mmwm
REPORTAGE VAN ZIJN TOCHT
hondenpraat
DEPERSONALISATIE
s
m
JA, ALS....
Waar het om gaat
I
SPIEGEL
Éi
1
vS 2 TTWz n
De Vreemdeling (6)
Toen we dit niet meer deden, waren we soldaat
Geen bloemlezing van individuen
ZATERDAG 2 APRIL 1955
PAGINA
-
I I If w I I H 11 L
r,
A.. -
Stukje genialiteit
IK WAS ALTIJD AL BIJ U, MAAR
GE HEBT ME NIET HERKEND
■»SS8fl^<;S«S®>»^SR&w
Hier Amsterdam vóór liet Cen
traalstation. We staan hier niet
een grote menigte te wachten op
de aankomst van de Vreemdeling,
aan wie door een spontaan aan
bod van duizenden van zijn aan
hangers een grote triomftocht zal
worden bereid. Terwijl we nog
even de tijd hebben, mag ik u
misschien even iets van de stem
ming laten voelen welke hier
heerst. Duizenden en duizenden
mensen zijn op de been: het Is
een onafzienbare mensenmassa.
Er heerst een rustige, maar ge
spannen sfeer. U kent de situatie.
De Vreemdeling heeft duizenden
aanhangers, maar ook duizenden
en felle tegenstanders. Het zag cr
zelfs een ogenblik naar uit, dat
deze tegenstanders de burgemees
ter hadden weten te bewegen deze
manifestatie te verbieden op
grond van mogelijke opstootjes.
Gelukkig toonde de burgervader
meer democratische zin dan zijn
collega in Brussel. De tocht kan
dus doorgaan. Maar we mogen de
moeilijkheden niet onderschatten.
De vijanden van de Vreemdeling
zijn machtig en men weet niet,
wat er kan gebeuren en ook niet,
hoe het volk zich dan zal houden.
In alle geval er is een flinke
politiemacht op de been, om elke
beginnende moeilijkheid onmid
dellijk de kop in te drukken.
Als op Koninginnedag
Wanneer ik zo rondom me heen
zie, krijg ik het idee van Konin
ginnedag, vele vlaggen aan de hui
zen, maar vooral vele vlaggetjes in
de handen van de mensen en voor
al van de kinderen. Want kinderen
zie je overal. Die schijnen weg van
de Vreemdeling te zijn. Wat opval
lend is, dat de meesten maar heel
eenvoudige mensen zijn. Maar ook
zie je van alle kanten zeer veel
jonge mensen, jongens en meisjes,
Het schijnt vooral ook de jeugd te
zijn, welke door zijn idealen ge
grepen is, de jeugd, die genoeg heeft
van het vaak huichelachtige en zelf
genoegzame van een oudere genera
tie. Toch zou ik zeggen, dat we
twee soorten mensen kunnen onder
scheiden. Laat ik ze misschien
wat simplistisch onderverdelen
in idealisten en opportunisten: ech
ter overtuigde aanhangers van de
Vreemdeling, die Hem door dik en
dun zullen volgen. En anderen
je kunt ze herkennen aan een ze
kere verbitterde trek die in Hem
een toekomstige macht zien. Laat
ik er eens een paar interviewen.
Moedertje, kom eens hier voor de
microfoon. Nee, het is geen foto
toestel. Je behoeft er niet bang voor
te zijn: er zitten geen kogels in.
Ik wou je alleen maar iets vragen.
Waarom sta je hier? Alleen maar
ujt nieuwsgierigheid? Ja, zeg het
maar: „Ik weet het niet; nou zo
maar. Ziet u: ik houd van deze man
Deze man heeft respect voor je,
voor iedereen. Hij behandelt me niet
als een oude vrouw maar vol liefde
en respect alsof ik voor hem de
enigste was. En daarbij: je voelt
het, dat je beter wordt, als hij al
leen maar even langs is gegaan.
