NA SAINTS FOR NOIN FEESTDAGEN Berichten uit Gods Kerk s HET VOLLE LEVEN Een grove vergissing HONDENPRAAT Merkwaardig initiatief Over de grenzen: SSUr»' ZATERDAG 8 JANUARI 1955 PAGINA (Mfc' ■v< -. De Kunst om Feest te vieren Dit is niet bedoeld als een aan klacht tegen feesten, en zeker niet als een puriteinse apologie voor de zakelijke werkweek en de efficiency van het nuttig bezig zijn, maar voor een stuk het con stateren van een feit en verder een vraag aan ons zelf. Verstaan wij de kunst een feest te vieren? Zijn we „opgewassen" tegen een feest? Want waar gaat het eigen lijk om bij een 'feest (en eigenlijk valt de gewone Zondag daar ook onder)? Dat we nu eens niet te maken hebben met allerlei zaken en dingen met werkbank, machi ne en typewriter, met tabellen en cijfers, met resultaat en product, maarmet elkaar. We heb ben altijd wel met elkaar te ma ken, ook op een gewone doorde weekse dag, maar het is eigenlijk een zakelijke verhouding, van sa- overleg, beraadslaging en plan ning; we „benutten" elkaar, och en we nemen dat met een vanzelf sprekende objectiviteit en belan geloosheid. Maar bij dat alles hebben we altijd iets op het oog wat ligt buiten de ander. We staan niet stil bij de ander, we zijn niet echt bij hem, en het korte zakelijke woord, de afwezige blik, het even antwoorden zonder op kijken, doen ons dat dikwijls in een zaak en op een kantoor pijn lijk gewaarworden. „En toen zei ik A Geen revolutionnairen Volle levers Herziene en opnieuw uitgegeven zondaars Het klinkt misschien wat vreemd, maar ik geloof dat de telkens terugkerende feesten van het jaar ons toetsen op een be langrijk stuk menselijkheid. Fees ten laten zien wat we waard zijn! De hele serie feesten, die we weer meegemaakt hebben rond de jaar wisseling, doen ons, juist omdat ze ons dwingen zo maar niet ter loops even, maar dagen achter een te feesten, voelen dat er met een feest iets gemoeid is. Je merkt dat, als even de gedachte in je opkomt: ik wou dat ik maar weer aan het werk kon; was het maar weer een gewone dag, he wordt toch wel eentonig en saai heel de dag niets te doen! e un het soms zien aan mensen, ie op een feestmiddag door e s a slenteren, je voelt het aan de ge prikkelde stemming m een huis kamer, waar we heel de dag bij elkaar zijn en als je 's avonds een paartje bij elkaar ziet zitten, krijg je soms de onvriendelijke (en natuurlijk heel onredelijke) gedachte, dat zelfs gelieven elkaar wel eens moe kunnen zijn, als ze heel de dag lief gedaan hebben. En je vraagt je af: kun nen we misschien beter tegen een zesdaagse werkweek, dan tegen een feestcyclus? Maar op een feestdag valt dat alles weg, het werk en het be lang, het nut en de dienst, en we zijn zo maar bij elkaar, met elkaar zonder bijbedoeling, zo maar voor elkaar. Oog, hart en gedach te staan stil bij de anderen om henzelf! Dat is ook de eigenlijke zin van het feest en niet het niets doen en de ontspanning en de rust; die zijn er, en ze zijn nodig, maar vooral nodig om ruimte te maken voor de ontmoeting. En dat blijkt moeilijk te zijn, dat kan gaan vervelen blijkbaar, dat kunnen we niet aan. Want dat vraagt dat je oog hebt voor een ander, en hart, dat je je op hem kunt richten, je met hem kunt be zig houden, je zelf kunt geven, zonder berekening van nut en voordeel, met één woord, dat vraagt liefde en dan de trouwe liefde van een dag lang, van een feestcyclus lang, van een leven lang. Zo maar niet alleen het vriendelijk zijn voor iemand, die je even ontmoet: „interessant, zeg, aardig, amusant, onderhou dend.."; je toont beiden je zelf van de mooiste en liefste kant en je gaat weer door, kijkt even om en groet nog eens en er is niets gebeurd, er is niets in je veran derd, er werd niets van je ge vraagd: dat is de liefde van het gezellige avondje en van de brief encounter, maar de feesten met degenen vlak om ons heen in de huiskamer, die eisen de eigenlijke liefde, die altijd nog is: gave en offer, van uit je zelf naar de over kant gaan waar een ander staat! Zijn we die liefde aan het ver leren? die echte belangstelling voor een ander zonder dat we zelf er aan te pas komen in voor deel en plezier. Kunnen praten zonder zelf altijd aan het woord te zijn over je zalf: nou, en toen zei ik, deed ik, was ik Kunnen kijken zonder een ander te wegen op zijn waarde voor mij Feesten zijn een toetssteen der liefde, een criterium of we men sen zijn geworden van de werk week, zakelijke, berekenende, nuttige mensen alleen of mensen die een feest aan kunnen en ieder feest heeft in diepste kern te ma ken met liefde! Ik had het over de ander, maar eigenlijk is bijna ieder feest nog altijd in West-Europa een feest van Christus en het vraagt daar om dat we dan samenzijn met Hem, niet afgeleid, niet ver strooid, niet met half oor en hart. Een Zondag en een feest zijn een toetssteen voor onze liefde voor Hem. En misschien mislukken zo veel feesten in de huiskamer, om dat ze al mislukt zijn in de kerk! Feesten vragen iets van ons, liefde, en dat eist dat we veel op geven, veel vergeten, dat vraagt ascese! v. O. U hebt een kater. Beken het maar eerlijk. De gezellige feestdagen rond om de jaarwisseling zijn voorbijKerst mis, Oude jaar, Driekoningen. En nu is het afgelopen met feesten. Beken het nu maar, hoe beroerd u het vindt hoe u een tijdlang geleefd hebt op deze winterfeesten. En nu? Een grau we winter ligt nog voor ons. Gebrek aan vitaminen, nu de zon al zo lang weinig invloed heeft, maken ons li chaamsgestel er ook al niet beter op, en we zijn spoediger vatbaar voor griep. En daarbij dat weer! U kunt er bijna niet uit en bent gedwongen thuis te zitten. Voor velen, die op de buiten werken, betekent dit zelfs vaak dagen achtereen thuis zitten. Nu kun je tonen wat je waard bent* Je hebt nu geen afleiding. Je zit als het ware in een gevangenis, je bent als een opgeslotene. Gevangenen ook van elkaar. Om nu de tijd goed door te brengen, is een kunst. Men verhaalt van de bekende Zuid-Pool onderzoe ker, Byrd, dat hij zijn mannen altijd met zorg uitkoos. Zolang er immers wat te doen was aan boord, zolang ze bezig waren, zelfs als er gevaar was, was het wel uit te houden, maar de eigenlijke moeilijkheden kwamen pas, als de lange poolnacht begon, en verschillende mannen opgesloten wa ren in een kleine ruimte. Slechts ster ke figuren konden hier tegen. Nu is de situatie natuurlijk hier bij lange na niet zo eng als in het pool gebied, maar men kan er in alle geval een vergelijking mee trekken. Je treft vaak ontzettend aardige jongens en meisjes aan, vlot in de omgang, gewil lig in het werk, maar zet ze niet een paar dagen stil. Dan zijn ze niet meer om uit te houden. Het is heel wat ge makkelijker blijkbaar met anderen om te gaan, bezig te zijn, dan met zich zelf om te gaan en bezig te zijn. Ve len kunnen het blijkbaar niet zo goed met zichzelf vinden. En dat toont zich in hun humeur. Om van om te vallen! Anderen weten niets anders te doen dan de godganse dag maar te kaar ten, om die ellendige verveling te ver drijven. Wat jammer, dat