HET LEVEN IS EEN LABYRINTH Reclame Minister Cals bedolven onder critiek en wensen Hoe Brinkman weer vier de trss&v. W;- £S3sM«MS SWT""" "s,",e h""8' De uitgang ligt in Bethlehem Maakt voor Uw zaak Nieuzve levensmoed (Hugo nam één uit de 40.000 KERSTWIJSJE Kerstvertelling Tweede Kamer braelit verslag uit VRIJDAG 24 DECEMBER 1954 PAGINA 12 door Henri Tempelman mei tekeningen van Jan Houkes De klokken luiden fors en blij; Komt, o, komt nu toch naar Mij. In deze stille, blijde nacht, Houden engelen trouw de wacht. Want op enkel stro in het kribje klein, Ligt daar het Kindje Jesus-mijn. En héél de aarde lijkt verstild, 't Hardste hart wordt plots weer mild Goddelijk Kindje, schenk ons vree, Verhóór zo menig innige beê. Uw koms op aard is ons zo goed, Brengt ons weer nieuwe levensmoed. Een dag is dikwijls lang en zwaar, In het van zorg beladen jaar, En als je denkt: „het gaat niet meer", Is er Uw troost weer keer op keer. De rijkdom van Uw liefde groot, Vanaf de krib tot aan Uw dood, Hoe dikwijls is die misverstaan, De Góede weg niet meer begaan, En Gij, G ij blijft ons immer trouw, De meest verstokte man of vrouw, Bij 't kribje knielt men toch weer neer, En stamelt een: „Vergééf ons Heer Kerstmis 1954 M. WOERDENBAGCH-Sens. Departement legen taak 9 Laat ons goed voor elkander zijn, Omwille van dat Kindje klein, En zingen met de hemelkoren, Eleison, Heer, voor ons geboren Help ons zijn we rijk of arm? Maken ons herte licht en warm En zing'we bij het ochtendgloren Eleison, Kindje, uitverkoren Gij, Die verliet Uws Vaders huis En vond een stal als nieuw tehuis Als wieg een trog van dieren, Eleison, leer ons Kerstmis vieren. -k Christus, Die in windsels lei, En werd uit vunzig strooi ter zij Beroken van de ezel en de os Eleison, Theos, Kyrios opgewassen knielt bij T Ww Me"S, SSÏ3. ««'„a'rï, Bo.llj« ach om ;U U verstad- M„ m ruU heI, Brinkman Het tekort aan personeel P. RIEP, pr. Waardering BENZINE EN PETROLEUM HANDEL MIJ. Bevredigend jaar achter de rug „Het leven van de mens is een vlucht voor zichzelf." Nico Verhaaf lei zijn vul pen neer. Dat moest de eerste zin zijn van een nieuw boek, een autobiografie in romanvorm. Hiermede wilde hij zijn meesterproef afleggen. Hij trok aan zijn gele meerschuimen pijp en blies een gro te rookwolk voor zich uit. Het succes van een boek hangt van de eerste regel af, overlegde hij. En deze zin beviel hem niet helemaal. Een cliché uit moderne wijsgerige literatuur? Zo voelde hij het althans. Nico Verhaaf nam zijn pen weer op en schreef: „Het leven van de mens is een vlucht voor de vrede". Weer lei hij zijn pen neer. Was deze constatering niet eigenlijk de summa van een theodicé? Maar was dan zijn leven toch een theodicé geweest? Een theodicé? Nico Verhaaf lachte bit ter om zichzelf. Een theodicé voor wie het leven slechts gold tot aan de vloed lijn van de dood! En waren „zichzelf" en „vrede" dan aequivalente begrippen? Nico Verhaaf, de auteur besefte plot seling, dat hij op deze vragen geen ant woord geven kon. Zestig jaar was hij on langs geworden. En dat was groots ge vierd met een eredoctoraat, feestelijke recepties en benoemingen in wetenschap pelijke en litteraire verenigingen. Maar hij had slechts rust en stilte ge zocht en daaróm was hij teruggekeerd naar deze kleine Hollandse stad, waar de wilde storm van de jeugd over zijn hoofd gegaan was. Buiten het rumoer van het centrum had hij in een stille straat, genoemd naar het beroemdste glasschil dersgeslacht van Holland, een groot, oud herenhuis gekocht, dat hij naar eigen smaak had laten inrichten. Van de bene denverdieping had hij een groot, licht, ruim werkvertrek laten maken met lan ge, hoge boekenkasten, een blankeiken bureau en rotanmeubels. Maar