mmwm REPORTAGE VAN ZIJN TOCHT hondenpraat DEPERSONALISATIE s m JA, ALS.... Waar het om gaat I SPIEGEL Éi 1 vS 2 TTWz n De Vreemdeling (6) Toen we dit niet meer deden, waren we soldaat Geen bloemlezing van individuen ZATERDAG 2 APRIL 1955 PAGINA - I I If w I I H 11 L r, A.. - Stukje genialiteit IK WAS ALTIJD AL BIJ U, MAAR GE HEBT ME NIET HERKEND ■»SS8fl^<;S«S®>»^SR&w Hier Amsterdam vóór liet Cen traalstation. We staan hier niet een grote menigte te wachten op de aankomst van de Vreemdeling, aan wie door een spontaan aan bod van duizenden van zijn aan hangers een grote triomftocht zal worden bereid. Terwijl we nog even de tijd hebben, mag ik u misschien even iets van de stem ming laten voelen welke hier heerst. Duizenden en duizenden mensen zijn op de been: het Is een onafzienbare mensenmassa. Er heerst een rustige, maar ge spannen sfeer. U kent de situatie. De Vreemdeling heeft duizenden aanhangers, maar ook duizenden en felle tegenstanders. Het zag cr zelfs een ogenblik naar uit, dat deze tegenstanders de burgemees ter hadden weten te bewegen deze manifestatie te verbieden op grond van mogelijke opstootjes. Gelukkig toonde de burgervader meer democratische zin dan zijn collega in Brussel. De tocht kan dus doorgaan. Maar we mogen de moeilijkheden niet onderschatten. De vijanden van de Vreemdeling zijn machtig en men weet niet, wat er kan gebeuren en ook niet, hoe het volk zich dan zal houden. In alle geval er is een flinke politiemacht op de been, om elke beginnende moeilijkheid onmid dellijk de kop in te drukken. Als op Koninginnedag Wanneer ik zo rondom me heen zie, krijg ik het idee van Konin ginnedag, vele vlaggen aan de hui zen, maar vooral vele vlaggetjes in de handen van de mensen en voor al van de kinderen. Want kinderen zie je overal. Die schijnen weg van de Vreemdeling te zijn. Wat opval lend is, dat de meesten maar heel eenvoudige mensen zijn. Maar ook zie je van alle kanten zeer veel jonge mensen, jongens en meisjes, Het schijnt vooral ook de jeugd te zijn, welke door zijn idealen ge grepen is, de jeugd, die genoeg heeft van het vaak huichelachtige en zelf genoegzame van een oudere genera tie. Toch zou ik zeggen, dat we twee soorten mensen kunnen onder scheiden. Laat ik ze misschien wat simplistisch onderverdelen in idealisten en opportunisten: ech ter overtuigde aanhangers van de Vreemdeling, die Hem door dik en dun zullen volgen. En anderen je kunt ze herkennen aan een ze kere verbitterde trek die in Hem een toekomstige macht zien. Laat ik er eens een paar interviewen. Moedertje, kom eens hier voor de microfoon. Nee, het is geen foto toestel. Je behoeft er niet bang voor te zijn: er zitten geen kogels in. Ik wou je alleen maar iets vragen. Waarom sta je hier? Alleen maar ujt nieuwsgierigheid? Ja, zeg het maar: „Ik weet het niet; nou zo maar. Ziet u: ik houd van deze man Deze man heeft respect voor je, voor iedereen. Hij behandelt me niet als een oude vrouw maar vol liefde en respect alsof ik voor hem de enigste was. En daarbij: je voelt het, dat je beter wordt, als hij al leen maar even langs is gegaan. Ik had al jaren lang ongenoegen met mijn oudste dochter. Toevallig waren we samen bij een van zijn spreekbeurten. Het was daarna, als "of we alles anders zagen, of we in eikaars huid gekropen waren, als of we een heleboel dingen van el kaar begrepen. Ik weet niet, hoe je het uit moet drukken, maar zo van binnen uit. In alle geval: er zijn geen moeilijkheden meer tussen ons". „Goed prachtig, dank u wel. Mijnheer daar, kunt u ook eens even hier komen en iets voor de microfoon zeggen: waarom bent u hier gekomen?". „Tja, er moet ver andering komen in de politiek. Al lemaal rottigheid, als u het mij vraagt. De kapitalisten hebben 't heft in handen en de regering doet met hen mee. Allemaal onder één