HET LEVEN IS EEN LABYRINTH
Reclame
Minister Cals bedolven onder
critiek en wensen
Hoe Brinkman weer
vier
de
trss&v. W;- £S3sM«MS SWT""" "s,",e h""8'
De uitgang ligt in Bethlehem
Maakt
voor Uw zaak
Nieuzve levensmoed
(Hugo nam één uit de 40.000
KERSTWIJSJE
Kerstvertelling
Tweede Kamer braelit verslag uit
VRIJDAG 24 DECEMBER 1954
PAGINA 12
door Henri Tempelman mei
tekeningen van Jan Houkes
De klokken luiden fors en blij;
Komt, o, komt nu toch naar Mij.
In deze stille, blijde nacht,
Houden engelen trouw de wacht.
Want op enkel stro in het kribje klein,
Ligt daar het Kindje Jesus-mijn.
En héél de aarde lijkt verstild,
't Hardste hart wordt plots weer mild
Goddelijk Kindje, schenk ons vree,
Verhóór zo menig innige beê.
Uw koms op aard is ons zo goed,
Brengt ons weer nieuwe levensmoed.
Een dag is dikwijls lang en zwaar,
In het van zorg beladen jaar,
En als je denkt: „het gaat niet meer",
Is er Uw troost weer keer op keer.
De rijkdom van Uw liefde groot,
Vanaf de krib tot aan Uw dood,
Hoe dikwijls is die misverstaan,
De Góede weg niet meer begaan,
En Gij, G ij blijft ons immer trouw,
De meest verstokte man of vrouw,
Bij 't kribje knielt men toch weer neer,
En stamelt een: „Vergééf ons Heer
Kerstmis 1954
M. WOERDENBAGCH-Sens.
Departement legen taak
9
Laat ons goed voor elkander zijn,
Omwille van dat Kindje klein,
En zingen met de hemelkoren,
Eleison, Heer, voor ons geboren
Help ons zijn we rijk of arm?
Maken ons herte licht en warm
En zing'we bij het ochtendgloren
Eleison, Kindje, uitverkoren
Gij, Die verliet Uws Vaders huis
En vond een stal als nieuw tehuis
Als wieg een trog van dieren,
Eleison, leer ons Kerstmis vieren.
-k
Christus, Die in windsels lei,
En werd uit vunzig strooi ter zij
Beroken van de ezel en de os
Eleison, Theos, Kyrios
opgewassen
knielt bij T Ww
Me"S, SSÏ3. ««'„a'rï, Bo.llj« ach om ;U U verstad- M„ m ruU heI, Brinkman
Het tekort aan personeel
P. RIEP, pr.
Waardering
BENZINE EN PETROLEUM
HANDEL MIJ.
Bevredigend jaar achter de rug
„Het leven van de mens is een vlucht
voor zichzelf." Nico Verhaaf lei zijn vul
pen neer. Dat moest de eerste zin zijn
van een nieuw boek, een autobiografie in
romanvorm. Hiermede wilde hij zijn
meesterproef afleggen. Hij trok aan zijn
gele meerschuimen pijp en blies een gro
te rookwolk voor zich uit. Het succes
van een boek hangt van de eerste regel
af, overlegde hij. En deze zin beviel hem
niet helemaal. Een cliché uit moderne
wijsgerige literatuur? Zo voelde hij het
althans.
Nico Verhaaf nam zijn pen weer op
en schreef: „Het leven van de mens is
een vlucht voor de vrede". Weer lei hij
zijn pen neer.
Was deze constatering niet eigenlijk de
summa van een theodicé? Maar was dan
zijn leven toch een theodicé geweest?
Een theodicé? Nico Verhaaf lachte bit
ter om zichzelf. Een theodicé voor wie
het leven slechts gold tot aan de vloed
lijn van de dood!
En waren „zichzelf" en „vrede" dan
aequivalente begrippen?
Nico Verhaaf, de auteur besefte plot
seling, dat hij op deze vragen geen ant
woord geven kon. Zestig jaar was hij on
langs geworden. En dat was groots ge
vierd met een eredoctoraat, feestelijke
recepties en benoemingen in wetenschap
pelijke en litteraire verenigingen.
Maar hij had slechts rust en stilte ge
zocht en daaróm was hij teruggekeerd
naar deze kleine Hollandse stad, waar
de wilde storm van de jeugd over zijn
hoofd gegaan was. Buiten het rumoer van
het centrum had hij in een stille straat,
genoemd naar het beroemdste glasschil
dersgeslacht van Holland, een groot, oud
herenhuis gekocht, dat hij naar eigen
smaak had laten inrichten. Van de bene
denverdieping had hij een groot, licht,
ruim werkvertrek laten maken met lan
ge, hoge boekenkasten, een blankeiken
bureau en rotanmeubels.
