Openheid .Jonge boeren als voorhoede Sint Isidorus GEZAMENLIJK Bij een middaglezing op „Ons Erf" ERNSTIGE VRAAGSTUKKEN Op de man af HONDENPRAAT Bezoek aan het Boeren- centrum en de Volks hogeschool „Ons Erf" ZATERDAG 12 FEBRUARI 1955 PAGINA Herhaaldelijk wordt de SACRALE VISIE Stalpaert's Gedicht Op geen smakelijker wijze kunnen wij Isidorus schetsen dan met de woor den van Joannes Stalpaert van der Wiele (1579—1630) - S-* VRAAG opgeworpen, of de jeugd van vandaag nog wel edelmoe dig is. Kloosterroepingen lopen schrik- i barend terug; er schijnt maar weinig j ambitie te bestaan voor de charitatie ve beroepen als verpleegster en ge zinsverzorgster; voor het jeugdwerk ontbreken leid(st)ers. Ik kan geen uit kijkpost betrekken van waaruit een overzicht te krijgen is, over de feite lijke toestand, maar we moeten toch wel huiverig zijn om zulke complexe verschijnselen, waarin vele en veler lei factoren meespelen zo maar te in terpreteren in de zin van een tekort bij de jeugd. En er tegenover staat dan toch minstens het feit dat er meer dan ooit nu in de kringen van de jeugd gevraagd wordt naar eerlij ke godsdienstigheid, naar oprechte ka meraadschappelijkheid. Men probeert weer de diepere zin van verloving en huwelijk te ontdekken, men vraagt van kloosterling en priester radicale beleving van wat ze zijn er wordt storm gelopen tegen uitwassen van po litiek en ambtenarij. Zijn dat alleen maar grote woorden en hete debatten? In ieder geval gebeurt er iets in de kerngroepen van de K.A., bij de pio niers van de KAJ en de feiten lig gen er van Marialegioen en Pax Chris- tibewe.ging. En er bestaat nog altijd een priester- en kloosterjeugd (door „de jeugd" wel eens vergeten als ho rend tot hen!). Maar bij al die feiten, negatieve en positieve, die iets met edelmoedigheid schijnen te maken hebben, wat is het gemeenschappelijke waar 't om gaat: wat bedoelt men eigenlijk met de edel moedigheid van de jeugd, precies van de jeugd? Laten we nuchter voorop stellen, dat edelmoedigheid niet een eis aan de jeugd betekent zich met angstige reserve in acht te nemen voor alle ver'angen naar eigen geluk, naar opbouw van eigen toekomst. Edelmoedigheid zet niet promotie en succes, verloving en vriendschap op losse schroeven. En daarom zou het onjuist zijn de graad van edelmoedigheid alleen maar af te me ten naar het quantum vrije tijd dat iemand over heeft „voor een goed doel", of naar het verlies aan voor deel en vreugde in zijn leven. Natuur lijk kunnen deze dingen een uiting en zelfs een eis worden van de edelmoe digheid, maar in diepste kern is ze toch een levenshouding tegenover het geheel van het leven, die evengoed betrekking heeft op eigen vreugde, als op het afstand er van doen. Het is de openheid voor het andere en de ander; wij zouden edelmoedigheid kunnen vertalen door gevoeligheid voor alles buiten onszelf. Het staat Lastig, onopgevoed, cynisch, brutaal, onbeleefd enz. enz. Een hele litanie van klachten over de ze generatie. Laten we eerlijk zijn: deze klachten zijn zeker niet ongegrond. Maar iets anders is het de conclusie te trekken, dat de jeugd van vroeger beter was dan de jongelui van tegenwoordig. Dat weiger ik aan te nemen. Soms voel ik er zelfs voor deze gene ratie beter dan vroeger te noe men, zeker is ze anders. Maar heeft U ook al naar de keerzijde van de medaille gekeken en ge zien, wat hier tegenover staat? De moderne jonge mensen zijn spontaner, eerlijker, zij voelen dieper en uiten dit ook. Gehuichel is hen vreemd. Ze leven niet aan de buitenkant, aan de peripherie van het leven, maar raken met een de roos. Zo gaat het al in het alledaagse leven. Laten we even zien naar hun woordkeus, welke toch een belangrijk sym bool is van de structuur van iemands karakter. Ze hebben te genwoordig het hart op de tong. Vervelend voor sommigen, maar je weet tenminste, wat je aan ze hebt. Woorden, welke vroeger niet in gezelschap gebruikt wer