H Christus' Leven meemaken Tweeërlei dans Veertig jonge Limburgers en één Noorderling MiSlllft nsï ":ti om GESPREK OVER CARNAVAL Vermaak in eigen stijl Twee culturen Hondenpraat Twee argumenten Aanval Eenzijdige interpretatie Naaste gelegenheid iJJ,K lllllI«PBWMi CRISIS IN DE VASTEN Bijzondere avond in Haagse Dierentuin VwS, Vë, W&mÊÈÊËÈ ZATERDAG 19 FEBRUARI 1955 PAGINA ET ZOU me niet verwonde- •- WB ren, als met de vasten elk laar weer in veel jongeren een "1S1S zicb ontwikkelt. Het begint met et onbehaaglijk gevoel, dat nu alles °Peens erg ernstig, streng en wat saai gaat worden en het gaat de kant op Van een niet meer begrijpen en kun- ben Waarderen van „al die voorschrif- Pn en praktijken" van de Kerk. Men meent het waarachtig serieus en wil SV maken ook van zijn leven voor "stus, en werkelijk men is niet te amlendig 0m er ook iets voor over te Rebben. En toch, het dit niet en daar- van iets minder irriteert, en het groeit 1111 tot een klein gewetensconflict omdat le voelt dat je eigenwijs ingaat tegen de grote stroom van traditie en kerkelijk leven van nu. Gelukkig gaat de jeugd het probleem niet uit de weg, verdringt het niet, revolteert niet, of ondermijnt niet in het geniep, maar praat er over, probeert het te begrijpen, zoals wel weer gebleken is uit de belang stelling voor de jeugd-studiedagen op Drakenburgh over het probleem van de versterving (910 Oct. 1954). Ge loofsinzicht in de achtergronden van de christelijke versterving is nodig, maar wellicht toch maar een stuk van de oplossing in crisis en conflict (ik bedoel deze termen niet al te tra gisch!). Want het gevoel van onbe hagen blijft ook na verkregen inzicht; ik kan het misschien omschrijven door te zeggen, dat men zich in de sfeer Van de versterving niet thuis voelt; onwennig, als verloor je vaste grond °nder de voeten, kom je terecht in een wereld, die je vreemd is, niets sclRint te maken te hebben met de 'ealiteit van je verkering en je werk en ie studie. Het wordt je niet eigen. a!s iets dat groeit van binnen uit, als PGn behoefte en een verlangen; het 'i'ft „aan de buitenkant" en als op drongen door je geloof en je goede maar het hart laat verstek gaan. r het goede niet van en daarom ^HiPt het niet erg diep in in jje leven. derUer?611 Sa" voord^ en wa* veran" er onervaearbaelUkk'g de zekerheid dat iets gebeurt t0Ch Werkeliik wel ven> waar n 'e kern van ons le" Christus pp?6 contact hebben met ^d die fn wnervaarbar0 werkehik- dat met cL f Verlen§stuk ligt van van het US Bterven en verrijzen een ide-, ,°0pseI- Maar bliift toch niet ons v, 1 6n °°k ergens een eis van christelijk bestaan dat het nieuwe m ons vanuit Christus heel ons leven aangrijpt, het vorm geeft, echt leven wordt? Dat betekent dat we ooit eens ontdekt hebben dat Christus te maken heeft met heel ons leven en er het ïart van is. Dus niet je werkweek en dan daarna nog een stuk van de Zon dag om Hem er voor te danken en Hem het op hoop van zegen van de volgende week toe te vertrouwen; een mooie verkering, zomaar als een le venskans en dan nog wel eens een ge- ed dat het zo mag blijven en tot een uv;elijk mag komen; kortom je zelf met ai "i .ie vreugden en verdriet en je tu„aties en contacten en dan nog Chris- schien S 660 buRenstaander> of mis- aljes tocb een vriend die tussen dat Nee H, die allen ook een P'aats krijgt- zonder 'S ons leven> ze§t Paulus, de sfeer"16"' 3lS ik 20 mag zeSgen' niet kuni%an het leven> waarbuiten je de, of in ademllalen' zoals een gelief- vrouw, de660 lluwe^bk een man, een grond is Va atkterSr°nd, de dragende nmg en al het16 h"" en ontsPan_ een gesprek m andere- Dan is er altijd §uy, die bad **em. zoals voor Pé- de Parijse tr„ P let achterbalcon van opstellen voo^'- ^30 kun j zoals Ja het begint binnenkort