NA
SAINTS FOR NOIN
FEESTDAGEN
Berichten uit Gods Kerk
s
HET VOLLE LEVEN
Een
grove
vergissing
HONDENPRAAT
Merkwaardig initiatief
Over de grenzen:
SSUr»'
ZATERDAG 8 JANUARI 1955
PAGINA
(Mfc'
■v< -.
De Kunst om Feest
te vieren
Dit is niet bedoeld als een aan
klacht tegen feesten, en zeker
niet als een puriteinse apologie
voor de zakelijke werkweek en de
efficiency van het nuttig bezig
zijn, maar voor een stuk het con
stateren van een feit en verder
een vraag aan ons zelf. Verstaan
wij de kunst een feest te vieren?
Zijn we „opgewassen" tegen een
feest? Want waar gaat het eigen
lijk om bij een 'feest (en eigenlijk
valt de gewone Zondag daar ook
onder)? Dat we nu eens niet te
maken hebben met allerlei zaken
en dingen met werkbank, machi
ne en typewriter, met tabellen en
cijfers, met resultaat en product,
maarmet elkaar. We heb
ben altijd wel met elkaar te ma
ken, ook op een gewone doorde
weekse dag, maar het is eigenlijk
een zakelijke verhouding, van sa-
overleg, beraadslaging en plan
ning; we „benutten" elkaar, och
en we nemen dat met een vanzelf
sprekende objectiviteit en belan
geloosheid. Maar bij dat alles
hebben we altijd iets op het oog
wat ligt buiten de ander. We
staan niet stil bij de ander, we
zijn niet echt bij hem, en het korte
zakelijke woord, de afwezige blik,
het even antwoorden zonder op
kijken, doen ons dat dikwijls in
een zaak en op een kantoor pijn
lijk gewaarworden.
„En toen zei ik
A
Geen revolutionnairen
Volle levers
Herziene en opnieuw uitgegeven zondaars
Het klinkt misschien wat
vreemd, maar ik geloof dat de
telkens terugkerende feesten van
het jaar ons toetsen op een be
langrijk stuk menselijkheid. Fees
ten laten zien wat we waard zijn!
De hele serie feesten, die we weer
meegemaakt hebben rond de jaar
wisseling, doen ons, juist omdat
ze ons dwingen zo maar niet ter
loops even, maar dagen achter
een te feesten, voelen dat er met
een feest iets gemoeid is. Je
merkt dat, als even de gedachte
in je opkomt: ik wou dat ik maar
weer aan het werk kon; was het
maar weer een gewone dag, he
wordt toch wel eentonig en saai
heel de dag niets te doen! e un
het soms zien aan mensen, ie op
een feestmiddag door e s a
slenteren, je voelt het aan de ge
prikkelde stemming m een huis
kamer, waar we heel de dag bij
elkaar zijn en als je 's avonds
een paartje bij elkaar ziet zitten,
krijg je soms de onvriendelijke
(en natuurlijk heel onredelijke)
gedachte, dat zelfs gelieven
elkaar wel eens moe kunnen zijn,
als ze heel de dag lief gedaan
hebben. En je vraagt je af: kun
nen we misschien beter tegen een
zesdaagse werkweek, dan tegen
een feestcyclus?
Maar op een feestdag valt dat
alles weg, het werk en het be
lang, het nut en de dienst, en we
zijn zo maar bij elkaar, met elkaar
zonder bijbedoeling, zo maar
voor elkaar. Oog, hart en gedach
te staan stil bij de anderen om
henzelf! Dat is ook de eigenlijke
zin van het feest en niet het niets
doen en de ontspanning en de
rust; die zijn er, en ze zijn nodig,
maar vooral nodig om ruimte te
maken voor de ontmoeting.
