Openheid
.Jonge boeren als voorhoede
Sint Isidorus
GEZAMENLIJK
Bij een middaglezing op „Ons Erf"
ERNSTIGE VRAAGSTUKKEN
Op de man af
HONDENPRAAT
Bezoek aan het Boeren-
centrum en de Volks
hogeschool „Ons Erf"
ZATERDAG 12 FEBRUARI 1955
PAGINA
Herhaaldelijk wordt de
SACRALE VISIE
Stalpaert's Gedicht
Op geen smakelijker wijze kunnen
wij Isidorus schetsen dan met de woor
den van Joannes Stalpaert van der
Wiele (1579—1630)
- S-*
VRAAG opgeworpen, of de jeugd
van vandaag nog wel edelmoe
dig is. Kloosterroepingen lopen schrik- i
barend terug; er schijnt maar weinig j
ambitie te bestaan voor de charitatie
ve beroepen als verpleegster en ge
zinsverzorgster; voor het jeugdwerk
ontbreken leid(st)ers. Ik kan geen uit
kijkpost betrekken van waaruit een
overzicht te krijgen is, over de feite
lijke toestand, maar we moeten toch
wel huiverig zijn om zulke complexe
verschijnselen, waarin vele en veler
lei factoren meespelen zo maar te in
terpreteren in de zin van een tekort
bij de jeugd. En er tegenover staat
dan toch minstens het feit dat er
meer dan ooit nu in de kringen van
de jeugd gevraagd wordt naar eerlij
ke godsdienstigheid, naar oprechte ka
meraadschappelijkheid. Men probeert
weer de diepere zin van verloving en
huwelijk te ontdekken, men vraagt
van kloosterling en priester radicale
beleving van wat ze zijn er wordt
storm gelopen tegen uitwassen van po
litiek en ambtenarij. Zijn dat alleen
maar grote woorden en hete debatten?
In ieder geval gebeurt er iets in de
kerngroepen van de K.A., bij de pio
niers van de KAJ en de feiten lig
gen er van Marialegioen en Pax Chris-
tibewe.ging. En er bestaat nog altijd
een priester- en kloosterjeugd (door
„de jeugd" wel eens vergeten als ho
rend tot hen!).
Maar bij al die feiten, negatieve en
positieve, die iets met edelmoedigheid
schijnen te maken hebben, wat is het
gemeenschappelijke waar 't om gaat:
wat bedoelt men eigenlijk met de edel
moedigheid van de jeugd, precies van
de jeugd? Laten we nuchter voorop
stellen, dat edelmoedigheid niet een
eis aan de jeugd betekent zich met
angstige reserve in acht te nemen
voor alle ver'angen naar eigen geluk,
naar opbouw van eigen toekomst.
Edelmoedigheid zet niet promotie en
succes, verloving en vriendschap op
losse schroeven. En daarom zou
het onjuist zijn de graad van
edelmoedigheid alleen maar af te me
ten naar het quantum vrije tijd dat
iemand over heeft „voor een goed
doel", of naar het verlies aan voor
deel en vreugde in zijn leven. Natuur
lijk kunnen deze dingen een uiting en
zelfs een eis worden van de edelmoe
digheid, maar in diepste kern is ze
toch een levenshouding tegenover het
geheel van het leven, die evengoed
betrekking heeft op eigen vreugde,
als op het afstand er van doen. Het
is de openheid voor het andere en de
ander; wij zouden edelmoedigheid
kunnen vertalen door gevoeligheid
voor alles buiten onszelf. Het staat
Lastig, onopgevoed, cynisch,
brutaal, onbeleefd enz. enz. Een
hele litanie van klachten over de
ze generatie. Laten we eerlijk
zijn: deze klachten zijn zeker niet
ongegrond. Maar iets anders is
het de conclusie te trekken, dat de
jeugd van vroeger beter was dan
de jongelui van tegenwoordig. Dat
weiger ik aan te nemen. Soms
voel ik er zelfs voor deze gene
ratie beter dan vroeger te noe
men, zeker is ze anders. Maar
heeft U ook al naar de keerzijde
van de medaille gekeken en ge
zien, wat hier tegenover staat?