weer: eerst nog een paar vastenavondda- gen, wat feest en wat plezier en dan weer die ellendige lange vasten. Niet. dat u die vasten even intens zoudt vieren als de vastenavonddagen -we kennen u onderhand wel maar er zit toch iets vervelends in: De vas- tenwet treedt in werking. En al is deze heus zo streng niet; je voelt je toch beklemd en op be paalde punten van je vrijheid be roofd. Zouden ze er niet iets an ders op kunnen vinden, zo denk je. Dat is toch allemaal uit de tijd. We moeten hier wel blijven be denken, dat het niet op de eerste plaats gaat om wat we wel of niet mogen doen. Dat is slechts een gevolg van iets anders, wat veel grootser is. Het gaat hier, hoe opgewonden het ook moge klinken om een kernpunt van het chris telijke leven. Het gaat om een geest, om een visie. Ik voor mij zie het christelijk leven als een medevoltrekken van het Christus leven zelf. Zeker Christus heeft eeuwen geleden geleefd, is eeu wen geleden gestorven en verre zen. Maar dit Christusleven is voor de christen nooit verle den tijd. De christen leeft van uit deze Christus-gebeurtenissen. Hij moet ze meemaken, zoals wij een feestviering meemaken. In het kerkelijke jaar geeft de Kerk aan de gelovigen de gelegenheid dit Christusgeheim mee te vol trekken. In de Kersttijd leven we mee met de geboorte van de Heer in het diepe bewustzijn, dat, Christus voor ons nog niet vol- f Een groep jonge mensen heeft op Maandag 21 Februari een avond belegd in de Haagse Dierentuin. De aanleiding hiertoe was het 12'<4- jarig priesterfeest van Pater P. Wesseling C.s.s.R. Zij gaven deze avond de titel „Om Ons". In veler lei vormen willen zij die avond kort en scherp zeggen, of laten zeggen, wat er op 't ogenblik in hen leeft. Aan het program wer ken mee o.a. Gabriël Smit, die zelf het woord zal voeren en bovendien een gedicht voor deze avond heeft geschreven; E, Schüttcnhelm; S. Jelsma M.S.C.; Michel van de Plas; Han van Koert; Carel Enkelaar; de Lekespelers o.l.v. Jos. Molen- karnP; ook een deputatie van de Duchtmachtkapel zal optreden. Na de pauze is het bal m.m.v. De Down-Town-jazzband. De leiding van deze avond is in handen van Paul Beers en Jacques Sicking. Kaarten zijn verkrijgbaar bij de bekende adressen en bii het correspondentie-adres Prinses Ma- riannelaan 147. Voorburg, tel. 779660. doende leeft, dat Hij een schimmi ge figuur geworden is: Hij moet voor de meesten van ons nog gebo ren worden, want zij gaan hun leven door, alsof het nooit Kerst mis is geweest, alsof nooit de en gelen hebben gezongen, alsof er nooit een ster is verschenen. Dit medeleven met de Heer komt nog meer naar voren in de Vastentijd. Vergeet niet, dat jij, toen je gedoopt bent, een band met Christus aangegaan bent, een levende betrekking: op de eer ste plaats met de lijdende Chris tus; weet gij niet, zegt ons Pau- lus, dat gij allen, die gedoopt zijt, in de dood van Christus gedoopt zijt. Dat sterven van Christus en de tocht van Christus naar zijn dood was niet afgelopen bij het heengaan van de Heer, maar is een appèl op iedere christen, om zich hiermede solidair te verkla ren. Hij is immers een verloste die leeft vanuit de Verlossing van Christus, die „ja" moet zeggen op de verlossing van Christus, elke dag opnieuw en die daardoor el ke dag opnieuw de invloed van de verlossing moet ondergaan. Dit wordt gevierd gedurende de vas tentijd, waarvan we kunnen zeg- gen, dat hij een symbool is van het gehele christelijke leven. De christen leeft in deze tijd met de Heer en zijn gang naar Calvarië, leeft in het bewustzijn, dat hij nu elke dag als verloste de vruchten er van plukt, als hij tenminste meeleeft met de Heer en zijn Verlossing meevoltrekt. Wanneer hij zich dus sterk bewust wordt van de betekenis van de Verlos ser voor