hoedje, mijnheer. We moeten heel die rommel wegvagen. En daar kan deze man mee helpen". „Gelooft u aan zijn zending?". „Zending? kom nou mijnheer. Niks geen zending. Deze man is de man van de toe komst en die moeten we hebben. Ik stem voor degene, die mij het meest te éten geeft". Zoals u ziet, geachte luisteraars twee typen men sen. Laat ik nog iemand vragen., wacht even, er komt beweging in de menigte. Ja, de trein is aange komen, de Vreemdeling komt. Ja, daar is Hij. U hoort het: er gaat een gejuich op. De Vreemdeling neemt plaats in een open auto van één van Zijn vrienden. Ik weet niet hoe ik u de stemming van het volk moet doen aanvoelen. Het ligt niet aan het getal mensen dat hier aan wezig is, maar aan de stemming: ik ben hier geweest, toen de koning van Noorwegen in Amsterdam was en ook de keizer van Aethiopië. Ook toen was er veel volk op de been, maar het was meer nieuwsgierig heid, dat de mensen trok. Nu is het iets anders. Fanatisme? Nee, dat is het woord niet. Er is niets hysterisch in deze menigte. Rustig en eerbiedig en toch overgegeven. De stoet zet zich inmiddels in be weging. De gewapende politie gaat voorop om de weg vrij te houden. De politiemacht houdt de mensen op het trottoir, maar met moeite. Ha, daar gelukt het een paar kin deren door het cordon heen te bre ken. Ja,- die kleine rakkers zijn de politie te slim af. Ze zijn bij de auto. Zie je, waarachtig, dat joch springt op de treeplank. Jeugd kent geen gevaar. Wat nu? De auto staat stil en verschillende kinderen klaute ren erop en erin. De Vreemdeling laat ze begaan. Wat zullen die kin deren trots zijn. Zie je, ze zwaaien naar de mensen. Achter de auto van de Vreemdeling gaan andere auto's, waarin zijn medewerkers zitten. Ze zijn wat trots, maar ook niet erg over die kinderen te spre ken. Dat stoort het decorum. En voort gaat de tocht. We zijn nu vóór het paleis van de Dam. En overal mensen, mensen, men sen, die juichen, mensen, die met vlaggen zwaaien. Een enthousiasme zo spontaan als we in Nederland niet gewend zijn. De tocht gaat langs het Spui. Aan beide zijden mensen. Ze hangen uit de ramen. Ik houd een ogenblik stil, dan kunt u het geroezemoes beter horen.. We gaan nu de volkswijken in. De politie heeft het trottoir als het ware moeten verleggen. Hier voor al is het zwart van het volk. Een voudige, spontane mensen. Nu zijn we op het Daniël Meyerplein. Wat is dat? wacht even. Een de legatie van eenvoudige mensen staat midden op straat. De stoet houdt stil. Er wordt zowaar een speech gehouden. Even de micro foon- in de buurt houden: „Mijn heer, eh, eh, we zijn heel erg blij eh, eh, trots en blij enhier heeft u iets, dat we verzameld hebben voor uw werk. Het is niet zoveel, maar het komt uit een goed hart, mijnheer.Eh eh, we zijn erg blij en ja hier nog een rokertje voor U en Uw medewerkers. En we zijn erg eh, eh, blij., eh eh blij en dat we ze nog lang mogen lusten". De arme man veegt met een vuile zakdoek het zweet van zijn gezicht af en duwt een kind naar voren toe: Het maakt een buiging. Schattig: het heeft een mooie hoofddoek in haar handen. Ze maakt een buiging en luistert u zelf maar: „Heden op dit feestgetij, zijn we allen verheugd en blij. We geven u enkele geschen ken, opdat u onzer zoudt gedenken. Hier o.a. op deze hoek, geven we voor uw lieve moeder een hoofd doek". „Bravo. Zeker van de zus ters geleerd. Nu kent heet enthou siasme geen grenzen meer. De stoet kan niet meer vooruit. Ja, hier is de Vreemdeling waarlijk thuis. En dit is dan tegelijk het einde van deze reportage. Nooit, geachte luisteraars, heb ik iets dergelijks ge zien. Ik kan het niet voor u beschrij ven. Dit hadt u moeten zien. Wat zal het resultaat van deze dag zijn? De toekomst ziet er niet zo roos kleurig uit. Velen zullen gesterkt zijn door deze dag, maar