de belangstelling van Engelsen en Amerikanen. In het tweede deel wordt de Russische invloed op de Engelse en Amerikaanse literatuur op de roman, short story en het drama geanalyseerd. In de Russische literatuur heeft het princiep ,,1'art pour l'art" dikwijls moeten wijken voor het princiep „art for life". Daarom heeft Dorothy Brewster een ruime plaats ingeruimd voor de sociale en politieke factoren, zonder welke een juist inzicht in de Russische literatuur absoluut onmogelijk is. Miss Brewster's studie zal voor vele Westerlingen een be langrijke aanvulling zijn in een grote la cune in hun kennis betreffende Oost- Europa.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 5