KONINGSBERG BOVEN DE CONGA D'ORO 3 VAN MONREALE De Madonna in de Kunst ■L mammm m A. Tentoonstelling in het Centraal Museum te Utrecht Arabo- Normandische Kunst op bicuie I VRIJDAG 24 DECEMBER 1954 PAGINA 7 Smmiimm1 m t Mozaieken in de zaal van Roger II te Palermo. Evenals de Capella Palatina bevindt deze zaal zich in het Palazzo Reale. Ik had willen schrijven, dat de expositie „de Madonna in de Kunst", welke te zien is in het Centraal Museum te Utrecht, zich prachtig voegt in de kerstsfeer. Maar toen dat er stond, streepte ik het door, daar ik zag, dat het een nietszeggende opmerking was, omdat kerstsfeer voor velen een nietszeggend woord is ge worden. lmad-Madonna Vanuit de Catacomben iissiH Verjongde menselijkheid- F amiliegroepen jgglaiig Sicilië is een land van meng- culturen en dat wijst op de aan trekkingskracht die dit gebied op volkeren van allerlei aard heeft uitgeoefend. Het ligt als een mag neet van schoonheid in 't roerloze blauw van de Middellandse zee, met lichtend opbollende bergen, die uit 'n onwaarschijnlijk ijle sub stantie lijken te zijn samengesteld Phoeniciërs hebben hun nederzet tingen gehad tegen de bergflan ken. Grieken stichtten er hun mo numenten van onvergankelijke charme, de Romeinen groeven dn de zachte rotsbodem amphithe aters en de Arabieren legden er palmentuinen aan vol exotische pracht. Spanjaarden hebben er barok-kerken gebouwd van een overladenheid, die alleen op het Iberisch schiereiland te verwach ten valt. Maar de meest merkwaardige stijl-vermenging, vervlechting van eeuwenoude culturen vertoont toch wel de Arabo-Normandische kunst, in Cefalu en Palermo aan Sieilië's Noordkust. De twaalfde eeuw stond voor Sicilië in het te ken van de overheersing door de Noormannen en hun vorsten wis ten de eigen kunst op wonderlijke wijze in de smeltkroes te werpen (Van onze redacteur) samen met Arabische stijl-opvat- tingen. Het meest grandioze resul taat is te vinden in Monreale, waarover nevenstaande artikel spreekt. Niet minder belangrijk zijn enkele monumenten van Ara bo-Normandische kunst in Paler mo zelf. In het merkwaardige Palazzo Reale bevindt zich bij voorbeeld de door koning Roger II gebouwde Capblla Palatina, van binnen één tinteling van gloed volle mozaieken. Voorts is er de Martorane, nog steeds een Grieks Katho lieke parochie-kerk, met een ba- rokfagade, waarachter zich op nieuw een vrijwel geheel met mo zaieken bekleed interiepr hier en daar van bijzondere verfijning verheft. Op hetzelfde plateau staat nog de San Cataldo, een heiligdom buiten gebruik, waar van de architectuur nauwelijks van die van een moskee afwijkt. Het rechthoekige gebouwtje is van boven afgedekt met terra-ro de koepels, die in het zonnige blauw van de mediterrane lucht staan te blozen, juist zoals de wat grotere koepels van de ver vallen San Giovanni degli Ere- miti, een boeiend monument met half vergane kloosterhof temid den van een vegetatie van Oos terse pracht en rijkdom. Tenslotte de Dom van Palermo een tot kerk verbouwde moskee, van ongewone afmetingen. Bo ven de Arabische tinnen en geslo ten wanden rijzen barokkoepels omhoog en Normandische toren bundels zoals wij die uit Caen in Frankrijk kennen. In het ge bouw is onder meer het graf van de middeleeuwse „Renaissance- vorst" Frederik II. Bovenstaande foto's kunnen uiteraard slechts een vage indruk geven van de schoonheid, die in het heiligdom van Monreale te genieten valt. Van boven naar beneden: de rijkbewerkte kloostergang, de absis van de Dom en een detail van de pandgang. irgens dieper de Gouden Schelp n, waar de streepstrakke weg 'an Palermo naar het Zuiden ich in bochten gaat wringen, angs de blonde berghellingen, Lgt Monreale met in het stads- ïart een pleintje, dat naar de kostelijke kant wordt afgegren- leld door de Arabo-Normandi- che Dom. Een kop Capuccino op ;en terrasje geeft de artistieke jelgrim gelegenheid zich op de mtmoeting met het doel van zijn eis voor te bereiden. Voldaan, lat nu een wensdroom gaat ver- /uld worden, stelt hij het bezoek ran het inwendige van de Dom ïog een kwartiertje uit. Een jreek moet ingeleid worden, een belangrijk bezoek niet minder! Voor hem is de dubbelgelaande fa- ;ade van de Dom in blanke steen ;en vertrouwd beeld uit de kunst boeken, maar de Noorderling niet •ninder vertrouwd door de verwant schap