KLEINE ROMANS van VLAAMSE AUTEURS
witte doek
Spanje-leduur neemt toe
m Drukinkt
Gerard Walschap schreef een
meesterwerkje
In weinige regels
Uiteenlopende visies
De Wereld
ZATERDAG 19 MAART 1955
PAGINA 9
Vaderlijk erfgoed gered
Als een middeleeuwse burcht
ligt het ommuurde Avila op
een winderig plateau. Een
der foto's uit het Atlantis-
boek „Spanien"
Kostelijke satire
Positie der Britse studio's beter dan ze in jaren is ge
weest Reden voor Marilyn Monroe om de gebroeders Kara
mazov te vergeten.
Vele mogelijkheden voor een Passiespel
Hans
van
Bergi
en
Kunst
Wk - - V
Hèt voorbeeld veor alle schrijvers van korte verhalen is en blijft
Gerard Walschap. Deze grote Vlaamse auteur heeft een schijnbaar
natuurlijke bondigheid in zijn wijze van vertellen maar men kan
slechts bevroeden van hoeveel zelfdiscipline en moeizame oefening deze
werkwijze de vrucht is. Strak houdt hij zijn kernachtige verteltrant vol,
met korte, rake mededelingen die méér zeggen dan men voor mogelijk
houdt. Het is of Walschap met het woord meer kan doen dan een ander.
Hij bestaat het om in weinige regels situaties te schilderen, die als men
ze eenvoudig probeert na te vertellen, heel wat langer uitvallen en
dan ook nog minder fraai en duidelijk! Neem het begin van de kleine
roman „De graaf". Men leest: „De kinderen van de graaf en de gravin,
maar goed verstaan, ik sprak van de graaf en de gravin van vóór de eerste
wereldoorlog, waren alle vier voorbeeldig". In deze ene zin wordt veel
meer bepaald dan men zo op het eerste gezicht denkt: het milieu, de tijd
en de samenstelling en aard van het gezin. Wij hebben direct al een
volledig beeld van het grafelijke echtpaar en de vier knappe, volgzame
kinderen.
Van staaltjes als deze zit het gehele
werk van Gerard Walschap vol. Hij heeft
decennia uit het leven van een mens
samengevat in minder regels dan de bur
gerlijke stand er voor nodig heeft. Zijn
romans laten zulke sterke indrukken bij
de lezer achter, dat deze na vele jaren
nog een figuur voor zich ziet bijvoor
beeld het Heerken uit „Celibaat" in een
bepaalde situatie. Hij ziet hem lijfelijk
voor zich, tot in de details. En het geeft
dikwijls een schok om bij nalezen te be
merken, dat deze hele situatie gesiugge-
reerd is in één of twee zinnen
„De Graaf", het jongste werk van de
GERARD WALSCHAP
met minder woorden
Vlaamse schrijver, is een sterk voorbeeld
van dit ingehouden vertellen. Het boekje
telt ternauwernood vijftig bladzijden,
maar het leven van vele "mensen wordt
ons in onthuld hun uiterlijke levens
bijzonderheden niet alleen, maar ook hun
onderlinge verhoudingen en hun diepste
innerlijke beweegredenen.
De liefde van de jonge, veelbeloven
de zoon Raoul voor het dienstmeisje
Marie (kind. van arme ouders, maar
met een zekere natuurlijke beschaving)
wordt hier geschilderd in haar eerste
ontluiken en haar moeilijke ontwikke
ling, doch ook in het verzet dat zij op
roept en de gevolgen, welke zij met zich
medesleept. Vlijmscherp worden jje ka
rakters der gelieven getekend en dan
blijkt onomstotelijk, dat deze twee jon
ge mensen voor elkander bestemd zijn.
Zelfs de overwegingen van hen, die
terloops gemengd worden in de pogin
gen dit schandaal tegen te gaan, ont
houdt de schrijver ons niet.
Geen enkele maatregel kan Raoul en
Marie van elkaar houden. Hij geeft zijn
schitterende toekomst op en gaat met
Marte weg. Vele jaren later, kort voor
de tweede wereldoorlog, openen zij in
Brussel een kruidenierswinkel, onder haar
naam: M. de Presser. De familie van
Raoul heeft intussen het kasteel verkocht
en het is in verval geraakt.
En dan is Raoul de nederige, goedige
man, die geen onrecht en armoede kon
zien degeen die het vaderlijke erfgoed
van de ondergang redt, dank zij de hulp
en de steun van zijn trouwe Marie. Zij
heeft in stilte gespaard en dat geld be
steedt, zij nu om de droom van haar man
waar te maken: het kasteel in de oude
glorie te herstellen. De verloren zoon en
het aan de familie en het huis verknochte
dienstmeisje,, dat eens hier werd wegge
zonden, rédden nu het trotse bezit. Aan
dit geluk zitten zo velé en zo verschillen
de facetten, dat men wel een Walschap
moet zijn om die in kort bestek weer te
geven....
