In overdadige ceremonies herleeft de Spaanse barok
Semana
Santa
f
DEZE BEELDEN LEVEN
In gesprek
met Don
Joaquin Baeze
Witte Donderdag
Madrugada
De bar-man
Uitverkocht
Saeta
Guapa
ZATERDAG 9 APRIL 1955 PAGINA
„Als U vlug bent," zegt de stationskoetsier, „kunt
U de Virgen de la Candelaria nog zien." Nu, aan
hém zal het in ieder geval niet liggen. Hij laat zijn
geelgelakt huurkoetsje draven over de Ronda, de
brede avenue, waar de bloesemgeur van sinaas
appelbomen langs de palmen strijkt. Dan zwenkt
het koetsje de binnenstad in. De hele dag had het
geregend in Seviüla. Maar in de avond is het
droog geworden en meteen herkrijgt de stad haar
temperament. Overal klinkt het hard en helder
geluid van radgesproken Spaans. Het volk, donker
gekleed in de rouwweek, flaneert door de doolhof
van Moorse straatjes en gangetjes. Er is gejoel in
het donker van opgeschoten jongens. Spanjaarden
SEVILLA, April,
met breedgerande sombrero's lopen heftig te
praten of drinken manzanilla in een bar. Toeristen
slenteren er wat opzichtig tussen. Vrouwen zijn,
naar Spaanse zede, schaars op straat. Waar het
druk is, staan blinden op de straathoeken. Hun een
tonige kreet attendeert de goklustige Spanjaarden
op de dagelijkse blindenloterij van staatswege be
schermd. Op de pleinen drijft de kermisgeur van
bakolie. Daar slijt een venter gebakken vis, wafels
en hardgebakken broodstaafjes. En het huurkoetsje
maar rijden door dit bonte leven van Sevilla in
hoogtij. En wij als een sultan zitten in het open
rijtuigje dat langs de witte, bloemenrijke gevels
van de binnenstad hobbelt.
Een stuk Sevillaans leven
Legendes
het
feest van de rouw
senmassa's, kaarsenwalm, tam
boers, Nazarenos, trompetters te
paard, boetelingen, wierook, saeta's,
en het voortglijden der praalkoetsen
van tweeërlei soort: tafrelen uit de
Passie en Madonna's in gouden
glans.
hele kruisers tegelijk in de haven
aan. Naar schatting is het inwoner
tal deze week verdubbeld. De
hotels zijn overvol, de „pensions" -
iedere woning wordt in de Semana
Santa een pension - vragen
fancy-prijzen. In de smalle Sierpes,
de Kalverstraat van Sevilla, al
len voor voetgangers geplaveid en
reeds nu overhuifd met tendidos
(spanzeilen) tegen de zonnehitte,
in de Sierpes slijten de souvenirs
winkels hun porcelelnen Nazarenos
en miniatuur-toreros in alle maten.
Overweldigend is de drukte hier
tijdens het trekken der pasos.
En nog drukker is het bij de
kathedraal, die enorme tempel
met zijn gotische gevel, zijn mina
rets en zijn Giralda. Het San
Fransico-plein, waar de Confradias
voor de eretribunes defileren,
is iedere avond uitverkocht.
Wie hier een plaats wenst,
moet die.-... een jaar tevoren
bespreken. Zo is het ook in de
kerken waar de beroemdste der
processies uittrekken. Soms zijn de
balcons in de Sierpes zelfs de huur
ders ontzegd. In de nacht van Goe
de Vrijdag legt de eigenaar zelf er
beslag op.
Kan men zich met de ellebogen
door de massa persen, dan is er
naast de kathedraalingang nog wel
eens een kerkstoeltje op de geïm
proviseerde tribunes te huur. Daar
zien wij de processies van Woens
dagavond. Weer de omfloerste rof
fel der tamboers met hun doffe
staccato-slag, het zwijgende trek
ken der Nazarenos, en in de dan
sende kaarsvlammetjes het voor
naam voorbijwiegelen der kostba
re pasos.
In de trage regelmaat van stilstaan
en voortschuiven, stilstaan en voort-
schuiven, komen zij nu bij de kathe
draal. Een Gekruisigde in gezelschap
van Maria Magdalena, een tableau
vivant van verbijsterende menselijk
heid, wordt voorbijgedragen. Later
volgt een „Jesus in de Hof van Olij
ven" een hele groep met Romeinen
en slapende apostelen. En steeds op
nieuw de begoocheling der weelde
rige Madonna's met haar aureool
van licht en goud. Haar kaarslicht
strijkt verwarmend voorbij in de snel
afkoelende avond
Tot na twaalven dreunen de trom
men, ovaties, trompetgeschal en het
rumoer van tienduizenden laden de
nacht met barbaars geluid.