waren rust en stilte dan een vrije vertaling van vrede? Een geweldige onrust maakte zich van hem meester, die in zijn hart, zijn pol sen en zijn hoofd nerveus begon te hame ren. Driftig trok hij aan zijn pijp en toen hij zichzelf trachtte te beheersen, merk te hij dat zijn been krampachtig wie belde alsof de slaap met speldeprikkeD er in stak. Nico Verhaaf stond op, knipte de licht bol van zijn bureaulamp uit en keek even naar buiten. Toen ging hij achterover in een rieteii ligstoel liggen. Hij sloot zijn ogen maar zag nog zacht en gestaag de vlokken neerdwarrelen. In de diepe sneeuw waadde alleen een jongen voorbij. Een jongen met een al pino op, die zich bukte om een sneeuw bal te kneden en van balorigheid ergens tegen een ruit te mikken. „Een witte Kerst", zei Nico Verhaaf schamper tegen zichzelf, alsof hij hardop droomde. Uit de oergrond van zijn wezen steeg steeds een schamperheid tegen de Kerst op. Een traditie voor femelaars in zijn ogen. Goed voor monniken of door wroeging verteerde schavuiten. Een ge zelschapsspel voor de botte massa, meer niet! Even flitste voor zijn geloken ogen weer de jongen van buiten voorbij, een jongen die een sneeuwbal ketsend tegen zijn ven sterruit wierp. Zo'n jongen was hij ook geweest, vijftig jaar geleden, toen zijn moeder ge storven was. Wit en rein als de bevroren sneeuw van die Kerstnacht had ze in haar kist gelegen. Zo heel veel herinnerde Nico Verhaal zich van die Kerstmis niet meer; alleen later had hij het begrepen, maar toen wa ren zijn kinderjaren een verdrongen complex in hem geworden. Toen werd in eens de schreeuw van zijn vader in hem wakker hij lag op een brits aan het front van Verdun in een vochtige loop graaf en schreef de schreeuw, die heel zijn leven had omgewoeld: „Een God van Liefde, zegt ge pastoor, ik zeg U een God van ellende en boosheid." Na de va- cantie bij zijn oma, had hij zijn vader niet meer teruggekend. Een zwijgzaam, gesloten mens, een nurks, over wiens lip pen geen hartelijk woord meer kwam, in een hol, koud huis! Er was een huishoudster gekomen een lang mager mens met stekende ogen, die pijnlijk nauwkeurig op meubilair en tapij ten was. Zijn schoenen had hij steeds in de bijkeuken moeten uittrekken. Nico Verhaaf wist het wel, hij was een onuitstaanbare, brutale, onhandelbare vlegel op het gym geweest. Wie had er zich trouwens van hem iets aangetrokken? Niemand bekommerde zich om hem. Met de Kerk had zijn vader na de begrafenis van ?ijn moeder gebroken. Kennissen kwamen niet over de vloer. De pastoor werd aan de deur afgescheept. Daar wist die lange wel raad mee. Vluchtig maakte hij zijn huiswerk thuis en dan trok hij weer de straat op. Zijn vader, chemisch ingenieur aan een chemische fabriek, begroef zich in zijn boeken of werkte vaak tot diep in de nacht in zijn laboratorium. Het experiment alleen vulde zijn leven. En bij tijd en wijle als troost de fles. Zijn moeder, ja die was anders ge weest, een blonde van de Rijn, die ge dichten las, sprookjes vertellen kon en Chopins Mazurka's speelde op de vleugel in de salon. Nico Verhaaf hield nog steeds zijn ogen gesloten. Herinneringen stegen in Een lang mager mens' met stekende ogen" hem op, herinneringen, die hij al lang en voor goed verloren waande. Maar nu hij zijn autobiografie wilde schrijven.. Hoeveel jaren had hij er niet aan willen denken! Hoeveel jaren achtereen had hij als zijn vader juist in de Kersttijd zich in de arbeid willen begraven! De Kerstvacantie vroeger op school. Dat was één litanie van grauw- en eento nigheid. Zijn moeder, ja, die had er vroe ger fleur in gebracht. Hij hoorde nog het lievelingsmelodietje uit „Eine kleine Nachtmusik", dat ze zo graag speelde. En nu waarachtig, hij zag zijn moeder