De dijken breken door GOEDE MANIEREN Goot het om een vaste betrekking KAPSELS Kunnen we er wat aan doen? ZATERDAG 15 JANUARI 1955 PAGINA v Spanjaard stond met een schaar voor mijn gezicht te zwaaien. „Dit hier juffrouw", en hij wees naar een geweldige witte doek met een hoofd erboven. „Dit hier juffrouw, is je ware! Hier haalt geen Figaro het bij. Haal de beroemdste kappers uit Parijs, Wenen of New York, klungels zijn het. Paardenstaarten, knoedels, be bop, ponny, vlindermodel, jongens kop? Waardeloos! Stijlloos!" Toen begon hij aan zijn werk. Aan zijn „karwei" zoals hij het noemde. Een „karwei" was het om van de war boel boven de doek iets fatsoenlijks te scheppen. Je hoorde de schaar knippen, de persoon zwijgen en de kapper transpireren. Na een tijd ver scheen uit de harige massa een mo del wat het beste aangeduid kon worden met „Verlengde Bebop". Nu nog een strikje als „finishing touch" en het resultaat was kinderlijk eenvoudig. „Opgang" was de naam. Zou het opgang maken? In Engeland kwam ik terecht bij een conservatief Figarootje waar dames en heren met bloempotten op hun hoofd, hun beurt zaten af te wachten. Je mocht je eigen vorm uitkiezen en alles wat onder de pot ten uitgroeide werd afgemaaid. Het was conservatief, maar Engels. Op een gegeven ogenblik kreeg ik de kapselmoeheid en reisde naar Ne derland terug. Daar presenteerde ik mijn reizen met lichtbeelden aan een selectie uitgeknipte kappers. Er werden weer nieuwe ideen opge daan. Er werd geëxperimenteerd, veel gekamd en aan Figaro geof ferd. Figaro's legaat bracht de Figaro's heel wat op. DE PARACHUmT Een lange voorgeschiedenis Ook de militairen In de mappen van het Ameri kaanse leger bestond in 1918 een plan, opgesteld door de generaal MITCHELL, waarbij hele eenhe den zouden uitgerust worden om te springen achter de Hinden burglinie, zo die stand mocht hou den. Het einde van de oorlog voor kwam dit grootschepse plan, en in de vredesroes werd alles hier omtrent vergeten. De Russen vatten deze idee op nieuw op en reeds in 1930 namen Russische Valchermspringerseen- heden deel aan de manoeuvres van Voronej, waar een luitenant en negen man een complete le gerstaf gevangen namen. De verrassing van dit nieuwste wapen was gedemonstreerd. Duitsland volgde dadelijk en opende een school in Spandau. De andere Europese landen, zo als Italië, Frankrijk en Polen volg den ook, maar om één of andere reden bleven de eenheden onder geschikt aan de luchtmacht die er slechts een utilitair belang in ge val van nood in zag. en toen kwam de oorlog Duitsland hield, in Spanje tij dens de burgeroorlog generale re petitie. Alle andere landen waren toen ogenschijnlijk blind, want niemand maakte de nodige ge volgtrekkingen en trof voorzorgs maatregelen als afweer tegen de parachutisten. Toen kwam 10 Mei 1940, en de Duitse flankaanval op Nederland. De Luchtlandings troepen kregen de opdracht de Duitse vleugel te beschermen door de inneming van Rotterdam, Dordrecht en de Moerdijk. Boven dien moesten ze in 't midden van het front de overgang van het Al- bertkanaal in de streek van Maas tricht verzekeren. Beide opdrach ten werden uitgevoerd en we her inneren ons nog met welke doel treffende preciesheid dit gebeur de. Deze krijgsverrichtingen vorm den natuurlijk voor alle landen het startsein voor een wedloop naar het bezit van luchtlandingstroe pen en valschermspringers. Speciale eenheden werden opge leid voor sabotage, en informatie opdrachten. Andere voor het uit voeren van grote aanvallen in het vijandelijke achterland, of tot versterking van een aan gang zijnde aanval. Ook nog om zekere strategische punten te veroveren en te bezetten tot