Ik had al jaren lang ongenoegen
met mijn oudste dochter. Toevallig
waren we samen bij een van zijn
spreekbeurten. Het was daarna, als
"of we alles anders zagen, of we in
eikaars huid gekropen waren, als
of we een heleboel dingen van el
kaar begrepen. Ik weet niet, hoe je
het uit moet drukken, maar zo van
binnen uit. In alle geval: er zijn
geen moeilijkheden meer tussen
ons". „Goed prachtig, dank u wel.
Mijnheer daar, kunt u ook eens
even hier komen en iets voor de
microfoon zeggen: waarom bent u
hier gekomen?". „Tja, er moet ver
andering komen in de politiek. Al
lemaal rottigheid, als u het mij
vraagt. De kapitalisten hebben 't
heft in handen en de regering doet
met hen mee. Allemaal onder één
hoedje, mijnheer. We moeten heel
die rommel wegvagen. En daar kan
deze man mee helpen". „Gelooft u
aan zijn zending?". „Zending? kom
nou mijnheer. Niks geen zending.
Deze man is de man van de toe
komst en die moeten we hebben.
Ik stem voor degene, die mij het
meest te éten geeft". Zoals u ziet,
geachte luisteraars twee typen men
sen. Laat ik nog iemand vragen.,
wacht even, er komt beweging in
de menigte. Ja, de trein is aange
komen, de Vreemdeling komt. Ja,
daar is Hij. U hoort het: er gaat
een gejuich op. De Vreemdeling
neemt plaats in een open auto van
één van Zijn vrienden. Ik weet niet
hoe ik u de stemming van het volk
moet doen aanvoelen. Het ligt niet
aan het getal mensen dat hier aan
wezig is, maar aan de stemming:
ik ben hier geweest, toen de koning
van Noorwegen in Amsterdam was
en ook de keizer van Aethiopië. Ook
toen was er veel volk op de been,
maar het was meer nieuwsgierig
heid, dat de mensen trok. Nu is
het iets anders. Fanatisme? Nee,
dat is het woord niet. Er is niets
hysterisch in deze menigte. Rustig
en eerbiedig en toch overgegeven.
De stoet zet zich inmiddels in be
weging. De gewapende politie gaat
voorop om de weg vrij te houden.
De politiemacht houdt de mensen
op het trottoir, maar met moeite.
Ha, daar gelukt het een paar kin
deren door het cordon heen te bre
ken. Ja,- die kleine rakkers zijn de
politie te slim af. Ze zijn bij de auto.
Zie je, waarachtig, dat joch springt
op de treeplank. Jeugd kent geen
gevaar. Wat nu? De auto staat stil
en verschillende kinderen klaute
ren erop en erin. De Vreemdeling
laat ze begaan. Wat zullen die kin
deren trots zijn. Zie je, ze zwaaien
naar de mensen. Achter de auto
van de Vreemdeling gaan andere
auto's, waarin zijn medewerkers
zitten. Ze zijn wat trots, maar ook
niet erg over die kinderen te spre
ken. Dat stoort het decorum.
En voort gaat de tocht. We zijn
nu vóór het paleis van de Dam.
En overal mensen, mensen, men
sen, die juichen, mensen, die met
vlaggen zwaaien. Een enthousiasme
zo spontaan als we in Nederland
niet gewend zijn. De tocht gaat
langs het Spui. Aan beide zijden
mensen. Ze hangen uit de ramen.
Ik houd een ogenblik stil, dan kunt
u het geroezemoes beter horen..
We gaan nu de volkswijken in.
De politie heeft het trottoir als het
ware moeten verleggen. Hier voor
al is het zwart van het volk. Een
voudige, spontane mensen. Nu zijn
we op het Daniël Meyerplein.