NA DE pompeuze optochten
treft de sobere Witte Donder
dag-processie in de San Jose-
kapel aan de Sierpes juist door haar
eenvoud. Onder het zingen van psal
men wordt het Allerheiligste rond het
houten pilaartje achter in de kerk ge
dragen. Dat is alles. Maar in het
rustaltaar vlamt en danst de Spaan
se barok weer met gouden zonne
stralen en draperieën van schuimig
Langs de eretribunes voor liet stadhuis schrijdt een Madonna.
verguldsel, die het zilveren taber
nakel omvatten als in een grot van
goud.
Witte Donderdag is een hoogfeest
in Sevilla. Geen winkel is open. Ban
ken en overheidsgebouwen evenmin.
Het flaneren in de stad begint 's mor
gens al vroeg. En nu zijn het ook de
vrouwen, ja vooral de vrouwen, die
onder de palmen en langs de zonni
ge straten paraderen.
Met een rozerode lach poseert een
drietal voor de foto. Zij dragen het
zwart van de rouwjurk koket en te
gelijk ingetogen. De rozenkrans aan
de vingers en de anjer in het haar la
ten de vreemdeling in het onzekere
wat de overhand heeft, behaagzucht
of devotie. Als een fragiele kroon
van zwarte kant prijkt de mantilla
op de peigne. Zo gaan de Sevillaan-
sen in groepjes, of met haar cabal-
leros, het Allerheiligste groeten in de
kerken.
Ook de mannen verzorgen hun kle
dij voor de Witte Donderdag-parade.
De meesten dragen blauw of zwart.
Voor de kathedraal staat een lijf
wacht. Uit hun helmen wuift een
witte panache. Hun tenue is kleurig
als van Vaticaanse Zwitsers. Zij
dienen als escorte voor een kleine
stoet, bestaande uit lakeien, enkele
als prelaten uitgedoste secondanten,
en een reeks smetteloze diplomaten,
de Sevillaanse wapenspreuk op de
sjerp geborduurd en omhangen met
de meest verbluffende eretekens. Het
Spaans vernuft voor uniformen leeft
zich uit in zo'n stoet, toch eigenlijk
niet meer dan een stadsdelegatie die
de rondgang langs de kerken maakt.
Opnieuw nadert de avond. De glo
rie der pasos gaat haar apotheose te
gemoet. Nog eenmaal zal de ontroe
ring om Christussen in doodstrijd,
de verrukiing om Madonna's als Oos
terse prinsessen, heel die enerveren
de, bizarre koorts van de Semana
Santa, Sevilla in het hart grijpen.
Tegen 7 uur schetteren de trompet
ten weer rond de Giralda. Wij heb-'
ben een stoeltje in de kathedraal ver
overd. Met duizenden anderen, die
in de overweldigende ruimte niet
meer dan stippen zijn. Toch is er
een geroezemoes als voor een stieren
gevecht. Men praat, eet of bidt.
Maar telkens als een paso in de
brede dwarsgang tussen de rijen
kerkstoeltjes verschijnt, veert alles
overeind. De pompeuze platformen
afgewisseld met zwijgende peniten
ten, de kazuifels der wierookzwaai-
ers en de vaandels, de kristallen lus
ters en de kaarsvlammen zijn in het
wazig kerklicht anders. Buiten, te
midden van gejuich en fanfaremu
ziek, leek alles harder, reëeler. Hier
heersen de stilte en de halftinten in
de mist van wierook. Het barokke
spektakelstuk is beteugeld tot een
Greco.
De processies van Witte Donder
dag zijn nog niet afgelopen als
reeds de ochtendwake van Goe
de Vrijdag begint, de Madrugada. Dit
is de grote nacht van de Goede Week:
een nacht van bijzondere ontroering
voor het Christenhart dat niet rus
ten kan terwijl de Heiland zich voor
bereidt op Zijn wereldverlossende
dood.
Uiterste droefheid en opperste
vreugde zijn in de ceremonies op bi
zarre wijze verenigd. Maar is dat
niet het mysterie van het christelijk
geloof, dat rouwt en juicht om de
zelfde Daad?