En dat blijkt moeilijk te zijn, dat
kan gaan vervelen blijkbaar, dat
kunnen we niet aan. Want dat
vraagt dat je oog hebt voor een
ander, en hart, dat je je op hem
kunt richten, je met hem kunt be
zig houden, je zelf kunt geven,
zonder berekening van nut en
voordeel, met één woord, dat
vraagt liefde en dan de trouwe
liefde van een dag lang, van een
feestcyclus lang, van een leven
lang. Zo maar niet alleen het
vriendelijk zijn voor iemand, die
je even ontmoet: „interessant,
zeg, aardig, amusant, onderhou
dend.."; je toont beiden je zelf
van de mooiste en liefste kant en
je gaat weer door, kijkt even om
en groet nog eens en er is niets
gebeurd, er is niets in je veran
derd, er werd niets van je ge
vraagd: dat is de liefde van het
gezellige avondje en van de brief
encounter, maar de feesten met
degenen vlak om ons heen in de
huiskamer, die eisen de eigenlijke
liefde, die altijd nog is: gave en
offer, van uit je zelf naar de over
kant gaan waar een ander staat!
Zijn we die liefde aan het ver
leren? die echte belangstelling
voor een ander zonder dat we
zelf er aan te pas komen in voor
deel en plezier. Kunnen praten
zonder zelf altijd aan het woord
te zijn over je zalf: nou, en
toen zei ik, deed ik, was ik
Kunnen kijken zonder een ander
te wegen op zijn waarde voor
mij
Feesten zijn een toetssteen der
liefde, een criterium of we men
sen zijn geworden van de werk
week, zakelijke, berekenende,
nuttige mensen alleen of mensen
die een feest aan kunnen en ieder
feest heeft in diepste kern te ma
ken met liefde!
Ik had het over de ander, maar
eigenlijk is bijna ieder feest nog
altijd in West-Europa een feest
van Christus en het vraagt daar
om dat we dan samenzijn met
Hem, niet afgeleid, niet ver
strooid, niet met half oor en hart.
Een Zondag en een feest zijn een
toetssteen voor onze liefde voor
Hem. En misschien mislukken zo
veel feesten in de huiskamer, om
dat ze al mislukt zijn in de kerk!
Feesten vragen iets van ons,
liefde, en dat eist dat we veel op
geven, veel vergeten, dat vraagt
ascese!
v. O.
U hebt een kater. Beken het maar
eerlijk. De gezellige feestdagen rond
om de jaarwisseling zijn voorbijKerst
mis, Oude jaar, Driekoningen. En nu
is het afgelopen met feesten. Beken
het nu maar, hoe beroerd u het vindt
hoe u een tijdlang geleefd hebt op
deze winterfeesten. En nu? Een grau
we winter ligt nog voor ons. Gebrek
aan vitaminen, nu de zon al zo lang
weinig invloed heeft, maken ons li
chaamsgestel er ook al niet beter op,
en we zijn spoediger vatbaar voor
griep. En daarbij dat weer! U kunt
er bijna niet uit en bent gedwongen
thuis te zitten. Voor velen, die op de
buiten werken, betekent dit zelfs vaak
dagen achtereen thuis zitten.
Nu kun je tonen wat je waard bent*
Je hebt nu geen afleiding. Je zit als
het ware in een gevangenis, je bent
als een opgeslotene. Gevangenen ook
van elkaar. Om nu de tijd goed door
te brengen, is een kunst. Men verhaalt
van de bekende Zuid-Pool onderzoe
ker, Byrd, dat hij zijn mannen altijd
met zorg uitkoos. Zolang er immers
wat te doen was aan boord, zolang
ze bezig waren, zelfs als er gevaar
was, was het wel uit te houden, maar
de eigenlijke moeilijkheden kwamen
pas, als de lange poolnacht begon, en
verschillende mannen opgesloten wa
ren in een kleine ruimte. Slechts ster
ke figuren konden hier tegen.
Nu is de situatie natuurlijk hier bij
lange na niet zo eng als in het pool
gebied, maar men kan er in alle geval
een vergelijking mee trekken. Je treft
vaak ontzettend aardige jongens en
meisjes aan, vlot in de omgang, gewil
lig in het werk, maar zet ze niet een
paar dagen stil. Dan zijn ze niet meer
om uit te houden. Het is heel wat ge
makkelijker blijkbaar met anderen om
te gaan, bezig te zijn, dan met zich
zelf om te gaan en bezig te zijn. Ve
len kunnen het blijkbaar niet zo goed
met zichzelf vinden. En dat toont zich
in hun humeur. Om van om te vallen!