De moderne jonge mensen zijn
spontaner, eerlijker, zij voelen
dieper en uiten dit ook. Gehuichel
is hen vreemd. Ze leven niet aan
de buitenkant, aan de peripherie
van het leven, maar raken met
een de roos. Zo gaat het al in
het alledaagse leven. Laten we
even zien naar hun woordkeus,
welke toch een belangrijk sym
bool is van de structuur van
iemands karakter. Ze hebben te
genwoordig het hart op de tong.
Vervelend voor sommigen, maar
je weet tenminste, wat je aan ze
hebt. Woorden, welke vroeger
niet in gezelschap gebruikt wer
den, komen er nu sans gêne uit.
Ouderen zouden soms geneigd
zijn bij sommige uitdrukkingen
een kruis te slaan, waarop jonge
ren alleen 'maar verwonderd zou
den kijken. Het is toch zo, zouden
ze zeggen. Waarom het dan niet
zeggen? Dezelfde eerlijkheid vin
den we ook in hun houding tegen
over ouderen en meerderen. La
ten we een klein voorbeeldje noe
men, dat toch veelbetekenend is
voor de gehele houding. Vroeger
zouden de kinderen er niet aan ge
dacht hebben hun ouders met jij
en jou aan te spreken. Tegen
woordig is het- een uitzondering,
wanneer ze het niet doen. Er is
een andere verhouding gekomen
tegenover het gezag, tegenover
ouders, onderwijzers enz. Ze voe
len zich meer op voet van gelijk
heid. Strijkages gaan hun hele
maal niet meer af.
Zo ook vinden we van deze hou-
ding een symbool in de regels
van de wellevendheid. Zij zijn
misschien vaak onbeleefd geme
ten met de normen van een vorig
geslacht, maar we kunnen ons te
recht afvragen: gelden deze nor
men nu nóg? Dat zijn toch geen
wetten van Meden en Perzen. Het
gaat tenslotte om de grondhou
ding van mens tot mens en de
ze kan, op verschillende manie
ren tot uitdrukking gebracht wor
den. Tegenwoordig is dit allemaal
eerlijker en eenvoudiger. De jon
ge mensen hebben al teveel mee
gemaakt, hebben al teveel gezien,
hoeveel maskers de ouderen dra
gen.' Nu geldt het maskers af.
Hetzelfde komt ook uit op het
gebied van de godsdienst. Er
wordt wel eens geklaagd, dat de
jongeren niet godsdienstig zijn en
in alle geval weinig voor de gods
dienst voelen. Maar men zou kun
nen vragen: zijn ze minder gods
dienstig in die zin, dat ze minder
voelen voor allerlei devotieprak
tijken van de ouderen, waaronder
hun geloof vaak bedolven werd,
of zijn ze minder godsdienstig,
wat de kernwaarheden betreft.
Moeten we hier vaak niet consta
teren, dat zij ook hier mikken
naar de roos. Ze voelen veel meer
beleving, voor de onmiddellijke
verhouding tot Christus dan voor
allerlei praktijken, welke zeker
nuttig zijn, maar niet direct tot
de kern van het geloof behoren.
Moeten we ook niet zeggen, dat
ondanks alle klachten vele jonge
ren hun verloving en later hun
huwelijk dieper en godsdienstiger
beleven dan het oudere geslacht?
Er zijn natuurlijk uitzonderingen
en daar staart men zich vaak
blind op, maar we vergeten dan
het zeer groot aantal van degenen
die hun verloving prachtig als
Christen beleven. Men kan van de
jongeren zeggen, wat men wil,
maar men zal niet mogen ontken
nen, dat hun eenvoudige, so
bere eerlijkheid ook goede kanten
heeft. H.B.
lijnrecht tegenover een houding die al
les betrekt op zichzelf, alles afmeet
precies naar ons zelf. Het is tegen
hanger van de engmoedigheid, die
ons opgesloten houdt binnen de we
reld van het ik. Ik waag een beschrij
ving van een edelmoedig mens: hij
heeft een positie, en wil vooruit, maar
niet alleen omdat hij het er beter
door krijgt, maar omdat hij een taak
ziet in de gemeenschap. Hij is ver
loofd of heeft een gezin, niet om zelf
geborgen te zijn in de liefde en zorg
van een ander, maar omdat de ander
.MMK*' v -<• f w JA.