den, komen er nu sans gêne uit. Ouderen zouden soms geneigd zijn bij sommige uitdrukkingen een kruis te slaan, waarop jonge ren alleen 'maar verwonderd zou den kijken. Het is toch zo, zouden ze zeggen. Waarom het dan niet zeggen? Dezelfde eerlijkheid vin den we ook in hun houding tegen over ouderen en meerderen. La ten we een klein voorbeeldje noe men, dat toch veelbetekenend is voor de gehele houding. Vroeger zouden de kinderen er niet aan ge dacht hebben hun ouders met jij en jou aan te spreken. Tegen woordig is het- een uitzondering, wanneer ze het niet doen. Er is een andere verhouding gekomen tegenover het gezag, tegenover ouders, onderwijzers enz. Ze voe len zich meer op voet van gelijk heid. Strijkages gaan hun hele maal niet meer af. Zo ook vinden we van deze hou- ding een symbool in de regels van de wellevendheid. Zij zijn misschien vaak onbeleefd geme ten met de normen van een vorig geslacht, maar we kunnen ons te recht afvragen: gelden deze nor men nu nóg? Dat zijn toch geen wetten van Meden en Perzen. Het gaat tenslotte om de grondhou ding van mens tot mens en de ze kan, op verschillende manie ren tot uitdrukking gebracht wor den. Tegenwoordig is dit allemaal eerlijker en eenvoudiger. De jon ge mensen hebben al teveel mee gemaakt, hebben al teveel gezien, hoeveel maskers de ouderen dra gen.' Nu geldt het maskers af. Hetzelfde komt ook uit op het gebied van de godsdienst. Er wordt wel eens geklaagd, dat de jongeren niet godsdienstig zijn en in alle geval weinig voor de gods dienst voelen. Maar men zou kun nen vragen: zijn ze minder gods dienstig in die zin, dat ze minder voelen voor allerlei devotieprak tijken van de ouderen, waaronder hun geloof vaak bedolven werd, of zijn ze minder godsdienstig, wat de kernwaarheden betreft. Moeten we hier vaak niet consta teren, dat zij ook hier mikken naar de roos. Ze voelen veel meer beleving, voor de onmiddellijke verhouding tot Christus dan voor allerlei praktijken, welke zeker nuttig zijn, maar niet direct tot de kern van het geloof behoren. Moeten we ook niet zeggen, dat ondanks alle klachten vele jonge ren hun verloving en later hun huwelijk dieper en godsdienstiger beleven dan het oudere geslacht? Er zijn natuurlijk uitzonderingen en daar staart men zich vaak blind op, maar we vergeten dan het zeer groot aantal van degenen die hun verloving prachtig als Christen beleven. Men kan van de jongeren zeggen, wat men wil, maar men zal niet mogen ontken nen, dat hun eenvoudige, so bere eerlijkheid ook goede kanten heeft. H.B. lijnrecht tegenover een houding die al les betrekt op zichzelf, alles afmeet precies naar ons zelf. Het is tegen hanger van de engmoedigheid, die ons opgesloten houdt binnen de we reld van het ik. Ik waag een beschrij ving van een edelmoedig mens: hij heeft een positie, en wil vooruit, maar niet alleen omdat hij het er beter door krijgt, maar omdat hij een taak ziet in de gemeenschap. Hij is ver loofd of heeft een gezin, niet om zelf geborgen te zijn in de liefde en zorg van een ander, maar omdat de ander .MMK*' v -<• f w JA. „Van mij wordt op deze plaats uiteraard een kort staartwoord verwacht over het dans-vraagstuk te Oss", aldus Hond, vaag in de verte starend, als trachtte hij ach ter verborgen horizonnen B. en W van genoemde bloeiende gemeen te te ontdekken. „Deze terugkeer van Oss in de pers is op zich zelf beschouwd slechts toe te jui chen, terwijl de aanleiding edel aardiger en verhevener is dan eertijds. De Vroede Vaderen heb ben besloten, dat er gedurende de aanstaande Vastentijd in hun ge meente niet wordt gedanst. Geen hond zal het in z'n kop halen om hier protest tegen aan te tekenen Daar moet je weer mens voor wezen. Als grillige tweevoeter danst een mens graag. Als twee voetig criticaster protesteert hij graag tegen allerlei verboden en met name tégen een dansverbod. Dc bestuurders van de gcm. Oss hebben zich nu een ogenblik op het objectieve