Anderen weten niets anders te doen
dan de godganse dag maar te kaar
ten, om die ellendige verveling te ver
drijven. Wat jammer, dat zo deze win
termaanden, in een gevangenisstem
ming worden doorgebracht. Dat kan
toch wel anders. Op de eerste plaats
verlies je humeur niet, alhoewel het
soms moeilijk kan zijn. Blijf vrolijk en
opgewekt. De christelijke blijdschap
is juist dan belangrijk. Anders is er
geen kunst aan. Zorg je rustig bezig
te kunnen houden. Je moogt best een
kaartje leggen, maar dat kan toch de
inhoud van de wintermaanden niet
zijn. Is er dan werkelijk niets belang-
rijkers te doen? Heb je dan geen boe
ken of is er dan geen bibliotheek in
de buurt, waar je een goed boek kunt
lezen. Meisjes vinden over het alge
meen hun weg wel. Er is in het huis
altijd iets te doen. Maar voor jongens
is het moeilijker; neem daarom een
boek. Dat er dan ook eens wat meer
tijd kan over blijven voor een extra
gebed, behoef ik zeker wel niet te
zeggen.
Maar zorg ook, dat je juist in deze
donkere dagen anderen het leven ge
makkelijk maakt. Een vrolijke om
gang, gedienstigheid, je niet door stem
mingen laten meeslepen; dat kan heel
de sfeer van het huis en je omgeving
kleuren. Nu kun je tonen, wat je eigen
lijk waard bent, nu je op iets anders
kunt steunen dan op je zelf. Maar toon
het dan ook en loop niet rond met een
gezicht van een meterlange kater.
„Nu het nieuwe jaar al een eind
je op weg is", aldus Hond fris en
vrolijk vanaf de haardmat, „wil ik
toch eens wat dieper ingaan op een
kwestie, die mijn hondengemoed
reeds lang bezighoudt. Ik bedoel dé
ze kwestie: is het nu tegenwoordig
eigenlijk hondegemoed of honden
gemoed, hondepraat of hondenpraat,
hondeproblemen of hondenproble
men? Ik hoor, dat daar laatst iets
over te doen is geweest en ik dacht
onmiddellijk: je zult zien dat de
mensen in het nieuwe jaar die hele
zaak regelen buiten ons honden om;
ze zullen beslissen wat hun goed
dunkt en zeggen: kom, weet je wat
we maken er nu voortaan maar
hondepraat" van! En ik ais hond
moet dat dan maar nemen. Daar zit
iets onrechtvaardigs in. Als het over
hondenpraat" gaat, ben ik tenslot
te degene die dit woord maakt en het
zin geeft, omdat ik degene ben die
'"fen die hond is. Het is mijn
taalgeleerden hun vingers van mijn
'aigemeerT'v^r-
schijnseh - st^ -o/de om zich
heen grijpende demon de
tie. Van boven af wordt des parti
culiere bloei uniform en nivellerend
bijgeknipt en zelfs de sP?nta"® h t
van het volk ontkomt niet
brutale snoeimes der overhei,
zich door een aantal welbetaalde taal
geleerden ijverig laat voorlich
Men begint met hier en daar
simpel ennetje: weg ermee, we wil
len dat ennetje niet langer zien C"
iedereen dient zich aan onze ge
moedstoestand te onderwerpen.
Socialisatie dus. Men zal mij fj1}3"
schien tegenwerpen: „Het overheids
besluit zal waarschijnlijk zó uitval-
dat de overheid aan iedereen de
vrijheid geeft om de „n" te gebrui
ken of weg te laten."
Precies. En dat zou nu, naar mijn
hondeninzicht of honde-inzicht (of is
het "an bondeïnzicht?) het aller
ergste symptoom zijn van een voort
woekerende socialisatiedrift. De over
heid verbeelde zich niet mij een vrij
heid te kunnen Seven, die ik allang
heb ofwel een vrijheid te kunnen or
ganiseren, die nu iui3t typisch mijn
ongeorganiseerde en door mijzelf te
organiseren vrijheid is.
Het verschijnsel is zeer ernstig,
wit ik er nu over heb gezegd is na-
nir maar hondenpraat (honde-
tuurlijk m het kan uitein_
praat, als U Win. maar hgt gaat
delijk niks Waarom schrijft
F1" D er nS niet eens een mense
lijk artikel over?.