„Van mij wordt op deze plaats
uiteraard een kort staartwoord
verwacht over het dans-vraagstuk
te Oss", aldus Hond, vaag in de
verte starend, als trachtte hij ach
ter verborgen horizonnen B. en W
van genoemde bloeiende gemeen
te te ontdekken. „Deze terugkeer
van Oss in de pers is op zich
zelf beschouwd slechts toe te jui
chen, terwijl de aanleiding edel
aardiger en verhevener is dan
eertijds. De Vroede Vaderen heb
ben besloten, dat er gedurende de
aanstaande Vastentijd in hun ge
meente niet wordt gedanst. Geen
hond zal het in z'n kop halen om
hier protest tegen aan te tekenen
Daar moet je weer mens voor
wezen. Als grillige tweevoeter
danst een mens graag. Als twee
voetig criticaster protesteert hij
graag tegen allerlei verboden en
met name tégen een dansverbod.
Dc bestuurders van de gcm. Oss
hebben zich nu een ogenblik op
het objectieve standpunt van de
hond geplaatst, de hond die met
met twee, doch met vier poten op
de grond staat. Een college van
middelbare en oudere heren stelt
vast, dat er in de Vastentijd met
gedanst gaat worden, noch door
de leden van het college noch
door de overige Ossenaren. De
vorm van onthechting en ascese,
die als gevolg van dit besluit door
alle danslustige Ossenaren gedu
rende zeven weken zal worden
beoefend, moet wel rijke vruch
ten afwerpen voor de geestelijke
bloei der Osse gemeenschap en
met name voor een subtieler en
inniger geestelijk leven van B. en
W. en Vroede Vaderen. Zelf niet-
danser zijnde kan ik verzekeren,
dat het niet-dansen een van de
belangrijkste bijdragen is tot de
hogere en diepere geestelijke le
venshouding, die mensen zo dik
wijls tot hun verbazing bij hon
den aantreffen. Niet-dansen is
een heilige zaak, welke ernstig
dient te worden genomen, vooral
in een ernstige periode als de
Vasten. Voor veel mensen zou het
goed zijn, als zij de komende yas"
ten-dagen in Oss doorbrachten,
om van dit plechtige niet-dansen,
van deze gemeenschappelijke de
monstratie ener vaste wil om niet
alleen met de mond, maar ook
met de benen te vasten, de leer
zame, ontvankelijke getuigen te
kunnen zijn.
Tenslotte: het is bijzonder ver
heugend, dat er althans één groep
ernstige mensen in dit land wordt
gevonden, die in het diepere Vas
ten geen been ziet. In Oss staat
de Vasten dit jaar stevig en on
bewegelijk op poten.
er is, die hij liefheeft en waardeert en
gelukkig wil; hij houdt van littera
tuur en kunst niet om zichzelf te cul
tiveren, maar omdat het waarden zijn
die hij bewondert: hij heeft een gezel
lige avond met vrienden, omdat hij
hen mag en hun nabijzijn, en niet om
de lol en de sfeer, waarvan hij op zijn
eentje zit te. genieten en 'misschien
bidt hij ook nog, maar niet om dat
zalig gevoel, U weet wel, maar omdat
Christus voor hem Iemand is, Die iets
betekent, naar Wie je je toekeert, om
dat Hij het is.