Men zou in deze bewogen nacht
op vele plaatsen tegelijk willen zijn.
Bijvoorbeeld in de kloosterbuurt,
waar, begroet door vervoerde saeta's
de Gran Poder uittrekt, de zieltogen
de Christus, Die het Kruis voort
sleept met op Zijn gelaat het angst
zweet en het stof van de straat.
Of in een smalle achterstraat, waar
de penitenten van de Silencio - hon-
derdefr ditmaal - passeren. Zwart,
zwijgend, veelal blootsvoets en met
de kaarsen gedoofd. Begrafenismuziek
van houtblazers begeleidt de schim
menstoet. Dit is het uur van de duis
ternis. Het is doodstil als de Chris
tus nadert, gebukt onder Zijn kruis
gelijk de Gran Poder. Vier zilveren
lusters beschijnen de deerniswekken
de Mensenzoon, Die op de schouders
van de dragers hoog langs de over
bevolkte balcons glijdt. Zijn gelaat
verraadt klacht noch verwijt. Het
Lam wordt ter slachtbank geleid.
Maar spoed U dan door de wilde
chaos van mensen naar Plaza Duque,
waar ge een glimp opvangt van de
triomferende Macarena. Na de graf-
muziek en de donkere pathetische
Christusfiguren verschijnt daar tegen
de dageraad een groen en goud licht.
Klaroengeschal van heuse Romei
nen gaat voorop. Prelaten en gepom-
madeerde Spanjaarden in gala vol
gen. Dan Nazarenos met witte man
tel en witte puntmuts. En tenslotte
schrijdt, aangekondigd door saetas
en een waarlijk stormachtig gejuich,
de gouden schrijn naderbij met da
koningin der koninginnen: de Ma
carena. Haar kroon glinstert van
massief goud. De groen-gouden man-
tel is van onvoorstelbare rijkdom.
En toch, ondanks al die pracht blijft
de Macarena een eenvoudig en vrolijk
volksmeisje, zoals men ze veei in
Sevilla tegen komt-
Het volk raakt buiten zichzelf
van geestdrift. Bidden heeft geen zin
meer. Men moet zich overgeven.
Guapa! Guapa! Een vrouw snikt haar
saeta: „Ik ben als U, Maria, echt
genote en moeder"-
Voor mij staat een Spaanse moe
der met een zuiS®"J}g 0p de arm.
„Nina, La Virgen!' fluistert zij het
slapende kind ontroerd in het met
een knop versierde oortje.De H.
Maagd! Spanje beleeft de essentiële
thema's van het geloof.
pet de Macarena, bejubeld als
een voorstin, is het hoogtepunt
van de Semana Santa voorbij.
Er moge nog een haast even stralen
de koningin uit de zigeunerwijk Tri
ana volgen, de Esperanza> bij haar
tocht over de Guadalquivir-brug be
schenen door de spotlights van spe
ciaal daartoe uit Cadiz gerequireer-
de oorlogsbodems; de avond daarop
moge een laatste reeks Cofradias,
en waarlijk niet de minsten, met hun
processie uittrekken; na zoveel glo
rie is alleen nog een anticlimax mo
gelijk.
Op de eretribunes vallen in de och-
tendschemer reeds veel lege plek
ken. Zij die blijven, wachten met
slaperige gezichten. Een laatste
geestdrift flakkert op als de Espe-
ranaz passeert. Dan stromen de tri
bunes leeg, terwijl de muziekkapel
met een weemoedige mars de af
tocht blaast.
Sevilla kan vveer zichzeit worden.
Het jaarlijks rouwfeest dat als een
wild, koortsig drama de stad buiten
zinnen brengt, behoort we|r tot het
verleden. Van de Semana Santa rest
nog slechts een grootse herinnering
en een mozaïek van kleurige Was-
druppels op het plaveisel van de stra-
e"Xnd now back to civilisation"
grijnst een hevig gepen^eelde Ame
rikaanse, de camera inh.e,,vliist-
Snel verdwijnt zij in Cadillac.
DE NOORDERLING, vers uit zijn
polderland in de Semana San
ta terecht gekomen, heeft moei
te deze pompeuze ceremonie, fees
telijk van barokke schittering maar
ook wreed als een middeleeuwse boe
tedoening, hartstochtelijk religieus
maar tegelijk heidens door ornamen
tiek en entourage, te begrijpen.