weer aan de vleugel zitten, een kerst boom vol kaarsen en schitterende bollen, een stalletje op het dressoir. Nico Verhaaf huiverde. Hij sprong op en lachte luid en bitter. Grootmeester van het proza hadden ze hem genoemd en licht der wetenschappen. Bah, een arm zalig, nietig, klein, eenzaam mensje voel de hij zich. Grootmeester van het proza licht der wetenschappen! Dat was in de vierde klas van het Gym, de eerste dag van de Kerstvacan tie geweest. Bij het rapportuitreiken had de rector gezegd: „Nico je rapport is diep onvoldoende en je gedrag is slecht. Ik kom vanmiddag wel met je vader pra ten." In zijn hart had Nico wel zo iets verwacht. Toen reeds vlot stylist, wie de rijmen kwamen aangevlogen, had hij een bij tend spotvers op de rector en enige lera ren geschreven. Een exemplaar was door een onvoorzichtigheid van een leerling in hun handen gevallen. Zo stond die middag de rector voor zijn vader, terwijl hij met een grote witte zakdoek zijn beslagen brilleglazen poets te: „Meneer Verhaaf, het doet ons op recht leed dat ik U juist voor de Kerst dagen met een onaangename, een zeer onaangename boodschap moet komen las tig vallen. Het is ons namelijk onmogelijk om Uw zoon Nico nog langer op school te handhaven. We geloven ook niet datj Nico studieaanleg bezit. Een zekere be-j langstelling voor aesthetica kunnen we i hem weliswaar niet ontzeggen". Toen zette Dr. Stekel zijn bril weer j op, maar Nico hoorde nu nog de snijden- j de nijd van de smalle lippen ritsen. Nico Verhaaf glimlachte flauwtjes. Ge-j lukkig zijn ze tegenwoordig breder, over- j dacht hij. Daar hadden zijn phüosophi- sche, psychologische en paedagogische studies veel toe bijdragen, stond in het advies voor het eredoctoraat. Maar zijn vader had hem toen met de vlakke hand een harde slag in het ge zicht gegeven. Ook op een ander gym in een naburi ge stad was het niet meer gegaan. De vierde en zelfs de vijfde had hij nog doorgeworsteld, na twee maal gedou bleerd te hebben. Toen was Nico Verhaaf leerling-journalist geworden, eerst bij een plaatselijk blad en tenslotte bij de lan delijke pers. Leven, dat was het avontuur, was het j experiment, maar dan een ander experi ment dan met kolven en zuren. Hij was zelf de kolf waarin hij het gistende brui sende levenszuur wierp. Leven was een roekeloze tocht naar het onbekende. Daar in culmineerde van zijn twintigste tot zijn dertigste jaar zijn hele levenswijs heid, levensbeschouwing en levenserva ring. Leven was het begaan van onbe treden paden. Durfal en waaghals, die hij was, werd hij in de eerste wereldoorlog als oorlogs correspondent over Engeland naar Frank- rijk gestuurd. Hij had er zelf om ge- i vraagd. In loopgraven en afgesloten tunnels, tussen vlammenwerpers voor zich en ma chinegeweren achter zich werd het leven, werd zijn leven, geconfronteerd met de verschrikking. De aardkorst was voor hem slechts nog één vuile wonde, waar uit het bloed lekte. Het leven in fort Douaumont en bij Beaumont, voor Ver dun en aan de Marne tussen ontplofte mijnen en in aardtrechters, waarover schrappnells gierden, het was geen avon tuur meer maar slechts een vermetele gang naar de dood. De twee antipoden van 's mensen bestaan hadden zich ver enigd tot één wezen. De God van Liefde, had hij die Kerst nacht op zijn brits in een loopgraaf aan zijn vader geantwoord, de God van Lief de is dood. Maar wat is het leven zonder liefde? Op die vraag, die angstig in hem op steeg, had hij geen uitsluitsel kunnen ge ven op de radeloze terugtocht met de vluchtende poilus. Maar de kreet van nooit meer oorlog had hij in vlammende artikelen, reporta ges en boeken uitgeschreeuwd. Leven is toch liefde, leven is toch vrede! Hij was na de oorlog teruggekeerd