Je wendt je naar buiten, bent niet
egocentrisch, maar excentrisch, je hebt
je steunpunt gevonden ergens buiten
je in hem en haar, en in veel mooie
dingen, en laten we hopen in Chris
tus. Om al dat andere draait het leven,
niet om jezelf. Iets hiervan moet het
evangelie bedoelen met het geheim
zinnige woord: verlies je zelf, je leven
en je vindt het terug, maar in de an
der, in al het goede en mooie.
Als 't andere en de ander de norm van
het leven worden en het centrum, dan
zal er vanzelf toewijding zijn, dan
komt vanzelfsprekend in gegeven om
standigheden het genereuse gebaar,
waardeer tijd en werkkracht, en mis
schien heel de vrije beschikking over
een leven, worden „overhandigd" aan
gen waarde die we ontdekten af aan
een mens die we ontmoetten. De jeugd
heeft daartoe de kansen en de moge
lijkheden in zich, omdat ze naar bui
ten gericht is, naar een toekomst,
naar een ontmoeting, omdtt er de tel
kens vernieuwde en nieuwe ontdek
kingen van allerlei waarden een open
heid crëeert. Kans, maar ook opga
ve van de jeugd, madr die op een te
leurstelling moeten uitlopen, als ze
niet in Christus een vast punt buiten
zich ontdekken, in Hem, die altijd ons
kan blijven aantrekken, naar Hem toe,
buiten ons zelf. v-
Het is beetje een vreemde gewaarwording, jonge boeren die op stoelen
luisteren naar een spreker en na afloop in kleine groepen de voordracht
bespreken en dan deel nemen aan een vraaggesprek.
Dit gezelschap is dan de „voorhoede' overdenken we, omdat mode
woord te gebruiken. Als wij jonge boer waren zouden wij tenminste aan
spraak maken op die titel en met welk een enorm recht.
De katholieke jonge boeren kennen en hanteren die term niet. 1 och
is het de voorhoede en niet omdat ze dat wilden zijn, maar omdat ze
liet moeten zijn.
In ons land is de man uit de voorhoede hij die het ambacht van
geslachten opgeeft voor dat van industriearbeider, en dat doen talloze
jonge boeren, omdat het moet.
In ons land is de man uit de voorhoede hij die het land uittrekt naar
Canada, of waarheen ook 0111 daar hoer te blijven; en dat doen de jonge
boeren ook omdat liet moet.
voldoende is dat wij boer, tuinder
of kweker zijn en daarnaast Ka
tholiek. Het is een eis van het hui
dige tijdsgewricht, dat wij katholie
ke boeren, katholieke tuinders en
katholieke kwekers zijn.
De slotwoorden van de brief van
Paus Pius XI uit 1936 aan Kardi
naal Verdier verdienen geschreven
te worden op de muren van elk on
zer vergaderlokalen:
„Mijn zoon, de crisis, welke wij
beleven, is enig in de geschiedenis,
deze wereld moet uit een smeltkroes
waarin op het ogenblik zovele tegen
gestelde krachten borrelen, te voor
schijn spatten. Laten wij, voor ons,
God alle dagen danken,dat Hij ons
in dit tijdsgewricht doet leven. Voor
eerst moeten wij er trots op zijn de
getuigen, méér dan dat, de spelers
te zijn in dit treurspel, dat de we-
Landbouw in gemechaniseerde
vorm
„Ons Erf" een woord waar
aan wel vast zit het begrip boer,
maar niet het begrip volks
hogeschool met alle ruimten en
opstallen die daar noodzakelijk
toe behoren ligt in de om
geving van Nijmegen. Buitenaf
in een paradijselijke omgeving.
Daar trekken regelmatig de
R.K. jonge boeren en boerinnen
naar toe om er een week lang
mee te doen aan een sublieme
vormingscursus. Uiteraard 's
daar het meeste tijd voor op de
winterdag en toen wij wisten
dat er weer een groep kader
leden uit de jonge boerenbond
op weg waren naar „Ons Erf"
zijn we er ook heengegaan, wij
met ons stadse gezicht en onze.
eigen wereld, vreemdeling in de
boerenstand.