zijn tegen standers zijn nu ook op hun qui vi- ve geworden. En zij hebben de fei telijke macht. Als het tot een tref fen zou komen, dan zal de Vreem deling, die zo wars is van bloedver gieten, zeker terugtrekken en wat komt er dan van zijn beweging te recht? Moge God Hem zegenen. H.B. De manier waarop in het solda- tenblad G-3 de jongelui gedreven worden naar een goede kameraad schap is de moeite van het be studeren waard. Spelen op een ander, dat is feitelijk kameraad schap, maar dan moet menigeen de spiegel vatten om de eigen tronie eens te onderzoeken op aantrekkelijkheid. Zolang daarin nog een bliksemend oog staat, een hautain lachje, een vies opgetrok ken neus, een voorhoofd met twij felachtige rimpels, een agressieve kin is de goede kameraad in de soldaat nog niet geboren. Hier is zo'n type: IK Wie heeft de waarheid steeds in pacht? Wie at er zoveel letters? Wie vindt slechts ja-broers sympathiek en wie de rest maar ketters? Wie kan de mening van een vriend zo prettig respecteren, zolang die vriend maar zwijgt in plaats van ruzie te riskeren? Wie vindt een ander eigenwijs zo gauw hij maar laat blijken, dat hij in een gesprek met hem voor meer verstand moet wijken? Wie heeft het altijd wel gezegd? Wie had het niet genomen? Naar wie werd niet geluisterd en Wie had het aan zien komen? Wie zegt: „die tijd heb ik gehad, Wij spreken elkaar later"? Wie deed steeds alles uit princiep al sloeg hij ook een flater? Dat ben ik de beste ik van alle mensen die ik ken, de hoogst begaafde de meest beschaafde en de enige die weet hoe goed ik ben. Geef geen kik, want daar kom ik zeg ik wed dat U mij heel ver keerd taxeert: een reuze prul? een grote nul? daaruit blijkt dus, dat u niet heeft gestudeerd! olleke bolleke ollekebolleke ribbeke solleke ribbeke solleke olleke bolleke olleke bolleke IK STIK KEES „Persoonlijk heb ik me niet in de Belgische schoolstrijd winen men_ gen" aldus Hond met licht ironische staartverheffing, „maar zodra deze strijd zich op straat begon uit te le ven, ben ik me ervoor gaan interes seren en heb ik alles met groeien de belangstelling gevolgd. De straat is tenslotte het domein van de hond en als 't op straatgevechten aan komt kunnen wij honden uiteraard 'n woordje meepraten. Welnu, beke ken vanuit de techniek van het ech te straatvechten, hebben de Belgen me teleurgesteld. Er waren zo goed als géén gewonden. Waarom ze der gelijke rustige demonstraties school strijd noemen, is me niet duidelijk. Er werd druk geblaft, maar zo goed als niet gebeten. Alleen de paarden van de bereden politie (waarom ze die kerels „bereden" noemen in plaats van de paarden, snap ik niet!) alleen de paarden probeerden er nog wat van te maken door hier en daar tegen een oud-minister aan te trappen. Maar de mensen waren te tam, veel te tam. Ze hebben het goede, duidelijke straatgevecht ken nelijk onderschat. Duizenden Bel gen liepen in Brussel zo maar de straat op, zonder zich een helder denkbeeld te hebben gevormd van de psychologie van de straat-oorlog. Ze dachten: „kom, we trekken naar buiten en dan komt 't vanzelf!" Dit is fout. 't Komt nooit vanzelf. Ergens, op een uitgerekend ogenblik, moet een krachtdadig begin worden gemaakt. Voor de rest is het dan een kwestie van doorslijten. Door alleen maar op straat te gaan lopen krijg je hoogstens 'n samenscholing. Maar geen schoolstrijd.." De heuvel hadden we met de grootste inspanning genomen, opgejaagd door een sergeant met een fluitje. Er was geen vijand te zien, hij was er ook helemaal niet, het was slechts een oefening ergens in Kiek-in-de-pot. Boven vielen we neer als hurgers die een daagje uit zijn en in de duinen gewandeld hebben. Toen klonk het hevel „Laat je van die heuvel rollen". Was de „opmars" geleidelijk gegaan, de afdaling aan de andere kant moest snel