Wat is dat? wacht even. Een de
legatie van eenvoudige mensen
staat midden op straat. De stoet
houdt stil. Er wordt zowaar een
speech gehouden. Even de micro
foon- in de buurt houden: „Mijn
heer, eh, eh, we zijn heel erg blij
eh, eh, trots en blij enhier heeft
u iets, dat we verzameld hebben
voor uw werk. Het is niet zoveel,
maar het komt uit een goed hart,
mijnheer.Eh eh, we zijn erg blij en
ja hier nog een rokertje voor U en
Uw medewerkers. En we zijn erg eh,
eh, blij., eh eh blij en dat we ze
nog lang mogen lusten". De arme
man veegt met een vuile zakdoek
het zweet van zijn gezicht af en
duwt een kind naar voren toe: Het
maakt een buiging. Schattig: het
heeft een mooie hoofddoek in haar
handen. Ze maakt een buiging en
luistert u zelf maar: „Heden op dit
feestgetij, zijn we allen verheugd
en blij. We geven u enkele geschen
ken, opdat u onzer zoudt gedenken.
Hier o.a. op deze hoek, geven we
voor uw lieve moeder een hoofd
doek". „Bravo. Zeker van de zus
ters geleerd. Nu kent heet enthou
siasme geen grenzen meer. De stoet
kan niet meer vooruit. Ja, hier is
de Vreemdeling waarlijk thuis.
En dit is dan tegelijk het einde
van deze reportage. Nooit, geachte
luisteraars, heb ik iets dergelijks ge
zien. Ik kan het niet voor u beschrij
ven. Dit hadt u moeten zien. Wat
zal het resultaat van deze dag zijn?
De toekomst ziet er niet zo roos
kleurig uit. Velen zullen gesterkt
zijn door deze dag, maar zijn tegen
standers zijn nu ook op hun qui vi-
ve geworden. En zij hebben de fei
telijke macht. Als het tot een tref
fen zou komen, dan zal de Vreem
deling, die zo wars is van bloedver
gieten, zeker terugtrekken en wat
komt er dan van zijn beweging te
recht? Moge God Hem zegenen.
H.B.
De manier waarop in het solda-
tenblad G-3 de jongelui gedreven
worden naar een goede kameraad
schap is de moeite van het be
studeren waard. Spelen op een
ander, dat is feitelijk kameraad
schap, maar dan moet menigeen
de spiegel vatten om de eigen
tronie eens te onderzoeken op
aantrekkelijkheid. Zolang daarin
nog een bliksemend oog staat, een
hautain lachje, een vies opgetrok
ken neus, een voorhoofd met twij
felachtige rimpels, een agressieve
kin is de goede kameraad in de
soldaat nog niet geboren.
Hier is zo'n type:
IK
Wie heeft de waarheid steeds in
pacht?
Wie at er zoveel letters?
Wie vindt slechts ja-broers
sympathiek
en wie de rest maar ketters?
Wie kan de mening van een
vriend
zo prettig respecteren,
zolang die vriend maar zwijgt in
plaats
van ruzie te riskeren?
Wie vindt een ander eigenwijs
zo gauw hij maar laat blijken,
dat hij in een gesprek met hem
voor meer verstand moet wijken?
Wie heeft het altijd wel gezegd?
Wie had het niet genomen?
Naar wie werd niet geluisterd en
Wie had het aan zien komen?
Wie zegt: „die tijd heb ik gehad,
Wij spreken elkaar later"?
Wie deed steeds alles uit princiep
al sloeg hij ook een flater?
Dat ben ik
de beste ik van alle mensen die
ik ken,
de hoogst begaafde
de meest beschaafde
en de enige die weet hoe goed
ik ben.
Geef geen kik,
want daar kom ik
zeg ik wed dat U mij heel ver
keerd taxeert:
een reuze prul?
een grote nul?
daaruit blijkt dus, dat u niet
heeft gestudeerd!
olleke bolleke ollekebolleke
ribbeke solleke ribbeke solleke
olleke bolleke olleke bolleke
IK STIK
KEES
„Persoonlijk heb ik me niet in de
Belgische schoolstrijd winen men_
gen" aldus Hond met licht ironische
staartverheffing, „maar zodra deze
strijd zich op straat begon uit te le
ven, ben ik me ervoor gaan interes
seren en heb ik alles met groeien
de belangstelling gevolgd. De straat
is tenslotte het domein van de hond
en als 't op straatgevechten aan
komt kunnen wij honden uiteraard
'n woordje meepraten. Welnu, beke
ken vanuit de techniek van het ech
te straatvechten, hebben de Belgen
me teleurgesteld. Er waren zo goed
als géén gewonden. Waarom ze der
gelijke rustige demonstraties school
strijd noemen, is me niet duidelijk.
