witte doek Zolang te water Biogra fie van dr Poels op komst Onbekend componist weer ten leven gewekt De grootste tragedie Simon Vinkenoog in nieuw pose 1 ilifcJ! ZATERDAG 5 MAART 1955 PAGINA 5 I 'h Hans van Bergen Zijn correspondentie met Muekermann Critiek WERELDNIEUWS Franse voorliefde voor exotisch Afrika Van „Atlantide" tot ,.Ali Baba" Vijf superproducties, ivaarvan twee in Cinema Scope Filmmateriaal per valscherm Diane Cilcnto, nieuwe ster aan filmfirmament Een „rokerige'' stem FilmforumHulde aan „Janus" van Domburg Pionier en filmpaus Afrekening met de Parel-film Onberekenbare schade aan de zaak van de Nederlandse film Ingrid Bergman woedend „Was ik maar doodAlfred Hitchcock gaat in Marokko filmen Danny Kaye wordt serieus Oscar Werner als Mozart. De Franse filmers hebben altijd een bijzondere voorliefde aan de dag gelegd voor liet exotische Afrika. Zonder nu bepaald terug te gaan tot de gebroeders Lumière, is het voldoende er aan te herinneren, dat Jacques Fey der één der eersten is geweest, die een fihn in de Sahara maakte de eerste „Atlantide" in 1920 en dat de eerste trans-Afrikaanse autotocht in 1925 is gemaakt door de filmexpeditie van Léon Poirier, die de onvergetelijke film „Croisière Noire" opleverde. Sindsdien zijn er onder het hoofd fantasie en werkelijkheid heel wat Franse films in Afrika gemaakt, maar op het ogenblik is de voorkeur voor films met een Afrikaanse achtergrond al bijzonder groot. Van de ongeveer twintig Franse films, die thans in productie zijn, worden er vier in Afrika gemaakt, terwijl binnenkort een vijfde volgt. Al deze films zijn zogenaamde super-producties in kleuren. Twee er van, „Oasis" en „Fortune Car- rée", worden in Cinemascope opgenomen. Met „Les Orgueilleux", die in Mexico is verfilm, heeft Yves Allégret al be wezen, hoe meesterlijk he teen „klimaat" in beelden weet vast te leggen. Thans bevindt hij zich in het uiterste Zuiden van Marokko om opnamen te maken voor „Oasis", een Frans-Duitse co-productie met Michèle Morgan en Pierre Brasseur in de Franse en Cornel Borchers en Karl Raddatz in de Duitse versie. Het gege ven voor deze film is geïnspireerd door een roman van Kessel, waarin de avon turen worden verteld van een vroegere piloot, die verdacht wordt van goudsmok kel. Volop actie is er in „Fortune Carrée" een Frans-Italiaanse co-productie, die eveneens is gebaseerd op een werk van Kessel. Bernard Borderie, een jonge Fran- Ke regisseur is voor het maken van de opnamen naar Egypte geweest. Er is een internationale rolbezetting onder wie Pedro Armendariz, Folco Lulli, Paul Meurisse, Fernand Ledoux en Anna-Ma- ria Sandri. Voor de gevechtscènes tussen de avonturiers en de Ghafaris waren 200 kamelen, 250 paarden en honderden 'iguranten nodig. ..Donker Afrika" is niet minder aan trekkelijk voor de Franse filmers. Daar Jij n twee films gemaakt: de eerste in Kameroen, getiteld „Nagana" een Frans- i'aliaans co-productie, en de tweede in de Congo, een Italiaans-Fanse co-pro fetie, die „Tam-Tam" heet, Hervé Bromberger, de maker „Fruits Ravages", heeft de regie van „Nagana" fi16 is opgenomen in de woeste gebie- ea van Noord-Cameroen. Daarvoor was leurstelling van de toeschouwers zou na de aldus gewekte verwachtingen des te erger zijn geweest. Sommige Nederlandse bioscoopexploi tanten zijn de enigen niet, die boos wor den over een slechte critiek. Ingrid Berg man b.v. heeft gedreigd, haar geboorte land Zweden voor goed te verlaten. De reden daartoe is de „poenige" (alweer dat nare woord!) manier, waarop haar toneelrol in „Jeanne d'Arc op de brand stapel" door de bladen is ontvangen. Haar eerste uitbarsting van woede kwam tijdens een liefdadigheidsvoorstel ling in Stockholm, waar ze de nummers zou trekken voor een loterij, maar niet spreken. Een donderend applaus barstte los, toen ze zei: „Ik was blij terug te keren tot mijn land en mijn eigen taal. Ik werd tijdens de openingsvoorstelling met warm, spontaan applaus begroet. Toen het gordijn was gevallen, zei ik tot mijn man: ,,Nu kan ik rustig sterven". Na de volgende dag de critieken te hebben gelezen wenste ik, dat ik inder daad gestorven