Als men deze' kleine roman „De Graaf"
heeft gelezen en er intens van heeft
genoten, denkt men niet zonder schrik
aan Walschaps verklaring, dat hij, te
leurgesteld, het schrijven er aan geeft
en zich zal gaan wijden aan zijn jeugd
droom: het schilderen. Dan zou dus dit
jongste verhaal tevens zijn laatste ver
haal zijn. Wij kunnen niet geloven, dat
hij, die nimmer heeft kunnen verstik
ken wat hem op ,,'s herten gront" lag,
zichzelf het absolute stilzwijgen zal
kunnen opleggen. En wij hopen, als
trouwens bewonderaars van vele jaren,
dat hem dit inderdaad onmogelijk zal
blijken te zijn.
„De Graaf" verscheen bij De Clauwaert
te Leuven (voor Nederland: Standaard
Boekhandel, Amsterdam, die verscheidene
goede kleine romans en novellen het licht
heeft doen zien. We denken bijvoorbeeld
aan de verrukkelijke satire van Ernest
Claes, „De kleine ambtenaar". Het is een
kostelijk verhaal over een vacante ambte
lijke positie, waarvan eigenlijk niemand
weet wat zij om het lijf heeft. Er ont
staan dolle situaties, welke door de ge
liefde Vlaamse verteller geestig en spot
ziek ten tonele worden gevoerd.
Ook „De kleine Pardon" van Marcel
Matthijs, wiens „Filomeentje" of „Spook
op zolder" hier veel succes heeft geoogst,
is een satirisch verhaal, maar iets steke-
liger men zou bijna zeggen: venijniger.
Het begint allemaal heel grappig, deze
levensbiecht van een stervende jonge
man aan zijn notaris. Maar bepaalde toe
spelingen raken aan ons in het Noorden
niet altijd even duidelijke bedoelingen.
Het is een vreugde, de aandacht te
kunnen vestigen op het verschijnen van
een werkje, dat een der heerlijkste van
de Vlaamse litteratuur is: het eenvoudige,
eerljjkc verhaal van Maurits Sabbe, „De
filosoof van 't Sashuis". De Uitgeverij C.
A. J. van Dishoeck te Bussum, die reeds
zo veel heeft gedaan voor de Vlaamse
letteren, bracht zojuist een bijzonder fraai
verzorgde nieuwe druk van dit Brugse
verhaal van de Sasmeester en Mictjie, zjjn
late en enige liefde. Het is een verhaal
vol sfeer, waarbij de houtsneden van
Fons Montens goed aansluiten.
De Vlaamse novelle, die zoals we
reeds schreven naar onze mening het
hoogtepunt vormt in de Boekvink-reeks
van de Arb. Pers te Amsterdam, is
„Klinkaart" van de hand van de jonge
schrijver Piet van Aken. Het is een ont
roerend, schrijnend verhaal over het
trieste lot van de meisjes (kinderen nog),
die in het begin van deze eeuw in de
steenfabrieken moesten werken. Vol inge
houden deernis vertelt Piet van Aken
van de eerste dag, die zo'n ongelukkig
meisje daar doorbrengt. Het einde, zoals
ons dat te vermoeden wordt gegeven, is
werkelijk hartverscheurend. (Volwassenen)
Tenslotte wijzen wij nog op enige her
drukken. De Wereld Bibliotheek te Am
sterdam nam in haar Wereldboog-serie
een deeltje op, waarin twee werkjes van
Ernest Claes zijn samengebracht, namelijk
zijn voortreffelijke „Clementine" en de
prettige fantasie „De heiligen van Si-
chem". Vooral het eerste werkje blijkt bij
hernieuwde kennismaking te winnen
het is Ernest Claes op zijn best.
De Uitgeverij Lannoo te Tielt-Den Haag
liet een der sterkste verhalen van Stijn
Streuvels in .een afzonderlijke uitgave
verschijnen, de stoere, krachtige novelle
„Leven en dood in den Ast". Er wordt
in verteld over het eenzame sterven van
een zwerver. Iedere keer als men het her
leest, maakt dit verhaal opnieuw een
diepe indruk.
R.
WERELDNIEUWS
Monsiem
Hulot
(Van onze filmredacteur)
Amerika ontdekt Jacques Tati Waardering voor ware
filmhumor Bal en doelman, bokser en tegenstander tege
lijk Universele, maar toch echt-Franse komiek „Ik
houd er niet van, de puntjes al te duidelijk op de ïs te zetten"
Nieuwe film: „Mon oncleDe eerste „Nickelodeon'
Hoe de bioscoop in Amerika ontstond Italaanse filmers in
moeilijkheden Hollywood-kosten zonder Hollywood-in-
komsten Belasting tot 83 pet En nu die regering wee.-..