Eerst de volgende dag - de Anda-
lusische voorjaarszon heeft plotse
ling Sevilla in een paradijs omgeto
verd - leert hij iets van de achter
gronden zien. In een bar, bij een glas
Jerez met ansjovis en groene olij
ven. De barkeeper draagt een paars
hemd, uit de kraag waarvan gele
koordjes bengelen. Hij voelt dat ons
dit kledingstuk bevreemdt.
- Veel Sevillanen dragen het, zegt
hij.
- Gedurende de Semana Santa?
- Neen, het hele jaar, zolang tot
het op de draad versleten is. Het is
een gelofte.
Op de tapkast is een prentje ge
plakt. Het stelt een Virgen voor in
de volle glorie van een Paas-proces-
sie.
- Si, si, La Macarena. De meest
gevierde der processiekoninginnen.
Bonita. Muy, muy bonita. U mag de
Macarena niet missen. Zij trekt Don
derdagnacht uit. En Christo del Gran
Podlr, de machtigste van allen,
gaat ook Donderdagnacht.
- Waarvandaan die enorme ver
ering voor de „Gran Poder"? vragen
wij. We hebben zelfs een straat ge
zien die naar dit beeld genoemd is.
vDe barman maakt een vaag ge
baar - Traditie. Muy, muy viejo.
Eeuwen oud. Wij Sevillanen danken
alles aan de Gran Poder. Zijn won
derkracht verdreef de Moren uit Se
villa en herstelde het Christendom.
En hij bezielde Christopho Colombo
die uit onze haven uitvoer om Ame
rika te kerstenen. De Gran Poder
beschermt Sevilla. Men zegt dat hier
de meeste kunstenaars, maar ook de
meeste dronkaards en schavuiten le
ven. Wel, als dat zo is, hebben wij
Christus ook het hardst nodig. Mis
schien is daarom onze Semana Santa
de mooiste van heel Spanje.
Zoiets vertelt je, over de bar ge
leund, een kellner met een boete
hemd onder zijn wit dienstjasje. De
religieuze ondergrond van de Paas-
processies blijkt toch minder naief
dan wel eens verondersteld wordt.
Behalve dorst naar mystiek en thea
traal spektakel is er ook een gezon
de portie apostolaat in de algemene
exaltatie waarin Sevilla een week
lang leeft. Het is een roeping voor
deze mensen, de stervende Christus
sen en glorieuze Madonna's te dra
gen tot in de kleinste aders van de
stad, waar zelfs de huizen der zonde
de schaduw van de Gekruisigde
langs haar fagades voelen strijken.
INTUSSEN stromen steeds meer
vreemdelingen Sevilla binnen.
De Amerikanen komen met
En dan opeens valt de stilte
toch. Vanuit een straathoek klinkt ijl
een vrouwenstem Een borrelend
keelgeluid zingt door de nacht, stij
gend en weer dalend in halve tonen
en trillingen als van vogelzang. Een
„saeta" (sagitta), een muzikale
„pijl", afgeschoten op het hart van
de paso. Na een harde inzet verijlt
het geluid in huppelende dalingen,
met één lange adem uitgestoten. Bij
na snikkend voltooit de vrouw haar
aangrijpende dankstrofe. Een man
nenstem neemt de zang over. Ont
roerd luistert de massa. De Senora
glimlacht. Een glazen traan blinkt
op haar wang.
Met een .hamertje van zilver geeft
de capataz, de dirigent van de dra
gers, een teken op de rand van de
Een groep ISazarenos in de Sierpes, Sevilla's hoofdstraat.
de film, die van de rouwstoet g®J|»aakt, ver
boden, maar geen Sevillaan Ke dingen
vergeten. Juist dergelijke verove
ren het Spaanse gemoed. de aanra
king van het volk met de g>°rleuze Senora's zo
innig en zo direct.
Kerkelijkheid
Nu begrijpt men ook beter1 Gp^s®e van de
beeldsnijders, Montanes, de L!106
zij heten mogen, die tot in ri 1?
heid wilden evenaren. ^te haren
der Madonna's, voor de Pr°„„ j door de
beste kapper van de S'er^npn 'daar de echte
tanden, de glinsterende en. re wimpers.
Vandaar de wreedheid ^er „ulslSingstableaux.