zo deze win termaanden, in een gevangenisstem ming worden doorgebracht. Dat kan toch wel anders. Op de eerste plaats verlies je humeur niet, alhoewel het soms moeilijk kan zijn. Blijf vrolijk en opgewekt. De christelijke blijdschap is juist dan belangrijk. Anders is er geen kunst aan. Zorg je rustig bezig te kunnen houden. Je moogt best een kaartje leggen, maar dat kan toch de inhoud van de wintermaanden niet zijn. Is er dan werkelijk niets belang- rijkers te doen? Heb je dan geen boe ken of is er dan geen bibliotheek in de buurt, waar je een goed boek kunt lezen. Meisjes vinden over het alge meen hun weg wel. Er is in het huis altijd iets te doen. Maar voor jongens is het moeilijker; neem daarom een boek. Dat er dan ook eens wat meer tijd kan over blijven voor een extra gebed, behoef ik zeker wel niet te zeggen. Maar zorg ook, dat je juist in deze donkere dagen anderen het leven ge makkelijk maakt. Een vrolijke om gang, gedienstigheid, je niet door stem mingen laten meeslepen; dat kan heel de sfeer van het huis en je omgeving kleuren. Nu kun je tonen, wat je eigen lijk waard bent, nu je op iets anders kunt steunen dan op je zelf. Maar toon het dan ook en loop niet rond met een gezicht van een meterlange kater. „Nu het nieuwe jaar al een eind je op weg is", aldus Hond fris en vrolijk vanaf de haardmat, „wil ik toch eens wat dieper ingaan op een kwestie, die mijn hondengemoed reeds lang bezighoudt. Ik bedoel dé ze kwestie: is het nu tegenwoordig eigenlijk hondegemoed of honden gemoed, hondepraat of hondenpraat, hondeproblemen of hondenproble men? Ik hoor, dat daar laatst iets over te doen is geweest en ik dacht onmiddellijk: je zult zien dat de mensen in het nieuwe jaar die hele zaak regelen buiten ons honden om; ze zullen beslissen wat hun goed dunkt en zeggen: kom, weet je wat we maken er nu voortaan maar hondepraat" van! En ik ais hond moet dat dan maar nemen. Daar zit iets onrechtvaardigs in. Als het over hondenpraat" gaat, ben ik tenslot te degene die dit woord maakt en het zin geeft, omdat ik degene ben die '"fen die hond is. Het is mijn taalgeleerden hun vingers van mijn 'aigemeerT'v^r- schijnseh - st^ -o/de om zich heen grijpende demon de tie. Van boven af wordt des parti culiere bloei uniform en nivellerend bijgeknipt en zelfs de sP?nta"® h t van het volk ontkomt niet brutale snoeimes der overhei, zich door een aantal welbetaalde taal geleerden ijverig laat voorlich Men begint met hier en daar simpel ennetje: weg ermee, we wil len dat ennetje niet langer zien C" iedereen dient zich aan onze ge moedstoestand te onderwerpen. Socialisatie dus. Men zal mij fj1}3" schien tegenwerpen: „Het overheids besluit zal waarschijnlijk zó uitval- dat de overheid aan iedereen de vrijheid geeft om de „n" te gebrui ken of weg te laten." Precies. En dat zou nu, naar mijn hondeninzicht of honde-inzicht (of is het "an bondeïnzicht?) het aller ergste symptoom zijn van een voort woekerende socialisatiedrift. De over heid verbeelde zich niet mij een vrij heid te kunnen Seven, die ik allang heb ofwel een vrijheid te kunnen or ganiseren, die nu iui3t typisch mijn ongeorganiseerde en door mijzelf te organiseren vrijheid is. Het verschijnsel is zeer ernstig, wit ik er nu over heb gezegd is na- nir maar hondenpraat (honde- tuurlijk m het kan uitein_ praat, als U Win. maar hgt gaat delijk niks Waarom schrijft F1" D er nS niet eens een mense lijk artikel over?. Zonden er vele leken zijn die zich wel eens aan de lezing van een heiligen-leven