Maar waren rust en stilte dan een vrije
vertaling van vrede?
Een geweldige onrust maakte zich van
hem meester, die in zijn hart, zijn pol
sen en zijn hoofd nerveus begon te hame
ren.
Driftig trok hij aan zijn pijp en toen
hij zichzelf trachtte te beheersen, merk
te hij dat zijn been krampachtig wie
belde alsof de slaap met speldeprikkeD
er in stak.
Nico Verhaaf stond op, knipte de licht
bol van zijn bureaulamp uit en keek even
naar buiten. Toen ging hij achterover
in een rieteii ligstoel liggen. Hij sloot
zijn ogen maar zag nog zacht en gestaag
de vlokken neerdwarrelen.
In de diepe sneeuw waadde alleen een
jongen voorbij. Een jongen met een al
pino op, die zich bukte om een sneeuw
bal te kneden en van balorigheid ergens
tegen een ruit te mikken.
„Een witte Kerst", zei Nico Verhaaf
schamper tegen zichzelf, alsof hij hardop
droomde. Uit de oergrond van zijn wezen
steeg steeds een schamperheid tegen de
Kerst op. Een traditie voor femelaars in
zijn ogen. Goed voor monniken of door
wroeging verteerde schavuiten. Een ge
zelschapsspel voor de botte massa, meer
niet!
Even flitste voor zijn geloken ogen weer
de jongen van buiten voorbij, een jongen
die een sneeuwbal ketsend tegen zijn ven
sterruit wierp.
Zo'n jongen was hij ook geweest,
vijftig jaar geleden, toen zijn moeder ge
storven was. Wit en rein als de bevroren
sneeuw van die Kerstnacht had ze in
haar kist gelegen.
Zo heel veel herinnerde Nico Verhaal
zich van die Kerstmis niet meer; alleen
later had hij het begrepen, maar toen wa
ren zijn kinderjaren een verdrongen
complex in hem geworden. Toen werd in
eens de schreeuw van zijn vader in hem
wakker hij lag op een brits aan het
front van Verdun in een vochtige loop
graaf en schreef de schreeuw, die heel
zijn leven had omgewoeld: „Een God van
Liefde, zegt ge pastoor, ik zeg U een
God van ellende en boosheid." Na de va-
cantie bij zijn oma, had hij zijn vader
niet meer teruggekend. Een zwijgzaam,
gesloten mens, een nurks, over wiens lip
pen geen hartelijk woord meer kwam, in
een hol, koud huis!
Er was een huishoudster gekomen een
lang mager mens met stekende ogen, die
pijnlijk nauwkeurig op meubilair en tapij
ten was. Zijn schoenen had hij steeds in
de bijkeuken moeten uittrekken.
Nico Verhaaf wist het wel, hij was een
onuitstaanbare, brutale, onhandelbare
vlegel op het gym geweest. Wie had er
zich trouwens van hem iets aangetrokken?
Niemand bekommerde zich om hem. Met
de Kerk had zijn vader na de begrafenis
van ?ijn moeder gebroken. Kennissen
kwamen niet over de vloer. De pastoor
werd aan de deur afgescheept. Daar
wist die lange wel raad mee. Vluchtig
maakte hij zijn huiswerk thuis en dan
trok hij weer de straat op. Zijn vader,
chemisch ingenieur aan een chemische
fabriek, begroef zich in zijn boeken of
werkte vaak tot diep in de nacht in
zijn laboratorium. Het experiment alleen
vulde zijn leven. En bij tijd en wijle als
troost de fles.
Zijn moeder, ja die was anders ge
weest, een blonde van de Rijn, die ge
dichten las, sprookjes vertellen kon en
Chopins Mazurka's speelde op de vleugel
in de salon.
Nico Verhaaf hield nog steeds zijn
ogen gesloten. Herinneringen stegen in
Een lang mager mens' met stekende
ogen"
hem op, herinneringen, die hij al lang
en voor goed verloren waande. Maar nu
hij zijn autobiografie wilde schrijven..
Hoeveel jaren had hij er niet aan willen
denken! Hoeveel jaren achtereen had hij
als zijn vader juist in de Kersttijd zich
in de arbeid willen begraven!
De Kerstvacantie vroeger op school.