Er werd druk geblaft, maar zo goed
als niet gebeten. Alleen de paarden
van de bereden politie (waarom ze
die kerels „bereden" noemen in
plaats van de paarden, snap ik niet!)
alleen de paarden probeerden er
nog wat van te maken door hier en
daar tegen een oud-minister aan te
trappen. Maar de mensen waren te
tam, veel te tam. Ze hebben het
goede, duidelijke straatgevecht ken
nelijk onderschat. Duizenden Bel
gen liepen in Brussel zo maar de
straat op, zonder zich een helder
denkbeeld te hebben gevormd van
de psychologie van de straat-oorlog.
Ze dachten: „kom, we trekken naar
buiten en dan komt 't vanzelf!"
Dit is fout. 't Komt nooit vanzelf.
Ergens, op een uitgerekend ogenblik,
moet een krachtdadig begin worden
gemaakt. Voor de rest is het dan
een kwestie van doorslijten. Door
alleen maar op straat te gaan lopen
krijg je hoogstens 'n samenscholing.
Maar geen schoolstrijd.."
De heuvel hadden we met de grootste inspanning genomen,
opgejaagd door een sergeant met een fluitje. Er was geen vijand te
zien, hij was er ook helemaal niet, het was slechts een oefening
ergens in Kiek-in-de-pot. Boven vielen we neer als hurgers die een
daagje uit zijn en in de duinen gewandeld hebben. Toen klonk het
hevel „Laat je van die heuvel rollen". Was de „opmars" geleidelijk
gegaan, de afdaling aan de andere kant moest snel geschieden en dat
kon ook want de hellingshoek daar was haast 80 gr.
De weerzin was voelbaar en vooral als je over de rand keek. De
.Maar wie befantaseert zoiets
onder een blauwe lucht in Kiek-in-
de-pot, zonder vijand? Wie van ons
wierp zich over de heuvelrand,
louter omdat het bevolen werd? We
waren toen nauwelijks recruut en
hadden nog alles van een burger,
die graag zijn lot in eigen hand
neemt. Als we moesten vallen,
zochten we nog een plekje uit.
toen we dat niet meer deden waren
we soldaat. Daar vindt men het
scharnier van het leger.
Waarom noemden we het bewijs
van de Sgt. indrukwekkend? Wel,
hij bewees (zij het in het klein) de
grandioze onmacht om huis en hof
te verdedigen, met een bloemlezing
van individuen. Beneden immers
had hij 'n schaarse rest van zijn pelo
ton over (als het menens zou zijn
geweest) zonder iets nuttigs bereikt
te hebben. In positieve zin bewees
hij dat de militaire taak alleen
maar vervuld kan worden met een
team, dat - om het zo te zeggen -
de probleemloze discipline heeft
aanvaard als noodzakelijk.
Dat houdt nu in een afgeven van
een stuk persoonlijkheid: deperso
nalisatie. Wie geeft zich echter zon
der slag of stoot aan dit princiep
gewonnen? Stiekum hebben we het
altijd als een stukje genialiteit ge
zien van het apparaat leger om
in zo korte tijd als de opleiding
duurt, de burger op de grens der
volwassenheid tot de aanvaarding
van het zo ondergeschikt zijn te
dwingen.