was. Ik weet, dat ik niet de enige ben, wie dit lot treft in mijn geboorteland. De Zweden kunnen niet hebben, dat iemand boven de massa uitsteekt. Het is precies als in het sprookje van Hans Christian Andersen, waar ieders hoofd, dat een beetje boven de anderen uitsteekt, wordt afgehakt, opdat ze allemaal even middel matig zijn". Later toen ze zich in haar suite in het Grand Hotel had opgesloten, vertelde ze aan een bevriende acteur: „Het aantal beledigende anonieme brieven, dat ik sinds mijn komst hier van de Zweden heb ontvangen, heeft me bijna wanhopig ge „Film en volksopvoeding" voort, waar bij hij met waardering melding maakt van de belangrijke publicaties over het medium film, die na de oorlog voorna melijk in katholieke kringen zijn versche nen. Na een overzicht van de pogingen, die op het gebied van de volksopvoeding tot de film in het buitenland worden ge daan, komt ook hij tot het reeds herhaal- I delijk verkondigde standpunt, dat al-1 leen een toenemend aantal bioscoopbe zoekers met onderscheidingsvermogen en critische zin de vicieuze cirkel: filmpro ducent dwingt filmbezoeker te consume ren, wat hij produceert filmprodu cent is gedwongen te produceren wat filmbezoeker bevalt, te doorbreken. In de besprekingen van actuele films rekent C(harles) B(oost) grondig af met Neerlands nieuwste speelfilm „Het Won derlijke Leven van Willem Parel". „Het is voor iedereen duidelijk, dat deze laatste schepping van Gerard Rutten slechts de bedoeling heeft anderhalf uur „lollig" te (willen) zijn en dat ze glans rijk in die opzet slaagt, zij het op het laagst denkbare niveau. Meer valt er niet van te zeggen." ..Straks zullen we", vervolgt Boost, één van de Amsterdamse critici, wier uitspra ken in de door ons gewraakte Haagse Bioscoopadvertentie wijselijk onvermeld zijn gelaten, „het excuus wel weer ho ren, dat het publiek het zo wil. En men zal met overtuigende cijfers van bioscoop bezoek enige kracht aan dit machteloze argument proberen te geven. Maar in die cijfers wordt niet uitgedrukt het per centage teleurgestelde bezoekers, die na ®n hele expeditie nodig, bestaande uit fje verveling en de beledigende platheid JU0 dragers, vijf tolken, vier vrachtauto's .,jer grapjes zich heilig voornemen nooit en 35 ton materiaal. Films en kleinere meer een Nederlandse film te gaan zien.' voorwerpen werden per valscherm uit I Tot zover Charles Boost. vliegtuigen omlaaggeworpen naar gelang ze nodig waren. De enige vrouw in de expeditie was Barbara Laage, de ver tolkster van de hoofdrol. Onder vrijwel dezelfde omstandighe den heeft de Italiaanse regisseur Napo- litano de opnamen voor de film „Tam- Tam" gemaakt in de Congo. In deze film wordt de strijd uitgebeeld, die blan ke artsen voeren tegen de inlandse me dicijnmannen en de alcoholsmokkelaars. De'hoofdrollen in deze film worden ge speeld door Pedro Armendariz, Charles Vanel en Kerima. Tenslotte zijn Yves Ciampi en de sce narioschrijver Jean-Louis Bost naar Libe ria geweest, waar ze een groot aantal °Pnamen hebben gemaakt voor de film ..Les Héros sont fatigués"- De hofodrol >n deze film wordt gespeeld door Yves Jntand. i ®n intussen hebben we hier in Neder- :ahd al in de vorm van een sprookje ken- ?'s kunnen maken met de eerste Franse 'eurenfilm, die in Afrika speelt: „Fer- ?artdel als Ali Baba" van Jacques Bec- «er, In de Engelse Pinewood-studio's is op "et ogenblik een jonge actrice aan het J'erk, van wie productieleider Earl St. ■Inhn heeft voorspeld, dat ze nog dit jaar eén van Engelands voornaamste sterren tal worden. Het is de 21-jarige Austra- lisch-Italiaanse Diane Cilento, de hoofd rolspeelster in de kermisfilm „The Woman De onberekenbare schade, toegebracht aan de zaak van de Nederlandse film, is inderdaad wel het meest tragische aspect van deze hele Parel-affaire. Een schade, die door een vergoelijkende cri tiek, omdat het nu eenmaal een product van eigen bodem betreft, alleen nog maar groter zou zijn geworden, want de te- hier afgebeeld met zijn t Sylvia Fine, gaat een serieuze spelen in de Paramount-film „Intermission' for j 0'Iwe". die onder regie van George More ftiejj Tail