zijn leven als christen, zal hij deze overtuiging vanzelf willen uitdrukken in ziin uitwendig leven. Dan voelt hij vanzelf aan, dat het niet voldoende is de ge boden van de Kerk te onderhou den. Het christelijke geloof is toch niet op de eerste plaats een moraliserende godsdienst Maar dan ziet hij deze voorschrif ten van de Kerk als 'n beroep op hem, om hierdoor zijn meeleven met Christus tot uitdrukking te brengen en dan wordt het vas ten zinvol en geen routine, sleur of alleen maar een lastige ver plichting. Zolang deze grondhou ding er niet is. ligt het gevaar van zinloosheid sleur en forma lisme voor de hand. Maar dan S?r,eefkt 00k vanzelf, dat de christen in deze overtuiging meer za doen' dan de kerkelijke ver plichtingen uit een louter uiterlijk moeten onderhouden. Het min ste, wat van hem gevraagd wordt is dat hij in de vasten het Ver lossend lijden van Christus mede- voltrekt in de H. Mis Zo vaak wordt door jongeren geklaagd over de sleur, over het formalisme. Hierop kan men al leen antwoorden Inderdaad dat is waar. Maar je doet daar'zelf even hard aan mee. Begin er nu eens zelf mee. deze houding te doorbreken en deze vastentijd nu ook te beleven. Tegenstelling slad-platteland tekent zich af lefoon, verkeer) én door de industri alisatie de vroegere geslotenheid van de plattelandsgemeenschappen wordt opengebroken. Dat betekent natuurlijk een bedrei ging van die cultuur en het betekent ook dat de invloed van de machtig ste de stad door de gaten naar binnen spoelt. Zoals altijd en overal is een behoudzuchtige wilde verdedi ging zinloos. Een dergelijke houding loopt bovendien uit op een verdeling in twee kampen en dat is genoeg om over elkaar op een nare manier te gaan praten en denken. Wat nodig is is een constructieve politiek die de onvermijdelijke ont wikkeling van de tijd verstaat, nieu we vormen schept, nieuwe wegen vindt voor hetzelfde grote en belang rijke goed, een eigen cultuur van de gemeenschappen op het platteland. Dat dit op „Ons Erf" gegrepen wordt door de verantwoordelijke voorman nen van de jonge boeren is ons wel duidelijk geworden. Tegenover 'n op pervlakkig dansvermaak, stellen zij een vorm van dansvermaak de old time dansen die de kinderen van het landvolk ligt, die boven dien en misschien is dat het be langrijkste hen noch pummels laat, noch lummels doet worden. Vandaar die berg dansfoto's. De zonnige fierheid van een jonge boer. Er werd voor ons een enorme stapel foto's neergelegd, zijnde rijk illustratie-materiaal voor onze jonge-boerenartikelen. We hebben er uitvoerig in gegraaid en twee hoopjes gemaakt. De berg die ons het meest interesseerde was die waarop we alle illustraties van het boeren lied van de arbeid hadden gelegd: Kerels op tractoren, maaiers, ploegers, melkers, mannen met werkpaarden, vrouwen met melkbussen. Op die andere stapel lagen ongehoord veel foto's van bals, dansavonden en zwierende paren. Die zouden we niet meenemen. Er zijn in dit leven vele dingen maar heel betrekkelijk. De jongelui van het boerenland deden dezelfde keuze, bestempelden onze uitverkoren berg echter als onbelang rijk en toonden de meeste interesse voor ons afgeschreven materiaal. Daar bleek een reden voor te zijn die ons meteen plaatst midden in de moeilijkheden: dorp en stad. Op „Ons Erf" wordt de grote aan dacht besteed aan de dans en wat Theo van Steen er allemaal van zegt en er allemaal voor sjouwt wijst op de waarde die men hier aan dat soort tijdsverdrijf hecht. Wij vragen er de jonge boeren naar. Zij zetten ons elk op hun wijze het vraagstuk uiteen. „De grote stad trekt, meneer, veel meer dan ons lief is". „In qe dorpen vervelen zich de .jongelui op Zondag en dan gaan ze in de stad dansen en naar de bioscoop". „Veel jongens die in de stad wer