Dat was één litanie van grauw- en eento
nigheid. Zijn moeder, ja, die had er vroe
ger fleur in gebracht. Hij hoorde nog
het lievelingsmelodietje uit „Eine kleine
Nachtmusik", dat ze zo graag speelde.
En nu waarachtig, hij zag zijn moeder
weer aan de vleugel zitten, een kerst
boom vol kaarsen en schitterende bollen,
een stalletje op het dressoir.
Nico Verhaaf huiverde. Hij sprong op
en lachte luid en bitter. Grootmeester van
het proza hadden ze hem genoemd en
licht der wetenschappen. Bah, een arm
zalig, nietig, klein, eenzaam mensje voel
de hij zich. Grootmeester van het proza
licht der wetenschappen!
Dat was in de vierde klas van het
Gym, de eerste dag van de Kerstvacan
tie geweest. Bij het rapportuitreiken had
de rector gezegd: „Nico je rapport is
diep onvoldoende en je gedrag is slecht.
Ik kom vanmiddag wel met je vader pra
ten." In zijn hart had Nico wel zo iets
verwacht.
Toen reeds vlot stylist, wie de rijmen
kwamen aangevlogen, had hij een bij
tend spotvers op de rector en enige lera
ren geschreven. Een exemplaar was door
een onvoorzichtigheid van een leerling
in hun handen gevallen.
Zo stond die middag de rector voor zijn
vader, terwijl hij met een grote witte
zakdoek zijn beslagen brilleglazen poets
te: „Meneer Verhaaf, het doet ons op
recht leed dat ik U juist voor de Kerst
dagen met een onaangename, een zeer
onaangename boodschap moet komen las
tig vallen. Het is ons namelijk onmogelijk
om Uw zoon Nico nog langer op school
te handhaven. We geloven ook niet datj
Nico studieaanleg bezit. Een zekere be-j
langstelling voor aesthetica kunnen we i
hem weliswaar niet ontzeggen".
Toen zette Dr. Stekel zijn bril weer j
op, maar Nico hoorde nu nog de snijden- j
de nijd van de smalle lippen ritsen.
Nico Verhaaf glimlachte flauwtjes. Ge-j
lukkig zijn ze tegenwoordig breder, over- j
dacht hij. Daar hadden zijn phüosophi-
sche, psychologische en paedagogische
studies veel toe bijdragen, stond in het
advies voor het eredoctoraat.
Maar zijn vader had hem toen met de
vlakke hand een harde slag in het ge
zicht gegeven.
Ook op een ander gym in een naburi
ge stad was het niet meer gegaan. De
vierde en zelfs de vijfde had hij nog
doorgeworsteld, na twee maal gedou
bleerd te hebben. Toen was Nico Verhaaf
leerling-journalist geworden, eerst bij een
plaatselijk blad en tenslotte bij de lan
delijke pers.
Leven, dat was het avontuur, was het
j experiment, maar dan een ander experi
ment dan met kolven en zuren. Hij was
zelf de kolf waarin hij het gistende brui
sende levenszuur wierp. Leven was een
roekeloze tocht naar het onbekende. Daar
in culmineerde van zijn twintigste tot
zijn dertigste jaar zijn hele levenswijs
heid, levensbeschouwing en levenserva
ring. Leven was het begaan van onbe
treden paden.
Durfal en waaghals, die hij was, werd
hij in de eerste wereldoorlog als oorlogs
correspondent over Engeland naar Frank-
rijk gestuurd. Hij had er zelf om ge-
i vraagd.
In loopgraven en afgesloten tunnels,
tussen vlammenwerpers voor zich en ma
chinegeweren achter zich werd het leven,
werd zijn leven, geconfronteerd met de
verschrikking. De aardkorst was voor
hem slechts nog één vuile wonde, waar
uit het bloed lekte. Het leven in fort
Douaumont en bij Beaumont, voor Ver
dun en aan de Marne tussen ontplofte
mijnen en in aardtrechters, waarover
schrappnells gierden, het was geen avon
tuur meer maar slechts een vermetele
gang naar de dood. De twee antipoden
van 's mensen bestaan hadden zich ver
enigd tot één wezen.
De God van Liefde, had hij die Kerst
nacht op zijn brits in een loopgraaf aan
zijn vader geantwoord, de God van Lief
de is dood.
Maar wat is het leven zonder liefde?
Op die vraag, die angstig in hem op
steeg, had hij geen uitsluitsel kunnen ge
ven op de radeloze terugtocht met de
vluchtende poilus.