De Amerikanen hebben onlangs het bestaan ontdekt
van Jacques Tati. „één van onze grappigste tijdgenoten
aldus de „New Yorker". Zijn film „Les Vacances de Mon
sieur Hulot" heeft 18 weken achtereen gedraaid in het
Fine Arts-theater in New York en daarna gelijktijdig 111
zes buurtbioscopen van de stad. In Washington, Chicago,
Boston en I.os Angeles had de film een even groot suc
ces.
Na Frankrjjk en Europa is thans dus ook Amerika ge
wonnen voor de filmhumor van Jacques Tati. Verwon
derlijk is dat niet. Maar wel kan met voldoening worde"
geconstateerd, dat dit succes is ten deel gevallen aan een
film in de ware zin van het woord, een film, welker
effecten op geen enkele andere manier bereikt hadden
kunnen worden.
In New York zjjn Jacques Tati heel
wat contracten aangeboden, maar h(j
werkt het liefste^ in Frankrijk en is niet
van plan daarin verandering te brengen.
Tati is afkomstig uit de variété-wereld.
Rond 1935 presenteerde hij voor het eerst
de later druk nagebootste „Pantomimes
Sport) ves", waarvan Colette schreef:
deze wonderlijke artist heeft iets
nieuws gevonden. Een vorm van amuse
ment, die iets van de dans. de sport, de
satire en het tonei in zich vereniet. H(j
heeft de kunst ontdekt om tegelijkertijd
speler, bal en racket, bal en doelman,
bokser en tegenstander, fiets en fietser te
zijn. Met lege handen schept hij requisie-
ten en tegenspelers. Hoe verheug ik me
over het succes, dat hij bij het publiek
heeft. In Jacques Tati als paard en ruiter
tegelijk zal heel Parijs de Centaur, het
fabeldier, tot leven zien komen".
Tati maakte korte films van verschil
lende van zijn pantomimes, waarvan de
laatste „L'Ecole des Facteurs" zo goed
was. dat er „Jour de Fête" uit ontstond,
die in 1949 te Ventië de scenario-prijs
won en de Grote Filmprijs van Frankrijk
in 1950.
Jacques Tati heeft ontdekt, hoe hij een
oorspronkelijke komiek kon ziin. Een uni
versele komiek, maar tegelijk een echt-
Franse, door een lichte tedere toets, die
zijn grappige scènes kenmerkt en die zo
goed viel waar te nemen in het beeld
van het kind. dat in „Jour de Fête'' ach
ter de kermiswagen aanhuppelt en in het
melancholieke einde van de dag op het
verlaten strand in „Les Vacances de Mon
sieur Hulot".
Men moet zijn films niet uitsluitend
zien als een reeks aan elkaar gelijmde
grapjes. Integendeel, ze zijn met de groot
ste zorgvuldigheid samengesteld, maar
het wordt aan de toeschouwer zelf over
gelaten, ze op de juiste wijze te interpre
teren en te dramatiseren. „Ik houd er
niet van de puntjes al te duidelijk op de
i's te zetten" zegt Tati zelf.
Op het ogenblik werkt hij aan het draai
boek voor een nieuwe film, die ,Mon
Oncle" zal heten. Het is het verhaal van
een zeer modern gezin: de vader gaat
geheel op in zijn zaken: de moeder heeft
het druk met haar huishouden; de zoon
zou zich doodvervelen, als hij geen oom
had het zwarte schaap van de familie
die hem amuseert en hem voortdurend
bezighoudt.
Tati is van plan deze film nog deze
lente, of anders in de zomer op te nemen.
Zelf weet hij nog niet precies wanneer.
Een typische eigenschap van Tati is
zijn verlangen om steeds iets nieuws te
scheppen. Hjj creëerde zijn brievenbestel
ler en daarna Monsieur Hulot Hy houdt
er niet van zich aan een bepaald type
vast te klampen en dit telkens andere
avonturen te laten beleven. Deze grote
Franse komiek weigert nu eenmaal de
gemakkelijkste weg te bewandelen.
ik
John H. Harris, de grote man in de
wereld van de Amerikaanse ijsrevues
kan heel wat vertellen over het ontstaan
van de bioscoop in Amerika. Zijn vader Ilreu
opende namelijk één van de eerste bios- lossing te 'vinden is-
copen in Pittsburgh „Vroeger", vertelt
h\j in een vertrouwelijke bui, „gebruikten
ze films als „uitsmijters" in de variété
theaters. Er werd gedurende een minuut
of twee, drie, een film vertoond om het
publiek gelegenheid te geven de zaal te
verlaten voor het begin van de volgende
voorstelling.
Na een poosje kwam m'n vader tot de
ontdekking, dat de mensen bleven voor
de films en weggingen tijdens het pro
gramma. Dus begon hij met het geven
van een filmvoorstelling van vijf minuten
in een klein pakhuis met zestig keuken
stoelen. Dat kostte een „nickel".