in Vistavision wordt opgeno- >>Ov»r dlijn rolh ebikn iettekla- mmm Sen, >Jr mijn rol heb ik niet te kla- aara Diane tegenover de pers ver dij ee' ..maar alles draait toch eigenlijk h n Kermisdwerg." lm 1 catn van deze dwerg in de film cdflg ®°rge Wilson en oorspronkelijk e titel dan ook ->e0r Om echter de dames titesi Publiek te trekken, heeft men **eWijzigd in 'The Woman for "The Life of f;®a> VoD Cilento zal in de film ook zin- cent eerst in haar loopbaan. De Tgelrjj^ t'an de film, Leslie Parkyn, if! hom,„ aar stem met „de rook van .yuur» Vino /-Jia ein nnlr mntffl T.nken hoe die dan ook moge -.6j] -- uuc uic uau uun ..rokerjr,.', In elk geval zal het wel rijn. lsHet jo dJj^na' nummer van 'Filmforum' 5.1. ®Ur, 1 gewijd aan de hoofdre- vieirq rilv„_an .Domburg, die Maandag Wov..e- n>_ jubileum als filmcriticus rdt' foor x^diL'.Janus.. vriend en tegenstander d, geh„iaiVan Domburg, alleszins dar tn?ads» f;? a^s de pionier van de j^mcrUiek, als de opvoe- H. wad ^lek zet en als „filmpaus" van zijn beschouwing over l® «£§£j Is het, omdat Jezus Lijden het ergste marteling aandeed, was veel erger dan ««*54 <4om1za« 1/nnnop rl of urii rlio nortnlr* rlnn*» Vim VI fmiipn TT 11 W1P1 Didne Cilento, een nieuwe ster aan de Britse filmhemel. In de Paramount-studio's te Holly wood heerste onlangs een verschrikkelijke verwarring. Afdeling 14 werd er namelijk gebruikt voor de film „The Vagabond King" (rond de 15e eeuw in Frankrijk) en Afdeling 15 vpor „The Court Jester" (rond de 12e eeuw in Engeland). De ridders en jonkvrouwen raakten zo door elkaar, dat regisseur Mei Frak zich op een gegeven ogenblik verplicht zag om via de luidsprekers het bevel te geven: „Wil iedereen uit de 15e eeuw alsjeblieft hier weggaan". De Oostenrijkse acteur Oscar Wer ner zal de rol van Mozart spelen in de film, die de Franse regisseur Max Ophals (in Nederland geen onbekende, want hij regisseerde hier „Comedie om geld" met Herman Bouber. Matthieu van Eysden en Cor Ruys) gaat maken bij gelegenheid van het tweede eeuwfeest van de componist. Ingrid Bergman, woedend over de Zweedse toneelcritieken maakt. Ik kan 's nachts niet slapen van de geestelijke marteling, waaraan ik door mijn eigen landgenoten wordt onderwor pen". Tot slot nog wat gemengd filmnieuws. Alfred Hitchcock gaat een film ma ken in Marokko. Onlangs heeft hij daar enige tijd doorgebracht en dat is hem zo goed bevallen, dat hij er zo spoedig moge lijk wil terugkeren. Aangezien hij zo gauw geen filmscenario bij de hand had, heeft hij besloten een nieuwe versie te maken van één zijner oude films: „De Man, die teveel wist". Het betreft hier een „thriller", die hij in 1955 heeft ge maakt met Peter Lorre in de hoofdrol. Paramount heeft Danny Kaye uitge kozen om de rol van Red Nichols te spe len in „Intermission", het levensverhaal van de beroemde trompetist van die naam. Het wordt de meest serieuze rol, die mr Kaye ooit in zijn filmloopbaan te vertol ken heeft gekregen. Hij zal echter niet vóór Juni van dit jaar met de opnamen kunnen beginnen, daar hij eerst nog ver schillende theater-engagementen moet na komen. Bovendien heeft hij het op het ogenblik erg druk met zijn taak als ambassadeur van het Kinderfonds der Verenigde Naties. is, dat wij ons denken kunnen, dat wij het de grootste tragedie noemen, die zich ooit in het wereldgebeuren heeft afgespeeld? Sinds wij getuigen zijn geweest van het verschrikkelijke lijden in de concentra tiekampen tijdens de oorlog kunnen we ons soms moeilijk voorstellen, dat 't Lil den van Jezus zoveel erger, zoveel zwaarder is geweest dan dat, wat som migen van onze medemensen in de kam pen hebben moeten ondergaan. Wij wegen dan natuurlijk alleen het zuiver LICHAMELIJK lijden tegenover elkaar af. We maken eenvoudig een op telsom van de verschillende martelin gen, die men de personen heeft doen ondergaan. Zoveel maal gegeseld, zo veel maai geslagen. Maar een ieder weet, dat men met een optelsom van zui ver lichamelijke martelingen nooit de juiste grootte van iemands lijden bepa len kan. Op deze maniermogen wij NOOIT ons eigen lijden afwegen tegen over het lijden van Jezus. Want