Maar de kreet van nooit meer oorlog
had hij in vlammende artikelen, reporta
ges en boeken uitgeschreeuwd. Leven is
toch liefde, leven is toch vrede! Hij
was na de oorlog teruggekeerd uit de
drek en de bloedgrachten naar het stil
le lage land, dat aan de rand van Euro
pa, aan de rand van de geschiedenis ge
leefd had. Grote voordrachtsreizen over
de hele aardbol had hij gemaakt. Er wa
ren vrouwen gekomen. Het leven had
hem weer blij en vrolijk toegeschenen.
Met Silvia, de jonge toneelspeelster, had
het leven hem een dans, een festijn gele
ken. Drie jaar duurde die droom, toen
was de dans een salto mortale gewor
den.
Nico Verhaaf hield het in zijn ligstoel
niet meer uit. Weer sprong hij op. Het
was alsof zijn kop op barsten stond.
Met een ruk stond hij weer aan zijn
bureau en las: „Het leven is een vlucht
voor zichzelf. Het leven is een vlucht voor
de vrede." Hij schroefde driftig de dop
van zijn vulpen en schreef: „Het leven
is geen feest, het leven is lijden".
Verder wist hij niets meer. Hij voelde
zich leeggeschreven. Hij stopte opnieuw
zijn pijp en staarde voor zich uit. Hij
dacht aan de laatste oorlog terug, toen
hij in een boerenkamertje in Gelderland
onderdak gevonden had. Tweemaal had
den ze hem gearresteerd, tweemaal had
den ze "hem verhoord. Toen hadden ze
hem uit de grote stad verbannen. Het
was Kerstmis 1944 bitter koud geweest.
En honderden trekkers waren voorbij zijn
raam gegaan met lege rugzakken, op
gammele fietsen, met verwilderde ogen en
holle kaken. En hij was machteloos ge
weest. Hij was eigenlijk zijn hele leven
machteloos geweest. Was de boodschap,
die hij aan de wereld had menen te
brengen wel zuiver en goed geweest?
Het leven is lijden! Nico Verhaaf keek
op.
Recht tegenover hem aan de muur
hing een fascinerend schilderij van een
jonge schilder, het groenige portret van
een drinkebroer in een rood werkhemd,
die zijn hoofd in zijn hand stutte; op het
tafeltje voor hem, waarop het avondlicht
geel plekte, stond een lege fles. Er lag
iets ontzaglijk mistroostigs in die strak
ke blik, in die zoekende ogen. Die drinke
broer aan zijn terraslefeltje had het feest
ook tot op de droesem geproefd. Die was
ook voor zichzelf op de vlucht geslagen.
Die ogen vroegen alleen nog naar het
waartoe en het waarheen. Die ogen keken
door je heen. In die ogen lag het leven
tot een /teken van tegenspraak gestold.
Nico Verhaaf zette de punt van zijn pen
weer op het papier. Dan haalde hij een
scherpe kras door alles, wat hij geschre
ven had.
De stilte om hem was drukkend. Hij
wilde de radio aanzetten, maar liep werk
tuiglijk naar de boekenmolen, waarin
zijn schoonste bibliophiele uitgaven ston
den. Een oude Statenbijbel was er bij
uit het jaar 1646 in varkensleer gebon
den, met oude gravures, met een zilveren
slot en een in zilver gedreven icoon op
het boekdeksel. Hij bekeek de icoon met
de onbeholpen, boerse maar toch zo in
nig vrome gelaten: een Christus aan
het Kruis en Maria en Johannes er onder.
Nico Verhaaf sloeg het boek open en
Ende het geschiedde als sy daer wa
ren, dat de dagen vervult wierden dat
sy baren soude.
Ende sy baerde haren eerstgeboren
soon, ende wandt hem in doecken, ende
leyde henr neder in de kribbe, om dat
voor haerlieden geen plaetse en was in
de herberge.
Ende daer waren herders in die selve
lantstreke, haer houdende in het velt,
ende hielden de nachtwacht over hare
kudde.
Ende siet een Engel des Heeren stont
by haer, ende de heerlickheyt des Hee
ren omscheense, ende sy vreesden met
groote vreese.
Ende de Engel seyde tot haer, En
vreest niet, want siet ick verkondige u
groote blijdschap, die alle den volke we-
sen sal.
Namelick dat u heden geboren is de
Salighmaker, welcke is Christus de Hee-
re, in de stadt Davids
Ende dit sal u het teecken zijn, Gij
suit het kindeken vinden in doecken ge
wonden, ende liggende in de kribbe.