de landtroepen oprukken. Zo ontwikkelde zich 'n nieuw wapen. Dat is volgens een leek in de Linie van vorige week de eerste vraag die men zich moet stellen, als men staat voor het probleem van de onkerke lijkheid, want anders is er het gevaar dat men zich verliest in theorieen en methoden, die te gauw een pasklaar antwoord willen zijn op de vraag, „wat kunnen we er aan doen? ^Mis schien ligt die eerste vraag jonge mensen niet omdat ze er niet een on middellijke aanleiding en uitgang punt in vinden voor debat en actie, en vooral omdat er een toon van de faitisme in schijnt door te klinken, die jongeren als een schelle wan klank pijn moet doen. En toch.... Jeugd is de tijd van ontmoetingen, van contacten en afspraken; je ont dekt de ander, je merkt dat je alleen het leven niet aan kunt, dat het waar deloos is zonder het samenzijn, en je gaat op zoek, zonder dat je het je duidelijk bewust bent. Je bekijkt de ander nog niet zo uitdrukkelijk zake lijk, hoe hij past in het sociale en eco nomische systeem, hoe je hem onder kunt brengen onder de noemer van belang en nut. Hij en zij persoonlijk, dit gezicht en dit hart, die interesse ren je. En ook al dringt een probleem als dat van de onkerkelijkheid zich aan je op vanuit pers en radio als een algemeen probleem van Europa en van onze kerkprovincie, het raakt de jeugd toch pas werkelijk en ingrij pend, als het plotseling ontstellend op haar afkomt in een vriend die niet meer kerkt, in een meisje, van wie je merkt dat ze het zo nauw niet neemt. En misschien heb je daarom, als je jong bent meer gevoel voor de kern van alle onkerkelijkheid en iedere af val: de persoonlijke verhouding van een mens tot Christus. Het ligt je nog niet zo de verklaring te zoeken in fac toren van milieu en opvoeding, je hebt nog niet zo onmiddellijk aandacht voor fouten en tekorten in het wijde re gebied van zielzorg en parochie- svsteem, en daarom zal jouw oplos sing ook niet gaan in de richting van de methodische hervorming van som mige vormen van zielzorg en van een precies geplande ache. Waarschijnlijk is dat alles tekort van de jeugd, maar dan met de winst van een scherp be wustzijn van het eigenlijke waar het om gaat: waarom ontmoette hij en zij Christus niet, of verloren zij het con tact. En als je je die vraag zo gesteld hebt, vanuit je eigen ervaring van wat een ontmoeting betekent, dan kom je vanzelf tot die vraag: „kunnen wij er wat aan doen?". Kun je daar wel tus sen komen, tussen die twee, Christus en de ander, waar toch al iedere ont moeting der liefde gave en genade is, en deze ontmoeting van het geloof zo heel speciaal een tegemoetkoming is, een zich laten ontmoeten van Hem die het eerst liefheeft? Natuurlijk weten we allemaal dat er zo iets is als ontvankelijkheid, open heid en medewerking, maar een grond- li /uding van ons geloof tegenover de crisis der onkerkelijkheid moet zijn, en kan juist bij de jeugd zijn: niet wij maar Hij! Want dit blijven we altijd weten: Christus laat niet in de steek, in Hem blijft er de zorg en de liefde Het wordt onderhand vervelend, maar toch begin ik er weer over, om dat deze gedachte erin gehamerd moet worden. Dag in, dag uit. We leven als Katholieken in ons klei ne landje nu heus niet zo prettig. Lees er de kranten maar op na: het gaat niet goed. De afval is groot en neemt steeds meer onstellende vorm aan. Nu is hier wel veel over te doen, maar daar blijft het ook bij. Er wordt hierover teveel gepraat, te veel getheoretiseerd, en te weinig gedaan. Zo vaak komen enthousias te jonge mensen bij elkaar, om de problemen van de afval te bespre ken, en te beraden over de midde len, welke die afval kunnen tegen