standpunt van de hond geplaatst, de hond die met met twee, doch met vier poten op de grond staat. Een college van middelbare en oudere heren stelt vast, dat er in de Vastentijd met gedanst gaat worden, noch door de leden van het college noch door de overige Ossenaren. De vorm van onthechting en ascese, die als gevolg van dit besluit door alle danslustige Ossenaren gedu rende zeven weken zal worden beoefend, moet wel rijke vruch ten afwerpen voor de geestelijke bloei der Osse gemeenschap en met name voor een subtieler en inniger geestelijk leven van B. en W. en Vroede Vaderen. Zelf niet- danser zijnde kan ik verzekeren, dat het niet-dansen een van de belangrijkste bijdragen is tot de hogere en diepere geestelijke le venshouding, die mensen zo dik wijls tot hun verbazing bij hon den aantreffen. Niet-dansen is een heilige zaak, welke ernstig dient te worden genomen, vooral in een ernstige periode als de Vasten. Voor veel mensen zou het goed zijn, als zij de komende yas" ten-dagen in Oss doorbrachten, om van dit plechtige niet-dansen, van deze gemeenschappelijke de monstratie ener vaste wil om niet alleen met de mond, maar ook met de benen te vasten, de leer zame, ontvankelijke getuigen te kunnen zijn. Tenslotte: het is bijzonder ver heugend, dat er althans één groep ernstige mensen in dit land wordt gevonden, die in het diepere Vas ten geen been ziet. In Oss staat de Vasten dit jaar stevig en on bewegelijk op poten. er is, die hij liefheeft en waardeert en gelukkig wil; hij houdt van littera tuur en kunst niet om zichzelf te cul tiveren, maar omdat het waarden zijn die hij bewondert: hij heeft een gezel lige avond met vrienden, omdat hij hen mag en hun nabijzijn, en niet om de lol en de sfeer, waarvan hij op zijn eentje zit te. genieten en 'misschien bidt hij ook nog, maar niet om dat zalig gevoel, U weet wel, maar omdat Christus voor hem Iemand is, Die iets betekent, naar Wie je je toekeert, om dat Hij het is. Je wendt je naar buiten, bent niet egocentrisch, maar excentrisch, je hebt je steunpunt gevonden ergens buiten je in hem en haar, en in veel mooie dingen, en laten we hopen in Chris tus. Om al dat andere draait het leven, niet om jezelf. Iets hiervan moet het evangelie bedoelen met het geheim zinnige woord: verlies je zelf, je leven en je vindt het terug, maar in de an der, in al het goede en mooie. Als 't andere en de ander de norm van het leven worden en het centrum, dan zal er vanzelf toewijding zijn, dan komt vanzelfsprekend in gegeven om standigheden het genereuse gebaar, waardeer tijd en werkkracht, en mis schien heel de vrije beschikking over een leven, worden „overhandigd" aan gen waarde die we ontdekten af aan een mens die we ontmoetten. De jeugd heeft daartoe de kansen en de moge lijkheden in zich, omdat ze naar bui ten gericht is, naar een toekomst, naar een ontmoeting, omdtt er de tel kens vernieuwde en nieuwe ontdek kingen van allerlei waarden een open heid crëeert. Kans, maar ook opga ve van de jeugd, madr die op een te leurstelling moeten uitlopen, als ze niet in Christus een vast punt buiten zich ontdekken, in Hem, die altijd ons kan blijven aantrekken, naar Hem toe, buiten ons zelf. v- Het is beetje een vreemde gewaarwording, jonge boeren die op stoelen luisteren naar een spreker en na afloop in kleine groepen de voordracht bespreken en dan deel nemen aan een vraaggesprek. Dit gezelschap is dan de „voorhoede' overdenken we, omdat mode woord te gebruiken. Als wij jonge boer waren zouden wij tenminste aan spraak maken op die titel en met welk een enorm recht. De katholieke jonge boeren kennen en hanteren die term niet. 1 och is het de voorhoede en niet omdat ze dat wilden zijn, maar omdat ze liet moeten zijn. In ons land is de man uit de voorhoede hij die het ambacht van geslachten opgeeft voor dat van industriearbeider, en dat doen talloze jonge boeren, omdat het moet. In ons land is de man uit de voorhoede