Ende van stonden aen was daer met
den Engel een menighte des hemelschen
heyrlegers, prijsende Godt ende seggen-
de,
Eere zy Godt in de hoogste hemelen
ende vrede op aerden, in den menschen
een welbehagen.
Ende het geschiedde, als (Je Engelen
van haer wechgevaren waren na den he
mel, dat de herders tot malkanderen sey-
den, Laet ons dan henen gaen tot Bethle
hem, ende laet ons sien het woort dat
daer geschiet is, 't welck de Heere ons
heeft kondt gedaen.
Elk woord, elke regel las hij heel, heel
langzaam, soms twee-, soms driemaal.
Alle eenzaamheid en onrust viel onder het
lezen van hem af. Vrede keerde in hem
in.
Nico Verhaaf nam de pen weer op en
schreef: „Het leven is een labyrinth. Wie
er in gaat, vindt alleen de uitgang in
Bethlehem." En hij bleef doorschrijven,
het hele eerste hoofdstuk van zijn autobio
grafie.
Slechts een koorzanger, die zich in de
Nachtmis onder de preek over de balu-
trade boog, verwonderde zich toen hij
in de schaduw van een pilaar in een zij
beuk de brede rug van de beroemde
auteur ontdekte.
Hij voelde zich leeg geschreven'
WIE WEL EENS van de Tour de
France óf van de Giro d'Italia heeft
gehoord, kent Hugo Koblet.
En wie heeft niet, etc.
Wel we behoeven dus niet te vertellen,
dat Hugo Koblet momenteel een der be
roemdste. zo niet de beroemdste racer op
de fiets is. Zijn bewonderaars'beweren,
dat er nooit een betere geweest is en er
ook nimmer een betere z'al komen.
Hugo Koblet is getrouwd. Zopas. En
met een doodgewoon costuumnaaistertje,
een roodharig eenvoudig meisje, dat kort
voordat ze hem leerde kennen, werkelijk
niet wist, wat de Tour de France of de
Giro d'Italia was.
Is het nu iets bijzonders, dat zo'n fiets-
kampioen trouwt?
In principe niet. Maar wel, als men
zich er rekenschap van geeft, hoe een
wielerkampioen leeft.
Een man als Hugo Koblet leeft als een
vorst, al had hij tien jaar geleden niet
eens het geld om een trui te kopen, toen
hij op z'n eerste grote wedstrijd uitkwam.
Hij reed maar in zijn hemd, waarvan hij
de mouwen opgestroopt had.
Toenmaals moest hij flink sparen, om
een spoorkaartje naar de stad te kopen.
Nu reist hij in Pullmans of in een limou
sine. En de meisjes keken nauwelijks
naar hem, alhoewel hij ook in die dagen
slank was en blond en verlegen lachte.
Hij is getrouwd met Sonja 3uhl uit
Schaffhausen. Die kwam toevallig eens
op een wielerbaan. En het was liefde op
het eerste gezicht, van weerszijden.
Hugo Koblet deed aldus een keuze uit
veertigduizend. Zijn moeder, die als zijn
secretaresse optreedt, heeft de brieven
opgespaard, welke duizenden meisjes en
vrouwen de kampioen hebben geschreven,
brieven vol bewondering en menigmaal
eindigend met een liefdesverklaring.
Een boekje over hem, dat in heel
Europa verkocht werd en verschillende
foto's van hem bevatte, werd vooral ge
kocht door vertegenwoordigsters van het
zwakke geslacht, jonge en oude. Volgens
een schatting door veertigduizend stuks.
En stuk voor stuk zouden die er een lief
ding voor over hebben gehad, om met de
fietsende Hugo Koblet in het huwelijks
bootje te stappen.
Dat weet diens impresario maar al te
goed. Het heeft hem steeds moeite gekost,
zijn pupil uit handen van zijn bewonde
raarsters te houden. Zo is er b.v. een
platina blonde artiste geweest, die meen
de, de wielerkampioen voor zijn leven
gelukkig te kunnen en te moeten maken.
Haar grootste belangstelling ging intussen
uit naar hetgeen hij verdiende-
De impresario slaagde er in, haar uit
te schakelen. Hij gaat met Hugo Koblets
keuze accoord. Sonja Buhl leek hem
werkelijk geschikt, om de goedlachse, een
beetje al te goed gelovige kampioen op
zijn levensreis te vergezellen.
Alleen, ze koestert aspiraties voor de
film. Maar dat doet Hugo Koblet óók. Hij
kreeg reedf: herhaaldelijk aanbiedingen
om in een film op te treden, omdat pro
ducers er op rekenen, dat de „hartenver
overaar", zals hij ook wel wordt genoemd,
vooral het damespubliek zou trekken.