wagen? Kloosterbibliotheken puilen er van uit. En op elke kapelaanskamer staan dezelfde grote rijen prachtig ingebonden hoeken van heiligenlevens „die het doen" maar ze „doen" het practisch alleen in kringen van priesters en religieusen. Wanneer het boek: ..Saints tor now" vergeleken wordt met de standaardwerken van Franciscus. Ignatius, Augustinus, Johannes van het Kruis en Theresia van Lisieux, dan heeft 't niet veel waarde. Dan plakt men er eenvoudig het etiket op: „Amerikaans-oppervlakkig". Dat zou heel jammer zijn. Vt ant juist dit boek zou bijzonder veel goed kunnen doen in huiskamers en.misschien ook wel in menig klooster. Een typisch Spaanse visie op de lieflijke Heilige van Assisic, St. Fanciscus, is vastgelegd in dit 16de eeuwse beeld van Pedro de Mena, in de schatkamer van de Kathedraal te Toledo. V v\ :v U.S.A. „ONS GFXOOF IN HET CIVIELE LEVEN" „Dit volk eert Mij met de lippen; maar zijn hart is ver van Mij". Met deze woor den uit het Evangelie van S. Marcus ge ven de Katholieke Bisschoppen van de Verenigde Staten hun bezorgdheid weer in een belangrijk herderlijk schrijven over de gevaren van het moderne materialis me. Na eerst de verschillende verschij ningsvormen van het materialisme te hebben beschreven in Communisme ener zijds en humanisme anderzijds, nodigen de Bisschoppen de Amerikaanse Katho lieken uit om van dichtbij het huidige materialisme te onderzoeken. Talrijk zijn degenen, die het actuele ge vaar vereenzelvigen met een bepaald volk of een groep van volkeren, terwijl anderen het vereenzelvigen met een eco nomisch systeem. In werkelijkheid ligt het gevaar veel dieper; het is een zich opdringende idee: het godloze materialis me. Tegenover dit gevaar zijn zeker krachtsinspanning, materiële macht en acties nodig, maar allereerst moet men denken aan de geestelijek macht die van God uitgaat. Als deze ware energie ont breekt kan geen enkel ander middel ba ten. De bisschoppen betreuren vervolgens het feit, dat men gedurende deze laatste jaren, bij het Amerikaanse volk, een ver mindering heeft gec°nstateerd van deze geestelijke en bovennatuurlijke zorg. Of schoon de statistieken een vermeerdering van het aantal aangeven. Wij vragen ons af. in hoever deze cij fers de werkeli;kheid weergeven, want men bemerkt geen groeiende invloed van de Godsdienst in het civiele leven, maar integendeel constateert men een onloo chenbare verlaging van de publieke en private zeden. Niet dat men God ontkent, maar men negeert Hem doodeenvoudig. Tenslotte betogen de Bisschoppen dat het Amerikaanse volk, als het vrij en sterk wil blijven, het Christelijke geloof terug moet winnen en er een nieuwe daadwerkelijke invloed aan geven. Algiers SOCIALE RECHTVAARDIGHEID EER STE EIS. De 3 Katholieke Bisschoppen van Al giers, Oran en HipP0 hebben in een ge meenschappelijke verklaring naar aanlei ding van de betreurenswaardige botsin gen in Algiers, bijzonder aangedrongen op de noodzakelijkheid om de sociale rechtvaardigheid te verhogen in Noord- Afrika. „Eèn der essentiële voorwaarden tot een ware vrede is de sociale recht vaardigheid. Zonder de reeds gedane pogingen te miskennen wijzen we toch op de droevige toestand van een belangrijk deel van de bevolking die honger lijdt en gebrek heeft aan de meest noodzakelijke levensbehoef ten, vooral in bepaalde wijken van de grote steden en in de misdeelde streken van Algiers. Reeds meermalen hebben wij ercJP ge wezen, dat het dringend noodzakelijk is de strijd tegen armoede en werkloosheid op te voeren, tegemoet