met de middeleeuwse archi tectuur uit Oost-Nederland en de Duitse Hanzesteden. Alleen de sier lijke loggia voor de ingang en die 'angs de zijkant van de Dom zijn de sierlijke vruchten van de Italiaanse Renaissance, die haar koelte tot nier toe wist te verspreiden. Maar wat daarbovenuit reikt heeft iets an het spelonkachtige, het duistere -lan van Noordelijker streken vast- ,elegd in de bewogen decoratie van de gevel en de holte van de beide torens. Iets in de pelgrim wordt koninklijk Napels, de chaotische grote stad met .aar Spaanse beweeglijkheid lijkt ilotseling verder van huis dan dit pa- cifieke pleintje, dat in propere be heerstheid blikkert van het zonlicht. Het is er Romaans en Germaans te gelijk, er steekt een wonderlijke vre de in de combinatie van stijl-elemen ten, een harmonie van het vertrouw de en het nooit-geziene, waarnaar iedere reiziger op jacht is. Maar daarbinnen in het met mozaieken be klede interieur staat de bekroning te wachten. Onrust drijft de pelgrim naar de kassa, vanwaar hij 40 lire lichter het pleintje oversteekt en een duik neemt in het koele Domportaal. Daar is plotseling het majesteite lijke interieur, even donker nog voor de niet dadelijk geaccommodeerde ogen, maar dan steeds meer onthul lend van zijn bijna mystieke flonke ring. Plotseling is er het klare besef dat Monreale nog steeds een Ko ningsberg is en iets in de pelgrim zelf wordt koninklijk als hij lang zaam naar boven loopt, daar die wei- gemeten ruimte, koel overwogen in haar verhoudingen maar tapijtelijk rijk in haar aankleding. Als domme machteloze schaakpionnen staan langs het marmeren inlegwerk der zijbeukwanden enkele donkere biechtstoelen. Verder is er een mo dern orgel, dat wat vlegelachtig onder de viering-koepel is geplaatst, maar overigens schijnt de harmonie volmaakt, van de gespannen zuil schachten tot het gulden Casetten- dak toe. Neen, toch niet, de afsluiting van ie rechter zijbeuk wordt gevormd loor een protserig altaar uit zoiets als verstold zeepschuim opgebouwd Een Amerikaanse toerist gebruikt het als achtergrond voor een portret /an zijn meisje en tenslotte ontziet hij zich niet ons in het wanbedrijf te oetrekken, want ze moeten toch ook sen keer samen op het plaatje, nie- waar? Het paar verdwijnt dan te vreden in de kloosterhof en nu zijn wij ook weer tevreden en alleen in de gouden ruimte, waar de Bijbelse vertellingen zich beurtelings in een krachtig en schuchter coloriet, maar voortdurend helder getekend, langs de wanden aaneenreien. Intussen is het orgel bijna onge merkt wat bel canto gaan neurieën en op de balustrade, die de viering ruimte afsluit maken zich een paar meisjesstemmen uit het niets los; ze zingen zo ijl als alleen Siciliaansen dat kunnen en het geluid zwerft met een argeloze wiekslag en schijnbaar zonder doel door de gewijde konings zaal. Pancratoor Op de tippen van de tenen lopen wij naar de plaats, vanwaar de ab- sis-kalot met het mozaiek van Chris tus als Albeheerser zich in groots perspectief laat zien. Het is overwel digend, deze uitbeelding van de meester, die als Arabisch grootvorst met strenge en tegelijk milde uit drukking in de kerkruimte staart en de armen met de vorm van de ab sis mee naar u uitstrekt, als wil Hij de gehele ruimte en allen, die er, wanneer dan ook, in zijn, omvade men. Stijlvermenging Als wij aan een nauwkeuriger be zien van de mozaieken toekomen, volgen de wanordelijkste ontdekkin gen. Daar in het transept frappeert ons het tafereel van Christus' tri omfale intocht in Jerusalem. Het verhaal is even compleet als bondig verteld met de besloten groep van de Heiland en zijn volgelingen afda lend naar de stadspoort, waar de in woners Hem staan op te wachten. De benedenrand van het tafereel wordt gevormd door merkwaardige Duits uitziende knapen, die in Breu- gheliaanse levendigheid bezig zijn hun kleren af te stropen om de weg van de meester te plaveien of ci- troentakken over het pad strooien. De anatomie van de figuren ver toont nog typisch Romeinse ken merken, terwijl het geheel van de compositie al niet meer zo heel vaag naar de opvattingen van Giotto en zijn leerlingen verwijst. De ernstige gezichten van Chris tus en zijn Apostelen en de lineaire behandeling van hun gestalten staan echter weer duidelijk onder invloed van de Byzantijnse hofstijl, waarin