Er is er één bij, de Cachorr°> che ,.j00r zyn ma_
ker gesneden is naar ne,j gruwelijk model
van een met messen doorstoken zigeuner. Dit
volk is hard en naïef- MaaI zijn overgave aan
de geschapen illusie is van een zo pathetische
ernst, dat de naeve nabootsing (je klip van de
wassen-beelden-Kitsch grandioos omzeilt.
Christo del Gran Poder,
Een der dramatische Christusbeelden uit de processies.
„Atencion" zegt de koetsier, halt
houdend. Hij maakt een gebaar naar
links, waar uit de verte dof, bijna
dreigend tromgeroffel klinkt. „Si, si"!
Dat moet de Candelaria zijn, op de
terugweg naar de San Nicolas-kerk.
Een tot de hemel reikend schijnsel
van kaarslicht wijst verder de weg
tot dicht bij de kerk waar een menig
te is samengestroomd. Daar is nog
de staart te zien van een Goede-
Week-processie, waarvan al een deel
het heiligdom weer betreden heeft.
In het fakkellicht de schimmen van
zwartgemantelde mannen. Zij schrij
den twee aan twee, de kaars schuin
over de straat, het hoofd gehuld in
een hoge puntcapuchon. In heel Span
je is dat de tuniek voor de Nazare
nos in de boetprocessies. Iedere Co-
fradia (Broederschap) kent er haar
eigen variaties op in kleur en tex
tielsoort, zoals iedere Cofradia haar
eigen „pasos" meevoert, rijkversier
de platformen waarop dramatische
beelden van de lijdende Christus of
met goud gekroonde Madonna's.
Daar komt dc Candelaria, een Ma
riabeeld dat rinkelt van goud en
edelstenen onder een baldakijn als
van een Oosterse vorst. Oranjebloe
sem en kaarsen omlijsten de glorieu
ze Senora. Het is alsof Zij leeft. Over
het gelaat, beschenen door een veld
van kaarsen, glijdt een glimlach. Zij
heeft de ogen neergeslagen. De kroon
flonkert met een stralenkrans van
goud. De mantel van blauw en zil
ver hangt af als,een enorme pauwe-
veer. Majesteitelijk schrijdt zij voor
bij. Zij wiegt een weinig heen en
weef, gedragen door de levende
kracht van 24 behoedzaam voort-
schuifelende dragers. Als galeisla
ven zwoegen deze mannen, die, ver
borgen onder het afhangend doek, de
paso op hun schouders torsen. Iedere
50 meter laten zij hun last even neer.
Nu houden zij vlak voor ons halt,
de laatste pauze voor ze de kerk in
gaan. Het volk dringt op, luidruchtig
want een Spaanse menigte kan niet
zwijgen. Het lijkt oneerbiedig, deze
ovaties, dit praten en lachen. Maar
de Spanjaard uit zijn eerbied niet in
stilte. „Guapa"! roept een forse Se
villaan in extase. Guapa, dat bete
kent mooi meisje; in het theater
hoor je het uit de zaal roepen tegen
gitana-zangeressen. Guapa! Zo men
selijk en zo nabij ziet Sevilla in deze
dagen de H. Maagd. Kinderen bidden
hardop weesgegroeten of werpen de
Virgen kushandjes toe.
draagkoets. Meteen veert het ver
gulde gevaarte omhoog op de gedis
ciplineerde ruggen en 48 voeten her
nemen schuifelend hun gang. De Vir
gen draait naar het kerkportaal toe.
Achter haar passeert moeizaam
een groepje gemaskerden, gebukt on
der een kruis van hout. Zij doen in
het openbaar boete. Een hunner moet
op de been worden geholpen; hij kan
niet meer na zich zes uur lang op
blote voeten te hebben voortgesleept
met het zware kruis op zijn tunica.
En met loden kogels om de enkels
geklonken. Een schril contrast, deze
zelfkastijding vlak achter de stralen
de Madonna, die intyssen wiegend
naar de poortopening zweeft. De ca
pataz schreeuwt aanwijzingen tot de
dragers voor wie nu de meesterproef
nadert. Want het binnendragen in de
kerkpoort is precisiewerk. Maar de
mannen zijn geoefend en bovendien:
de eer van de Cofradia staat op het
spel. Foutloos glijdt de paso het
poortgat binnen. En meteen barst de
militaire kapel, het sluitstuk van ie
dere processie, los met de grenadiers
mars die sinds ruim een eeuw het
Spaanse volkslied is.