De een of andere krantenman vertelde
m'n vader dat het Griekse woord voor
theater „odeon was. De reclameschilder
schreef twee woorden per ongeluk aan
elkaar en aldus werd de eerste „nickel
odeon" geboren.
Precies tegenover de zaak van mijn va
der in Pitteburgh was de winkel van
Kaufman. Die had een zekere Harry M.
Warner in dienst. Toen deze de mensen
onze nickelodeon zag binnenstromen, gaf
hij z'n baantje er aan en begon zijn eigen
bioscoop. Zo ontstond Warner Brothers.
Bü de juwelier naast ons werkte Lewis
J. Selznick. Die nam óók ontslag en volg
de het voorbeeld van Warner. Zijn zoon
heet David O. Selznick Tenslotte was er
nog Marcus Leow, een handelsreiziger,
die een bezoek aan de stad bracht Leow
is tegenwoordig de Metro Goldwyn
Mayer".
XXX
De Italiaanse filmmakers, wier produc
ties na de oorlog net publiek over de
hele wereld in geestdrift hebben ontsto
ken, staan aan de rand van een finan
ciële afgrond.
Sinds de povere dagen vn „Fietsen
dieven" en „Rome, open stad" toen men
over één schijnwerper beschikte, heeft
de industrie zich geweldig uitgebreid en
wordt haar productiecapaciteit alleen nog
maar overtroffen door die van Hollywood.
Maar achter deze bedrieglijke Hollywood-
glorie van de Italiaanse filmwereld gaat
een berg financiële en politieke proble
men schuil, waarvoor voorlopig geen op-
Hoewel wij de vorige keer gezien
hebben, dat een Passiespel in de mees
te gevallen veeleer een verhaal be
vat dan een toneelspel in de ware zin
van het woord, hebben wij toch ook
op mogelijkheden gewezen om het
Passiegebeuren in een alleszins ver
antwoord toneelspel te vatten. We zul
len ons dan ten zeerste moeten be
perken. Alles laten zien, wat met het
Passiegebeuren heel nauw is samen-
geweven, voert ongetwijfeld tot een
verhaal.
Bij alle beperking echter moeten wij
er toch voor zorgen, dat het eigenlijk-
ke passiegebeuren hoofdthema blijft,
wil men van een passie-spel kunnen
blijven spreken. Er zijn vele spelen
mogelijk over figuren rond het eigen
lijke passiegebeuren, terwijl 't passie
gebeuren zelf op de achtergrond
blijft. Niet dat deze spelen minder
geschikt zouden zijn. Integendeel zij
passen zelfs dikwijls heel goed in het
raam van spelen voor de Vastentijd
Maar ik voor mij kan het geen Passie
spelen noemen. Zo bestaan er spe
len over figuren als Pilatus en Judas
waarin het eigenlijke Passiegebeuren
slechts zeer ter zijde een rol speelt.
Zelfs indien de figuur van Christus
zelf erin optreedt. Want dan gaat
het niet om die figuur van Christus,
maar om die andere figuur, om Pi
latus of om Judas. Het hele spel draait
om hen, om te laten zien, wat er in
hen omging, toen zij Christus veroor
deelden of verrieden. Of om te laten
zien, hoe zij tot hun daad kwamen.
Het spel begint met deze figuren en
eindigt met deze figuren. Christus
zelf of Zijn Passie vervulde in dit
spel slechts een dienende taak. Derge
lijke spelen dragen dan ook met recht
meestal de naam van de hoofdfiguur
tot titel: „Judas" of „Pilatus".
Voor een Passie-spel is m.i. ech
ter vereist, dat het Passiegebeuren
zelf hoofdthema blijft. Hoe is dit mo
gelijk, als men zich zo sterk beper
ken moet in de stof, om een toneelspel
in de ware zin van het woord te
verkrijgen?
Maar niet alles laten zien, wat met
het Passiegebeuren heel nauw is sa-
mengeweven, wil nog niet zeggen:
het hele passiegebeuren volkomen
naar de achtergrond schuiven, om
alleen één figuur te belichten, die met
het passiegebeuren heel nauw is sa-
mengeweven. Inderdaad zullen wij
veel en vele figuren naar de achter
grond moeten verschuiven en zelfs
veel en vele figuren volkomen achter
wege moeten laten, maar het eigen
lijke passiegebeuren, de veroordeling
en de kruisdood, 't lijden van Christus,
mag m.i. nooit naar de achtergrond
verschoven worden, indien men het
spel de naam Passie-spel wil geven
We hebben vorige keer al laten
zien, dat het heel goed mogelijk is
een alleszins verantwoord toneelspel
te verkrijgen door zowel de figuur
van Christus als een andere figuur
(of figuren) in de hoofdrol te plaat
sen. We wezen op de mogelijkheid,
om bijvoorbeeld de Joodse priesters
tegenover de figuur van Christus te
stellen. We hebben dan een conflict,
dat zich heel goed voor een toneel
spel leent. Een conflict, dat uitein
delijk voert tot de veroordeling en de
dood van Christus.