Deze confrontatie was een
openbaring. Over onze indruk
ken moge de lezer, de jonge
lezer in enkele artikelen lezen.
F. B.
Alle mensen hebben bun heilige. Beter kan men zeggen alle ambachten
hebben hun heilige. De timmerlieden hebben St. Joseph, al heeft hij o zo
zelden het uiterlijk van een ambachtsman. De bedelaars hebben Benedictus
Labre en ga zo maar verder.
De boeren hebben St. Isidorus.
Een beetje terzijde van liet hoofdgebouw op de verrukkelijke terreinen
van „Ons Erf" is een kleine kapel gebouwd. Dat hebben de boerenzonen
zelf 'gedaan in de uren dat ze „vrij" waren van de lezingen of de
gesprekken. „Het is al te veel gevraagd van deze knapen, heel de dag 111
de conferentiezaal door te brengen en bovendien samenwerken is een
practijkoefening voor de gemeenschapsmens", aldus Theo van Steen.
In die Kapel dan zijn niet zo lang
geleden de relieken bijgezet in een
fraaie schrijn van St Isidorus en zijn
al even heilige vrouw, St Maria
a Capite.
„Onze goede Pastoor Dr Jos ter
Heerdt heeft de relieken persoonlijk
uit Spanje gehaald. Hij heeft trou
wens het leven van deze twee vrome
mensen bestudeerd", zo lezen we in
„Ontginning" het maandblad van de
K.N.J.B.T.B.. „Wat een beheerst hu
welijksleven hebben deze boer en zijn
vrouw Maria gehad, welk een arbeid
zaam leven en wat was heel hun le
ven doortrokken van die sacrale \fi-
Sie, die in alles God aanwezig zag.
Daarom staan wij misschien meer
verbaasd, ja zelfs een beetje sceptisch
tegenover het wonder dat Sint Isi-
door als vanzelfsprekend ervoer.
Isidorus is de boer die werkt alsof
alles van hem afhangt en die bidt
alsof God alles moet doen. Moge „Ons
Erf" nog meer het bidcentrum worden
van onze boerenstand".
„Ons Erf" een bidcentrum rond Sint
Isidorus, dat moet wel heel nuttig
zijn.
Door 't bidden ginck noyt tijd verloren:
Sprack Isidoor, Gods uytverkoren.
Wanneer, sijn Heer
Hem hinder dede,
aen sijn ghebeden.
Een goeden knecht had om te leven
Hem "in een bon-mans dienst begheven,
Hij wrocht, maer socht
Den dienst der Kercken
door all' sijn wereken.
Aan het einde van het vers neemt
de goede dichter op charmante wijze
afscheid van de bezongen heilige en
dicht:
Hiermee, leeft eeuwigh Isidore!
en doet ons volghen op Uw spore
't Ghebed, windt met
de handen t'samen
Den Hemel. Amen!!
Op „Ons Erf" wordt gezamen-
lijk gegeten. Niemand zal dat
een opzienbarende mededeling
vinden. Toch staat er in de pro-
gramma's van de vormingswe-
ken een streep onder gezamen-
lijk. Het is toch eigenlijk wel
belangrijk als men er even bij
stil staat. Theo van Steen, di-
recteur van „Ons Erf", die wel
teksten weet te vinden om zijn f
bedoelingen duidelijk te maken,
noemt „samen eten" een geni-
ale manifestatie van het Ge- j
meenschapswezen mens. En iede- i
dere jongeman of meisje kent de 1
woorden die overal door vaders j
en moeders gesproken worden
als kinderen die weten dat ze
op eigen wieken kunnen gaan
drijven, niet aan de gezinsdis
verschijnen.
Wij hebben midden tussen de
jonge boeren zuurkool gegeten
met een grote worst, niet aan
een „tafeltje apart" dus.
Maar we hebben wat moois
gezien. Rood getinte hoofden en
jonge werkhanden. Die buiten-
kleur op de koppen had weinig
zin in die eetzaal, die past meer
tussen schoven en werkpaarden
in de zomer, maar die handen
bewezen ook hier hun machtige
dienst.