mis schien zijn wij zelfs meer geslagen, meer gegeseld en meer bespot en heb ben wij een even onmenselijke dood ondergaan als Jezus. Waar MENSEN lijden, gelden heel andere overwegingen om de grootte van een lijden te bepalen. En niemand zou ik haast zeggen, kan dit beter aan voelen dan een toneelspeler, die zo dik wijls het lijden van een mens moet uit beelden Het lijden van een mens wordt niet alleen lichamelijk gevoeld, maar ook geestelijk. Vooral geestelijk. En hoe fijner, hoe hoger, hoe intensiever deze geest in een méns is, hoe dieper, hoe zwaarder, hoe smartelijker het lijden wordt gevoeld. Jezus geestelijk lijden was oneindig groter dan Zijn lichamelijk lijden Wat Hii geleden heeft in de hof van Olijven waar niemand Hem een lichamelijke Simon Vinkenoog heeft een proza- ais een sociaal wezen. Hij heeft niets werkje geschreven. Op de uitgevers- Van een man, geen ruggegraat en flap wordt het „een persoonlijk ver- geen inzicht. Maar omdat hij zoveel haal" genoemd, een dagboek, een van dat ik houdt, poseert hij graag autobiografie en essay, alles ineen." ajs een held, met alle viriele krach- Niet zo gering, zou men denken. ten die hij nog meent te bezitten. Hij Maar achter de titelpagina schreef vertelt met een gekunsteld cynisme Vinkenoog een colophon waarin „el- zjjn erotische avonturen, waarmee ke overeenkomst met bestaande per- hij pronkt als een kostschooljongen sonen en gebeurtenissen uitgeslo- met een onvoldoende voor gedrag, ten" heet. Volgens deze lezing heb- Nu moet gezegd dat Vinkenoog de- ben we dus niet met een dagboek of ze IK-figuur soms in goed modern, met een autobiografie te doen. Want geserreerd proza laat vertellen. Ook de gebeurtenissen zijn niet waar. De Weer niet zo heel goed en ze,ker bekentenissen van de ik-figuur, die niet „mooi", maar voor Nederlandse in Vinkenoogs geschrift worden ge- begrippen mag dit nuchtere proza daan zijn geen bekentenissen. Een behoorlijk beeldend worden ge- gefingeerde biecht is geen biecht. De noemd. inhoud van Vinkenoogs boek heeft Goed, de vorm is dus niet onver dus naar hij ons zelf zegt, met Vin- dienstelijk natuurlijk ontbreken kenoogs leven niets te maken. ook de surrealistische droompjes Dat is dan mhhr gelukkig voor Vin- niet maar wat betekent de vorm kenoog. Want de jongeman die als bij zo'n abominabele inhoud? Is dit, een hele grote IK, als een haast pa- zoais het flapje weer zegt, een boek thologische IK door het leven van dat licht verspreidt over „de gene- dit persoonlijk verhaal en dagboek ratie die men nihilistisch, destruc- en wat-nog-al-meer-alles-in-een gaat, tief en bandeloos heeft genoemd?" is een laffe wekeling' die niet zwem- Laat U niets wijsmaken. Het enige men kan en voor de dienst werd af- waar Vinkenoogs boek licht op werpt gekeurd, en van wie op geen enkele is op een mensentype dat in alle ge- bladzijde blijkt dat hij iets kan, wer- neraties van de wereldgeschiedenis ken idealen hebben of de mens zien is voorgekomen: de slappeling die die nagels door Zijn Handen. Hij werd daar bedolven onder de onmenselijke last van onze zonden ter wereld, van on ze zonden. Hij onderging daar het ver driet van alle vaders en moeders ter wereld, die gebukt gaan onder het slechte gedrag van hun kinderen. En hoe diep, hoe snijdend kan dit leed niet zijn, dat een vader en moeder dragen, wanneer hun kind, voor wie zij alles hebben over gehad, van wien zij zo veel hadden gehoopt, de verkeerde weg opgaat. Jezus ziet daar ons allen, Zijn kinderen. Zijn broers en zusters, de ver keerde weg op gaan. De een voor lan ger, de ander voor korter. Maar allen, met wie Hij zo het goede voor had, die Zijn Vader heeft geschapen voor het eeuwig geluk, ziet Hij min of meer af wijken, ziet Hij min of meer afglijden op de gevaarlijke helling ondanks al Zijn genade, ondanks al Zijn goede raad, on danks al Zijn liefde, ondanks Zijn on menselijk lijden. Bij dit lijden, dat Hij hier ondergaan heeft, kan geen enkel niet al het andere lijden over heel de niet al het abdere lijden over heel de wereld tesamen. Want al dit lijden, dat in oorsprong toch een gevolg is van de zonde, heeft Hij