Zo hebben wij de mogelijkheid, om
ook vele andere figuren in een spel
tegenover de figuur van Christus te
plaatsen. Bijvoorbeeld de figuur van
Pilatus of Judas. Maar dan niet zo,
dat deze figuren het hele spel voor
zich opeisen, maar dat zij als een
even gelijkwaardige toneelfiguur te
genover Christus komen te staan. Dus
weer een conflict, dat gegeven wordt
en zich toespitst en uiteindelijk zijn
hoogtepunt bereikt op de Calvarieberg.
Het spel begint met beide figuren en
eindigt met beide figuren. Er is hier
geen conflict, dat zich (zoals in bo
venbedoelde stukken in één persoon
afspeelt, waarom het hele spel draait
maar een conflict tussen twee perso
nen.
Zo zouden in een spel tegenover el
kaar gesteld kunnen worden de heers
zucht van Judas en de belangeloos
heid van Jezus. Hoewel leerling en
volgeling van Jezus, een heel ijverig
leerling en volgeling misschien zelfs,
voelt Judas zich op de duur gedesil
lusioneerd. Wat hij verwachtte, ge
beurt niet. Dit leidt tot een conflict
Het conflict spitst zich toe en zoekt
zich een uitweg. Jezus vraagt geloof,
maar Judas kan niet meer geloven in
Hem. En van leerling wordt Hij Je
zus' verrader. Jezus wordt veroor
deeld. Judas ziet vanuit de verte toe.
Door hem heen woelt een gevoel van
spijt, van voldoening en hoop tegelijk.
Van hoop, dat misschien nog komen
zal, wat hij van Jezus verwachtte..
Zijn Macht, Zijn Majesteit.van vol
doening, dat er nu een eind zal ko
men aan het optreden van hem, in
wien hij zich zo deerlijk vergist heeft.
van spijt om zichzelf, om zijn hoop
en verwachting, die nu voorgoed te
niet worden gedaan. En Judas blijft
vanuit de verte Jezus volgen langs
Zijn Lijdensweg met hetzelfde gevoel
van spijt en hoop en voldoening. Tot
dat het spel eindigt met de dood van
beide hoofdfiguren: Christus aan het
Kruis, rustig, zacht, in volkomen over
gave.. Judas aan de boom in een
vlaag van wanhoop.
Zo kunnen wij ons ook een spel in
denken, waar naast de figuur van
Christus de figuur van Maria Magda-
lena als hoofdfiguur gegeven wordt
Maria Magdalena de zondares, de
vrouw die alleen wereldse genoegens
najaagt., tegenover Jezus, de Heili
ge, die zelfverloochening van ons
vraagt. Het conflict is als het ware
van zelf reeds gegeven.
Niet dat Maria Magdalena Jezus
verraadt, maar haar zonden zijn mede
oorzaak van Jezus veroordeling en
kruisdood. Zelf heeft zij nooit liefde
gekend. Heel haar leven was een spel
van list en gemeenheid en zonder het
minste medelijden heeft zij haar
slachtoffers gemaakt. Men was bang
voor haar, men schuwde haar. En nu
komt zij plotseling te staan tegenover
Jezus, tegenover Jezus' onbaatzuchti
ge liefde. Zij wordt door Hem geraakt
met Zijn genade. Ook voor haar, ja,
zelfs voor haar is er plaats in Zijn
liefde. En zij volgt Hem, zij volgt die
mysterieuze figuur van Christus langs
Zijn Lijdensweg. Zij leert, wat liefde
is; zij leert beminnen. En het spel
eindigt met Maria Magdalena onder
het kruis, terwijl zij de stervende Je
zus de voeten kust.
En zo zijn er nog vele andere mo
gelijkheden. Tientallen, twintigtallen
misschien zelfs wel. En toch zijn de
Passiespelen maar zeer spaarzaam.
M.i. ligt dit niet aan de mogelijkhe
den. Het Passiegebeuren biedt een
schrijver een overvloed aan stof voor
vele spelen, zowel voor verhalende
spelen als voor toneelspelen in de wa
re zin van het woord. M.i. ligt het
aan het simpele feit, dat een Passie
spel geen vraag vindt. Een uitgever
durft geen passiespel aan, omdat hij
nooit uit de kosten van het drukken
en de exploitatie ervan zal geraken.
Een schrijver begint er eenvoudig
niet aan, omdat hij er toch geen uit
gever voor zal kunnen vinden. Het ge
beurt maar zelden, dat een vereniging
naar een Passiespel vraagt.