ken zouden graag in ons dorp ook datzelfde stadsvermaak willen heb ben, maar een boer is een ander mens dan een stedeling en dat moet hij blijven". Het werd ons wel duidelijk dat de meesten niet veel op hadden met die stad, waarvandaan een heleboel dingen komen die men in de 'dorps gemeenschap liever kwijt is dan rijk. Dansen en de bioscoop werden door de knapen met betrekking tot de stad zonder uitzondering in deni grerende zin genoemd. Dat is een ge forceerde opvatting. We vragen daar om wat 2e dan jn feite tegen heb ben tegen dat stadsvermaak. De ant woorden zijn eenvoudig samen te vat ten. Ze achtten het oppervlakkig ver maak m geestdodende passiviteit. Als we nog opmerken dat er in de stad ook heel veel beste mensen wo nen met heel veel mooie dingen, wordt er zo eens gegrinnikt. Het blijft toch: „Het kan best zijn, maar Det is niks voor ons". „Maar wat is er bij jullie dan te be leven en wat ondernemen jullie dan tegen die aan jullie cultuurvretende stad?". Ze ontkomen er niet aan, ondanks onze bezwaren daarover dadelijk de jongelui gelijk te ge ven ten aanzien van hun actief ver maak. Er zijn in de dorpen god dank nog meer mensen die zich vermaken dan lieden die vermaakt worden. Daar zijn ze bang voor. Ze voelen meer voor een landelijke rui terij, de fanfare, de boogschutters of vendelzwaaiers dan voor een bios coop in hun dorp, meer voor 'n volks feest of een bruiloft dan het gehang rond een band of een pick up met platen op Zondagmiddag in 'n dorps lokaaltje. Een gesprek laat doorgaans vele zaken in het donker, in te veel licht of in vals licht achter. Daarom een korte epiloog. We kunnen ons onmo gelijk happy voelen als stedeling bij die constructie dorp-stad, waarbij de eerste dreigt opgevreten te worden door de cultuurloze kwaadaardige tweede. Die constructie is fout en toch maakten ze die foutieve construc tie. Er zit bovendien een richtingwij zer in naar het streven: „de boeren stand ongerept te bewaren tegen de gevaren van de grote stad, waar de mensen of er tegen kunnen of al min of meer wormstekig zijn". En die constructie is nog veel meer fout. Het vraagstuk is clat er twee cul- turen zijn, die van de stad en die van het platteland en dut én door de tal rijke en snelle verbindingen (radio, te- Waar veertig jonge Limburgers en één Noorderling (zo één van boven de Moerdijk) bij elkaar zijn, luttele weken voor Carnaval, daar kan het niet anders of er ontstaat rond dat Carnaval een nogal stof opwaaiend gesprek. Vooral als die Noorderling het er een beetje om doet.. Nietwaar, we zijn gekomen om meningen te horen, om jonge ménsen te boren spreken over hun milieu, liun plannen, hun weggetje door dit ondermaanse, welnu, laat ze spreken over hun carnaval.met ons die bui ten die feestelijke carnavalswereld staan en er waarschijnlijk wel nooit in zullen komen ook. Dat we zo en af toe eens wat terug zeggen geeft hoog stens wat kleur aan de zaak, dat het af en toe uitloopt op een compleet kruisen van het rapier geeft hoogsens wat spanning. Allez dan, saus rancune! je een norm naar da -"ais een Dmt=V<6rkering en omgang> deed; "kijk eer!tantSe ho°Sleraar dat een vro naar Jezus en dan n vind je dan 's aües oké", gebed voor 1 sew°on dat in het een huisvad 2ondagavondse diner coinmemoree,6tr ,T°°r Christbs hardop niet aanwezic a w" die dierbaar ziJn en zoon in di "eer denk aan onze Australië, -°f ergens emigrant in tr°kken van" 7"het: alledaaSse door- Dan is ee IJn tegenwoordigheid. 