houden, ja zelfs het getij doen keren, zodat we in de aanval kunnen gaan. Dat is allemaal prachtig. Maar soms wordt ie er kregelig onder. We praten, we praten, we praten maar, maar wat doen we? We heb ben prachtige voorstellen, grootse plannen, maar wat gebeurt er nu door de jongeren? Niet redeneren, maar handelen. Ik moet denken aan twee jaar te rug, toen aan het einde van deze maand, de dijken in Zeeland door braken en duizenden een plotselinge dood in het water vonden. Dat was een schok. Zelden zal Nederland zo beroerd zijn geweest. Maar daar bleef het niet bij. We gingen toen niet bij elkaar zitten en met een droevig gezicht zeggen: dat heb je ervan. We hebben te lang rustig ge leefd; we hebben onze dijken ver waarloosd. Ja, dat komt er nu van. Er zullen er wel geweest zijn, die bij zichzelf gezegd hebben: dit mag nooit meer gebeuren. We moeten de dijken zo versterken, dat een derge lijke ramp nooit meer mogelijk wordt. Misschien is toen al in het hoofd van de een of ander het z.g. Delta-plan opgekomen, dat voor goed aan de dreiging van de zee een einde moet maken. Dat is prach tig, maar de eerste zaak was op dat ogenblik: wat moeten we nu doen. Er moet nu niet geredeneerd, maar vooral gehandeld worden. Er moe ten mensen gered worden, er moe ten mensen ondergebracht worden; er moet voor kinderen gezorgd wor den; we moeten kleren ophalen. Er moet iets gebeuren. Isolement. Op geestelijk gebied is de toestand in Nederland niet veel beter. Eeuwenlang leefde Katholiek Ne derland in een gezellig isolement. Maar dat was niet meer te handha ven. Dit werd verbroken: de wereld, de wereldse geest, de opkomende in dustrie, de techniek drong overal binnen. De dijken braken door en de gevolgen zijn catastrophaal. De afvalligen, degenen, die bij die gees telijke doorbraak schipbreuk lijden, kunnen we bij honderdduizenden te gelijk tellen. En nog steeds gloeit het aantal. Het is nu geen tijd om met sombere gezichten bij elkaar te gaan zitten en te gaan kankeren op het vorige geslacht of anderen de schuld te geven. Zeker het is nu de tijd, om plannen te maken op lange afstand, om te zien, hoe we op de lange duur de zielzorg enz. moeten aanpassen, maar vooral is het nu de tijd, om te doen, wat we doen kunnen. Misschien is het lapwerk, dilettantenwerk, maar het is alvast wat. Terwijl grotere plannen ge maakt worden, doen we vast, wat we doen kunnen, redden wat nu vast gered kan worden. Nu niet meer praten, maar doen. Zeg niet: ik weet het niet wat ik doen kan. In iedere parochie is er nood, in elke parochie is er wel een pastoor, een kapelaan, die graag wil gebruik maken van Uw bereidwilligheid, van Uw diensten, en terwijl we plan nen maken voor de toekomst wer ken we vast in het heden. Want de dijken breken door. Nu, nu, nu, is er gevaar, nu moet er geholpen wor den, gered worden. H.B. voor ieder afzonderlijk, want we lezen dat woord waarmee Paulus zich zelf troost als hij geconfronteerd wordt met het beklemmende vraagstuk van de afval en verwerping van Israel: nooit heeft God berouw over genade gaven en roeping. Dit geeft geen menselijke oplossing, geen menselijk houvast, geen merk baar gevoel van gerustheid, maar het stelt ons de eis van het geloof en het vertrouwen in Christus en de kracht van Zijn genade. Christus, Hij is het laatste antwoord en de uiterste zeker heid waarop we terugvallen, als we ontsteld komen te staan tegenover de onkerkelijkheid. Dit is een vlucht voor onze verantwoordelijkheid, geen redding zoeken in een onwerkelijke mystiek, maar wel een teruggedron gen worden op de positie van het ge loof. En daarna, vanuit die geloofspo- sitie durven we ook menselijk zijn, in ons