In 1954 hebben de Italiaanse films meer
dan ooit opgebracht: 37 milliard lires
(f 212.750.000,thuis en 5,8 milliard li
res (f 33.350.000,in het buitenland De
totale opbrengst van alle in Italië's i2000
bioscopen vertoonde films, Italiaanse zo
wel als buitenlandse, bedroeg 105 milliard
lires. De productie van kleurenfilms steeg
tot 85; meer dan de helft van de in
totaal 154 films.
Maar de stoutmoedige uitdaging aan
Hoilywood heeft van de Italiaanse film
industrie enorme uitgaven gevraagd en
haar op de rand van de ondergang ge
bracht. De financiële onzekerheid is zo
groot, dat op het ogenblik het werk aan
bijna alle Italiaanse producties is gestaakt
Uit de cijfers over 1954 blijkt, dat de
productiekosten buiten alle verhouding tot
de ontvangsten zijn gestegen. De begro
ting liep op met 15 procent tot in totaal
35 milliard lires. Dit zijn Hollywood-kosten
zonder de Holly-wood hulpbronnen. De
Een reiziger is aanmatigend,
wanneer liij» na enkele weken ver
blijf in Spanje, een oordeel meent
te kunnen uitspreken over de
Spaanse mens. Zulk een oordeel is
in hoge mate onrijp of op zijn best
napraterij. Niettemin zijn het juist
de gelegenheidsreizigers, die hun
karakteristiek van het Spaanse volk
kant en klaar ter borreltafel bren
gen, terwijl lieden niet tientallen
jaren Spaanse ervaring veeleer in
twijfel verkeren over de juistheid
van hun volkerenpsychologische
visie. Zo dr G. J. Geers, een man
die heel wat over het Iberisch
Schiereiland heeft rondgezworven
en, na tal van andere publicaties,
thans het hoek „Spanje" 't licht
deed zien. De heer Geers maakt
hierin, schrijvend over de Spaanse
mens, de aardige opmerking dat
iedereen na een reis dadelijk klaar
staat met een oordeel over het
vreemde volk, zonder evenwel ooit
over de karaktertrekken van het
eigen volk, die toch uiteraard als
vergelijkingsbasis moeten dienen,
te hebben nagedacht.
Zeker is dat ieders ontmoeting met
een vreemd land door sterk persoon
lijke accenten wordt gekleurd. Het
beeld dat de Engelse schrijver V. S.
Pritchett in „The Spanish' Temper"
2) van Spanje geeft is koeler, scher
per, klinischer en ook levendiger,
meer uit directe waarneming ge
schreven dan de typische studeerka
mer-visie van dr Geers. En de vlot-
te> graag misplaatst of niet
naar een echt Hollandse olijkheid af
glijdende opstellen van André Pe
ters in „van Pepitas en Mantillas" 3)
zijn weer geheel anders.
In elk der genoemde boeken zijn
ae serieuze'behandeling van het ma
teriaal en vooral de bijna hartstoch
telijke liefde tot het beschreven land
öoven alle twijfel verheven. Maar
Pntchetf blijft de nuchtere Brit, bij
traditie voorbestemd om de psycho
logie van verre landen te doorgron
den, Geers de grondige studax die
Dij elk brok reportage dadelijk de
Romeinen, de Arabieren en de 16e
eeuw bij de hand heeft of die
net brede cultuurbeeld doet verzan
den in de namen van Spaanse schrij
vers en kunstenaars, terwijl André
Peters volhardt in de eenmaal geko
zen weg om het „even leuk te zeg
gen."
Niet klassiek
l Pritchett's boek, reeds een jaar ge-
eden verschenen, geldt intussen al
aast als een klassiek werk. Van het
pek van Geers zouden wij ditzelfde
iet graag beweren. Daarvoor staat
iet, met alle respect voor de kunst-
listorische, muziektechnische en his-
orische kennis die erin ligt opgetast,
e ver van het werkelijke leven.
Jaarvoor zal het ook, speciaal voor
le katholiek die belang stelt »n Span-
e, te grote teleurstellingen opleve-
en.
Dr Geers is niet katholiek. Welis-
aar doet hij duidelijk zijn best om
e typisch-katholieke beschavingsge-
gevens, waarvan de Spaanse cul-
,uur boordevol is, in hun juiste pro
porties le verstaan. Maar wanneer
wij hem dan de Onbevlekte Ontvan
genis horen verklaren als de ontvan-
;enis van Maria uit een maagd, wan-
leer wij lezen van de „massapsy-
•hose" bij de nedcrdaling van de H.
"leest op het Pinksterfeest, of de
Jerde Ordes etc. horen betitelen als
le „stromannen van de ordes" dan
ijst oprechte twijfel aangaande het
velslagen van dr Geers' goedbedoel-
ie pogingen ten opzichte van het ka
tholicisme.