De tegenzin, de beroerdigheid, de
zwartgalligheid en de reacties daar
op: het gekanker, het gemijmer,
het protest; die hele wervelwind
van recruten ellende - die overigens
in het licht van een heel mensen
leven maar betrekkelijk is - ko
men voor het belangrijkste deel
voort uit de vrijheidsbeperking, uit
de depersonalisatie, voorwaarde
voor een leger. Feit is dat in de
soldaat, die ooit met een oranje-
Kaart uit huis is gehaald, het in
dividu mens in de knel komt, in
de knel moet komen, op straffe
van een slecht soldaat te zijn.
Op dit moment kunnen wij dit
vraagstuk - want een vraagstuk is
het - beter laten rusten, het is
nog slechts goed voor studeerver
trekken, irreële idealisten, be
spiegelaars en mensen die beroeps
halve „overwegen". Jullie, Piet v
Vliet, Arie van dë Peerelaar en
Hans Bakker staan eenvoudig voor
de taak, soldaat te zijn met of zon
der bespiegelingen.
Je kunt twee dingen doen - het
is een oud lied voor degene die de
ze soldatenreeks leest ij je in ne
gativisme in het onvermijdelijke
schikken of in positieve zin doen
wat plicht is: afgeven van een stuk
je vrijheid met inzicht.
Iemand die tot dat laatste in
staat is (er zijn er, die het beslist
niet kunnen, zoek ze onder de
jonge kunstenaars) heeft ,,i ets
groots verricht".
We hebben gelukkig de termen
voordelen en nadelen kunnen ver
mijden ten aanzien van die deper
sonalisatie. Het is nl. beslist niet
duidelijk naar welke kant de ba
lans zal doorslaan. Wat depersona
lisatie met verveling gemeen
heeft - en die term gebruikten we
wel - is dat het een militair vraag
stuk is, waarbij moet worden opge
merkt dat die verveling beslist
wel een ellendig nadeel is voor de
soldaat.
Nederland heeft zijn NATO-ver-
plichtingen, dat betekent verplich
tingen tegenover zichzelf als onaf
hankelijke natie en verplichtingen
tegenover de onafhankelijke bond
genoten die samen bereid zijn met
n behoorlijk wapengeweld de vrij
heid te verdedigen. Dat houdt de
ellende in van een staand leger. Dat
houdt tevens in dat een deel van
sergeant heeft toen een indrukwekkend bewijs geleverd voor de nood
zaak van een probleemloze discipline. Die er vanaf gerold zijn kwamen
beneden met een dooreen gehusselde maag, doodgewoon ziek in één
keer (al duurde het kort). Die er vanaf gestormd waren, min of meer
lopend, prezen zich gelukkig over hun blakende welstand tot de
stopwatch van deze voortreffelijke sergeant bewees dat deze stormers
onherroepelijk dood beneden zouden zijn gekomen, aangezien de tijd
die ze voor de afdaling nodig hadden, ruim voldoende was geweest om
alle mogelijke soorten gericht vuur op hen af te geven. Aldus liever
met een vuile maag levend beneden dan gezond dood!
onze jeugd zich moet bezig houden
met er-zijn, met paraat-zijn - we ci
teren hier 'n artikel uit G 3. En
we ontkomen er ook niet aan dat
het uiterst moeilijk is deze parate
„hap" achttien maanden lang,
soms vier en twintig maanden
lang, spannend, boeiend werk te
geven. De tijd is te lang voor te
weinig werk. De soldaat die met
zijn nuchtere verstand zegt: wat
ik in die 18 maanden heb gedaan,
had ik ook in 2 maanden kunnen
doen, heeft voor zichzelf gelijk. Hij
vergeet alleen de NATO-verplich-
ting. Hij vergeet, dat ook zeker de
Nederlandse militaire autoriteiten
zijn problemen kennen, maar dat
de ware moeilijkheid op een veel en
veel hoger niveau ligt. Wij leven
nu eenmaal niet meer in een we-
Bij oefeningen spreekt de ver-ontpersoonlijking duidelijk uit
de camouflage van de dienstplichtigen.
dat de verantwoordelijke autoritei
ten dit enorme probleem hebben
opgelost of op korte termijn zullen
of kunnen oplossen, al staat het
vast dat ieder van hen bereid is
met durf en fantasie er iets aan te
doen. Maar wat?