daar ondergaan. Bloed heeft Hij gezweet in de hof van Olij ven. Nog nooit heeft een ander mens op aarde bloed gezweet. Dit onmetelijk lijden moet een toneel speler aanvoelen, als hij iets wil weer geven van het lijden van Jezus. Maar ook nog een andere overweging speelt een grote rol, als wij de draag wijdte van het lijden van Jezus willen bepalen Wie zal ooit de draagwijdte kunnen 'bepalen? Want hiervoor zullen wij de grootte van de Persoon van Je zus zelf moeten kunnen bepalen. Wat uist deze tragedie tot de grootste maakt die zich ooit op deze wereld heeft af ge- alleen aan de lichamelijke belangen van zijn zeer gekoesterde Ik denkt, en die voor durf houdt wat een grote lafheid is: vrouw en kind verlaten, het „liefdes"-spel spelen en maar jammeren over de wereld zonder mededogen die het allemaal zo moeilijk en zo zinloos maakt. Dn laatste zal dan wel het essay element zijn waarop het uitgevers tekstje zinspeelde. Want ten laatste gaat „Ik" wat is het leven ver moeiend zowaar nadenken- Hij komt op het idee dat iedere lezer van enige vorming (verondersteld dat iemand aanvechtingen kreeg het boekje te lezen hetgeen wij hem met beslistheid afraden) al dadelijk bij het lezen moet hebben gekregen: „Ik weet toch niet wat liefde is". Dit „essay" nu heeft juist in de vorm waarin het hier wordt opge diend, met de nihilistische generatie opmerkelijk weinig te maken. Er is een moderne problematiek van een door de wereldchaos ontwrichte ge neratie. Natuurlijk. Er lopen mas sa's jongeren rond met de Sartriaan- se bestaanskwelling in hun binnen- speeld, is niet de gesel, noch de door nenkroon, noch het kruishout, maar is de Persoon van Jezus zelf. Wie is het, die daar zulke grenzelo ze martelingen ondergaat? Die daar ge geseld wordt en bespot en met doornen gekroond en aan zulk een smadelijk kruishout, wordt gehangen? Is het een zondig mens? Is het iemand die deze straf min of meer verdient aan zichzelf te wijten heeft? We zouden diep medelijden met hem kunnen voe len. Maar het is geen zondig mens. Het is niet iemand, die deze straf min of meer aan zichzelf te wijten heeft. Het is De Smetteloze, De Onschuldige, De Liefdevolle, De meest tedere Mens. En degenen, die Hem het verschrikkelijke lijden aandoen zijn wij, de schuldigen, de zondaars de hartelozen, de ondank baren. Het is de liefdevolle Maker van het heelal en degenen die Hem be spotten zijn de schepselen, de afhankelij ker:, de volkomen nietigheden. Het is Degene, Die ons verlossen komt en degenen, die Hem aan het kruishout slaan zijn zij, die Hij verlossen wil. Dit is de grote tragiek van het lijden van Jezus. En deze tragiek moeten wij be- anderen, willen wij iets van Jezus Lij den verstaan. De grootte van Jezus' Lijden moet ons door voortdurende overweging helder voor de ogen staan, willen wij met enig succes en vrucht DE GROOTSTE TRA GEDIE van alle tijden in een passie spel op de planken tot uitdrukking bren gen. N.B. Van het plan om het passie spel, dat in Rotterdam door de Zuider toneelkring zal worden opgevoerd, in deze rubriek te bespreken, moet ik he laas om bepaalde redenen afzien. ste. Maar wil men deze levenstra giek literatuur laten worden, dan in hemelsnaam in de gestalte van een mens die een werkelijke mens is en niet in de branie-achtige biecht-die- geen-biecht-is van een naar jonge tje. Het beste van Vinkenoogs boek is intussen de titel „Zolang te water." Dat geeft tenminste eerlijk de scha mele inhoud weer. De kruik gaat zo lang te water tot zij breekt. De ik gaat zolang zijn bandeloos egoïsme uitvieren tot hij zijn trekken thuis krijgt. Is het niet wat al te weinig om er een volledig boekwerkje aan te wijden? Wil men iets van de mentaliteit begrijpen waaruit „Zolang te wa ter" geschreven werd? Kijk naar de foto op het omslag, een beschonken jongeman die met verward haar ver warde dingen staat te zeggen. Zo'n foto verraadt de hele achtergrond: Pose. Aanstellerij. P. N.a.v. „Zolang te water" door Si mon Vinkenoog Uitg. De bezige Bij, A'dam. Een der laatste por tretten van Mgr Poels rSJ J rw CAI In een kamer van het rectoraatshuis der Heren Lazaristen te Brunssum- Rumpen