hij die het land uittrekt naar Canada, of waarheen ook 0111 daar hoer te blijven; en dat doen de jonge boeren ook omdat liet moet. voldoende is dat wij boer, tuinder of kweker zijn en daarnaast Ka tholiek. Het is een eis van het hui dige tijdsgewricht, dat wij katholie ke boeren, katholieke tuinders en katholieke kwekers zijn. De slotwoorden van de brief van Paus Pius XI uit 1936 aan Kardi naal Verdier verdienen geschreven te worden op de muren van elk on zer vergaderlokalen: „Mijn zoon, de crisis, welke wij beleven, is enig in de geschiedenis, deze wereld moet uit een smeltkroes waarin op het ogenblik zovele tegen gestelde krachten borrelen, te voor schijn spatten. Laten wij, voor ons, God alle dagen danken,dat Hij ons in dit tijdsgewricht doet leven. Voor eerst moeten wij er trots op zijn de getuigen, méér dan dat, de spelers te zijn in dit treurspel, dat de we- Landbouw in gemechaniseerde vorm „Ons Erf" een woord waar aan wel vast zit het begrip boer, maar niet het begrip volks hogeschool met alle ruimten en opstallen die daar noodzakelijk toe behoren ligt in de om geving van Nijmegen. Buitenaf in een paradijselijke omgeving. Daar trekken regelmatig de R.K. jonge boeren en boerinnen naar toe om er een week lang mee te doen aan een sublieme vormingscursus. Uiteraard 's daar het meeste tijd voor op de winterdag en toen wij wisten dat er weer een groep kader leden uit de jonge boerenbond op weg waren naar „Ons Erf" zijn we er ook heengegaan, wij met ons stadse gezicht en onze. eigen wereld, vreemdeling in de boerenstand. Deze confrontatie was een openbaring. Over onze indruk ken moge de lezer, de jonge lezer in enkele artikelen lezen. F. B. Alle mensen hebben bun heilige. Beter kan men zeggen alle ambachten hebben hun heilige. De timmerlieden hebben St. Joseph, al heeft hij o zo zelden het uiterlijk van een ambachtsman. De bedelaars hebben Benedictus Labre en ga zo maar verder. De boeren hebben St. Isidorus. Een beetje terzijde van liet hoofdgebouw op de verrukkelijke terreinen van „Ons Erf" is een kleine kapel gebouwd. Dat hebben de boerenzonen zelf 'gedaan in de uren dat ze „vrij" waren van de lezingen of de gesprekken. „Het is al te veel gevraagd van deze knapen, heel de dag 111 de conferentiezaal door te brengen en bovendien samenwerken is een practijkoefening voor de gemeenschapsmens", aldus Theo van Steen. In die Kapel dan zijn niet zo lang geleden de relieken bijgezet in een fraaie schrijn van St Isidorus en zijn al even heilige vrouw, St Maria a Capite. „Onze goede Pastoor Dr Jos ter Heerdt heeft de relieken persoonlijk uit Spanje gehaald. Hij heeft trou wens het leven van deze twee vrome mensen bestudeerd", zo lezen we in „Ontginning" het maandblad van de K.N.J.B.T.B.. „Wat een beheerst hu welijksleven hebben deze boer en zijn vrouw Maria gehad, welk een arbeid zaam leven en wat was heel hun le ven doortrokken van die sacrale \fi- Sie, die in alles God aanwezig zag. Daarom staan wij misschien meer verbaasd, ja zelfs een beetje sceptisch tegenover het wonder dat Sint Isi- door als vanzelfsprekend ervoer. Isidorus is de boer die werkt alsof alles van hem afhangt en die bidt alsof God alles moet doen. Moge „Ons Erf" nog meer het bidcentrum worden van onze boerenstand". „Ons Erf" een bidcentrum rond Sint Isidorus, dat moet wel heel nuttig zijn. Door 't bidden ginck noyt tijd verloren: Sprack Isidoor, Gods uytverkoren. Wanneer, sijn Heer Hem hinder dede, aen sijn ghebeden. Een goeden knecht had om te leven Hem "in een bon-mans dienst begheven, Hij wrocht, maer socht Den dienst der Kercken door all' sijn wereken. Aan het einde van het vers neemt de goede dichter op charmante wijze afscheid van de bezongen heilige en dicht: Hiermee, leeft eeuwigh Isidore! en doet ons volghen op Uw spore 't Ghebed, windt met de handen t'samen Den Hemel. Amen!! Op „Ons Erf" wordt gezamen- lijk gegeten. Niemand zal dat een opzienbarende