Zonden er vele leken zijn die zich wel eens aan de lezing van een
heiligen-leven wagen? Kloosterbibliotheken puilen er van uit. En op elke
kapelaanskamer staan dezelfde grote rijen prachtig ingebonden hoeken
van heiligenlevens „die het doen" maar ze „doen" het practisch alleen
in kringen van priesters en religieusen. Wanneer het boek: ..Saints tor
now" vergeleken wordt met de standaardwerken van Franciscus. Ignatius,
Augustinus, Johannes van het Kruis en Theresia van Lisieux, dan heeft
't niet veel waarde. Dan plakt men er eenvoudig het etiket op:
„Amerikaans-oppervlakkig". Dat zou heel jammer zijn. Vt ant juist dit
boek zou bijzonder veel goed kunnen doen in huiskamers en.misschien
ook wel in menig klooster.
Een typisch Spaanse visie op de
lieflijke Heilige van Assisic,
St. Fanciscus, is vastgelegd in dit
16de eeuwse beeld van Pedro de
Mena, in de schatkamer van de
Kathedraal te Toledo.
V v\ :v
U.S.A. „ONS GFXOOF IN HET
CIVIELE LEVEN"
„Dit volk eert Mij met de lippen; maar
zijn hart is ver van Mij". Met deze woor
den uit het Evangelie van S. Marcus ge
ven de Katholieke Bisschoppen van de
Verenigde Staten hun bezorgdheid weer
in een belangrijk herderlijk schrijven over
de gevaren van het moderne materialis
me. Na eerst de verschillende verschij
ningsvormen van het materialisme te
hebben beschreven in Communisme ener
zijds en humanisme anderzijds, nodigen
de Bisschoppen de Amerikaanse Katho
lieken uit om van dichtbij het huidige
materialisme te onderzoeken.
Talrijk zijn degenen, die het actuele ge
vaar vereenzelvigen met een bepaald
volk of een groep van volkeren, terwijl
anderen het vereenzelvigen met een eco
nomisch systeem. In werkelijkheid ligt
het gevaar veel dieper; het is een zich
opdringende idee: het godloze materialis
me. Tegenover dit gevaar zijn zeker
krachtsinspanning, materiële macht en
acties nodig, maar allereerst moet men
denken aan de geestelijek macht die van
God uitgaat. Als deze ware energie ont
breekt kan geen enkel ander middel ba
ten.
De bisschoppen betreuren vervolgens
het feit, dat men gedurende deze laatste
jaren, bij het Amerikaanse volk, een ver
mindering heeft gec°nstateerd van deze
geestelijke en bovennatuurlijke zorg. Of
schoon de statistieken een vermeerdering
van het aantal aangeven.
Wij vragen ons af. in hoever deze cij
fers de werkeli;kheid weergeven, want
men bemerkt geen groeiende invloed van
de Godsdienst in het civiele leven, maar
integendeel constateert men een onloo
chenbare verlaging van de publieke en
private zeden.
Niet dat men God ontkent, maar men
negeert Hem doodeenvoudig.
Tenslotte betogen de Bisschoppen dat
het Amerikaanse volk, als het vrij en
sterk wil blijven, het Christelijke geloof
terug moet winnen en er een nieuwe
daadwerkelijke invloed aan geven.
Algiers
SOCIALE RECHTVAARDIGHEID EER
STE EIS.
De 3 Katholieke Bisschoppen van Al
giers, Oran en HipP0 hebben in een ge
meenschappelijke verklaring naar aanlei
ding van de betreurenswaardige botsin
gen in Algiers, bijzonder aangedrongen
op de noodzakelijkheid om de sociale
rechtvaardigheid te verhogen in Noord-
Afrika. „Eèn der essentiële voorwaarden
tot een ware vrede is de sociale recht
vaardigheid.
Zonder de reeds gedane pogingen te
miskennen wijzen we toch op de droevige
toestand van een belangrijk deel van de
bevolking die honger lijdt en gebrek heeft
aan de meest noodzakelijke levensbehoef
ten, vooral in bepaalde wijken van de
grote steden en in de misdeelde streken
van Algiers.