statigheid de boventoon voerde. pi* 7 Er is echter een tijd geweest, dat voor allen de kerstsfeer de verheuge nis was over de Verlossing en dat „de Verlossing" alles zei. Daaraan danken wij onder meer het grootste deel der beelden, schilderijen, wandtapijtjes en voorstellingen in émail, in edele metalen of gesneden uit ivoor, die ons op de bedoelde expositie worden getoond, een fijne selectie van onge veer honderd en dertig kunstwerken, merendeels genomen uit de meer dan zeshonderd, die dit najaar door het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, onder dezelf de titel, zijn tentoongesteld en die alle de Moeder Gods uitbeelden. Een selectie, die nu eens niet gegrond vest is op een wetenschappelijke op zet, maar alleen bijeen werd ge bracht om „het publiek het genot te schenken van het aanschouwen van uitgelezen kunstwerken uit velerlei eeuwen, het leven van Maria illus trerend". Dat is ook precies het enige wat echte schoonheid geven wil; het ge not van haar aanschouwing, niets meer ,maar ook niets minder. Wie werkelijk tot het schouwen der ge geven schoonheid komt, zal mis schien niet verder komen dan de eerste zaal. Daar staat om te beginnen het „pièce de resistance", de Imad-Ma- donna, die zo genoemd is omdat wij weten, dat Bisschop Imad van Pader- born haar liet maken. Dat was om streeks 1050 en in die tijd zaten er in het land van Rijn en Moezel heel wat beeldhouwers en vooral ivoor snijders, die waren opgeleid in de Byzantijnse traditie; deze was daar reeds langer dan drie eeuwen vroe ger gebracht door uit Byzantium voor de beeldenstrijd gevluchte mon niken, een strijd, die ook in onze streken gewoed heeft, fel genoeg om Karei de Grote tot persoonlijk ingrij pen ten gunste der afbeeldingen te verlokken. De beeldhouwer, die Imads Ma donna maakte stamt kennelijk uit die Byzantijnse traditie, die men wél de duizendjarige noemt en die zelf vol is van de Grieks-Romeinse tra ditie. Men ziet het Griekse in de fijne tekening der lijnen in het gewaad, maar ook in de edele gelaatsvorm der Madonna; en het oosterse dat behalve in Byzantium ook in de Ro meinse kunst zelf reeds een groot aandeel had genomen maar ook het Christelijke ziet men in het streng hieratische, de zelfbesloten- heid en het hemelse van de figuur. Zelfs de stille glimlach dezer Madon na is geen teken van de menselijke verglijdende gedachte of van het menselijk bewegen van het gemoed, het is teken van de eeuwige wijsheid, waaraan Maria deel heeft, van haar opgenomen zijn in God. Een „noli me tangere", een voor de tijd en voor de aarde niet meer bereikbaar zijn. Niet eerst na het concilie van Ephese in 431, waarbij Maria tot Moeder Gods verklaard werd, zijn de Christenen begonnen haar als Moe der af te beelden. Reeds honderd jaar na Christus' dood schilderden zij Maria, zittend met het naakte kind op haar schoot, in de Catacom be van S. Priscilla. Isaias, de pro feet, staat daar bij haar en wijst op een ster, als op zijn profetie over de stralenglans van Jahweh's glorie, die komt in de duisternis en waar heen volken en koningen gaan; de profetie waarvan haar Moederschap de vervulling bracht. De latere Sedes Sapientiae of Troon van Salomon, is de late, Ro maanse en vroeggothische voltooiing van dat reeds in de Catacomben ont stane beeld. In die eerste zaal der tentoonstelling ziet men er behalve de Madonna van Imad nog een vier- Madonna en Kind. Beeld van T. Riemenschneider. Kunsthaus, Ziiricli. Een gaver harmonie van heteroge ne stijl-elementen lijkt intussen on denkbaar. Stap voor stap volgen wij de taferelen tegen het gouden fond en als wij tenslotte vermoeid in de pandgang naast de Dom in de bloei ende oleanders zitten fe staren, is er opnieuw een artistieke weelde van een geheel bijzondere geaardheid, die onze aandacht opeist. De wonder lijke kloostergang met zijn rijkver sierde spitsbogen geschoord door zuilen met sculptuur en incrustatie- werk, zoals ook in de Cosmaten-gan- gen van Rome te zien is, verjongt zich in een hoek tot een door zuilen en bogen afgeperkt domein, waarin een half-moorse fontein in granaat- vorm zachtjes murmureert. De be werking van al die zuilen en bogen verraadt bijna een angst om een vlak niet onder de versiering te be delven en het geheel maakt daar door een sierlijke, bijna onstoffelijke ndruk in het