Klaar zitten is nuttig en nutte
loos tegelijk. Maar als men aan
ondernemingen begint, zit men
niet meer klaar. Toch is er gedacht
aan een vorm van technisch onder
wijs in de legerplaatsen. Is dat ech
ter uitvoerbaar? We geloven niet
dat dit vanuit onze ,*laagte" alle-
reld waarin ieder land kan doen en
laten wat het wil. De vrede wordt
in 1955 gezamenlijk verdedigd, wat
inhoudt, dat wij voor het grote ge
heel offers moeten brengen. Het of
fer, dat de gewone man bijdraagt
is zijn paraat-zijn. Het zal de bui
tenstaander noch de insider ech
ter verwonderen, dat het voor de
overgrote meerderheid een bijna
onoverkomelijke opgave is, dit al
les zo rustig te aanvaarden als het
hier geschreven staat. Immers: de
genen die uiteindelijk deze paraat
heid moet opbrengen, zit in de pu
ree. En hij is steeds geneigd, zoals
wij allen, meer te letten op zijn
eigen belang dan op het algemeen
belang, temeer waar de prijs die
van hem gevraagd wordt zeer en
zeer groot is".
Het is een beoerde geschiedenis,
overdag te weinig te doen te heb
ben voor jonge mensen. Verveling
is een vijand die schiet op de geest,
die lusteloos wordt. Een jonge mens
die niets meer heeft om zijn geest
op te richten, gaat het leven zonder
zin vinden. Is er veel fantasie no
dig om te bedenken dat dit vraag
stuk veel meer gevaren voor de
mannen inhoudt dan die hele deper
sonalisatie?
Maar wat is hier aan te doen en
wat wordt er aan gedaan? We ge
loven niet - aldus onze zegslieden -
maal duidelijk is te overzien, wat
daar voor komt kijken.
Daarom ligt vanuit onze oplos
sing in handen van de commandan
ten van laag tot hoog die de fanta
sie en het improvisatietalent zou
den moeten bezitten ter plaatse de
hun toevertrouwde parate hap - dat
is een dienstuitdrukking - reële
opdrachten te geven.
Het is echter hoogst onbilliik
van iedereen die talenten te vra
gen, want niemand kan er iets aan
doen als hij ze niet heeft.
Daarom is de practijk vaak dit:
„Doen jullie niets? ga de ramen
van het bureau lappen!" Daarop
lappen de jongens de ramen, die
niet vuil waren omdat ze gisteren
nog gelapt worden.
Een goede uitweg is de geschapen
mogelijkheid voor de soldaten eni
ge bijverdienste te bekomen uit
werkzaamheden (mits werkzaam
heden in overeenstemming met de
waardigheid van de militair) bui
ten de dienst-uren. Een jongen die
het gepresteerd heeft een gelegen- i
heid te vinden in die buiten-dienst-
uren om zien nuttig te maken zal
een richtpunt hebben om aan de
verveling te ontkomen. En., zo ver
zekert ons G 3: „men moet ons
op ons woord geloven dat er vrijwel
overal, tot in het doodste gat, werk
te vinden is, behoefte aan hulp".
Wie echter zegt „in dit gat is
toch niets te beleven" heeft zich
al gewonnen gegevenen dat
mag geen mens ooit doen.
De vrije tijd is het terrein van
actie van iedere soldaat. De dienst
tijd en zijn lusteloosheid is voor
de gewone soldaat onbegaanbaar
terrein. Het adagium is alweer oud.
Men kan twee kanten uit. In ne
gativisme zich naast de verveling
te slapen leggen en in positieve zin
voor zover mogelijk de verveling
om brengen.
Iemand die tot dat laatste in staat
is heeft alweer „iets groots ver
richt".
JA, ALS Jezus nu nog op aarde leefde, in deze tijd, hier in Nederland
in de moderne situaties, dan zou alles er anders uitzien, dan had ziin w,-
nog een kans. J
JA, ALS ik Christus nu kende in levende lijve, dan zou me het leven niet
zo nutteloos toeschijnen, dan zou het zin krijgen en kleur, dan was hpt
waard geleefd te worden.