Reeds meermalen hebben wij ercJP ge
wezen, dat het dringend noodzakelijk is
de strijd tegen armoede en werkloosheid
op te voeren, tegemoet te komen aan
het onzekere bestaan van het proletari
aat.. te arbeiden aan het verhogen van
het levenspeil in de onontwikkelde gebie
den. Dit zijn eisen, die gesteld worden
door de orde, die de Schepper zelf ge
wild heeft".
De Bisschoppen eindigen met een op
wekking tot ware naastenliefde t"ssen
Christenen, Muzelmannen en sraelieten.
Geloven in de naastenliefde, in haar
doeltreffendheid voor de vooruitgang van
de maatschappij is eer geven aan God.
Werken aan de gv°ei van de naastenliel-
de is constructief werken. 1G Eeuwen na
de Èeboorte van Sint Augustinus moeten
allen d" hem vereren trouw zijn aan
zijn boodschapt „Waar liefde is daar is
vr^^e 'imo- tüd spraken Kardinaal Gre-
Terzelfder bjd„spvan en Mgr
lier, aartsbiss V3n Angers in de-
ChappoMie. Blsscnj wk|a8rde dP Kar_
dinaal te Fourirère: „Wat de kwestie
Noord-Afrika betreft, herhaal ik wat ik
U reeds gezegd heb over de plicht om
zich los te maken van bepaalde voorin
genomenheden die niet Christelijk en
zelfs niet menselijk zijn, om onze grote
verplichting tot broederlijke eensgezind
heid metterdaad na te komen
Nog duidelijker sprak de Bisschop van
Angers tijdens de plechtige H. Mis tot
sluiting van het Maria-jaar: „Al hebt U
bepaalde volkeren diensten bewezen, het
is en blijft hun grondgebied. Zij hebben
U niet geroepen. Hun rechten staan on
aantastbaar naast de Uwe. De woorden
onderdrukking, mishandeling, execu',
stuiten een Christen tegen de borst.
H. M.
Clare Boothe Luce, U.S.A.-ambassa-
drice in Rome heeft een aantal van
haar vrienden en vriendinnen ge
vraagd om over heiligen te schrijven;
ieder kon zelf schrijven over de heili
ge van zijn of haar voorkeur, met 't
gevolg dat enkele heiligen tweemaal
behandeld worden. Zelf schreef zij een
uitvoerige inleiding. Zij wijst daarin
op de grote verscheidenheid die er in
de rangen van de heiligen heerst; zij
geeft enkele kostelijke paradoxen aan
die in hun levens gevonden worden;
en zij betoogt hoe zij hun werk door
de eeuwen heen blijven voortzetten.
De heiligen zouden de eersten zijn om
zich aan te sluiten bij Ambrose Bier-
ce's definitie in „Het woordenboek van
de duivel": „Een heilige is een dode,
herziene en opnieuw uitgegeven zon
daar". Bierce had hier natuurlijk de
zoetelijk-piëtistische school van hagio-
graphie op het oog. En toch ligt juist
de betekenis van de levens der heili
gen voor ons in het feit, dat zij men
selijke wezens waren als wij, en als
wij de zonde trachtten te bestrijden.
Het enige verschil tussen hen en ons
is, dat zij het niet opgaven; en wel
omdat zij geloofden, dat dit herzien en
opnieuw uitgeven van een zondaar, zo
dat hij als., heilige te voorschijn treedt,
door geen mens kan worden tot stand
gebracht, maar alleen door Gods ge
nade.
Onze verstandhouding
Zo tracht Clare Boothe Luce haar
werk te verantwoorden. Ze toont de
noodzakelijkheid aan van een goede
verstandhouding tussen hen en ons.
En ze raakt daarmee de kern van de
heiligenverering. St. Johannes Chry
sostomus zegt in een van zijn preken:
„De heiligen zijn voor ons op de eer
ste plaats voorbeelden ter navolging
En; „wie hen aanroept om gunsten te
verkrijgen, maar hen niet wil navol
gen, doet beter hen niet aan te roe
pen".