Doch Hugo Koblet wil niet als harten
veroveraar 'debuteren. Hij wenst geen
fietsende Clark Gable te zijn. Wil men
hem voor een film hebben, wel, dan in
een goed scenario en in een behoorlijke
rol.
Bij zijn huwelijk, dat te Zurich onder
overweldigende belangstelling gesloten
werd, was Hugo Koblet als altijd de
„dandy", die hij graag wil zijn, wanneer
hij niet bezweet en bestoft op de fiets zit.
Hij was, wat de dames noemen, een
beeld van een bruidegom.
In het voorlopige verslag van de vaste (kleuteronderwijs het aanhangige wets
ontwerp was met vreugde begroet
schoolgeld en collegegeld), terwijl, wat de
toekomst betreft, te wéinig blijk is ge
geven van vooruitstrevende visie, waarbij
men voornamelijk het oog had op de
verlenging van de leerplicht en verlaging
van de leerlingenschaal. Naar de over
tuiging van deze leden is het dringend
noodzakelijk, dat naast het theoretische
onderzoek het practische experiment een
plaats van betekenis krijgt.
commissie uit dc Tweede Kamer inzake
de begroting van het ministerie van O.,
K. en W. wordt minister Cals onderwor
pen aan soms vrij hevige critiek en wordt
een vloed van wensen over de bewinds
man uitgestort.
Vele Tweede-Kamerleden waren van
oordeel, dat ons land er op onderwijs
gebied slechter aan toe is dan vóór de
oorlog. Tevens meenden zij een manco
van besluitvaardigheid bij de minister te
kunnen constateren, hetgeen tot uiting is
gekomen bij de voorbereidende behande
ling van wetsontwerpen in de Kamer
Daar zit hij dan tegenover zijn vader
Roeit je Brinkman, en als om zich steun
te geven, klemmen de jongenshanden
zich om 'de stoel, zó stijf, dat ze er haast
pijn van doen. Èen beetje onzeker ver
schuift hij op die stoel, ontmoet de blik
van de man dan tegenover hem.
„Wou je wat vragen, jongen. Ik heb
over een half uur pas een bespreking, ik
heb dus nu wel even tijd", hoort hij zijn
vader zeggen.
Roeltje zuchtZolang hij vader nu
al kent. zijn er altijd besprekingen, haat
hij met heel z'ijn gevoelig jongenshartje
al die mensen, die zijn vader altijd maar
weer in beslag nemen, zodat hij hem haast
nooit ziet. Toch zou hij hierover met geen
mens willen praten, zelfs niet met juf
frouw Wijma. die altijd zo goed voor hen
beiden zorgt, of Jansje, in de keuken, die
prachtige, goudgele pannekoeken kan
bakken en ze altijd hoog in de lucht gooit,
als ze omgekeerd worden.
Roeltje's vader steekf nu aandachtig
een sigaar op. De kinderogen volgen dat
vertrouwde gebaar, héél vroeger mocht
hij welefens dat vlan
ker uitblazen ,als oma op bezoek was. Dat
is al heel lang geleden, want oma is al
lang bij O L. Heer in de hemel, bij zijn
Zeer veel andere Tweede-Kamerleden
vroegen zich af, of het departement van
O., K. en W. wel op de juiste wijze is
geëquipeerd om de minister op bevredi
gende wijze ter zijde te staan. Men vroeg
zich met bezorgdheid af, of alle ambtr-
i naren op de belangrijke posten wel vol-
komen tegen hun taak zijn opgewassen,
en of er van een voldoende mate van
coördinatie tussen de verschillende af-
om zijn hals slaan, weer net als vroeger, j worden? O hij hoopt het vurig, misschmm Eva "renzelo" 'hef e" °f.
maar ook dat is allang e^en^... Nu j djH vader ^m^dan meey.zie_ .Qngens had Hetlijkt wel, of het verleden zijn dclingc"rk^n Torden" gesproken.