91 het e" .15 dragen en krijgt ditjes en <jatljnlijk gepeuter van de grootse alim.eJeS. der versterving een ai"telijke inti'm°< misscbien beter een rrhsschien *Tteit Nergens en nooit zo dui- •"OB>v,nien in cm ANerêens e dellik tonen, o/"®0 zal zich zo dui maakt hebben voor d® keuze ge forceren, maar er moet ri°BeVmen niet zijn om zo radicaal Chrkt, reidheid even binnen te halen cn eoK Jn ziin hcht heeft de vasten van df ^d'JWel- nog die sfeer van rustige gd met inn" alIeen dc waarde er aanVtrgi&Ve' h„ lcn' waar het heen moei n her" m"adlp crisis en het conflict (misseh6b~ een storm in een glasj h sscblen Positieve betekenis. an toch v. O. V S* S* .,Als zwarte hond kan ik natuur lijk niet onbevooroordeeld staart- spreken over hetgeen er dezer da gen in Johannesburg aan de hand is", aldus Hond, aandachtig naar de natte sneeuw turend, „maar over 't algemeen heb ik toch wel de indruk dat het in deze aange legenheid gaat om het consequent doorvoeren van het Hogere Begin sel. De onbekookte persorganen, die bedenkingen opperen tegen het bewind der huidige Zuid-Afri kaanse regering, verliezen dit Hogere Beginsel wel eens uit het wantrouwend oog. Dit Hogere Be ginsel is het Beginsel der zoge naamde Apartheid, ofwel: zwart is zwart en wit is wit. Wie dit Beginsel niet onderschrijft, moet wel volkomen kleurenblind zijn. Wat men Strijdom c.s nu 00k moge verwijten: kleurenblind zijn deze christelijke regeerders vast en zeker niet. Z(j zien de werke lijkheid zoals zij is, vatten haar in een duidelijk Beginsel samen en houden dwars door alles heen aan dit Beginsel vast. Men kan natuurlijk opmerken, dat het er niet toe doet of een mens zwart is of wit. Maar dan kan men met evenveel recht beweren, dat het niets uitmaakt of iemand nu al Semiet is dan wel Europeaan, werknemer of werkgever, Parij- zenaar of inwoner van de ge meente Oss, communist of ver dediger van het Westen, ongeorga niseerd of georganiseerd, existen tialist of ijverig Linie-lezer. Alle waarden verliezen aldus hun apar te plaats binnen de éne hiërarchie; alle grenzen vervagen en er zou niets meer overblijven dan de éne mensheid. Deze idee van massale blokvorming kan niet nadrukkelijk genoeg worden afge wezen. Al te spoedig immers zou den de fervente tegenstanders van het Apartheidsbeginsel er toe wor den verleid om uit te roepen: „Wat kan het nu eigenlijk sche- lem, of je mens bent of hond! Hond noch mens zijn bij een der gelijke doorbraak van het Hogere Beginsel gebaat. Zwart is zwart en wit is wit. Als de stad Johan nesburg naar de evangelist Jo annes is genoemd hetgeen me niet zou. verbazen dan mag het geen toeval heten, dat men er daar op staat de grenzen tussen negers en blanken zo scherp mo gelijk te trekken. Omwille van het Hogere Beginsel, waardoor alles sal rech kom...." We beginnen zo: „Zijn jullie nog niet schichtig aan het worden, nu de grote dagen snel naderen?" Iedereen bleek reeds bezig aan de voorberei dingen, dat was geen nieuws, want daar wordt al voor Kerstmis aan be gonnen. Dat hebben we ook gezegd en we hebben er bij gevraagd of ze dat nu geen zwaar overspannen en buiten de proporties gegroeide affaire vinden, dat hele carnaval. Bi.i ons in het Noorden bieden de weken voor de grote Vasten hier en daar een feest van verenigingen of clubs, een pretje thuis en dan uit. We kunnen ons heel goed voorstellen dat elders de festiviteiten vele gra den intensiever zijn, maar we vinden de relatie Grote Vasten-Carnaval in het Zuiden volkomen zoek! Welnu, dat zeg je niet ongestraft tegen een con versatiezaal met jonge Limburgers Er worden twee argumenten naar voren gebracht, die steek houden. Er is er één die de volksaard en de traditie voor het carnaval aan sprakelijk stelt. „Feestvieren zit ons in het bloed en geslachten lang heb- j ben het Carnaval gevierd, wat wil je? Het komt er dus voor een belangrijk deel op neer dat wij „buitenstaan ders" die relatie Grote Vasten-Carna- val maar heel betrekkelijk moeten zien. We besluiten met de opponent een eindweegs mee te gaan. Volksaard en traditie