Haar voortreffelijke inleiding, waar
in ze op een bijzondere manier j'uist
het hart van de heiligheid raakt in de
heiligen, die haar voorkeur hebben,
besluit ze met deze woorden: „De
zaak is, dat de heiligen weinig den
ken aan een verandering van de we
reld om hen heen. Zij hebben het te
druk met het veranderen van de we
reld in henzelf. Zij zijn er niet op uit
om Caesar te hervormen, maar om
zelf gelijkvormig te worden aan Chris
tus. Wanneer er één tekst is in de H.
Schrift, die de geest der christenheid
tegenover de wereld weergeeft, dan
zijn het deze woorden van de H. Pau-
lus: „God was in Christus om de we
reld met zich te verzoenen".
De heiligen waren verzoeners, geen
revolutionnairen. En toch veroorzaak
ten hun pogingen om de wereld te ver
zoenen door middel van hun eigen per
soon, de grootste politieke, economi
sche en culturele revolutie op aarde.
Het is een revolutie, die nog steeds
voortgaat en waartegenover tyrannie,
dictaturen, de overheersing van het
gepeupel, het communisme steeds als
tegenrevoluties moeten worden gezien.
Denkbeelden hebben gevolgen. De
goddelijke denkbeelden, die de harten
en hoofden der heiligen vervulden,
hebben sublieme gevolgen in de ge
schiedenis gehad en zij blijven door
werken.
Na deze inleiding volgen de opstel
len van hen die uitgenodigd waren.
Hoewel alle schrijvers zich houden
aan de beperking van het opstel blijkt
toch dat ieder zich eerst goed op de
hoogte gesteld heeft en dat ieders
voorkeur gegroeid is uit de studie van
de standaardwerken, die in alle talen
over deze heiligen verschenen zijn.
Het is een mooi levend en fris boek.
En wie nu eens z'n wrevel en tegen
zin omtrent heiligenlevens overwint,
loopt zeker groot gevaar om straks
ook met een voorkeur naar huis te
gaan voor een van de grote heiligen,
die hij voorheen misschien nauwelijks
bij naam kende.
P. WESSELING C.ss.R.
„Heiligen voor nu", door Clare
Boothe Luce, vertaling Maria Heems
kerk, uitgave Paul Brand, Bussum.
Voor vele mensen bestaat er geen
aantrekkelijker formule dan die
van „Het Volle Leven" als zij hun
diepste verlangens kenbaar maken
of zich ergens op beroepen willen
wanneer zij, na de vereiste uren in
de tredmolen van het dagelijkse
leven, zich ontspannen gaan. Waar
de dagtaak aan de meesten geen
gelegenheid biedt zich ten volle te
ontplooien is het begrijpelijk, dat
zij die volheid in hun vrije uren
zoeken. Maar „Het Volle Leven",
zoals dat in bars beleden en kc-
pifactiseerd, in bioscopen bekeken
en uit derde-rangs-romans opge
zogen wordt, kan alleen maar
ergernis, verontwaardiging, mede
lijden of zelfs lachlust opwekken
want mij lijkt het onmogelijk,
dat iemand die nog enig vermoeden
heeft van wat een werkelijke vol
heid kan betekenen zich ooit door
dit zoetig begrip laat vangen.
Indirect licht, zachte muziek en al
coholdamp geven een bar die specifieke
weke sfeer waarin gesprekken over de
kernvragen Van Het Leven, al die on
derwerpen die met de volheid van het
zogenaamde volle leven te maken heb
ben, gemakkelijk bloeien. Enorme alge
meenheden, tussen twee slokken van
de whiskey of de cocktail door.houden
de conversatie gaande, en aan de ver
hitte gezichten en glimmende oogjes
kan men zien hoezeer er volop „ge
leefd" wordt. Wie deze illusie zelf niet
bekostigen kan, heeft nog de bioscopen,
de boeken en de tijdschriften die.
weliger nog dan menigeen in goeden
doen zich permitteren kan, het zoge
naamde volle leven uitbeelden. Dit
alles betekent niet dat iedere bar.
iedere film en iedere derde-rangs ro
man (of tijdschrift) gezien moet wor
den als een tempel of een katechismus
van dat volle leven; wél, dat het zich
in deze gelègenheden en publicaties
dikwijls afspeelt.