mededeling vinden. Toch staat er in de pro- gramma's van de vormingswe- ken een streep onder gezamen- lijk. Het is toch eigenlijk wel belangrijk als men er even bij stil staat. Theo van Steen, di- recteur van „Ons Erf", die wel teksten weet te vinden om zijn f bedoelingen duidelijk te maken, noemt „samen eten" een geni- ale manifestatie van het Ge- j meenschapswezen mens. En iede- i dere jongeman of meisje kent de 1 woorden die overal door vaders j en moeders gesproken worden als kinderen die weten dat ze op eigen wieken kunnen gaan drijven, niet aan de gezinsdis verschijnen. Wij hebben midden tussen de jonge boeren zuurkool gegeten met een grote worst, niet aan een „tafeltje apart" dus. Maar we hebben wat moois gezien. Rood getinte hoofden en jonge werkhanden. Die buiten- kleur op de koppen had weinig zin in die eetzaal, die past meer tussen schoven en werkpaarden in de zomer, maar die handen bewezen ook hier hun machtige dienst. We hebben nog nooit een sta pel borden of een soepterrine zó veilig naar de keuken zien ver voeren. Het witte aardewerk rustte veilig in een greep van gewel dige. Dat tafereel zou geen en kele buitenman zijn opgevallen. Stadse jongelui die als hoofd arbeider een graantje mee wil len pikken in de maatschappij, dit is iets voor jullie om op te merken. Verbindt er dan een kleine moraal aan. Bewaar een klein stukje jalou- zie, een Christelijk stukje af gunst ten aanzien van de boer. Een stukje afgunst om zijn plaats en zijn taak, buiten, waar de jaargetijden niet weg te cul tiveren zjjn, tussen het vee en het gewas, waar de lucht fris en schoon is, waar de aarde, aarde is en geen plaveisel, waar de horizon nog te zien is en niet de rooilijn. Waar de Schep ping het meest Schepping ge bleven is. Maar dat gaat allemaal zo maar niet. Dat alles eist een degelijke effec tieve geestelijke bewapening. Er is echter meer, want ook de jonge boerenstand, de generatie dus, die hier de oude zal opvolgen staat voor vraagstukken, die opgelost die nen te worden. Uit de papieren die we na een „werkbezoek" plegen mee te nemen, uit de gesprekken note ren we: de rationalisering en de me chanisering, die de binding van de boer met de natuur bedreigen; de ver andering van amusement, der ver- stadsing die de vroeger geslotenheid van de dorpsgemeenschap dreigt te doorbreken. Allemaal zaken die het de jonge boer toch wel lastig maken om ge woon door te boeren, zo in de geest van „en de boer hij ploegde voort". De jongelui die hier rond ons zit ten te luisteren naar de voordracht hebben dus op de winterdag die wat rust geeft in het bedrijf een weekje vrijgemaakt om zich op die vraagstukken te bezinnen en we be denken dat er over hen en met hen toch wel heel merkwaardige dingen gebeuren. Er zit een zekere drama tiek in, want al die vertrouwde beel den uit dat gedicht waarvan we (in navolging van duizenden school jongens) een zinnetje aanhaalden, en die prenten en schilderijen van zaaiers, ploegers en maaiers, bon kig, hoekig en vroom, verliezen hun romantische glans. Het lijkt ons voor een jonge boer heel wat om behalve te ploegen ook nog die vraagstukken te verwerken waar hij midden in is gesmeten. De oplossing ervan wordt hier op „Ons Erf" zeer terecht gezocht in de versterking van de geestelijke jonge boer (vreemde combinaties ontstaan er onder het schrijven!), want naarmate hij bewuster Katho liek is, naar die mate is hij in staat te verwerken wat de maatschappij van heden hem te verwerken geeft. Voor ons liggen de teksten van Van Steen en andere bekwame en welbespraakte lieden die deze jon gelui gedurende een week te horen krijgen. Bij het overzien van onze aantekeningen en met al die teksten worden ons de draad en de methode van aanspreken duidelijk. Hier geen afgewogen disputen, geen plaatsen van de vraagstukken op het plan der intellectuelen, maar een gerichl woord uit het hart tot het ontvan kelijk hart van de jonge boer en eer