hart en onze daad, in ons mede lijden en ons meeleven met de nood der onkerkelijken, in ons begrip voor oorzaken en funeste invloeden, dur ven we ook modern te zijn in metho den en activiteiten. Kunnen we er wat aan doen? In ieder geval en op de eerste plaats Olij ven geloven aan de liefde van Chris tus en aan de kracht van zijn genade in Zijn Kerk. v. O. Deze keer", aldus Hond met tril lende staart, „wil ik 't eens hebben over de katten. En wel in verband met de onrustbarende stijging van de melkprijs. Het is me opgevallen en ik moet zeggen dat ik 't diep be treur dat men deze prijsstijging alleen maar van de mens uit heeft beschouwd en met wee. en jammer klachten begroet. Aan het standpunt van de kat heeft niemand gedacht. Ik kan over dit onderwerp geheel belangeloos spreken, omdat de kat on wij practisch als kat en hond leven en op mij dus nooit de ver denking kan rusten van vriendjes politiek Het gaat mij om de zaak zelf of om het spraakgebruik van baatzuchtige mensen over te nemen om het principe Iedereen weet, dat de kat een der belangrijkste melkronsumetlten is. T"cb is. voor zover mii bekend, geen delegatie kat oen bij het ministerieel vooroverleg betrokken geweest. Het besluit is ge- va len ongehoord en ongeacht de op vatting in deze van de kattenwereld. Een oudere poes, die ik al jaren ken (een dikke, waggelende gluiperd. maar daar gaat 't nu niet over) heeft me toevertrouwd, dat het de laatste dagen danig spant in dat wereldje. Wij zijn niet voor de poes I", zei die tante ,en als hier geen kabinets crisis' van komt, dan moet dit kabinet wei 'n héél brede basis hebben Nu heeft die brede basis er natuurlijk niks mee te maken, weet zo n kat veel maar de uitlating is sympto matisch. Katten zoder meik zpn^tot rare dingen in staat en me zich afvragen, waar th®cn J?0®,1' dat de minister, zonder zich van.al da gemiauw iets aan te rekken voet bij stuk houdt. En dat noemt zich democratie Mens, je laat me lachen /.eg ik altijd, maar in gemoede moet ik er thans aan toevoegen: ook de koe gaat hier nmt vrij uit. Daaiop wil ik 'n volgende keer nog graag eens uitvoerig terugkomen, want als dit niet helemaal doorgepraat wordt, zal deze muis ongetwijfeld 'n stevige staart krijgen. Tot verdriet natuurlijk van de minister van Landbouw en Voedselvoorziening, die er een kater van over zal houden.... Vanouds zijn mannen, avonturiers, waaghalzen, of geleerden er op uit geweest de lucht en de ruimte te overwinnen. Vandaar onder andere de opeenvolgende weifelende proefnemingen inzake liet parachutisme, het valschermspringen. Het bevon in de Griekse mythologie: een architect, Dedalus, werd door Minos, koning van Kreta, gelast met het bouwen van een labyrint. Zijn werk was zó volmaakt dat hij zelf er niet meer uit kwam, en er in gevangen bleef met zijn zoon Icarus. Dedalus wou echter zijn zoon de mogelijkheid geven tot ontsnappen uit het labyrint, en begon met vogelpluimen en was de constructie van een paar vleugels. Toen deze klaar waren, vloog de stoutmoedige Icarus dicht naar de zon, zodat de was smolt, en Icarus een jammerlijke dood in zee vond. De parachutist met Christus. „Hallo! Hier cabine 3. Neem nota: „Telegram no 7, Post in sec tor A.R. zonder aalmoezenier. Stop. Vanavond begrafenis. Stop. Dadelijk komen. Stop en einde." Het was 17 uur, de post 7 in sector A.R. in Tonkin was door rebellen omsingeld, het kleine landingsterrein bij de post was on bruikbaar door de vele, langduri ge moessonregens. Aalmoezenier Sth.., hoofdaal moezenier van heel Tonkin, was alleen in zijn bureau toen hem dit bericht werd overgemaakt. Geen ogenblik aarzelen. Een telefoon tje, een rit per jeep en