We hebben nog nooit een sta
pel borden of een soepterrine zó
veilig naar de keuken zien ver
voeren.
Het witte aardewerk rustte
veilig in een greep van gewel
dige. Dat tafereel zou geen en
kele buitenman zijn opgevallen.
Stadse jongelui die als hoofd
arbeider een graantje mee wil
len pikken in de maatschappij,
dit is iets voor jullie om op te
merken. Verbindt er dan een
kleine moraal aan.
Bewaar een klein stukje jalou-
zie, een Christelijk stukje af
gunst ten aanzien van de boer.
Een stukje afgunst om zijn
plaats en zijn taak, buiten, waar
de jaargetijden niet weg te cul
tiveren zjjn, tussen het vee en
het gewas, waar de lucht fris
en schoon is, waar de aarde,
aarde is en geen plaveisel, waar
de horizon nog te zien is en
niet de rooilijn. Waar de Schep
ping het meest Schepping ge
bleven is.
Maar dat gaat allemaal zo maar
niet.
Dat alles eist een degelijke effec
tieve geestelijke bewapening.
Er is echter meer, want ook de
jonge boerenstand, de generatie dus,
die hier de oude zal opvolgen staat
voor vraagstukken, die opgelost die
nen te worden. Uit de papieren die
we na een „werkbezoek" plegen mee
te nemen, uit de gesprekken note
ren we: de rationalisering en de me
chanisering, die de binding van de
boer met de natuur bedreigen; de ver
andering van amusement, der ver-
stadsing die de vroeger geslotenheid
van de dorpsgemeenschap dreigt te
doorbreken.
Allemaal zaken die het de jonge
boer toch wel lastig maken om ge
woon door te boeren, zo in de geest
van „en de boer hij ploegde voort".
De jongelui die hier rond ons zit
ten te luisteren naar de voordracht
hebben dus op de winterdag die
wat rust geeft in het bedrijf een
weekje vrijgemaakt om zich op die
vraagstukken te bezinnen en we be
denken dat er over hen en met hen
toch wel heel merkwaardige dingen
gebeuren. Er zit een zekere drama
tiek in, want al die vertrouwde beel
den uit dat gedicht waarvan we
(in navolging van duizenden school
jongens) een zinnetje aanhaalden,
en die prenten en schilderijen van
zaaiers, ploegers en maaiers, bon
kig, hoekig en vroom, verliezen hun
romantische glans. Het lijkt ons voor
een jonge boer heel wat om behalve
te ploegen ook nog die vraagstukken
te verwerken waar hij midden in is
gesmeten.
De oplossing ervan wordt hier op
„Ons Erf" zeer terecht gezocht in
de versterking van de geestelijke
jonge boer (vreemde combinaties
ontstaan er onder het schrijven!),
want naarmate hij bewuster Katho
liek is, naar die mate is hij in staat
te verwerken wat de maatschappij
van heden hem te verwerken geeft.
Voor ons liggen de teksten van
Van Steen en andere bekwame en
welbespraakte lieden die deze jon
gelui gedurende een week te horen
krijgen. Bij het overzien van onze
aantekeningen en met al die teksten
worden ons de draad en de methode
van aanspreken duidelijk. Hier geen
afgewogen disputen, geen plaatsen
van de vraagstukken op het plan
der intellectuelen, maar een gerichl
woord uit het hart tot het ontvan
kelijk hart van de jonge boer en eer
woord dat hij verstaat, wellicht oj
wetenschappelijk terrein aanvecht
baar in de formuleringen, maar ge
sproken uit de goede geest, uit d
overtuiging van een strijdbaar Chris
ten.
Strijdbare Christenen zijn altijd t
vinden op een Katholieke „Volksho
geschool". Beluister dé volgend'
fragmenten.