staan langs een der wanden drie elk bijna twee meter h0?e stapels papieren opgetast, welke alle betrekking hebben op wijlen mgr dr H. A. Poels. Aan de hand van deze papieren en van no" grote" quanta ander materiaal is de bewoner van bedoelde kamer, Pater J. Colsen C.M., sinds 1950 bezig met 't schrijven van een biograiie de Doctor. Deze biografie nadert thans baar voltooiing. Waar- - 1 1 Het over schijnlijk zal zij tegen het einde van dit jaar het licht zien. wordt een foliant van 700 a 800 pagina's, waarvan de titel uit slechts vijf kloeke letters zal bestaan; de letters: Poels. Pater Colsen hoeft intussen zijn ge gevens niet alleen uit de berg documen- taxiematerlaal op zijn kamer te halen. Hij kan ook rijkelijk putten uit eigen herinneringen. Tientallen jaren immers behoorde hij tot de intimi van dr Poels. Op instigatie van de doctor werd hij in 1918. nadat hij tevoren in Dordrecht onder Belgische oorlogsvluchtelingen had gewerkt, aangesteld tot zielzorger voor de ongeveer duizend arbeiders, die destijds onder weinig ideale omstandig heden in de voormalige bruinkoolmijnen Energie en Brunhilde bij Brunssum werkten. Hij las voor deze arbeiders de H Mis in een keukenbarak en hoorde biecht achter een grote soepketel. Na enkele jaren werd hij rector van het gezellenhuis te Eijgelshoven en nog la- ter van dat te Nuth. Deze functies lie ten hem ruimschoots vrijheid om in de hele mijn streek op allerlei gebied so ciaal werk te doen. Ongeveer gelijktijdig met Pater Col sen vestigde eveneens op initiatief van dr Poels pater Jac. Jacobs M.S.C zich in de mijnstreek. Ook deze assis teerde de doctor op allerlei gebied. Men noemde pater Colsen en pater Jacobs indertijd de rechter- en de linkerhand van Poels, maar wie nu eigenlijk de rechter- en wie de. linkerhand was, is nooit uitgemaakt. Pater Jacobs ts belast met het cen sureren van pater Colsen's boek over dr Poels. Op het feit, dat twee mannen, die Poels van zo nabij hebben gekend, zijn biografie verzorgen, zal wel de no dige critiek worden geoefend, zo voor spelde ons Pater Colsen, toen wij dezer dagen een praatje met hem maaKten in zijn werkkamer. „Men zal wel geneigd zijn om de oo- jectiviteit van het boek in twijfel te trekken", zo vervolgde hij. Toch doe ik eerlijk mijn best om Poels op ge breken te betrappen. Maar een volkomen objectieve visie op een persoon is toch eigenlijk ook ondenkbaar. Al streeft een biograaf nog zo ernstig naar de grootst mogelijke objectiviteit, hij zal toch steeds min of meer beïnvloed worden door sympathie of antipathie. Een mens is toch geen stokvis; dus kan een biograaf dat ook niet zijn. De stem van Poels Dr Poels zal zelf in het boek ook lange tijd aan het woord komen. Pater Colsen zal er name lijk bijna letterlijk de memoires in verwerken, waar de Doctor aan begon bij bleef er echter in steken toen hij tijdens de oorlog in Zwitserland verbleef. Ook zal Pater Colsen uitvoerig ingaan op de zeer uitgebreide correspondentie (vijf mappen vol), welke dr Poels in Zwitserland vanaf eind 1941 tot aan het einde van de oorlog bijna dagelijks voerde met zijn tijdens de oorlog eveneens in Zwitserland vertoe vende vriend Pater Friedricli Muekermann S.J- Poels wilde met deze correspondentie de Pater ertoe brengen om een standaard werk te gaan schrijven over de standsorganisaties. Hij was van oordeel, dat aan een dergelijk werk, dat dan echter zou moeten verschijnen in een wereldtaal, grote behoefte bestond en dat het 't best door Pater Muekermann geschre ven zou kunnen worden. Met zijn brieven wilde Poels zijn vriend allerlei ideeën aan de hand doen. Muekermann is echter nooit begonnen aan dit boek. Hij was er te zeer artist voor om lang met één zaak bezig te kunnen blijven. „Hij was teveel een zangvogel", zo luidt de typering van pater Colsen, „die van de ene top naar de andere vloog, telkens nóg blinkender toppen ontdekkend, waar hij niet van af kon blijven." Poels zegt van hem in een van z'n brieven, dat hij teveel van het nest af liep en zodoende de eieren vuil liet worden! De correspondentie tussen de Doctor en pater Muekermann heeft intussen in