geschieden en dat kon ook want de hellingshoek daar was haast 80 gr. De weerzin was voelbaar en vooral als je over de rand keek. De .Maar wie befantaseert zoiets onder een blauwe lucht in Kiek-in- de-pot, zonder vijand? Wie van ons wierp zich over de heuvelrand, louter omdat het bevolen werd? We waren toen nauwelijks recruut en hadden nog alles van een burger, die graag zijn lot in eigen hand neemt. Als we moesten vallen, zochten we nog een plekje uit. toen we dat niet meer deden waren we soldaat. Daar vindt men het scharnier van het leger. Waarom noemden we het bewijs van de Sgt. indrukwekkend? Wel, hij bewees (zij het in het klein) de grandioze onmacht om huis en hof te verdedigen, met een bloemlezing van individuen. Beneden immers had hij 'n schaarse rest van zijn pelo ton over (als het menens zou zijn geweest) zonder iets nuttigs bereikt te hebben. In positieve zin bewees hij dat de militaire taak alleen maar vervuld kan worden met een team, dat - om het zo te zeggen - de probleemloze discipline heeft aanvaard als noodzakelijk. Dat houdt nu in een afgeven van een stuk persoonlijkheid: deperso nalisatie. Wie geeft zich echter zon der slag of stoot aan dit princiep gewonnen? Stiekum hebben we het altijd als een stukje genialiteit ge zien van het apparaat leger om in zo korte tijd als de opleiding duurt, de burger op de grens der volwassenheid tot de aanvaarding van het zo ondergeschikt zijn te dwingen. De tegenzin, de beroerdigheid, de zwartgalligheid en de reacties daar op: het gekanker, het gemijmer, het protest; die hele wervelwind van recruten ellende - die overigens in het licht van een heel mensen leven maar betrekkelijk is - ko men voor het belangrijkste deel voort uit de vrijheidsbeperking, uit de depersonalisatie, voorwaarde voor een leger. Feit is dat in de soldaat, die ooit met een oranje- Kaart uit huis is gehaald, het in dividu mens in de knel komt, in de knel moet komen, op straffe van een slecht soldaat te zijn. Op dit moment kunnen wij dit vraagstuk - want een vraagstuk is het - beter laten rusten, het is nog slechts goed voor studeerver trekken, irreële idealisten, be spiegelaars en mensen die beroeps halve „overwegen". Jullie, Piet v Vliet, Arie van dë Peerelaar en Hans Bakker staan eenvoudig voor de taak, soldaat te zijn met of zon der bespiegelingen. Je kunt twee dingen doen - het is een oud lied voor degene die de ze soldatenreeks leest ij je in ne gativisme in het onvermijdelijke schikken of in positieve zin doen wat plicht is: afgeven van een stuk je vrijheid met inzicht. Iemand die tot dat laatste in staat is (er zijn er, die het beslist niet kunnen, zoek ze onder de jonge kunstenaars) heeft ,,i ets groots verricht". We hebben gelukkig de termen voordelen en nadelen kunnen ver mijden ten aanzien van die deper sonalisatie. Het is nl. beslist niet duidelijk naar welke kant de ba lans zal doorslaan. Wat depersona lisatie met verveling gemeen heeft - en die term gebruikten we wel - is dat het een militair vraag stuk is, waarbij moet worden opge merkt dat die verveling beslist wel een ellendig nadeel is voor de soldaat. Nederland heeft zijn NATO-ver- plichtingen, dat betekent verplich tingen tegenover zichzelf als onaf hankelijke natie en verplichtingen tegenover de onafhankelijke bond genoten die samen bereid zijn met n behoorlijk wapengeweld de vrij heid te verdedigen. Dat houdt de ellende in van een staand leger. Dat houdt tevens in dat een deel van sergeant heeft toen een indrukwekkend bewijs geleverd voor de nood zaak van een probleemloze discipline. Die er vanaf gerold zijn kwamen beneden met een dooreen gehusselde maag, doodgewoon ziek in één keer (al duurde het kort). Die er vanaf gestormd waren, min of meer lopend, prezen zich gelukkig over hun blakende welstand tot de stopwatch