uit de drek en de bloedgrachten naar het stil le lage land, dat aan de rand van Euro pa, aan de rand van de geschiedenis ge leefd had. Grote voordrachtsreizen over de hele aardbol had hij gemaakt. Er wa ren vrouwen gekomen. Het leven had hem weer blij en vrolijk toegeschenen. Met Silvia, de jonge toneelspeelster, had het leven hem een dans, een festijn gele ken. Drie jaar duurde die droom, toen was de dans een salto mortale gewor den. Nico Verhaaf hield het in zijn ligstoel niet meer uit. Weer sprong hij op. Het was alsof zijn kop op barsten stond. Met een ruk stond hij weer aan zijn bureau en las: „Het leven is een vlucht voor zichzelf. Het leven is een vlucht voor de vrede." Hij schroefde driftig de dop van zijn vulpen en schreef: „Het leven is geen feest, het leven is lijden". Verder wist hij niets meer. Hij voelde zich leeggeschreven. Hij stopte opnieuw zijn pijp en staarde voor zich uit. Hij dacht aan de laatste oorlog terug, toen hij in een boerenkamertje in Gelderland onderdak gevonden had. Tweemaal had den ze hem gearresteerd, tweemaal had den ze "hem verhoord. Toen hadden ze hem uit de grote stad verbannen. Het was Kerstmis 1944 bitter koud geweest. En honderden trekkers waren voorbij zijn raam gegaan met lege rugzakken, op gammele fietsen, met verwilderde ogen en holle kaken. En hij was machteloos ge weest. Hij was eigenlijk zijn hele leven machteloos geweest. Was de boodschap, die hij aan de wereld had menen te brengen wel zuiver en goed geweest? Het leven is lijden! Nico Verhaaf keek op. Recht tegenover hem aan de muur hing een fascinerend schilderij van een jonge schilder, het groenige portret van een drinkebroer in een rood werkhemd, die zijn hoofd in zijn hand stutte; op het tafeltje voor hem, waarop het avondlicht geel plekte, stond een lege fles. Er lag iets ontzaglijk mistroostigs in die strak ke blik, in die zoekende ogen. Die drinke broer aan zijn terraslefeltje had het feest ook tot op de droesem geproefd. Die was ook voor zichzelf op de vlucht geslagen. Die ogen vroegen alleen nog naar het waartoe en het waarheen. Die ogen keken door je heen. In die ogen lag het leven tot een /teken van tegenspraak gestold. Nico Verhaaf zette de punt van zijn pen weer op het papier. Dan haalde hij een scherpe kras door alles, wat hij geschre ven had. De stilte om hem was drukkend. Hij wilde de radio aanzetten, maar liep werk tuiglijk naar de boekenmolen, waarin zijn schoonste bibliophiele uitgaven ston den. Een oude Statenbijbel was er bij uit het jaar 1646 in varkensleer gebon den, met oude gravures, met een zilveren slot en een in zilver gedreven icoon op het boekdeksel. Hij bekeek de icoon met de onbeholpen, boerse maar toch zo in nig vrome gelaten: een Christus aan het Kruis en Maria en Johannes er onder. Nico Verhaaf sloeg het boek open en Ende het geschiedde als sy daer wa ren, dat de dagen vervult wierden dat sy baren soude. Ende sy baerde haren eerstgeboren soon, ende wandt hem in doecken, ende leyde henr neder in de kribbe, om dat voor haerlieden geen plaetse en was in de herberge. Ende daer waren herders in die selve lantstreke, haer houdende in het velt, ende hielden de nachtwacht over hare kudde. Ende siet een Engel des Heeren stont by haer, ende de heerlickheyt des Hee ren omscheense, ende sy vreesden met groote vreese. Ende de Engel seyde tot haer, En vreest niet, want siet ick verkondige u groote blijdschap, die alle den volke we- sen sal. Namelick dat u heden geboren is de Salighmaker, welcke is Christus de Hee- re, in de stadt Davids Ende dit sal u het teecken zijn, Gij suit het kindeken vinden in doecken ge wonden, ende liggende in de kribbe. Ende van stonden aen was daer met den Engel een menighte des