ieder geval het voordeel gehad, dat Poels' eigen visie op de standsorgani saties uitvoerig geboekstaafd werd. Als zijn biografie echter alleen geschreven zou worden aan de hand van de papie ren, welke hij achterliet, zou veel uit het leven van Poels onvermeld blijven. Talrijke kleine feitjes en anecd-ten, niet zo belangrijk op zich zelf, maar zeer geschikt om er de typische trek ken van zijn karakter mee te illustre ren, zouden dan verloren gaan. Pater Colsen weet er heel wat te ver tellen. Over Poels' eenvoud bijvoorbeeld cn over zijn afkeer van „Schnörkelei." Van de vele onderscheidingen, die hem werden verleend, heeft hij er nooit een gedragen. Toen hij in 1935 was benoemd tot Protonotarius, haalde hij van de hem met het oog op deze benoeming geschon ken toog de rode knoopjes af en zei toen triomfantelijk: „Nu heb ik een goeie toog!" Maar toen in 1934 te Ven- ray zijn broer Jan bégraven werd, droeg hij wèl de fraaie mantel, welke hij mocht dragen als doctor van de uni versiteit te Leuven. Deze mantel, die hij niet zomaar cadeau had gekregen, maar waarvoor hij iets had moeten waard om er zijn overleden broer mee presteren, achtte hij terdege de moeite te eren. En dan moet ge pater Colsen horen vertellen over Poels' laatste levenspe riode, welke hij doorbracht in het kloos ter van de Medische Missiezusters te Imstenrade, waar hij tenslotte het forse lichaam tot kwellend nietsdoen gedwongen berustend zijn dood af wachtte. Hij zat daar vaak uren voor het raam van zijn kamer, vanwaar hij een groot gedeelte van de mijnstreek kon overzien, dank zij het feit, dat de Antwerpse reder, die indertijd het landgoed Imstenrade bouwde, eenvoudig een heuvel liet afgraven, welke het uit zicht belemmerde. De reder wilde zijn vrouw een mooie vue op Heerlen bezor gen. Dank zij deze geste kon later de beschermer van de meest katholiek ge bleven mijnstreek ter wereld op zijn levensavond ongestoord neerzien op de stad, waar hij zijn grootse Ideeën tot werkelijkheid maakte. En als pater Colsen het karakter van Poels begint te schetsen, is het of diens reuze-figuur de werkkamer gaat vullen, waar stapels papieren zijn le ven en zijn werk conserveren. Poels was een man uit één stuk, zo zegt pater Colsen dan, begaafd met een absolute intellectuele eerlijkheid, die zijn vader hem meegaf, en met een godsvrucht, hem door zijn moeder ingeprent, die uitbloeide als een gave bloem. Hij was een profeet; niet een profeet, die de toekomst voorspelt, maar profeet In de zin van iemand, die opeens in een flits ziet: zo mag het niet, zo moet het, zo wil God het! Hij was in tweeërlei op zicht een „bouwer"; in de zin van het Engelse „to build" namelijk en in de zin van het Duitse „bilden. Maar hij was ook iemand, die wist te gehoorzamen, hetgeen hij wel heel duidelijk bewees in de moeilijkste periode van zijn le ven, toen naar later bleek ten onrech te zijn orthodoxie als bijbelgeleerde werd betwist. Poels was een van de grootste man nen, die in de loop der laatste eeuwen geboren werden, zo besluit pater Colsen, tenslotte. Een man, van wie de jonge generatie op geen stukken na weet, wat wij aan hem missen. Een man. die ook op het ogenblik de mensen nog iets te zeggen heeft. Dit laatste zal wel blijken uit het boek van pater Colsen, dat thans voltooid gaat worden. Als dr Poels nog leefde, zou hij het intussen met dit boek waar schijnlijk wel niet eens zijn. Immers kort voor zijn dood zei hij: „Zeg later van mij alleen, dat ik altijd gehoorzaam ben geweest aan die mij rechtmatig te bevelen hadden en dat ik altijd goed ben geweest voor de kleine man.' F. G. In geen der thans gebruike lijke muziekgeschiedenisboeken treft men de naam van Michel, Richard Delalande. een compo nist uit het tijdvak van de Zonnekoning. Recente publi caties van zijn werken en recente uitvoeringen daarvan in ons land en voor de Franse radio stations hebben de aandacht -opnieuw gevestigd op een figuur die destijds een leidende rol in het Franse muziekleven en in het bijzonder aan het hof der Lodewijken vervulde. Hij ving zijn muzikale loopbaan aan als organist aan vier kerken tegelijk in de