JA, ALS ik Jesus ontmoet had in mijn huwelijk, dan was het zeker niet
mis gegaan, dan hadden we elkaar beter leren kennen en begrijpen en
leren vergeven.
JA, ALS ik Christus zou ontmoeten in mijn werk, dan had ik de moeilijk
heden beter lerer. verdragen, ik had dan begrepen, dat mijn patroon en
mijn medearbeiders ook hun eigen moeilijkheden hebben, dat veel weten
is veel begrijpen, dan had ik misschien begrepen, dat in plaats van te'
kankeren, ik beter deed hen te helpen.
JA, ALS ik Christus ontmoet had in mijn leven, dan was ik minder hard
geweest tegenover anderen, dan was ik me misschien bewust geworden
onder zijn verwarmende aanwezigheid, dat recht alleen geen mensenleven
en geen maatschappij gelukkig kan maken, dat ik niet het allerlaatste van
de andere moet vragen, maar dat het belangrijker is liefde te «even
JA, ALS ik Christus ontmoet had in mijn leven, zijn persoonlijke nabij
heid en zorg had leren kennen, dan was het zo niet bergafwaarts gegaan
dan was ik niet tot liegen en bedriegen gekomen, maar ik had door Hem
sterk kunnen staan.
JA, ALS ik Christus ontmoet had tijdens mijn verloving dan zou deze
verloving zeker beter geweest zijn, dan zou ik meer respect getoond
hebben tegenover mijn jongen of meisje, een enkel woord van Hem zou
zoals vroeger bij de overspelige vrouw mij totaal veranderd hebben.
JA, ALS ik Christus zou ontmoet hebben in mijn leven, dan zou ik niet
zo zwak en wispelturig zijn geweest, dan zou ik een stérk ideaal gehad
hebben ik zou Hem gevolgd zijn, ik zou getracht hebben altijd zo dicht
mogelijk bi) Hem te zijn.
JA, ALS ik Christus zou ontmoet hebben in mijn leven, ik zou meer
geloof kunnen opbrengen als nu het geval is, minder routine en formalisme
en meer eerlijkheid.
JA, ALS ik Christus zou ontmoet hebben in mijn leven, ik zou een van
zijn medewerkers geworden zijn, een van zijn leerlingen en apostelen, me
ingeschakeld hebben in zyn werk en zijn zending.
JA, ALS....
Maar die hypothese gaat niet op, om de eenvoudige reden, dat ge Hem
ontmoet HEBT in het geloof, dat ge wist, dat Hij u altijd nabij was: HIJ
WAS ALTIJD BIJ U, MAAR GE HEBT HEM NIET WILLEN HER
KENNEN. H.B.
Routine, formalisme, vormendienst
plichtengodsdienst. Dat alles verwijten
vele Katholieke jongeren de Kerk. Er
zit iets in dit verwijt, maar nog meer
met in En we mogen dit verwijt ook
heel vaak terugwerpen op de jonge
ren zelf, die hier evengoed debet aan
zijn en die vaak alleen in het kanke
ren zichzelf nog willen verdedigen.
Laten we dus nu eens niet gaan zien
naar de anderen, maar eerst naar ons
zelf. Voor elke grootse, vooral reli-
gieuse beweging geldt, dat de begin-
inspiratiee, het beginélan, beslissen i is.
Zo was het in.het begin van de Kerk.
Haar grote religieuse ervaring heeft
de Kerk gehad op het ogenblik van
haar geboorte; we kunnen zelfs zeg
gen, dat de Kerk hieruit ontstaan is.