baar'z'ijn gezichtje tegen die forse man-I hoor, fluistert Roeltje in het voorportaal hart weer uit ed^aar h'^dke^Kerstrn^ op- Het beleid van de bewindsman inzake
nenaestalt! en rent dan plots de kamer en is dan meteen door een zijdeur ver- nooit vergeten. Moet hu elke Kerstmis op-
het
de spelling werd door vele leden bedenke
lijk geacht. Naar wij meenden te weten,
had de commissie-Van Haeringen reeds
in 1952 haar rapport aan de minister aan
geboden. Indien dit juist is, waarom is
dit dan pas onlangs gepubliceerd? Naar
van hun winterjas, sp W01lH„_ ,,an houding geven ze elkaar een onmerkbaar hoofd op. Daór staat de kleine zanger aanleiding van de or/ierwijsnota hadden
jubelen e anen, beleven lariee knipoogje. „Roeltje.... t Klinkt als een R-ank en vrij tussen zijn schoolmakkers, j verscheidene leden de indruk, dat de ernst
Bethlehem opnieuw te beleven bevende' fluistering. Roel Brinkman ver- de ogen ernstig op de zangbroeder gericht.Van de toestand nog niet volledig tot de
Roeltje en zijn vader J onderznekori- bergt het gezicht achter de beschutting Roeltje Brinkman. Eva, die ook zó mooi minister is doorgedrongen
en toe werpt de jongen ee^onoerzoeken |van*zijn handen. zing£m kQn Eya Roeitje.... Hééft
de blik op de man naast hem, die in zich-
zelf gekeerd, als altijd, met grote stappen
Kerstmis 11 Jaar geledenToen overal de kleine jongen geweten dat hij zijn m°e"
aVoaot ^Hii heeft moeite' "die de klokken zo feestelijk luidden, sloot Eva der nooit vergeten kon, datja, dat
stappen bij te houden,'kleine Roeltje, af Brinkman voorgoed de moede ogen, lag er Roeltje eigenlijk zijn leven^langjl^zijn
mKlTlctll VUD LfeUl-U UC 1IIUCUC UrgUJll, JClg, v„ l i
en 'toe draaft hij haast. I in de wieg een hulpeloos klein kindje, haar liefde tekort gekomen is. Een bange, w
Och, misschien doet vad«r dit wel hel ^Me'nlenln'Vijn bank vragen te mogen
warm te blijven, overpeinst Roehje en dat £ugseJntj® een'afgewend klein roze ge- passeren, werktuigelijk vouwt hij zijn han-
Möï I ook tieus. Zijn plotseling0 het zicht je, waarvan hij zich de ronding nog den, volgt hen naar de communiebank
zelfs. Roel Brinkman Zg houdt zhn kan herinneren als zag hij die gisteren. zijn jongen die een ander lied inzet, be-
gezwoeg van zijn zoon entoudt njnpa^ ]ang h„ naar dal slapende geleid door het gehele jongenskoor „Eva v_
inrouwae geuuai-, ucc sen in. „Ik was I beetje onhandig kindje gekeken en er zich in stomme ik zal er voortaan aan denken, dat Roeltje komstig overschot, een vrees, die vol-
j welefens dat vlammetje van de aanste- ]?ng.e d^nzejfeh$ef®g jongenshand, als om smart vanaf Sewend- EIf moeiliike ■1aren' nog een vader heeft' Mlin God' lk dank
In het bijzonder de verwachting, dat het
tekort aan onderwijzers in 1962 of 1963
zou zijn opgeheven, had tot zekere onge
rustheid bij de leden aanleiding gegeven.
Men kon zich niet aan de indruk ont
trekken, dat de achtereenvolgende be
windslieden nimmer met alle energie naar
een verhoging van het aantal onderwijzers
stopt
dit goed te maken, in
';'°Tn heniehm°aUadl SLÉ faSgfheeMang had dat slapende' geleid door het gehele jongenskoon „Eva ^'^efd *uU vrees voor een toe.
helemaal vergeten gekeken en er zich in stomme ik zal er voortaan aan denken, dat Roeltje komstig overschot,
komen ongegrond moet worden geacht,
'°:in ias7ak Fvpntips elf jaren van geconcentreerde studie om U voor deze Kerstmis", bidt Roel Brink- gezien veel te hoge klassebezetting.
- vergeten. Elf éénzame jaren man. Hoog en heel zuiver klinkt als een '/nor ttoIo
te
l deed het Koeltje zeer, dat d ad" |°'ets vooral. Een "baby 'werd kleuter? de kleuter belofte daar die ene, jubelende jongens- j
eigen moeder, die hij alleen van het grote 1 maar nu is alles weer goea. „j/aaer js^ook
""""j" "V" u'Ufi Uel andere Hinven ging naar school. Hij ontsloot Zijn hart stem.
geleerd, die heeft wel andere dingen moeilijk voor dit kind, want als. Kerstmis 1954....
Mr" Dr Brinkman staat er op het kope- Hij er immers met geweest was, «au M. WOERDENBAGCH SENS.