van deze voortreffelijke sergeant bewees dat deze stormers onherroepelijk dood beneden zouden zijn gekomen, aangezien de tijd die ze voor de afdaling nodig hadden, ruim voldoende was geweest om alle mogelijke soorten gericht vuur op hen af te geven. Aldus liever met een vuile maag levend beneden dan gezond dood! onze jeugd zich moet bezig houden met er-zijn, met paraat-zijn - we ci teren hier 'n artikel uit G 3. En we ontkomen er ook niet aan dat het uiterst moeilijk is deze parate „hap" achttien maanden lang, soms vier en twintig maanden lang, spannend, boeiend werk te geven. De tijd is te lang voor te weinig werk. De soldaat die met zijn nuchtere verstand zegt: wat ik in die 18 maanden heb gedaan, had ik ook in 2 maanden kunnen doen, heeft voor zichzelf gelijk. Hij vergeet alleen de NATO-verplich- ting. Hij vergeet, dat ook zeker de Nederlandse militaire autoriteiten zijn problemen kennen, maar dat de ware moeilijkheid op een veel en veel hoger niveau ligt. Wij leven nu eenmaal niet meer in een we- Bij oefeningen spreekt de ver-ontpersoonlijking duidelijk uit de camouflage van de dienstplichtigen. dat de verantwoordelijke autoritei ten dit enorme probleem hebben opgelost of op korte termijn zullen of kunnen oplossen, al staat het vast dat ieder van hen bereid is met durf en fantasie er iets aan te doen. Maar wat? Klaar zitten is nuttig en nutte loos tegelijk. Maar als men aan ondernemingen begint, zit men niet meer klaar. Toch is er gedacht aan een vorm van technisch onder wijs in de legerplaatsen. Is dat ech ter uitvoerbaar? We geloven niet dat dit vanuit onze ,*laagte" alle- reld waarin ieder land kan doen en laten wat het wil. De vrede wordt in 1955 gezamenlijk verdedigd, wat inhoudt, dat wij voor het grote ge heel offers moeten brengen. Het of fer, dat de gewone man bijdraagt is zijn paraat-zijn. Het zal de bui tenstaander noch de insider ech ter verwonderen, dat het voor de overgrote meerderheid een bijna onoverkomelijke opgave is, dit al les zo rustig te aanvaarden als het hier geschreven staat. Immers: de genen die uiteindelijk deze paraat heid moet opbrengen, zit in de pu ree. En hij is steeds geneigd, zoals wij allen, meer te letten op zijn eigen belang dan op het algemeen belang, temeer waar de prijs die van hem gevraagd wordt zeer en zeer groot is". Het is een beoerde geschiedenis, overdag te weinig te doen te heb ben voor jonge mensen. Verveling is een vijand die schiet op de geest, die lusteloos wordt. Een jonge mens die niets meer heeft om zijn geest op te richten, gaat het leven zonder zin vinden. Is er veel fantasie no dig om te bedenken dat dit vraag stuk veel meer gevaren voor de mannen inhoudt dan die hele deper sonalisatie? Maar wat is hier aan te doen en wat wordt er aan gedaan? We ge loven niet - aldus onze zegslieden - maal duidelijk is te overzien, wat daar voor komt kijken. Daarom ligt vanuit onze oplos sing in handen van de commandan ten van laag tot hoog die de fanta sie en het improvisatietalent zou den moeten bezitten ter plaatse de hun toevertrouwde parate hap - dat is een dienstuitdrukking - reële opdrachten te geven. Het is echter hoogst onbilliik van iedereen die talenten te vra gen, want niemand kan er iets aan doen als hij ze niet heeft. Daarom is de practijk vaak dit: „Doen jullie niets? ga de ramen van het bureau lappen!" Daarop lappen de jongens de ramen, die niet vuil waren omdat ze gisteren nog gelapt worden. Een goede uitweg is de geschapen mogelijkheid voor de soldaten eni ge bijverdienste te bekomen uit werkzaamheden (mits werkzaam heden in overeenstemming met de waardigheid van de militair) bui ten de dienst-uren. Een jongen die het gepresteerd heeft een gelegen- i heid te vinden in die buiten-dienst- uren om zien nuttig te maken zal een richtpunt hebben om aan