te komen aan het onzekere bestaan van het proletari aat.. te arbeiden aan het verhogen van het levenspeil in de onontwikkelde gebie den. Dit zijn eisen, die gesteld worden door de orde, die de Schepper zelf ge wild heeft". De Bisschoppen eindigen met een op wekking tot ware naastenliefde t"ssen Christenen, Muzelmannen en sraelieten. Geloven in de naastenliefde, in haar doeltreffendheid voor de vooruitgang van de maatschappij is eer geven aan God. Werken aan de gv°ei van de naastenliel- de is constructief werken. 1G Eeuwen na de Èeboorte van Sint Augustinus moeten allen d" hem vereren trouw zijn aan zijn boodschapt „Waar liefde is daar is vr^^e 'imo- tüd spraken Kardinaal Gre- Terzelfder bjd„spvan en Mgr lier, aartsbiss V3n Angers in de- ChappoMie. Blsscnj wk|a8rde dP Kar_ dinaal te Fourirère: „Wat de kwestie Noord-Afrika betreft, herhaal ik wat ik U reeds gezegd heb over de plicht om zich los te maken van bepaalde voorin genomenheden die niet Christelijk en zelfs niet menselijk zijn, om onze grote verplichting tot broederlijke eensgezind heid metterdaad na te komen Nog duidelijker sprak de Bisschop van Angers tijdens de plechtige H. Mis tot sluiting van het Maria-jaar: „Al hebt U bepaalde volkeren diensten bewezen, het is en blijft hun grondgebied. Zij hebben U niet geroepen. Hun rechten staan on aantastbaar naast de Uwe. De woorden onderdrukking, mishandeling, execu', stuiten een Christen tegen de borst. H. M. Clare Boothe Luce, U.S.A.-ambassa- drice in Rome heeft een aantal van haar vrienden en vriendinnen ge vraagd om over heiligen te schrijven; ieder kon zelf schrijven over de heili ge van zijn of haar voorkeur, met 't gevolg dat enkele heiligen tweemaal behandeld worden. Zelf schreef zij een uitvoerige inleiding. Zij wijst daarin op de grote verscheidenheid die er in de rangen van de heiligen heerst; zij geeft enkele kostelijke paradoxen aan die in hun levens gevonden worden; en zij betoogt hoe zij hun werk door de eeuwen heen blijven voortzetten. De heiligen zouden de eersten zijn om zich aan te sluiten bij Ambrose Bier- ce's definitie in „Het woordenboek van de duivel": „Een heilige is een dode, herziene en opnieuw uitgegeven zon daar". Bierce had hier natuurlijk de zoetelijk-piëtistische school van hagio- graphie op het oog. En toch ligt juist de betekenis van de levens der heili gen voor ons in het feit, dat zij men selijke wezens waren als wij, en als wij de zonde trachtten te bestrijden. Het enige verschil tussen hen en ons is, dat zij het niet opgaven; en wel omdat zij geloofden, dat dit herzien en opnieuw uitgeven van een zondaar, zo dat hij als., heilige te voorschijn treedt, door geen mens kan worden tot stand gebracht, maar alleen door Gods ge nade. Onze verstandhouding Zo tracht Clare Boothe Luce haar werk te verantwoorden. Ze toont de noodzakelijkheid aan van een goede verstandhouding tussen hen en ons. En ze raakt daarmee de kern van de heiligenverering. St. Johannes Chry sostomus zegt in een van zijn preken: „De heiligen zijn voor ons op de eer ste plaats voorbeelden ter navolging En; „wie hen aanroept om gunsten te verkrijgen, maar hen niet wil navol gen, doet beter hen niet aan te roe pen". Haar voortreffelijke inleiding, waar in ze op een bijzondere manier j'uist het hart van de heiligheid raakt in de heiligen, die haar voorkeur hebben, besluit ze met deze woorden: „De zaak is, dat de heiligen weinig den ken aan een verandering van de we reld om hen heen. Zij hebben het te druk met het veranderen