bijzonder belangrijke fac toren die de rechtstreekse verhouding „We zetten de bloemkes no-- even bui ten, want vanaf morgen gaan we ons zelf eens geestelijk en lichamelijk aanpakken, door de Grote Vasten, ter voorbereiding van 't Paasfeest" kunnen vertroebeld hebben. Dit alles is te begrijpen, maar Carnaval de graderen tot de gevonden stok om een hond te slaan, is niet te billij ken en daar gaat het aardig heen als men bedenkt dat er heel wat zijn die met mi-carême, in het Belgischp nog eens duchtig aan het feestvieren slaan. De jongelui die rondom ons zit ten blijken ook onze bezwaren te kun nen verwerken. Ze kennen ze trou wens al; de knapen die allen ka derleden zijn van de Limburgse jonge boerenbond en zeff organisatoren zijn van de feesten in de dorpen en streken waar ze vandaan komen er is zelfs 'n Prins onder hen streven allen naar een heroriëntering van dit bij uitstel Christelijke feest waar dat no dig is. En dat schrijven we ook met plezier op. Een andere boerenzoon de Prins zelf manoevreert heel voorzichtig om ons bezwaar tegen een half jaar voorbereiding (aanvangsdatum de elfde November) te ontzenuwen. En ook zijn argument is een heel eind te accepteren. „Bij jullie (wat klinkt dat leuk, het gelijkt een stellingne- men in twee partijen Noord-Zuid, grens-overgang: de Moerdijk een beetje gevaarlijk is dat wel dat han teren van „jullie en wij") zijn er het hele jaar door verschillende gelegen heden om feest te vieren, bij ons zit er een zekere lijn in, of je nu Inderdaad een levenslustig volk moet feesten op zijn tijd, moet door het jaar zijn pretjes hebben, of de aanleiding nu in een nog ver afge legen Carnaval ligt doet maar weinig ter zake, men kan hoogstens bevreesd zijn dat al die aanknopingspunten met Carnaval in de loop van het jaar dit Carnaval nog meer aan zijn on evenredig grote plaats in het Zuide lijke leven helpt. Hebben we het tot nog toe aar dig met elkaar kunnen vinden, een voorstel van wel twintig knapen tege lijk, een aanval tevens wordt door ons dan zonder mogelijkheid tot on derhandelen afgewezen. Het is eigenlijk een oud zeer waar ze over beginnen. Het komt hierop neer dat al wat Noords is geen snars begrijpt van het Zuidse feestvieren en om het nu maar heel eerlijk te zeggen, ze bedoelen te beweren dat het monopolie feest vieren aan hen is voorbehouden en dat wij zelfs i het algemeen niet vleten wat feest vieren is. We vatten het gedane voorstel samen door in het rond te kijken en te zeggen: met andere ivoorden wij Noorderlingen zijn dooie dienders!" Met zijn allen voelen we wel dat dat een beetje sterk gezegd is, maar aan hun twinkelende ogen kunnen wij goed zien dat ze het met onze samenvatting aareig eens zijn! Dat nemen we natuurlijk niet. We vragen wat ze under feest vieren ver staan. Het antwoord is stereotiep en duizend maal gehoord. Een jaar lang heeft iedereen zijn zorgen gehad en die zorgen zet ieder van ons, de no taris, de dokter, de boer, en de amb tenaar iedereen, drie dagen aan de kant, om eens onbezorgd blij en vro lijk te zijn, om in het betamelijke eens gewoon dol te doen. We repliceren dat dat een hoogst eenzijdige interpretatie is van het be grip feest vieren!' We zijn de eersten om toe te geven dat we niet in staat zijn tot dit soort feestvieren, maar vragen begrip voor het feit dat we andere soorten „feestvieren" kennen waarvan de kwaliteit minstens zo voortreffelijk is. Het feit lag er, er was geen overeenstemming mogelijk. We hebben toen een paar kostelijke minuten doorgebracht met het no teren van de nodige opmerkingen over dat feestvieren aan ons adres en het ondertussen debiteren van op merkingen aan het hunne. Wij waren weining spontaan, niet in staat luidkeels te zingen en te lachen, in 't rond te springen arm