Dit was de Pinksterervaring. De eer
ste Prediking van de begeesterde apos
telen was heel eenvoudig: ze getuig
den van hun geloof in Christus, die
gestorven en wederom verrezen was,
die als de Heer de geschiedenis zou
leiden. Aan Hem moesten allen zich
roekeloos overgeven. Allen moesten
uittreden uit hun zonde, hun aardsge-
zindheid, de oude mens afleggen en
zich laten bekleden met Christus. Het
christelijk geloof was en is op de eer
ste plaats niet een leer, maar een ge
loven, 'n overgave aan Christus, waar
geheel de menselijke persoon achter
moet staan. Zo ontstaat er een per
soonlijke en intieme verhouding met
Christus de levende. De mensen, die
voor deze keus gesteld werden en ja
zeiden, werden opgenomen in een
nieuw bestaan en een nieuwe dimen
sie. Dit was het beginélan van de
Kerk. Als een orkaan gleed zij over
de beschaafde wereld heen en ondanks
tegenwerking, vervolging, schijnbare
mislukking, armzaligheid in de mid
delen, gebrek aan kennis en veten,
wist zij zich niet alleen te handha
ven, maar geheel Europa te verove
ren. Dit was iets machtigs religieus.
Dit geloof, deze begin overgave was
niet iets, wat buiten het leven, wer
ken, hun milieu en wereld van de chris
tenen lag, maar moest alles als een
zuurdesem doordringen en zo kreeg
het christelijke geloof in de gehele
Westerse wereld gestalte: het schiep
zijn eigen „Umwelt" zijn eigen gewoon
tes, waarin voor de Westerse mens,
dit beginélan het beste werd vertaald,
het kreeg zijn eigen verplichtingen,
zijn eigen organisaties om dat élan
door de eeuwen heen te dragen. En
dat niet alleen: het straalde ook rond
over al het tijdelijke, zodat een chris
telijke beschaving ontstond, welke
genormeerd en doordezemd werd
door de christelijke gedachte en
vooral door de persoon van Christus
de Heer. Zo kreeg de Kerk in het
Westen haar vaste en speciale vorm.
Maar het grote gevaar was vóór al
les, dat die inspiratie, waaruit het ge
heel voortsproot, zou gaan verdampen
en men alleen nog maar de uiterlijke
gestalte, welke het deed ontstaan zou
overhouden. Dit zou dan als een li
chaam zonder ziel zijn ten dode op
geschreven. Soms ben ik bang, dat
we hier in deze tijd mee te maken
hebben. Voor velen zegt het christe
lijk geloof niets meer, velen zien al
leen nog maar naar het uiterlijke, naar
de geboden en verboden, naar de vor
men. Het wordt zo een kwestie van
routine. Nu kan men natuurlijk radi
caal zijn en de overgeleverde vormen
waarin het Christendom ons ver
schijnt, als leugens meteen over
boord gaan gooien. Maar daar zit het
hem niet in. Dat is overigens ook vrij
goedkoop. Men kan best van oordeel
zijn, dat vele niet wezenlijke punten in
de Kerk verouderd zijn, en dus plaats
moeten maken voor een andere vorm
geving, maar dat gaat niet van buiten
af. Dan houdt men niets over. Het
eerst noodzakelijke is, dat iedere Chris
ten, die christen wil zijn, weer begint
bij het begin en zich roekeloos aan
Christus de Heer overgeeft. Slechts
vanuit dit oerélan kan er iets nieuv, s
en vruchtbaars vortkomen. Maar wan
neer men veel hoort kankeren over
de Kerk, haar priesters, haar instel
lingen enz. juist door die personen, die
zelf niet de minste moeite doen, om
tot die overgave aan Christus te komen
die zelden of nooit het Christusgeheim
meevieren in een H. Mis door de week
of er aan deelhebben door de H Com
munie, die zelden of nooit zich eens
moeite geven voor het gebed, die hard
zijn voor de anderen in hun oordelen
en doen, dan mag men terecht betwij
felen of van hen een vernieuwing zal
uitgaan en of zij zelf niet op de eer
ste plaats vallen onder hun eigen ver
wijten en hun eigen veroordelingen.
Hier vooral geldt: Begin bij je zelf.
H.B.