van de we reld in henzelf. Zij zijn er niet op uit om Caesar te hervormen, maar om zelf gelijkvormig te worden aan Chris tus. Wanneer er één tekst is in de H. Schrift, die de geest der christenheid tegenover de wereld weergeeft, dan zijn het deze woorden van de H. Pau- lus: „God was in Christus om de we reld met zich te verzoenen". De heiligen waren verzoeners, geen revolutionnairen. En toch veroorzaak ten hun pogingen om de wereld te ver zoenen door middel van hun eigen per soon, de grootste politieke, economi sche en culturele revolutie op aarde. Het is een revolutie, die nog steeds voortgaat en waartegenover tyrannie, dictaturen, de overheersing van het gepeupel, het communisme steeds als tegenrevoluties moeten worden gezien. Denkbeelden hebben gevolgen. De goddelijke denkbeelden, die de harten en hoofden der heiligen vervulden, hebben sublieme gevolgen in de ge schiedenis gehad en zij blijven door werken. Na deze inleiding volgen de opstel len van hen die uitgenodigd waren. Hoewel alle schrijvers zich houden aan de beperking van het opstel blijkt toch dat ieder zich eerst goed op de hoogte gesteld heeft en dat ieders voorkeur gegroeid is uit de studie van de standaardwerken, die in alle talen over deze heiligen verschenen zijn. Het is een mooi levend en fris boek. En wie nu eens z'n wrevel en tegen zin omtrent heiligenlevens overwint, loopt zeker groot gevaar om straks ook met een voorkeur naar huis te gaan voor een van de grote heiligen, die hij voorheen misschien nauwelijks bij naam kende. P. WESSELING C.ss.R. „Heiligen voor nu", door Clare Boothe Luce, vertaling Maria Heems kerk, uitgave Paul Brand, Bussum. Voor vele mensen bestaat er geen aantrekkelijker formule dan die van „Het Volle Leven" als zij hun diepste verlangens kenbaar maken of zich ergens op beroepen willen wanneer zij, na de vereiste uren in de tredmolen van het dagelijkse leven, zich ontspannen gaan. Waar de dagtaak aan de meesten geen gelegenheid biedt zich ten volle te ontplooien is het begrijpelijk, dat zij die volheid in hun vrije uren zoeken. Maar „Het Volle Leven", zoals dat in bars beleden en kc- pifactiseerd, in bioscopen bekeken en uit derde-rangs-romans opge zogen wordt, kan alleen maar ergernis, verontwaardiging, mede lijden of zelfs lachlust opwekken want mij lijkt het onmogelijk, dat iemand die nog enig vermoeden heeft van wat een werkelijke vol heid kan betekenen zich ooit door dit zoetig begrip laat vangen. Indirect licht, zachte muziek en al coholdamp geven een bar die specifieke weke sfeer waarin gesprekken over de kernvragen Van Het Leven, al die on derwerpen die met de volheid van het zogenaamde volle leven te maken heb ben, gemakkelijk bloeien. Enorme alge meenheden, tussen twee slokken van de whiskey of de cocktail door.houden de conversatie gaande, en aan de ver hitte gezichten en glimmende oogjes kan men zien hoezeer er volop „ge leefd" wordt. Wie deze illusie zelf niet bekostigen kan, heeft nog de bioscopen, de boeken en de tijdschriften die. weliger nog dan menigeen in goeden doen zich permitteren kan, het zoge naamde volle leven uitbeelden. Dit alles betekent niet dat iedere bar. iedere film en iedere derde-rangs ro man (of tijdschrift) gezien moet wor den als een tempel of een katechismus van dat volle leven; wél, dat het zich in deze gelègenheden en publicaties dikwijls afspeelt. Het is bijna vanzelfsprekend dat deze groteske illusie haar centrum heeft in de liefde, althans in dat complex van gevoelerigheden dat mei de liefde