Zes van zulke stoeten trekken ie
dere avond uit. Van Palmzondag tot
Paaszaterdag beheersen de proces
sies het stadsbeeld. Enorme men-
TA ON JOAQUIN BAEZA is onze buurman.
Dat wil zeggen, hij heeft in de Miguel Cid
hetzelfde huisnummer. Hetzelfde sierhek van
ijzer spinrag laat ons beiden binnen in de gang,
die geplaveid is met geglazuurde tegels. Daar
scheiden onze wegen. Wij gaan rechtuit. Zijn
kamers bevinden zich links. Meer dan eens zijn
wij hem echter daarheen gevolgd. „Mijn huis is
Uw huis" lachte bij immers met een klopje
op onze schouder. Nu weten we wel dat deze
uitbundige Spaanse hoffelijkheid de tegen-
beleefdheid verwacht haar niet aan de letter te
houden, maar toch zitten wij graag met senor
Baeza te praten. Want hij is aardig. En boven
dien weet hij allerlei bijzonderheden van de
Sevillaanse Semana Santa. Hij is bestuurslid van
een der grote Cofradia's.
Of Don Joaquin veel smaak heeft valt te be
twijfelen. Zijn kleine zitkamer is een bazar gelijk.
Aan de muren verdringen zich de ovale glas
lijstjes als decoraties op een admiraalsborst. Be
halve familie-portretten hangen er een paar Ma-
ria-afbeeldingen uit de Goede Week-processies.
En één grotere Virgen, gevat in een lijst van
verguld kantwerk, prijkt op het ronde tafeltje,
dat schuilgaat als in een hoes van pluche.
De Macarena, constateren wij met kenners
blik. Senór Baeza glimlacht. Si, si.
Spanje houdt veel van de Madonna, merken
wij op, denkend aan de 48 Mariabeelden, die in
deze dagen door de straten rondtrekken. Hoe
komt het dat er zoveel verschillende beelden van
de Virgen in de processie gaan, die blijkbaar alle
evenzeer worden geëerd?
Ik begrijp, dat het voor U als vreemdeling
moeilijk is. Voor ons vertegenwoordigen deze Se-
nöras elk een stuk Sevillaans leven. De adel of
de kunstenaars, een arme wijk of een rijke, de
zigeuners, de torero's of de arbeiders van de
Tabaksfabriek. U kent de Tabaksfabriek? vraagt
Don Joaquin. Daar werkte Carmen. Nu is men
het befaamde bedrijf aan het veranderen in een
universiteitsgebouw.
We hebben het enorme en enorm lelijke gebouw
van Carmen's tabaksfabriek - geel als rijpe Vir
ginia - inderdaad gezien, maar wij willen de draad
van het gesprek weer opnemen. Men beschouwt
de beelden dus als bepaalde karakters, min of
meer onafscheidelijk verbonden met de volks
groep waar het beeld bijhoort?
Ja zeker. Deze beelden leven.
In de straten worden zij dan ook als levende
koninginnen toegejuicht!
U kunt dat als buitenlander niet meevoelen.
Het zit hiér. Senór Baeza wijst pathetisch op zijn
zwartfluwelen- colbertjasje, ter hoogte van het
hart.
Sevillaanse meisjes op Witte Donderdag.
Hombre!, vervolgt hij, hetgeen zoveel betekent
als „Man!", er heeft zich in de loop der jaren
zoveel om onze Senóras afgespeeld. Neem de Es-
trella uit Triana. Ik kan haar niet zien zonder mij
met ontroering de moed te herinneren, waarmee
deze Virgen tijdens de troebelen van 1932 uittrok.
Zij was de enige, Die durfde. In een zijstraat
werden stenen gegooid. In de Sierpes een voet
zoeker.
Zulke half-legendarische verhalen doen in deze
dagen de ronde over de processie-Madonna's. Men
vertelt hoe de Macarena eens tegelijk met de
Christo del Gran Poder aan de Sierpes kwam.
Met echt vrouwelijke behoefte aan attentie nam
Zij als vanzelfsprekend de voorrang. Stel U voor,
de voorrang boven de Gran Poder!
Deze beelden leven! De Macarena had in 1937 -
en dit is geen legende - de kostbare processie-
mantel geruild voor het rouwkleed en de zwarte
mantilla. Haar rouw gold de grote stieren
vechter Joselito, die enige tijd tevoren in de are
na was gestorven. Kardinaal Segura heeft later