«TpTembOfdRoeHjfeaooit we?zoVap «iEen i^nsslem zette het eeuwen oude „Stille nacht. Heilige nachtin.
portret daar op de schoorsteen kent. --- i hij 00tmoediff maar moemjK voor au Kina, wam, «w
Als de reuk van de sigaar m zijn neus aan zijn hoofd den he f Hij er immers niet geweest was, had hij
dringt, begrijpt Roeltje, dat hij nu einde- staat er op net kope j
lijk eens wat moet. z!eggen. Per slot van
rekening is zijn vader geen vreemde voor
hem, o. hemeltje nee. Er is er zelfs geen
een op de wereld, van wie hij zoveel
houdt als juist van hem. Maar misschien
wéét vader dit wel niet, als je het elke
dag ook zó druk hebt. Later.... nee, ojé
nee, zoiets zég je toch nooit, dat zal zijn
vader best merken dan.
,,Ik wil zo graag met u naar de Nacht
mis. Toe vader, gaat u met mij mee?"
smeekt onbewust zijn stemmetje. „Ik zou
het zo fijn vinden en ik word toch al elf",
voegt hij er verontschuldigend aan toe.
Hij voelt zijn eigen hartje heel hard
kloppen, de druk om de stoel wordt ste
viger.
Verwondering tekent zich af op het ge
zicht van de vader, hij kijkt naar de klei
ne jongen, begint dan de kamer op en
neer te lopen.
Je gaat toch altijd om half negen met
juffrouw Wijma, 5 uur is nog zo vroeg
voor jou, mijn jongen". Hij blijft voor
Roeltje's stoel staan, die nu echter er
vanaf springt. Twee grote, klare kinder
ogen zoeken die van de oudere, houden
ze even als in een ban gevangen. „Ik ga
al om 7 uur naar bed, vader, en dan....
Och, dan hoef ik helemaal niets voor mijn
verjaardag", hapert zijn stemmetje.
„Natuurlijk krijg je wel wat voor je
verjaardag. Domme jongen, je fiets is toch
al weggebracht om helemaal opgeknapt
te worden. Maar als je nu graag naar de
Nachtmis wil. Ik zal er nogeens over den
ken, hoor".
De teleurstelling glijdt merkbaar over
het beweeglijke jongensgezicht. Dit ont
gaat ook de volwassene niet. Een stevige
hand legt hij op die jongensschouder.
Roeltje heft het gezicht nogmaals naar
hem op. „Wij gaan samen naar de Nacht
mis, Roeltje ik beloof het je", zegt de
vader, wonderlijk ontroerd, ineens. Roel
tje zou nu zo dolgraag allebei zijn armen
Zeer vele leden vroegen, mede in verband
met de mogelijkheden tot oplossing van
het onderwijzerstekort, andermaal de
aandacht voor de salariëring van de onder
wijzers, nu de algemene verhoging van
zes procent is toegestaan.
Voorts werd opgemerkt, dat, zelfs als
men er in zou slagen het huidige directe
tekort aan onderwijzers binnen enkele
jaren aan te vullen, er dan in feite wat
betreft de school- en klassegrootte nog
een wantoestand zou bestaan.
Vele leden betoogden, dat ten aanzien
van het kleuteronderwijs zonder over
drijven van verwaarlozing kan worden
gesproken. Op het gebied van de huis
vesting, de grootte van de klassen, be
voegdheid en salariëring van het perso
neel komen erbarmelijke toestanden voor.
Van vrijwel alle zijden werd opnieuw de
aandacht gevestigd op het tekort aan
bevoegde leraren bij het voorbereidend
hoger en middelbaar onderwijs, hgtgeen
een ernstig karakter heeft aangenomen.
Algemeen had men grote waardering
voor de uitbreiding.en verbetering van het
nijverheidsonderwijs in de laatste jaren,
in het bijzonder voor de groei van het
U.L.N.O. Vele leden betuigden verder
hun instemming met het beleid van de
minister op het stuk van de studie
toelagen.
Door de Benzine en Petroleum Handel
Mij N.V., verkooporganisatie der Anglo-
Iranian Oil Comp.. wordt medegedeeld,
dat het jaar 1954, waarin het 50-jafig be-
i staan van de B.P.H.M. werd herdacht,
wederom bevredigend is verlopen. Op de
allereerste plaats wordt het succes ge
noemd, dat de B.P.H.M. oogstte door de
BP Special Energol Visco-Static Motor
Oil op de Nederlandse markt te iae
troduceren.