Dit zijn slechts details, maar hoe
belangrijk dit misverstaan in zijn ge
volgen kan zijn bewijst de schrijver
in zijn beschouwing over de Spaan-
se barok, welke hij ziet als een ver
schijningsvorm van „weifeling, zelf
verminking, gedeprimeerde vitaliteit"
Volgens dit inzicht bleef de 17e
eeuwse Spanjaarden, nadat hun poli
tieke glorie zo snel en zo grondig
was ingestort, geen enkel ideaal meer
over om het leven van voze leegheid
spanning te geven. De barok, aldus
dr Geers is voor deze leegheid de
compensatie.
Het is echter duidelijk voor ieder
die met de pracht en de bezieling der
Spaanse barok mocht kennismaken,
dat in deze tijd juist het katholieke
geloof de kracht is geweest die de
kunstenaars enthousiasmeerde.
Even duidelijk is het dat de barok
een verschijnsel is van veel breder
draagwijdte dan de grenzen van het
schiereiland. Het is kortzichtig de
barok slechts in één land te karak
teriseren. Italië, Duitsland en Vlaan
deren kenden toch ook een barokpe
riode en wie durft in deze landen de
barok-kunst een vermoeidheidsver
schijnsel noemen?
Het boek heeft echter naast de-
se tekorten te veel kwaliteit om het
in een kwaad daglicht te stellen. Het
bevat voortreffelijke hoofdstukken
over Spaanse muziek en letterkunde,
over bedelarij en stierengevechten
over beeldhouwkunst, schilderkunst
en bouwkunst.
Wat de bouwkunst betreft kan ove
rigens geen geschreven tekst wedij
veren met een platenboek. Bij het
Atlantis-verslag te Zürich verscheen
een fraai plantenalbum over het
Spaanse land en zijn bouwkunst. Het
bevat ruim 230 grote foto's, meren
deels van uitstekend gehalte bene
vens acht kleurreproducties. Martin
Hürlimann schreef een inleiding bij
dit werk dat onder de titel „Spanien"
in de handel is. 4)
Op het gebied der Spaanse lette
ren heeft Nederland nu ook een be
knopt handboek. 5) Het eerste deel
hiervan, de Middeleeuwen en de Gou
den Eeuw behandelend, verscheen
enkele rpaanden geleden. Mr dr J.
A. van Praag verwerkte er de voor
naamste gegevens in die omtrent het
Poema de Mio Cid, de Romances,
de ridderromans, de mystici, Cervan
tes, Quevedo, Lope de Vega, Caide-
ron en tal van andere hoogtepunten
lit de oudere Spaanse letteren be
kend zijn.
Tenslotte vermelden wij de reeks
ustige, betrouwbare en op eigen on-
ierzock berustende opstellen van W.
Jos de Gruyter over Goya, gebun
deld verschenen bij het dagblad
,Het Vaderland" te Den Haag.
neiging tot het vervaardigen van dure,
spectaculaire films, vol beroemde, maar
kostbare sterren, heeft de financiën van
de Italiaanse filmindustrie nog verder
uit hun evenwicht gebracht. Deze films
brachten op de buitenlandse markt waar
voor ze waren bestemd, op geen stukken
na haar geld op. Beroemdheden als Glna
Lollobrigida, Sophia Loren, Sylvana Man-
gano en de acteur-regisseur Vittorio de
Sica kregen voor iedere film reusachtige
salarissen, maar de opbrengst in het bui
tenland van hun films was niet voldoende
om deze uitgaven te rechtvaardigen.
De belasting op het filmbedrijf, reeds
één der hoogste in de hele wereld, drukte
in 1954 weer extra zwaar. Van de prijs
van een bioscoopkaartje eist de fiscus bij
een filmpremière in een grote stad niet
minder dan 83 pet op gedurende week
ends en feestdagen en 60 pet op gewone
dagen.
Met de co-productie-plannen ziet het er
helemaal niet rooskleurig uit. Rond de
jaarwisseling werden accoorden gesloten
met Frankrijk, Amerika, Argentinië, En
geland, Duitsland en Spanje, maar alleen
met Frankrijk kwam het tot een vrucht
bare samenwerking. Het bleek te moei
lijk om het nodige kapitaal aan te trek
ken.
Maar de meest vernietigende slag voor
de Italiaanse filmers was het besluit van
de regering, dat kort na Kerstmis van ver
leden jaar bekend werd, om het lang ver
wachte plan tot steun aan de filmin
dustrie uit te stellen. In plaats daarvan
werd het bestaande systeem met zes
1) Uitg. Het Wereldvenster, Baarn;
2) Uitg. Chatto and Winders. Londen;
■'0 Uitg, Leopold, Den Haag;
■i) Atlantis-Verlag, Zürich;
5) Uitg. L. J. Veen, A'dam.