in arm met iedereen omdat men blij is. Wij bleven hokken in onze stand en rang, durfden nooit de grenzen van ons enge bestaan te doorbreken en met iedereen van hoog tot laag de straat op te gaan. Dat is dan onge veer de samenvatting van hun acte van beschuldiging. Wij ertegen in: Dat al dat joviale gedoe helemaal niet altijd hetzelfde een verjaardagsfeest viert of de raad is als feestvieren. Dat een vreugde- kiest, of een Carnavalslied bekroont, uiting ook gelegen is in een poging geestig te zijn en geestig zijn is veel moeilijker «dan luidruchtig zijn. Dat je ook heel veel echte vreugde en puur plezier kunt beleven aan een rustige avond met vrienden of aan een caba ret. Dat je zorgen aan de kant zetten helemaal niet direct inhoudt dat je moet gaan hossen. Kortom het zou allemaal wel eens mogelijk kunnen zijn dat al jullie mombakussen, al jullie oorverdovend kabaal, al jullie geschreeuw, al jullie gespring, al jul lie doodvermoeiend gedoe weieens gespeend zou kunnen zijn van esprit, van schuimende geestigheid en we zijn er van overtuigd dat dat vaak zo is. Zou er misschien in jullie Zuide lijke breinen een klein plaatsje kun nen zijn voor een soort feestvieren, waar jullie nu niet aan denken? Voor iets ontzettend genoeglijks, iets heel rustigs, met veel binnenpret waar je ook je zorgen mee aan de kant kunt zetten? Zo ging dat ongeveer bij dat ge denkwaardige debat. We hebben toen de wapens maar gestreken en hebben gemompeld: „ieder zijn eigen lied". Zo is het ook eigenlijk. We hebben nog getracht 'n soort concessie los te peuteren op ba sis van wederzijds begrip, voor el kanders zeden en gewoonten omtrent feestvieren. We nodigden hen n.l. uit af te zien van de aanspraken op de titel, het lustigste, vrolijkste volkje te zijn binnen de grenzen van ons goede vaderland, het volkje dat het feestvieren meer in 't bloed zou zit ten dan welk ander bevolkingsdeel dan ook. Met een denderend carnaval voor ogen, een vreugde-manifestatie aan elkanders gebied vreemd was na tuurlijk memand bereid die conces sie te doen. Volledigheidshalve moe ten we U nog melden dat we ook ge sproken hebben over de excessen en de uitspattingen die over de schreef gaan in de dagen van het Carnaval. Daaromtrent hebben we ons zeker grootmoedig getoond. Het is inder daad onmogelijk vol te houden dat Carnaval niet meer dan een naaste gelegenheid tot zonde is en ook dat het niet aangaat met de vinger naar de excessen te wijzen alsof er geen duizenden Zuiderlingen zijn, die in eer en deugd hun feest vieren. Bo vendien en daar hebben de knapen gelijk in wie zijn er allemaal op de been in de Limburgse steden en dor pen die hun domicilie daar beslist niet hebben gedurende de Carnavals dagen? Weet u zeker dat dat allemaal goeie waar is? Zijn er op alle fees ten van de hele wereld, welk soort er ook gevierd wordt, geen zwakke broeders? Neen, voor wederzijdse beschuldi gingen hebben we elkaar gespaard. Toch deed het ons deugd te horen, boe deze jongelui in oprechtheid wis ten van de bezorgdheid van vele ziel- zorgens omtrent de blunders in zwak heid begaan. Maar ze getuigen ook van de ijver en de plechtsbetrachting van nog veel meer mensen die het Zuidse carnaval, hun Carnaval als een kostbaar erfgoed wensen te bewa ren in eer en in deugd. Trouwens al deze jongelui met wie we dit gesprek hadden, zitten overal in de organisaties ter voorbereiding van die grote dagen en we zijn er van overtuigd dat én de mensen én het feest bij hen in goede handen zijn. Het is dat we geen glas schuimend Limburgs bier bij de hand hadden, daarom hebben we onze kom koffie maar gepakt en deze hooggeheven. „Limburgse jongelui, al wat Zuider ling is, vier je CarnavalLeve de leut!"

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 7