hemelschen heyrlegers, prijsende Godt ende seggen- de, Eere zy Godt in de hoogste hemelen ende vrede op aerden, in den menschen een welbehagen. Ende het geschiedde, als (Je Engelen van haer wechgevaren waren na den he mel, dat de herders tot malkanderen sey- den, Laet ons dan henen gaen tot Bethle hem, ende laet ons sien het woort dat daer geschiet is, 't welck de Heere ons heeft kondt gedaen. Elk woord, elke regel las hij heel, heel langzaam, soms twee-, soms driemaal. Alle eenzaamheid en onrust viel onder het lezen van hem af. Vrede keerde in hem in. Nico Verhaaf nam de pen weer op en schreef: „Het leven is een labyrinth. Wie er in gaat, vindt alleen de uitgang in Bethlehem." En hij bleef doorschrijven, het hele eerste hoofdstuk van zijn autobio grafie. Slechts een koorzanger, die zich in de Nachtmis onder de preek over de balu- trade boog, verwonderde zich toen hij in de schaduw van een pilaar in een zij beuk de brede rug van de beroemde auteur ontdekte. Hij voelde zich leeg geschreven' WIE WEL EENS van de Tour de France óf van de Giro d'Italia heeft gehoord, kent Hugo Koblet. En wie heeft niet, etc. Wel we behoeven dus niet te vertellen, dat Hugo Koblet momenteel een der be roemdste. zo niet de beroemdste racer op de fiets is. Zijn bewonderaars'beweren, dat er nooit een betere geweest is en er ook nimmer een betere z'al komen. Hugo Koblet is getrouwd. Zopas. En met een doodgewoon costuumnaaistertje, een roodharig eenvoudig meisje, dat kort voordat ze hem leerde kennen, werkelijk niet wist, wat de Tour de France of de Giro d'Italia was. Is het nu iets bijzonders, dat zo'n fiets- kampioen trouwt? In principe niet. Maar wel, als men zich er rekenschap van geeft, hoe een wielerkampioen leeft. Een man als Hugo Koblet leeft als een vorst, al had hij tien jaar geleden niet eens het geld om een trui te kopen, toen hij op z'n eerste grote wedstrijd uitkwam. Hij reed maar in zijn hemd, waarvan hij de mouwen opgestroopt had. Toenmaals moest hij flink sparen, om een spoorkaartje naar de stad te kopen. Nu reist hij in Pullmans of in een limou sine. En de meisjes keken nauwelijks naar hem, alhoewel hij ook in die dagen slank was en blond en verlegen lachte. Hij is getrouwd met Sonja 3uhl uit Schaffhausen. Die kwam toevallig eens op een wielerbaan. En het was liefde op het eerste gezicht, van weerszijden. Hugo Koblet deed aldus een keuze uit veertigduizend. Zijn moeder, die als zijn secretaresse optreedt, heeft de brieven opgespaard, welke duizenden meisjes en vrouwen de kampioen hebben geschreven, brieven vol bewondering en menigmaal eindigend met een liefdesverklaring. Een boekje over hem, dat in heel Europa verkocht werd en verschillende foto's van hem bevatte, werd vooral ge kocht door vertegenwoordigsters van het zwakke geslacht, jonge en oude. Volgens een schatting door veertigduizend stuks. En stuk voor stuk zouden die er een lief ding voor over hebben gehad, om met de fietsende Hugo Koblet in het huwelijks bootje te stappen. Dat weet diens impresario maar al te goed. Het heeft hem steeds moeite gekost, zijn pupil uit handen van zijn bewonde raarsters te houden. Zo is er b.v. een platina blonde artiste geweest, die meen de, de wielerkampioen voor zijn leven gelukkig te kunnen en te moeten maken. Haar grootste belangstelling ging intussen uit naar hetgeen hij verdiende- De impresario slaagde er in, haar uit te schakelen. Hij gaat met Hugo Koblets keuze accoord. Sonja Buhl leek hem werkelijk geschikt, om de goedlachse, een beetje al te goed gelovige kampioen op zijn levensreis te vergezellen. Alleen, ze koestert aspiraties voor de film. Maar dat doet Hugo Koblet óók. Hij kreeg reedf: herhaaldelijk aanbiedingen om in een film op te treden, omdat