Franse hoofdstad. Dit is te verklaren uit het feit dat de kerkmuziek-uitvoeringen geenszins iedere Zondag tot het rituaal der Parijse kerken be hoorden en hij, Delalande, dus slechts bij toerbeurt in de vier kerken zijn functie vervulde. Vast emplooi had hij evenwei als koorleider iedere Zondag in de kerk van Saint-Germainl'Aux- errais. Weldra echter klom hij op tot onder-koorleider van de Hofkapel; surintendant van de Kamermuziek. In opdracht van Lodewijk XV componeerde hij veertig grote motetten die onmid dellijk op 's konings bevel werden uitgegeven door Colin de Bla- matit. Bovendien schreef Delalande nog een dertigtal onuitgegeven motetten. Deze motetten, of Grand-Motets zoals ze in de stijl van die tijd heetten, dienden om de H. Mis op te luisteren die door de koning werd bijgewoond. N. Derfourg die als één der wei nigen een duidelijk beeld van De lalande heeft gegeven, schrijft daarover dat een kort motet dien de van het begin der Mis tot het Evangelie; een breder en pompeuzer opgezet motet tot aan de Consecratie; een Ecce pa- nis" of een „Mysterium ineffa- bile" bij de Opheffing welke voor sopraan-solo gezongen werd door een mademoiselle Anne Rebel (die later Madame Delalande zou worden) of een mademoiselle Cou- perin. Het slot van de Mis was niet minder indrukwekkend, want bij het „Domine salvum fac Re- gem" ontplooiden alle instrumen tale en vocale elementen hun vol le kracht! Heel de barokke zwier en praal schitteren om zijn mnziek, zij het dat deze zich grotendeels binnen de perken hield van Zijner Majesteits hofkapel te Versailles. Niet gelijk zijn tijdgenoot, de ty- rannieke balletmeester van 's ko nings eigen orkest en ballet, Jean Baptiste Lully, onderscheidde De lalande zich als opera- of ballet componist; hij was de fakkeldra ger der kerkmuziek van de jaren 1684 tot 1704. Deze kerkmuziek liep overigens volkomen parallel met de hoofse aard der toenmalige balletmuziek en als we Voltaire, oud geworden, aan een muzikant uit die tijd de les horen geven: „Speel fluit voor haar en viool voor u zelf; beoe fen de schone kunsten en ver heug u in het leven", dan zien we in enkele woorden heel de mentaliteit aan dat galante tijd perk opgesloten. Entree joyeuse. Tussen de muziek die door de geprivilegeerde „24 Petits Vio- lons" onder Lully's leiding in de „Académie royale de Musique" gespeeld werd en de „Concerts spirituels" welke door Philidor in de Salie de Suisses in de Tuile- rieën werden ingevoerd en door Delalande werden voortgezet, bestaat in wezen geen onder scheid. In het ene geval spreekt men van Grand-Opéra en Grand- Ballet in het andere geval van Grand-Motet. In vele opzichten voorloper van de Bach'se Cantate was dit motet de vorm waarin Delalande excelleerde en die zulk een verbreiding kreeg vooral bij zijn navolgers dat het even dik wijls buiten als in de kerk ge hoord werd. Gedurende een halve eeuw be hield het zijn invloed. De aard van dit motet we hebben door het Haags Museum- Kamerkoor en -orkest nog pas een „Salve Regina" kunnen beluiste ren was soms een liturgische tekst en soms een vrije psalm bewerking. Steeds echter wordt het met de pompeuze vorm om geven als gold het een entrée joyeuse van de koningsstoet: een symbolische ouverture; 'n breed- statig koor; recitatieven; gelijk luidende rhythmische formules; zelfde homophone stenunengang in de koren en vocaliserende wen dingen in de aria's. Men onderwerpt zich hier aan vormen la mode de Versail les". Versailles gaf overigens zo wel in de muziek der Hofkapel, als in zijn kasteelbouw en zijn tuinen- en bosschage-aanleg een zelfde geest weerde pompa en luxe, de charme en finesse der Lodewijk-stijlen. Zoals de tuinarchitect André Le Nötre zijn Bassin d'Apollon. het Grand Canal en de Orangerieën ontwierp zo schiep Delalande zijn Grand-Motets met dezelfde brede zuiver hoofse grandeur. En zo als we ons nu nog kunnen verlus tigen in de schaduwpartijen van Versailles' kasteel of bosschages, zo is het even aangenaam te luis teren naar de echo's van datzelf de tijdperk: de Grand-Motets van Delalande. M. M.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 5