blakerende zonlicht. Is het wonder, dat vrijwel alle brui den van Monreale en omgeving zich tegen dit feestelijke decor laten foto graferen. De zelfbewuste jonge vrou wen slepen zonder aarzeling haar aarzelende bruidegoms mee naar haar lievelingsplekje en dan kan de camera flitsen en kan worden over geschakeld op de broodjes-na-de- kerk, die de bruiloftsgasten worden opgediend op een terras dat de hele Gouden Schelp met zijn citroenen- velden, lichtende dorpen en de blau we baai van Palermo aan zijn voe ten heeft. i 1MÜ tal andere vanuit de twaalfde en dertiende eeuw. De oudste hebben nog die hiërati- sche gestrengheid, waardoor zij niet van deze wereld schijnen, zoals de Sedes Sapientiae uit het Bissch. Museum te Luik en die uit het Schnütgen-Museum te Keulen. Maar tegelijk begint toch ook in deze aller prachtigste houtsculpturen reeds on aanwijsbaar iets te bewegen, iets op te springen binnenin die eindeloze in keer tot zich zelf, in de durende on beslagen eeuwigheidsbespiegeling, waarin deze figuren verzonken lijken Het is niet alleen het zich oprichten van het Kind, met hoog zegenend gebaar. In het Luikse beeld is het ook de rijzigheid, Bet bijna magere der gestalte van Maria, in het Keulse misschien de houding der schouders, die wijken alsof reeds de eerste be weging van het opstaan begint. Het is een opstaan in nieuwe, ver jongde menselijkheid, in het Chris telijk gaudete van de herboren mens op aarde. In de Sedes Sapientiae uit Namen, slechts enige tientallen ja ren later ontstaan, blikt Maria nog steeds voor zich heen alsof zij nau welijks haar kind bemerkt, maar haar glimlach heeft moederlijker, menselijker tederheid gekregen en het Kind blikt naar die glimlach op en streelt Maria's kin. Onder de hiel der Maagd wordt de duivel vertre den; dat gebeurt ook in het stuk uit Luik, maar nu wordt de draak uit voeriger getekend. De volkse fanta sie, die hier aarzelend begint te spre ken, zal honderd jaar later in uit bundige verteldrift losbarsten. Ma ria, altijd met haar sluier, teken ha- rer maagdelijkheid, over het hoofd, zal haar kindje zogen, met appels en druiven zal zij het besteken. De ko ningen zullen komen om te aanbid den, het kind en zijn moeder zullen vluchten naar Aegypte. Maria zal onder het kruishout staan en bij de aanblik van heur stervend kind be zwijmen. Zij zal staan op de maan sikkel, zij zal haar mantel ter be scherming uitwerpen over de kleine gelovigen; in de hel onder haar voet zal het onmetelijk groot gezicht van het kwaad haar haten, maar zijn haat zal machteloos zijn want zie: twee Engeltjes schieten toe en vou wen een springzeil open als bij een echte brand en de vallende zieltjes, die men afbeeldt als blote kindertjes, zullen op dat zeil de eeuwige helle brand te rechter tijd ontkomen. In gebeeldhouwde en rijk gepoly chromeerde en vergulde retabellen zal men Maria met heel haar fami lie afbeelden. Eerst Sint Anna te drieën, maar later ook de uitvoeri ge maagschappen: St. Anna met haar ouders en drie dochters en van dezen de kinderen, spelend onder een of op hun moeders schoot. De mannelijke wederhelften dier heilige vrouwen zien vanaf een balustrade toe, tezamen met de mannelijke na komelingschap tot soms bisschop Servatius van Maastricht toe, die heet een afstammeling te zjjn van Anna's zuster Ismeria, wier dochter Maria's nicht Elisabeth was. Ook Ismeria en Elisabeth komen op die maagschappen voor. Wij zullen op de afzonderlijke wer ken verder niet ingaan. Het zij ge noeg de voor oningewijden minst be grijpelijke voorstellingen, enigszins te hebben uitgelegd. Daarmee is de schoonheid in principe ontsloten voor wie, ogen en een geest hebbende, niet alleen kan kijken maar ook zien. Tot het allerschoonste waarop .wij bijzonder de aandacht zouden willen vestigen, behoren de in de aanvang genoemde vroege madonna's, 'n kalk stenen Bourgondische Madonna uit 390, de treurende Madonna uit Wes- erstede en de treurende groep van Vlaria en Joannes uit Varel, de lin- ienhouten Madonna ten halven lijve, lie aan Tillman Riemenschneider is oegeschreven, de Moeder Gods van de Meester van Altöttinger Türen, nige ivoren, schilderijen van R. v. d. Weyden, Q. Matsys en Rubens en liet te vergeten de verzameling prenten van Schongauer en Dürer. K. S.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 7