pro ducers er op rekenen, dat de „hartenver overaar", zals hij ook wel wordt genoemd, vooral het damespubliek zou trekken. Doch Hugo Koblet wil niet als harten veroveraar 'debuteren. Hij wenst geen fietsende Clark Gable te zijn. Wil men hem voor een film hebben, wel, dan in een goed scenario en in een behoorlijke rol. Bij zijn huwelijk, dat te Zurich onder overweldigende belangstelling gesloten werd, was Hugo Koblet als altijd de „dandy", die hij graag wil zijn, wanneer hij niet bezweet en bestoft op de fiets zit. Hij was, wat de dames noemen, een beeld van een bruidegom. In het voorlopige verslag van de vaste (kleuteronderwijs het aanhangige wets ontwerp was met vreugde begroet schoolgeld en collegegeld), terwijl, wat de toekomst betreft, te wéinig blijk is ge geven van vooruitstrevende visie, waarbij men voornamelijk het oog had op de verlenging van de leerplicht en verlaging van de leerlingenschaal. Naar de over tuiging van deze leden is het dringend noodzakelijk, dat naast het theoretische onderzoek het practische experiment een plaats van betekenis krijgt. commissie uit dc Tweede Kamer inzake de begroting van het ministerie van O., K. en W. wordt minister Cals onderwor pen aan soms vrij hevige critiek en wordt een vloed van wensen over de bewinds man uitgestort. Vele Tweede-Kamerleden waren van oordeel, dat ons land er op onderwijs gebied slechter aan toe is dan vóór de oorlog. Tevens meenden zij een manco van besluitvaardigheid bij de minister te kunnen constateren, hetgeen tot uiting is gekomen bij de voorbereidende behande ling van wetsontwerpen in de Kamer Daar zit hij dan tegenover zijn vader Roeit je Brinkman, en als om zich steun te geven, klemmen de jongenshanden zich om 'de stoel, zó stijf, dat ze er haast pijn van doen. Èen beetje onzeker ver schuift hij op die stoel, ontmoet de blik van de man dan tegenover hem. „Wou je wat vragen, jongen. Ik heb over een half uur pas een bespreking, ik heb dus nu wel even tijd", hoort hij zijn vader zeggen. Roeltje zuchtZolang hij vader nu al kent. zijn er altijd besprekingen, haat hij met heel z'ijn gevoelig jongenshartje al die mensen, die zijn vader altijd maar weer in beslag nemen, zodat hij hem haast nooit ziet. Toch zou hij hierover met geen mens willen praten, zelfs niet met juf frouw Wijma. die altijd zo goed voor hen beiden zorgt, of Jansje, in de keuken, die prachtige, goudgele pannekoeken kan bakken en ze altijd hoog in de lucht gooit, als ze omgekeerd worden. Roeltje's vader steekf nu aandachtig een sigaar op. De kinderogen volgen dat vertrouwde gebaar, héél vroeger mocht hij welefens dat vlan ker uitblazen ,als oma op bezoek was. Dat is al heel lang geleden, want oma is al lang bij O L. Heer in de hemel, bij zijn Zeer veel andere Tweede-Kamerleden vroegen zich af, of het departement van O., K. en W. wel op de juiste wijze is geëquipeerd om de minister op bevredi gende wijze ter zijde te staan. Men vroeg zich met bezorgdheid af, of alle ambtr- i naren op de belangrijke posten wel vol- komen tegen hun taak zijn opgewassen, en of er van een voldoende mate van coördinatie tussen de verschillende af- om zijn hals slaan, weer net als vroeger, j worden? O hij hoopt het vurig, misschmm Eva "renzelo" 'hef e" °f. maar ook dat is allang e^en^... Nu j djH vader ^m^dan meey.zie_ .Qngens had Hetlijkt wel, of het verleden zijn dclingc"rk^n Torden" gesproken. baar'z'ijn gezichtje tegen die forse man-I hoor, fluistert Roeltje in het voorportaal hart weer uit ed^aar h'^dke^Kerstrn^ op- Het beleid van de bewindsman inzake nenaestalt! en rent dan plots de kamer en is dan meteen door een zijdeur ver- nooit vergeten. Moet hu elke Kerstmis op- het de spelling werd door vele leden bedenke