Het is bijna vanzelfsprekend dat deze
groteske illusie haar centrum heeft in
de liefde, althans in dat complex van
gevoelerigheden dat mei de liefde nog
wel iets gemeen heeft. Afgestompt en
vermoeid, zijn de. wat RolandHolst
met supreme ironie noemt, volle levers
niet meer in staat tot een groots en
blijvend gevoel, en een zwak aftreksel
moet nu dienen als vervangingsmiddel.
Aan de verhouding tussen de daarbij
behorende bedomptheden en de liefde
kan men de verhouding tussen het zo
genaamde volle en het werkelijk volle
leven aflezen. Want in de liefde en
ik moge hier overigens bepaald niet te
onderschatten verschillen buiten be
schouwing laten voltooit men zich
zelf; in de magere verliefdheid-van-
één-avond maakt de volle lever zich
compleet
De verbeeldingskracht ontbreekt om
uit te stijgen Boven het „eigen-tijdse"
en zich te ontdoen van de beklemmende
werking der adjectiva welke iedereen
in de mond bestorven liggen. Men con
stateert dat Onze Tijd nivelleert en ver-
mechaniseert, haastig en jachtig is, en
dat wij geen gelegenheid meer krijgen
volwaardige mensen te worden. Men
poneert deze uitspraken met hetzelfde
gemak waarmee men zegt dat de mens
twee benen heeft of dat 's morgsen de
zon opgaat. Er is echter dit verschil
dat wij de laatste verschijnselen alleen
maar constateren kunnen, terwijl wij
het karakter van het eigen-tijdse eerst
zelf scheppen moeten om het te kunnen
waarnemen.
Hoe begrijpelijk het heimwee naar 't
werkelijke volle leven ook is, men rea
liseert zijn verlangens niet door de
avonduren essentieel van de dag te laten
verschillen. Men bereikt het volle leven
nooit door overdag willoos en gelaten
de nivellering en de mechanisatie te on
dergaan en dan 's avonds om half zes
bü het verlaten van fabriek of kantoor
opgewekt te roepen en nu gaan we het
volle leven in. Want de vergroving en
afstomping van overdag verhinderen de
vermoeide verbeeldingskracht en fanta
sie ook des avonds boven de prikkelin
gen van sensatie-lectuur en dito films
uit te komen. Wanneer men dan nog be
denkt, dat het met deze opwekkende
middelen gaat als met alle andere, dat
de dosering vergroot moet worden om
hetzelfde resultaat te bereiken, dan kan
men eigenlijk alleen maar medelijden
hebben met hen die in deze climax ge
vangen zitten.
Zonnig en vrolijk zijn de volle levers
nooit. Wie kan zich trouwens gezond
plezier gekoppeld denken aan de ge
oliede sfeer van sommige bars, aan de
krampachtige triestheid van de zelf
kant van het leven, zoals men die be
zichtigen kan in films als „Zij die zich
verkopen", aan het snorkerige geluk dat
de helden en heldinnen in geschriften
met „Confidenties uit het volle leven"
mogen smaken. Maar ook hiermen
moet wel heel ver heen zijn om te kun
nen spreken van het volle leven, als er
geen plaats is voor plezier en vrolijk
heid. Men late zich niet van de wijs
brengen door de béte en flinke lachjes
van filmsterren of de grappen die de
volle levers zich permitteren In de bars.
Men hoeft waarachtig geen fijnproever
te zijn om te begrijpen dat de moppen
die bij zulke gelegenheden getapt wor
den, gewoonlijk niet uit eigen koker ko
men, dat zij te veel geacteerd zijn en dat
tenslotte vrolijkheid niet veel te maken
heeft met de stereotiepe leukheid van
daartoe geëigende uren.
Een werkelijk vol leven is niet afhan
kelijk van allerlei tijds-adagia en „ge
schikte" omgevingen. Men „pleegt" het
niet, en er is geen procédé voor te ge
ven. Op zijn hoogst kan men het op een
gegeven ogenblik bij zichzelf constate
ren, maar meestal staat men dan te ver
van slagzinnen en filmtitels om hier nog
aan te denken.
i F. SOREL.