een half uur nadien stond hij op het vlieg veld Gia Lam bij Hanoi. De mo de toren van een Junker ronkten, piloot zocht zijn reisweg op de kaart. „Een parachute voor mijnheer de aalmoezenier". ak. „Dank u, en nu naar het vlieg tuig." De Junker boorde zijn route door de grijze wolkenmassa die over de Delta kleefde, de priester maakte zich klaar voor de sprong. Para chute vastgeriemd, de rugzak goed gesloten. Rugzak waarin het draagbaar altaar naast het mus kieten-net lag, een zeildoek, een deken en een fles cognac met drie-sterren. „Daar! Ginds is de post. Klaar! Go!" De zendeling van St. Michiel zweeft onder zijn brede scherm, en prevelt gebedjes: „Heilige Michiel, maak dat ik goed land. terwijl ze aan zonneschermen hingen. Maar men zou tot 1500 en Leo nardo Da Vinei moeten wachten om de eigenlijke wetten van de weerstand van de lucht en het principe van het valscherm te kennen. Da Vinei maakte het plan voor een toestel dat ongeveer 100 kg zou gewogen hebben, doch nooit gebouwd werd. Sebastiaan, De Noorman maak te in 1777 een bolle parachute, ge sneden uit ge-oliede stof. Hij sprong zelf van de toren van Men beschuldigt dit geslacht er vaak van, dat het ongemanierd is. En het heeft inderdaad de schijn vaak tegen. Dit is ook wel begrijpe lijk. We kunnen ons dat wel inden ken. Jonge mensen bewegen zich im mers in een zoveel sneller tempo dan de ouderen, zodat ze onvermij delijk ergens tegenaan botsen, op iemands tenen trappen enz. Ze heb ben nog niet uit ervaring geleerd, dat men moet weten wat en hoe te doen, om zelf zo weinig mogelijk la waai en wanorde te veroorzaken en zo weinig mogelijk met anderen in botsing te komen. Er zijn er zelfs die het nooit leren. Ze hebben scher pe ellebogen en voeten, welke nu al tijd juist op de plaats gezet worden, waar mijn tenen liggen. Maar dat is niet zo erg. Erger is dat velen er in zekere zin groot op gaan onwellevend te zijn. Etiquette is alleen maar conventie, behoort tot het burgerlijk fatsoen. En daaraan mee te doen is het ergste verwijt, dat men een jonge mens van deze tijd kan aandoen. De tijd van de etikette is nu een maal voorbij. Wij mensen van deze generatie hebben meer oog voor de kern van de zaak, om al die bijkom stige omstandigheden kunnen wij ons niet bekommeren. Daar zit het geestelijk klimaat, waarin we leven, hem tenslotte niet in. Ik kan me voorstellen, dat sommi gen tot deze radicale reactie komen, Het is inderdaad waar, dat men soms wel te veel de nadruk gelegd heeft op bepaalde regels van om gang met elkander, alsof de uiterlij ke omgang en de regels daarvan het belangrijkste zijn. Dan komt men tot formalismen, welke geen zin heb ben. Het kan ook zijn, dat bepaalde hoofse manieren, uit een tijd, welke zo geheel anders is als de onze rus tig afgeschaft kunnen worden. Maar daarmee heeft men nog geen ex cuus voor het feit, dat men helemaal geen manieren heeft en elke vorme lijkheid maar aan de kant zet. Elke tijd schept en heeft zijn eigen manieren. En, waar in onze tijd, het geestelijk klimaat, waarin we leven, zo geheel anders is, dan dat van on ze voorvaders, zal het vanzelfspre kend zijn, dat de wijze, waarop wij met onze medemensen omgaan an ders zal en anders moet zijn. We zijn nu eenmaal zo veel eenvoudiger; wij gaan gemakkelijker direct op de man af; wij noemen gemakkelijker de dingen bij hun naam, waar een vorig geslacht lange omschrijvingen zou gebruiken. De techniek heeft onsprozaisch en nuchter gemaakt. Dit toont zich in geheel onze handel en wandel. Misschien zullen ouderen die gewend zijn aan andere omgangs vormen bepaalde uitingen van onze tijd betitelen met >,geen manieren", terwijl het eigenlijk andere