lijk geacht. Naar wij meenden te weten, had de commissie-Van Haeringen reeds in 1952 haar rapport aan de minister aan geboden. Indien dit juist is, waarom is dit dan pas onlangs gepubliceerd? Naar van hun winterjas, sp W01lH„_ ,,an houding geven ze elkaar een onmerkbaar hoofd op. Daór staat de kleine zanger aanleiding van de or/ierwijsnota hadden jubelen e anen, beleven lariee knipoogje. „Roeltje.... t Klinkt als een R-ank en vrij tussen zijn schoolmakkers, j verscheidene leden de indruk, dat de ernst Bethlehem opnieuw te beleven bevende' fluistering. Roel Brinkman ver- de ogen ernstig op de zangbroeder gericht.Van de toestand nog niet volledig tot de Roeltje en zijn vader J onderznekori- bergt het gezicht achter de beschutting Roeltje Brinkman. Eva, die ook zó mooi minister is doorgedrongen en toe werpt de jongen ee^onoerzoeken |van*zijn handen. zing£m kQn Eya Roeitje.... Hééft de blik op de man naast hem, die in zich- zelf gekeerd, als altijd, met grote stappen Kerstmis 11 Jaar geledenToen overal de kleine jongen geweten dat hij zijn m°e" aVoaot ^Hii heeft moeite' "die de klokken zo feestelijk luidden, sloot Eva der nooit vergeten kon, datja, dat stappen bij te houden,'kleine Roeltje, af Brinkman voorgoed de moede ogen, lag er Roeltje eigenlijk zijn leven^langjl^zijn mKlTlctll VUD LfeUl-U UC 1IIUCUC UrgUJll, JClg, v„ l i en 'toe draaft hij haast. I in de wieg een hulpeloos klein kindje, haar liefde tekort gekomen is. Een bange, w Och, misschien doet vad«r dit wel hel ^Me'nlenln'Vijn bank vragen te mogen warm te blijven, overpeinst Roehje en dat £ugseJntj® een'afgewend klein roze ge- passeren, werktuigelijk vouwt hij zijn han- Möï I ook tieus. Zijn plotseling0 het zicht je, waarvan hij zich de ronding nog den, volgt hen naar de communiebank zelfs. Roel Brinkman Zg houdt zhn kan herinneren als zag hij die gisteren. zijn jongen die een ander lied inzet, be- gezwoeg van zijn zoon entoudt njnpa^ ]ang h„ naar dal slapende geleid door het gehele jongenskoor „Eva v_ inrouwae geuuai-, ucc sen in. „Ik was I beetje onhandig kindje gekeken en er zich in stomme ik zal er voortaan aan denken, dat Roeltje komstig overschot, een vrees, die vol- j welefens dat vlammetje van de aanste- ]?ng.e d^nzejfeh$ef®g jongenshand, als om smart vanaf Sewend- EIf moeiliike ■1aren' nog een vader heeft' Mlin God' lk dank In het bijzonder de verwachting, dat het tekort aan onderwijzers in 1962 of 1963 zou zijn opgeheven, had tot zekere onge rustheid bij de leden aanleiding gegeven. Men kon zich niet aan de indruk ont trekken, dat de achtereenvolgende be windslieden nimmer met alle energie naar een verhoging van het aantal onderwijzers stopt dit goed te maken, in ';'°Tn heniehm°aUadl SLÉ faSgfheeMang had dat slapende' geleid door het gehele jongenskoon „Eva ^'^efd *uU vrees voor een toe. helemaal vergeten gekeken en er zich in stomme ik zal er voortaan aan denken, dat Roeltje komstig overschot, komen ongegrond moet worden geacht, '°:in ias7ak Fvpntips elf jaren van geconcentreerde studie om U voor deze Kerstmis", bidt Roel Brink- gezien veel te hoge klassebezetting. - vergeten. Elf éénzame jaren man. Hoog en heel zuiver klinkt als een '/nor ttoIo te l deed het Koeltje zeer, dat d ad" |°'ets vooral. Een "baby 'werd kleuter? de kleuter belofte daar die ene, jubelende jongens- j eigen moeder, die hij alleen van het grote 1 maar nu is alles weer goea. „j/aaer js^ook """"j" "V" u'Ufi Uel andere Hinven ging naar school. Hij ontsloot Zijn hart stem. geleerd, die heeft wel andere dingen moeilijk voor dit kind, want als. Kerstmis 1954.... Mr" Dr Brinkman staat er op het kope- Hij er immers met geweest was, «au M. WOERDENBAGCH SENS. «TpTembOfdRoeHjfeaooit we?zoVap «iEen