„Wetenschap zonder geloof word
dwaling; kunst zonder zedelijkheic
is geen kunst, maar bederf. Tech
niek zonder Christendom wordt een
ramp. Een staat zonder Christelijke
grondslag is ten ondergang gedoemd
Economie, welke geen rekening
houdt met de wetten der menselijk
heid en Goddelijke waarheden is eer
ramp. Dan denkt men alleen in cij
fers en vergeet men de beginse
len.
Dan houdt men meer rekening me
het vee en de landbouwproducten
dan met de mens, de boer, de tuin
der en het gezin. Toch hebben wi;
nodig niet zozeer een landbouwpoli
tiek als wel een landbouwerspolitiek
want de zorg der overheid moe
meer gericht zijn op de mens dan o'
de zaak, meer op de boer, dan op d
boerderij, meer op de tuinder da
op het bedrijf, meer op -de bollen
kweker dan op de bollen.
Ook als vakman
Nodig is dat Christendom c, aat-
schappij elkaar weer vinden. Niet
reld onverwerpt. Alle mensen van
goede wil hebben de gebiedende
plicht eraan te denken, dat zij een
zending hebben te vervullen, n.l. die
van alles voor elkander te zijn e
het onmogelijke te doen, ieder bin
nen de grenzen van zijn werkzaam
heid, om het lot der mensheid te
verbeteren. Het zal, als het zijn zen
ding verstaat, de eer van dit ge
slacht zijn, in vroomheid de wereld
te hebben geholpen bij deze lotsver
betering. Ik ben er zeker van, dat
het na de wederwaardigheden welke
ik, helaas, niet kan overzien, daaruit
schoner en beter aangepast aan de
behoeften van de tegenwoordige tijd
te voorschijn zal treden.
Het staat niemand, wie dan ook,
vrij, middelmatig te zijn".
Het spreekt vanzelf, dat de man
die een rede uitspreekt en deze ern
stige Pauselijke woorden aanhaalt,
dit doet aan het einde van die rede.
Wij, die nieuwsgierige gasten zijn
op „Ons Erf" en geen spreker be
richten U verder over de middag die
we daar doorbrachten.
Vanzelfsprekend is heden vaak het
uitgangspunt voor de voordrachten
en de gesprekken het Mandement
van de bisschoppen. Ligt dat be
langrijke stuk niet geheel in de lijn
van wat wij boven aanhaalden?
Discussie
De discussie is interessant en ook
wel een beetje grappig. Er is er één
die het moeilijk heeft met de inge
wikkelde structuur van de organisa
ties ten plattelande en hij raakt ver
zeild in het vraagstuk: afleveren van
eieren aan de eiermijn. Dat klinkt
een beetje vreemd na het betoog.
Toch is de kern wel te begrijpen.
Wat opvalt is de volgzaamheid van
deze knapen aan Katholieke voor
mannen. Ze willen zo graag luisteren
naar een Katholiek, een kerkelijk
gezag en ze vertrouwen het volko
men. Binnen de Katholieke organi
satie luisterend en werkend willen
ze de vraagstukken oplossen., en nu
schijnt er wat betreft die eieren iets
aan de hand te zijn met Kath. orga
nisaties, neutrale organisaties en
overheid. Daarom ook nu de vraag,
hoe gering ook het moeilijkheidje
wel zijn zal (wij begrijpen er niets
van) wat te doen? Er zit deze les
in.
De jonge boeren, waarvan een be
langrijk deel moet vertrekken en een
ander deel moet overschakelen op
de industrie en die met zijn allen
moeten vechten voor een bedreigde
boerenstand hebben het moeilijk ge
noeg. Twee wapens hebben ze die
sterk genoeg zijn: een levend, doel
bewust Katholicisme en een hechte
organisatie waarin de leidende stem
van bisschoppen, priesters en leken
de graag te volgen weg wijst.
Beide wapens worden onbruikbaar
als onverhoopt de deugd van gehoor
zaamheid en volgzaamheid uit het
leven van de jonge boer wijkt.
Dat degene die het zich premitte-
ren kan over het Mandement te dis
cussiëren dit in Godsnaam goed be
denke!
Theo van Steen spreekt tot dc jonge boeren.