manieren zijn, welke gezien deze tijd even hoofs en juist zijn als de meer uitgebreide van een vorig geslacht. Men kan dus, om een conclusie te trekken, rustig toegeven, dat el ke tijd zijn eigen omgangsvormen zal moeten hebben. En dat is goed. Maar men kan Oen enkel motief aanhalen, waarom een bepaald ge slacht helemaal geen manieren heeft m.a.w. onbeschoft is in zijn verhou ding tot zijn medemensen. H. B. Jonge mensen krijgen regelmatig de raad om toch aan hun toekomst te denken. De oud-gezagvoerder van de KLM Viruly schreef 'n kort ver haal in „De Vliegende Hollander" dat de titel draagt: „Er zit geen toe komst in". Dat verhaal gaat over een conflict tussen ouders en doch ter. De ouders verwijten hun doch ter, dat in het huwelijk met een 24-jarige vlieger geen toekomst zit. Wanneer in de raad: „denk toch om je toekomst" met het woord „toekomst" alleen bedoeld is: een veilig burgerlijk bestaan dan is op die raad nogal wat aan te mer ken. Immers wat biedt zo'n toekomst Een vaste betrekking, het vast aan gesteld zijn als leraar of ambtenaar, waar je verder ook maar een vast inkomen met pensioen kunt genieten Talloze factoren kunnen de veiligheid van zo'n bestaan uiteen rukken. Een oorlog, een natuurramp, ziekte en de altijd onverbiddelijke dood. Het vechten voor een toekomst binnen de grenzen van dit leven: zonder met een andere toekomst rekening te houden is arm en mensonwaar dig. Voor ieder die gelooft is er spra ke van die andere, definitieve toe komst. Er dient tenminste voortdu rend sprake van te zijn. Maar in 't dagelijks leven schijnt er voor deze gedachte niet veel ruimte over te zijn. De eerste christenen, levend in de tijd, dat er moed nodig was om te geloven, toen n.l. iedere christen een hachelijk bestaan had. aan alle kan ten bedreigd die eerste christe nen leefden heel en al op d'e toe komst. Op de w-d- --rrv.-t -■ i rh„j<- tus. Op hun ontmoeting met Chris- tus. Hun geloof gaf een glans aan al hun woorden en daden. In hen leefde de roekeloosheid om Christus wille, de onthechting en de kracht van de niet berekenende liefde. Maar sinds die tijd zijn er vele eeuwen verlopen. Het Christendom heeft zich in de wereld geïnstalleerd zo schrijft Romano Guardini „Het heeft een christelijke cultuur- waar wij zo graag over spreken voort gebracht. Een cultuur, die natuur noodzakelijk geen afbraak, maar duurzaamheid begeren moet. Mis schien moet het christelijk leven eerst veel van zijn vanzelfsprekend heid verliezen. Misschien zijn er weer tijden nodig van uitstoting en ver volging, opdat wtj ons weer bewust worden van het bijzondere karakter van ons bestaan." We zijn een nieuw jaar begonnen Zit er toekomst in? Dat hangt niet af van promoties, van succes, van meer geld verdienen van een nieu we loonronde. van belasting verla ging, noch van demobilisatie: het hangt zelfs niet op de eerste plaats af van de woonruimte die we vin den. of aan een te sluiten huwelijk, of van de emigratie die in '55 zal gaan ppbeuren. Het hangt af van het feit of we dit jaar met een beetje meer bewustzijn, met meer moed en zelfverloochening en met een gro tere persoonlijke liefde naar God toegaan, floor mee te werken met zijn kracht in ons. Ik zal u een kaars, een grote kaars offeren. Ik doe een novene spe ciaal voor u en de jongens. Neen, vooral niet voor mij, ik ben niet bang, maar het is voor mijn altaar steen en een beetje voor de fles- met de drie sterren. O.K.! St. Michiel, alles O.K.! Dank De mannen springen uit de loop graven, uit hun cagna's, uit de post, en lopen naar de priester toe, met luide kreten; „Hoera! Daar is de aalmoezenier!" De priester voelt zijn keel dicht snoe ren. De