de verveling te ontkomen. En., zo ver zekert ons G 3: „men moet ons op ons woord geloven dat er vrijwel overal, tot in het doodste gat, werk te vinden is, behoefte aan hulp". Wie echter zegt „in dit gat is toch niets te beleven" heeft zich al gewonnen gegevenen dat mag geen mens ooit doen. De vrije tijd is het terrein van actie van iedere soldaat. De dienst tijd en zijn lusteloosheid is voor de gewone soldaat onbegaanbaar terrein. Het adagium is alweer oud. Men kan twee kanten uit. In ne gativisme zich naast de verveling te slapen leggen en in positieve zin voor zover mogelijk de verveling om brengen. Iemand die tot dat laatste in staat is heeft alweer „iets groots ver richt". JA, ALS Jezus nu nog op aarde leefde, in deze tijd, hier in Nederland in de moderne situaties, dan zou alles er anders uitzien, dan had ziin w,- nog een kans. J JA, ALS ik Christus nu kende in levende lijve, dan zou me het leven niet zo nutteloos toeschijnen, dan zou het zin krijgen en kleur, dan was hpt waard geleefd te worden. JA, ALS ik Jesus ontmoet had in mijn huwelijk, dan was het zeker niet mis gegaan, dan hadden we elkaar beter leren kennen en begrijpen en leren vergeven. JA, ALS ik Christus zou ontmoeten in mijn werk, dan had ik de moeilijk heden beter lerer. verdragen, ik had dan begrepen, dat mijn patroon en mijn medearbeiders ook hun eigen moeilijkheden hebben, dat veel weten is veel begrijpen, dan had ik misschien begrepen, dat in plaats van te' kankeren, ik beter deed hen te helpen. JA, ALS ik Christus ontmoet had in mijn leven, dan was ik minder hard geweest tegenover anderen, dan was ik me misschien bewust geworden onder zijn verwarmende aanwezigheid, dat recht alleen geen mensenleven en geen maatschappij gelukkig kan maken, dat ik niet het allerlaatste van de andere moet vragen, maar dat het belangrijker is liefde te «even JA, ALS ik Christus ontmoet had in mijn leven, zijn persoonlijke nabij heid en zorg had leren kennen, dan was het zo niet bergafwaarts gegaan dan was ik niet tot liegen en bedriegen gekomen, maar ik had door Hem sterk kunnen staan. JA, ALS ik Christus ontmoet had tijdens mijn verloving dan zou deze verloving zeker beter geweest zijn, dan zou ik meer respect getoond hebben tegenover mijn jongen of meisje, een enkel woord van Hem zou zoals vroeger bij de overspelige vrouw mij totaal veranderd hebben. JA, ALS ik Christus zou ontmoet hebben in mijn leven, dan zou ik niet zo zwak en wispelturig zijn geweest, dan zou ik een stérk ideaal gehad hebben ik zou Hem gevolgd zijn, ik zou getracht hebben altijd zo dicht mogelijk bi) Hem te zijn. JA, ALS ik Christus zou ontmoet hebben in mijn leven, ik zou meer geloof kunnen opbrengen als nu het geval is, minder routine en formalisme en meer eerlijkheid. JA, ALS ik Christus zou ontmoet hebben in mijn leven, ik zou een van zijn medewerkers geworden zijn, een van zijn leerlingen en apostelen, me ingeschakeld hebben in zyn werk en zijn zending. JA, ALS.... Maar die hypothese gaat niet op, om de eenvoudige reden, dat ge Hem ontmoet HEBT in het geloof, dat ge wist, dat Hij u altijd nabij was: HIJ WAS ALTIJD BIJ U, MAAR GE HEBT HEM NIET WILLEN HER KENNEN. H.B. Routine, formalisme, vormendienst plichtengodsdienst. Dat alles verwijten vele Katholieke jongeren de Kerk. Er zit iets in dit verwijt, maar nog meer met in En we mogen dit verwijt ook heel vaak terugwerpen op de jonge ren zelf, die hier evengoed debet aan zijn en die vaak alleen in het kanke ren zichzelf nog willen verdedigen. Laten we dus nu eens niet gaan zien naar de anderen, maar eerst naar ons zelf. Voor elke grootse, vooral reli- gieuse beweging geldt, dat de begin- inspiratiee, het beginélan, beslissen i is. Zo was het in.het begin van de Kerk. Haar grote religieuse ervaring heeft de Kerk gehad op het ogenblik