woord dat hij verstaat, wellicht oj wetenschappelijk terrein aanvecht baar in de formuleringen, maar ge sproken uit de goede geest, uit d overtuiging van een strijdbaar Chris ten. Strijdbare Christenen zijn altijd t vinden op een Katholieke „Volksho geschool". Beluister dé volgend' fragmenten. „Wetenschap zonder geloof word dwaling; kunst zonder zedelijkheic is geen kunst, maar bederf. Tech niek zonder Christendom wordt een ramp. Een staat zonder Christelijke grondslag is ten ondergang gedoemd Economie, welke geen rekening houdt met de wetten der menselijk heid en Goddelijke waarheden is eer ramp. Dan denkt men alleen in cij fers en vergeet men de beginse len. Dan houdt men meer rekening me het vee en de landbouwproducten dan met de mens, de boer, de tuin der en het gezin. Toch hebben wi; nodig niet zozeer een landbouwpoli tiek als wel een landbouwerspolitiek want de zorg der overheid moe meer gericht zijn op de mens dan o' de zaak, meer op de boer, dan op d boerderij, meer op de tuinder da op het bedrijf, meer op -de bollen kweker dan op de bollen. Ook als vakman Nodig is dat Christendom c, aat- schappij elkaar weer vinden. Niet reld onverwerpt. Alle mensen van goede wil hebben de gebiedende plicht eraan te denken, dat zij een zending hebben te vervullen, n.l. die van alles voor elkander te zijn e het onmogelijke te doen, ieder bin nen de grenzen van zijn werkzaam heid, om het lot der mensheid te verbeteren. Het zal, als het zijn zen ding verstaat, de eer van dit ge slacht zijn, in vroomheid de wereld te hebben geholpen bij deze lotsver betering. Ik ben er zeker van, dat het na de wederwaardigheden welke ik, helaas, niet kan overzien, daaruit schoner en beter aangepast aan de behoeften van de tegenwoordige tijd te voorschijn zal treden. Het staat niemand, wie dan ook, vrij, middelmatig te zijn". Het spreekt vanzelf, dat de man die een rede uitspreekt en deze ern stige Pauselijke woorden aanhaalt, dit doet aan het einde van die rede. Wij, die nieuwsgierige gasten zijn op „Ons Erf" en geen spreker be richten U verder over de middag die we daar doorbrachten. Vanzelfsprekend is heden vaak het uitgangspunt voor de voordrachten en de gesprekken het Mandement van de bisschoppen. Ligt dat be langrijke stuk niet geheel in de lijn van wat wij boven aanhaalden? Discussie De discussie is interessant en ook wel een beetje grappig. Er is er één die het moeilijk heeft met de inge wikkelde structuur van de organisa ties ten plattelande en hij raakt ver zeild in het vraagstuk: afleveren van eieren aan de eiermijn. Dat klinkt een beetje vreemd na het betoog. Toch is de kern wel te begrijpen. Wat opvalt is de volgzaamheid van deze knapen aan Katholieke voor mannen. Ze willen zo graag luisteren naar een Katholiek, een kerkelijk gezag en ze vertrouwen het volko men. Binnen de Katholieke organi satie luisterend en werkend willen ze de vraagstukken oplossen., en nu schijnt er wat betreft die eieren iets aan de hand te zijn met Kath. orga nisaties, neutrale organisaties en overheid. Daarom ook nu de vraag, hoe gering ook het moeilijkheidje wel zijn zal (wij begrijpen er niets van) wat te doen? Er zit deze les in. De jonge boeren, waarvan een be langrijk deel moet vertrekken en een ander deel moet overschakelen op de industrie en die met zijn allen moeten vechten voor een bedreigde boerenstand hebben het moeilijk ge noeg. Twee wapens hebben ze die sterk genoeg zijn: een levend, doel bewust Katholicisme en een hechte organisatie waarin de leidende stem van bisschoppen, priesters en leken de graag te volgen weg wijst. Beide wapens worden onbruikbaar als onverhoopt de deugd van gehoor zaamheid en volgzaamheid uit het leven van de jonge boer wijkt. Dat degene die het zich premitte- ren kan over het Mandement te dis cussiëren dit in Godsnaam goed be denke! Theo van Steen spreekt tot dc jonge boeren.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 7