gesneuvelden liggen daar, op een rijtje, te wachten op zijn gebed. De overlevenden staan ver der, links, een beetje beschaamd nog in leven te zijn. „Ik kom door het venster van O.L. Heer u goe de dag zeggen. Morgen zal ik de Mis opdragen voor uw kameraden en voor u". Zo kweet de zendeling van St. Michiel zich van zijn taak., en ledigde 's avonds, samen met de jongens, de fles met de sterren. De durvers Vele mensen, geïntrigeerd door het verhaal van Icarus, waagden het zich in de lucht te verheffen, op eigen krachten. De eerste waar men van hoorde (1060) zou een Engelse pastoor geweest zijn, Ollivier, die zich vleugels ver vaardigde en van zijn kerktoren sprong. Hij landde met gebroken benen. In 1116 probeerde het een Fransman, Sarazin, die door een opwaaiende vrouwenrok op de ge dachte werd gebracht een toestel te vervaardigen dat de val van zijn lichacm zou breken. Hij dee zelf de proef en viel te pletter. Reizigers, die in de jaren 1300 terug kwamen uit China vertel den dat daar acrobaten zich langs hoge bamboepalen lieten zakken, Montpellier met dit valscherm. Doch niemand interesseerde er zich voor, en hij ging failliet. Andere waaghalzen boekten wisselende resultaten. Sommigen stortten te pletter, anderen bra ken armen en benen, maar hiel den vol. En de parachute kwam er! Want in 1892 sprong de jonge Duit se Anna Paulus voor de eerste maal met een geplooide para chute uit een ballon. Het vliegtuig zou echter de toepassing van de parachute als redmiddel voor de piloot in moeilijkheden verwezenlijken eerst in 1900 ver wezenlijken. mm Met een vrijbrief op zak, waar mee ik alle grenzen mocht over- overschrijden - landgrenzen wel te verstaan - kwam ik in België aan, iL.' C At Ti 1 1 a h nn verstaan - ns. van een cianaistiene Rapper, dat Figaro, de barbier van Sevilla. ha# Amerika te weinig rode kleurstof Nederlandse verkoudheidsneuzen paste deze haartooi volstrekt niet. Achter 't IJzeren Gordijn hoorde ik van een clandistiene kapper, dat een legaat nagelaten aan degene, die in 1954 de meeste paardestaar- ten telde in eigen land Ik werd win nares met het getal 5 millioen. bak vissen en veulens meegerekend. Het geld moest bestemd worden voor rei zen naar kapperszaken in alle stre ken van de wereld. Zo stond ik in België, maar reis de meteen verder naar Frankrijk. België, als eerste land van de Be nelux zal wel Nederlandse kapsels gehad hebben! In Frankrijk vertoonden ze me een geheel nieuw dameskapsel, 't Heet te, „le coup de la belle femme". „Waarom dat „belle"? vroeg ik. Zo krijgt U alleen de haren te be werken van mooie vrouwen. Geen drukke klandizie dunkt me. „Toch wel", lachte de kapper fijntjes en deed één oog dicht. „Welke vrouw wil tegenwoordig niet voor „belle" doorgaan?" Tn Italië kwam ik terecht temid den van een drukke knipwedstrijd. Het motto was: Hoe kaler, Hoe rij ker". Met 't tongpuntje uit hun mond verrichtten de kappers hun knap knip-vakwerk. De Italiaanse rege ring had weer een paar slordige dui zendjes in deze kale wedstrijd ge stort. 't Doel was zo liefdadig, de regering zo mild. Toen 't me te „barre" werd ging il: in Grieken land de Griekse kapseis bewonde ren, die vooral de Griekse neuzen zo Grieks deden uitkomen. Voor de had, maar alle invoer uit Rusland weigerde. De Staatskapper verzorgde hier alle dameskapsels. Deze leken in alles op de mensen zelf Dubieus, ongracieus, stram en zielig. In Spanje maakte ik een staal- tie van haarkunst mee, uniek in de kapperswereld. Een zwartlokkige De schrijver van dit artikel, Ravon, was oor logscorrespondent-para chutist in het Verre Oosten, van 1949 tot 1953

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 7