van haar geboorte; we kunnen zelfs zeg gen, dat de Kerk hieruit ontstaan is. Dit was de Pinksterervaring. De eer ste Prediking van de begeesterde apos telen was heel eenvoudig: ze getuig den van hun geloof in Christus, die gestorven en wederom verrezen was, die als de Heer de geschiedenis zou leiden. Aan Hem moesten allen zich roekeloos overgeven. Allen moesten uittreden uit hun zonde, hun aardsge- zindheid, de oude mens afleggen en zich laten bekleden met Christus. Het christelijk geloof was en is op de eer ste plaats niet een leer, maar een ge loven, 'n overgave aan Christus, waar geheel de menselijke persoon achter moet staan. Zo ontstaat er een per soonlijke en intieme verhouding met Christus de levende. De mensen, die voor deze keus gesteld werden en ja zeiden, werden opgenomen in een nieuw bestaan en een nieuwe dimen sie. Dit was het beginélan van de Kerk. Als een orkaan gleed zij over de beschaafde wereld heen en ondanks tegenwerking, vervolging, schijnbare mislukking, armzaligheid in de mid delen, gebrek aan kennis en veten, wist zij zich niet alleen te handha ven, maar geheel Europa te verove ren. Dit was iets machtigs religieus. Dit geloof, deze begin overgave was niet iets, wat buiten het leven, wer ken, hun milieu en wereld van de chris tenen lag, maar moest alles als een zuurdesem doordringen en zo kreeg het christelijke geloof in de gehele Westerse wereld gestalte: het schiep zijn eigen „Umwelt" zijn eigen gewoon tes, waarin voor de Westerse mens, dit beginélan het beste werd vertaald, het kreeg zijn eigen verplichtingen, zijn eigen organisaties om dat élan door de eeuwen heen te dragen. En dat niet alleen: het straalde ook rond over al het tijdelijke, zodat een chris telijke beschaving ontstond, welke genormeerd en doordezemd werd door de christelijke gedachte en vooral door de persoon van Christus de Heer. Zo kreeg de Kerk in het Westen haar vaste en speciale vorm. Maar het grote gevaar was vóór al les, dat die inspiratie, waaruit het ge heel voortsproot, zou gaan verdampen en men alleen nog maar de uiterlijke gestalte, welke het deed ontstaan zou overhouden. Dit zou dan als een li chaam zonder ziel zijn ten dode op geschreven. Soms ben ik bang, dat we hier in deze tijd mee te maken hebben. Voor velen zegt het christe lijk geloof niets meer, velen zien al leen nog maar naar het uiterlijke, naar de geboden en verboden, naar de vor men. Het wordt zo een kwestie van routine. Nu kan men natuurlijk radi caal zijn en de overgeleverde vormen waarin het Christendom ons ver schijnt, als leugens meteen over boord gaan gooien. Maar daar zit het hem niet in. Dat is overigens ook vrij goedkoop. Men kan best van oordeel zijn, dat vele niet wezenlijke punten in de Kerk verouderd zijn, en dus plaats moeten maken voor een andere vorm geving, maar dat gaat niet van buiten af. Dan houdt men niets over. Het eerst noodzakelijke is, dat iedere Chris ten, die christen wil zijn, weer begint bij het begin en zich roekeloos aan Christus de Heer overgeeft. Slechts vanuit dit oerélan kan er iets nieuv, s en vruchtbaars vortkomen. Maar wan neer men veel hoort kankeren over de Kerk, haar priesters, haar instel lingen enz. juist door die personen, die zelf niet de minste moeite doen, om tot die overgave aan Christus te komen die zelden of nooit het Christusgeheim meevieren in een H. Mis door de week of er aan deelhebben door de H Com munie, die zelden of nooit zich eens moeite geven voor het gebed, die hard zijn voor de anderen in hun oordelen en doen, dan mag men terecht betwij felen of van hen een vernieuwing zal uitgaan en of zij zelf niet op de eer ste plaats vallen onder hun eigen ver wijten en hun eigen veroordelingen. Hier vooral geldt: Begin bij je zelf. H.B.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 7