nog wel iets gemeen heeft. Afgestompt en vermoeid, zijn de. wat RolandHolst met supreme ironie noemt, volle levers niet meer in staat tot een groots en blijvend gevoel, en een zwak aftreksel moet nu dienen als vervangingsmiddel. Aan de verhouding tussen de daarbij behorende bedomptheden en de liefde kan men de verhouding tussen het zo genaamde volle en het werkelijk volle leven aflezen. Want in de liefde en ik moge hier overigens bepaald niet te onderschatten verschillen buiten be schouwing laten voltooit men zich zelf; in de magere verliefdheid-van- één-avond maakt de volle lever zich compleet De verbeeldingskracht ontbreekt om uit te stijgen Boven het „eigen-tijdse" en zich te ontdoen van de beklemmende werking der adjectiva welke iedereen in de mond bestorven liggen. Men con stateert dat Onze Tijd nivelleert en ver- mechaniseert, haastig en jachtig is, en dat wij geen gelegenheid meer krijgen volwaardige mensen te worden. Men poneert deze uitspraken met hetzelfde gemak waarmee men zegt dat de mens twee benen heeft of dat 's morgsen de zon opgaat. Er is echter dit verschil dat wij de laatste verschijnselen alleen maar constateren kunnen, terwijl wij het karakter van het eigen-tijdse eerst zelf scheppen moeten om het te kunnen waarnemen. Hoe begrijpelijk het heimwee naar 't werkelijke volle leven ook is, men rea liseert zijn verlangens niet door de avonduren essentieel van de dag te laten verschillen. Men bereikt het volle leven nooit door overdag willoos en gelaten de nivellering en de mechanisatie te on dergaan en dan 's avonds om half zes bü het verlaten van fabriek of kantoor opgewekt te roepen en nu gaan we het volle leven in. Want de vergroving en afstomping van overdag verhinderen de vermoeide verbeeldingskracht en fanta sie ook des avonds boven de prikkelin gen van sensatie-lectuur en dito films uit te komen. Wanneer men dan nog be denkt, dat het met deze opwekkende middelen gaat als met alle andere, dat de dosering vergroot moet worden om hetzelfde resultaat te bereiken, dan kan men eigenlijk alleen maar medelijden hebben met hen die in deze climax ge vangen zitten. Zonnig en vrolijk zijn de volle levers nooit. Wie kan zich trouwens gezond plezier gekoppeld denken aan de ge oliede sfeer van sommige bars, aan de krampachtige triestheid van de zelf kant van het leven, zoals men die be zichtigen kan in films als „Zij die zich verkopen", aan het snorkerige geluk dat de helden en heldinnen in geschriften met „Confidenties uit het volle leven" mogen smaken. Maar ook hiermen moet wel heel ver heen zijn om te kun nen spreken van het volle leven, als er geen plaats is voor plezier en vrolijk heid. Men late zich niet van de wijs brengen door de béte en flinke lachjes van filmsterren of de grappen die de volle levers zich permitteren In de bars. Men hoeft waarachtig geen fijnproever te zijn om te begrijpen dat de moppen die bij zulke gelegenheden getapt wor den, gewoonlijk niet uit eigen koker ko men, dat zij te veel geacteerd zijn en dat tenslotte vrolijkheid niet veel te maken heeft met de stereotiepe leukheid van daartoe geëigende uren. Een werkelijk vol leven is niet afhan kelijk van allerlei tijds-adagia en „ge schikte" omgevingen. Men „pleegt" het niet, en er is geen procédé voor te ge ven. Op zijn hoogst kan men het op een gegeven ogenblik bij zichzelf constate ren, maar meestal staat men dan te ver van slagzinnen en filmtitels om hier nog aan te denken. i F. SOREL.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 7