i^nsslem zette het eeuwen oude „Stille nacht. Heilige nachtin. portret daar op de schoorsteen kent. --- i hij 00tmoediff maar moemjK voor au Kina, wam, «w Als de reuk van de sigaar m zijn neus aan zijn hoofd den he f Hij er immers niet geweest was, had hij dringt, begrijpt Roeltje, dat hij nu einde- staat er op net kope j lijk eens wat moet. z!eggen. Per slot van rekening is zijn vader geen vreemde voor hem, o. hemeltje nee. Er is er zelfs geen een op de wereld, van wie hij zoveel houdt als juist van hem. Maar misschien wéét vader dit wel niet, als je het elke dag ook zó druk hebt. Later.... nee, ojé nee, zoiets zég je toch nooit, dat zal zijn vader best merken dan. ,,Ik wil zo graag met u naar de Nacht mis. Toe vader, gaat u met mij mee?" smeekt onbewust zijn stemmetje. „Ik zou het zo fijn vinden en ik word toch al elf", voegt hij er verontschuldigend aan toe. Hij voelt zijn eigen hartje heel hard kloppen, de druk om de stoel wordt ste viger. Verwondering tekent zich af op het ge zicht van de vader, hij kijkt naar de klei ne jongen, begint dan de kamer op en neer te lopen. Je gaat toch altijd om half negen met juffrouw Wijma, 5 uur is nog zo vroeg voor jou, mijn jongen". Hij blijft voor Roeltje's stoel staan, die nu echter er vanaf springt. Twee grote, klare kinder ogen zoeken die van de oudere, houden ze even als in een ban gevangen. „Ik ga al om 7 uur naar bed, vader, en dan.... Och, dan hoef ik helemaal niets voor mijn verjaardag", hapert zijn stemmetje. „Natuurlijk krijg je wel wat voor je verjaardag. Domme jongen, je fiets is toch al weggebracht om helemaal opgeknapt te worden. Maar als je nu graag naar de Nachtmis wil. Ik zal er nogeens over den ken, hoor". De teleurstelling glijdt merkbaar over het beweeglijke jongensgezicht. Dit ont gaat ook de volwassene niet. Een stevige hand legt hij op die jongensschouder. Roeltje heft het gezicht nogmaals naar hem op. „Wij gaan samen naar de Nacht mis, Roeltje ik beloof het je", zegt de vader, wonderlijk ontroerd, ineens. Roel tje zou nu zo dolgraag allebei zijn armen Zeer vele leden vroegen, mede in verband met de mogelijkheden tot oplossing van het onderwijzerstekort, andermaal de aandacht voor de salariëring van de onder wijzers, nu de algemene verhoging van zes procent is toegestaan. Voorts werd opgemerkt, dat, zelfs als men er in zou slagen het huidige directe tekort aan onderwijzers binnen enkele jaren aan te vullen, er dan in feite wat betreft de school- en klassegrootte nog een wantoestand zou bestaan. Vele leden betoogden, dat ten aanzien van het kleuteronderwijs zonder over drijven van verwaarlozing kan worden gesproken. Op het gebied van de huis vesting, de grootte van de klassen, be voegdheid en salariëring van het perso neel komen erbarmelijke toestanden voor. Van vrijwel alle zijden werd opnieuw de aandacht gevestigd op het tekort aan bevoegde leraren bij het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs, hgtgeen een ernstig karakter heeft aangenomen. Algemeen had men grote waardering voor de uitbreiding.en verbetering van het nijverheidsonderwijs in de laatste jaren, in het bijzonder voor de groei van het U.L.N.O. Vele leden betuigden verder hun instemming met het beleid van de minister op het stuk van de studie toelagen. Door de Benzine en Petroleum Handel Mij N.V., verkooporganisatie der Anglo- Iranian Oil Comp.. wordt medegedeeld, dat het jaar 1954, waarin het 50-jafig be- i staan van de B.P.H.M. werd herdacht, wederom bevredigend is verlopen. Op de allereerste plaats wordt het succes ge noemd, dat de B.P.H.M. oogstte door de BP Special Energol Visco-Static Motor Oil op de Nederlandse markt te iae troduceren.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 12