Verleden week publiceerden we een
foto van Judy Garland in haar
nieuwe film „A Star is born". Hier
ziet u haar als jong sterretje in „The
Wizard of Or", die binnenkort hier
te lande in vertoning komt.
maanden verlengd. De producenten van
een film moeten echter langer vooruit
zien dan zes maanden en de onzekerheid
van de toekomst als het tegenwoordige
systeem in Juni afloopt, stichtte de groot
ste verwarring en bracht het werk in
bijna alle studio's tot stilstand. Het film
bedrijf heeft reeds sinds lang aangedron
gen op verhoging van de regeringssteun.
Maar thans verluidt in officiële kringen
te Rome, dat de regering eerder voor
nemens is de subsidies te verlagen in
plaats van ze te verhogen..
Voor de Britse filmindustrie ziet de
toestand er daarentegen heel wat roos
kleuriger uit.
„Het voornaamste probleem, waarmee
de filmindustrie op het ogenblik heeft
te kampen is. dat het niet lang zal duren
of de vraag naar films gaat de produc
teimogelijkheden overtreffen. Dat is zon-
der twijfel een gezonde positie voor iede
re industrie" aldus heeft Mr David Kings-
ley, directeur-generaal van de Natio
nal Film Finance Corporation verklaard
tijdens de jaarvergadering van de Ver
eniging van Cinematografische en Aan
verwante Technici in Londen. In 1951 en
1952 heeft zijn corporatie tot ongeveer
70 pet bijgedragen in de financiering van
Britse speelfilms. In 1953 daalde dit per
centage tot 56 en verleden jaar bedroeg
het 47, zonder dat het aantal vervaar
digde films daalde.
Mr Kingsley achtte de positie van de
studio's gezonder dan ze in jaren is ge
weest.
Een gevolg van de herrie, die Marilyn
Monroe met haar studio heeft gehad, toen
ze een „serieuze" actrice wilde worden
en in „De Gebroeders Karamazov" spelen,
is geweest, dat haar salaris nu bekend is
geworden.
De inkomsten van de lieftallige Miss
Monroe zien er dit zijn officiële cijfers
als volgt uit:
In 1946. toen ze voor het eerst op het
witte doek verscheen, kreeg ze 400,
per week. Verleden jaar was dat geste
gen tot 3.000,per week. Het volgende
jaar, als ze een zoet meisje is en braaf
bij haar studio blijft, krijgt ze 6700,
per week en in 1958 heeft men haar
11.600,per week toegezegd.
Dat maakt het voor haar wel de moeite
waard om „De Gebroeders Karamazov"
te vergeten.
Een Parijs hof van appèl heeft de film
ster Marlène Dietrich een schadevergoe
ding van ruim 12.000 gulden toegekend,
te betalen door het Franse weekblad
„France Dimanche".
De filmster had een aanklacht inge
diend tegen het blad. omdat dit zonder
haar toestemming in December 1950 een
serie artikelen had gepubliceerd over
haar particuliere leven onder de titel:
„Mijn leven, door Marlène Dietrich".
„Opvoeding en onderwijs in de
Sovjet-Unie" door Gerhard Stef-
fens. Uitg. Drukkerij van het
R.K. Jongensweeshuis. Tilburg.
In het Sovjet-regiem neemt de op
voeding een uiterst belangrijke plaats in
bij de communistische omvorming van de
maatschappij. En het is daarom stellig de
moeite waard voor ieder, die inzicht wil
hebben in het communistische bevend, om
kennis te nemen van de aard en de inhoud
van het Sovjet-opvoedingssysteem. Dit
boekje, verschenen in de bekende Opvoed
kundige Brochurenreeks. is hiervoor uit
stekend geschikt. In forse trekken wordt
het karakter van de Sovjet-opvoeding ge
schetst alsook het tegenwoordige onder
wijsstelsel met een historische terugblik
als inleiding.
In deze interessante schets van de
Sovjet-paedagogie worden vooral de vol
gende vier punten duidelijk in het licht
gesteld: haar fundamentele binding aan
het dialectische materialisme hierdoor
tendeert zij in heel haar practjjk naar een
allesbeheersend stoffelijk .deaal: de ver-
wezenlijking van het aards paradijs der
werkers haar extreem chauvinistische
instelling m.b.t. het vraagstuk der paeda-
gogische roeping, de eenheid op basis
van het dialectisch materialisme tussen
de lichamelijke, verstandelijke, polytech
nische, zedelijke en aesthetische op
voeding in het Sovjet-systeem en tenslotte
de volledige staatsdictatuur op paedago-
gisch gebied, weLke ondeT het Sovjet-
regiem haar beslag heeft gekregen, nadat
er tijdens het Czartsme reeds sprake was
van een groeiende staatsinvloed op het
Een zeer instructieve brochure, welke
van belang is zowel voor paedagogen als
voor ieder, die zich interesseert voor het
intrigerende verschijnsel, dat communisme
heet.