In overdadige ceremonies herleeft de Spaanse barok Semana Santa f DEZE BEELDEN LEVEN In gesprek met Don Joaquin Baeze Witte Donderdag Madrugada De bar-man Uitverkocht Saeta Guapa ZATERDAG 9 APRIL 1955 PAGINA „Als U vlug bent," zegt de stationskoetsier, „kunt U de Virgen de la Candelaria nog zien." Nu, aan hém zal het in ieder geval niet liggen. Hij laat zijn geelgelakt huurkoetsje draven over de Ronda, de brede avenue, waar de bloesemgeur van sinaas appelbomen langs de palmen strijkt. Dan zwenkt het koetsje de binnenstad in. De hele dag had het geregend in Seviüla. Maar in de avond is het droog geworden en meteen herkrijgt de stad haar temperament. Overal klinkt het hard en helder geluid van radgesproken Spaans. Het volk, donker gekleed in de rouwweek, flaneert door de doolhof van Moorse straatjes en gangetjes. Er is gejoel in het donker van opgeschoten jongens. Spanjaarden SEVILLA, April, met breedgerande sombrero's lopen heftig te praten of drinken manzanilla in een bar. Toeristen slenteren er wat opzichtig tussen. Vrouwen zijn, naar Spaanse zede, schaars op straat. Waar het druk is, staan blinden op de straathoeken. Hun een tonige kreet attendeert de goklustige Spanjaarden op de dagelijkse blindenloterij van staatswege be schermd. Op de pleinen drijft de kermisgeur van bakolie. Daar slijt een venter gebakken vis, wafels en hardgebakken broodstaafjes. En het huurkoetsje maar rijden door dit bonte leven van Sevilla in hoogtij. En wij als een sultan zitten in het open rijtuigje dat langs de witte, bloemenrijke gevels van de binnenstad hobbelt. Een stuk Sevillaans leven Legendes het feest van de rouw senmassa's, kaarsenwalm, tam boers, Nazarenos, trompetters te paard, boetelingen, wierook, saeta's, en het voortglijden der praalkoetsen van tweeërlei soort: tafrelen uit de Passie en Madonna's in gouden glans. hele kruisers tegelijk in de haven aan. Naar schatting is het inwoner tal deze week verdubbeld. De hotels zijn overvol, de „pensions" - iedere woning wordt in de Semana Santa een pension - vragen fancy-prijzen. In de smalle Sierpes, de Kalverstraat van Sevilla, al len voor voetgangers geplaveid en reeds nu overhuifd met tendidos (spanzeilen) tegen de zonnehitte, in de Sierpes slijten de souvenirs winkels hun porcelelnen Nazarenos en miniatuur-toreros in alle maten. Overweldigend is de drukte hier tijdens het trekken der pasos. En nog drukker is het bij de kathedraal, die enorme tempel met zijn gotische gevel, zijn mina rets en zijn Giralda. Het San Fransico-plein, waar de Confradias voor de eretribunes defileren, is iedere avond uitverkocht. Wie hier een plaats wenst, moet die.-... een jaar tevoren bespreken. Zo is het ook in de kerken waar de beroemdste der processies uittrekken. Soms zijn de balcons in de Sierpes zelfs de huur ders ontzegd. In de nacht van Goe de Vrijdag legt de eigenaar zelf er beslag op. Kan men zich met de ellebogen door de massa persen, dan is er naast de kathedraalingang nog wel eens een kerkstoeltje op de geïm proviseerde tribunes te huur. Daar zien wij de processies van Woens dagavond. Weer de omfloerste rof fel der tamboers met hun doffe staccato-slag, het zwijgende trek ken der Nazarenos, en in de dan sende kaarsvlammetjes het voor naam voorbijwiegelen der kostba re pasos. In de trage regelmaat van stilstaan en voortschuiven, stilstaan en voort- schuiven, komen zij nu bij de kathe draal. Een Gekruisigde in gezelschap van Maria Magdalena, een tableau vivant van verbijsterende menselijk heid, wordt voorbijgedragen. Later volgt een „Jesus in de Hof van Olij ven" een hele groep met Romeinen en slapende apostelen. En steeds op nieuw de begoocheling der weelde rige Madonna's met haar aureool van licht en goud. Haar kaarslicht strijkt verwarmend voorbij in de snel afkoelende avond Tot na twaalven dreunen de trom men, ovaties, trompetgeschal en het rumoer van tienduizenden laden de nacht met barbaars geluid. NA DE pompeuze optochten treft de sobere Witte Donder dag-processie in de San Jose- kapel aan de Sierpes juist door haar eenvoud. Onder het zingen van psal men wordt het Allerheiligste rond het houten pilaartje achter in de kerk ge dragen. Dat is alles. Maar in het rustaltaar vlamt en danst de Spaan se barok weer met gouden zonne stralen en draperieën van schuimig Langs de eretribunes voor liet stadhuis schrijdt een Madonna. verguldsel, die het zilveren taber nakel omvatten als in een grot van goud. Witte Donderdag is een hoogfeest in Sevilla. Geen winkel is open. Ban ken en overheidsgebouwen evenmin. Het flaneren in de stad begint 's mor gens al vroeg. En nu zijn het ook de vrouwen, ja vooral de vrouwen, die onder de palmen en langs de zonni ge straten paraderen. Met een rozerode lach poseert een drietal voor de foto. Zij dragen het zwart van de rouwjurk koket en te gelijk ingetogen. De rozenkrans aan de vingers en de anjer in het haar la ten de vreemdeling in het onzekere wat de overhand heeft, behaagzucht of devotie. Als een fragiele kroon van zwarte kant prijkt de mantilla op de peigne. Zo gaan de Sevillaan- sen in groepjes, of met haar cabal- leros, het Allerheiligste groeten in de kerken. Ook de mannen verzorgen hun kle dij voor de Witte Donderdag-parade. De meesten dragen blauw of zwart. Voor de kathedraal staat een lijf wacht. Uit hun helmen wuift een witte panache. Hun tenue is kleurig als van Vaticaanse Zwitsers. Zij dienen als escorte voor een kleine stoet, bestaande uit lakeien, enkele als prelaten uitgedoste secondanten, en een reeks smetteloze diplomaten, de Sevillaanse wapenspreuk op de sjerp geborduurd en omhangen met de meest verbluffende eretekens. Het Spaans vernuft voor uniformen leeft zich uit in zo'n stoet, toch eigenlijk niet meer dan een stadsdelegatie die de rondgang langs de kerken maakt. Opnieuw nadert de avond. De glo rie der pasos gaat haar apotheose te gemoet. Nog eenmaal zal de ontroe ring om Christussen in doodstrijd, de verrukiing om Madonna's als Oos terse prinsessen, heel die enerveren de, bizarre koorts van de Semana Santa, Sevilla in het hart grijpen. Tegen 7 uur schetteren de trompet ten weer rond de Giralda. Wij heb-' ben een stoeltje in de kathedraal ver overd. Met duizenden anderen, die in de overweldigende ruimte niet meer dan stippen zijn. Toch is er een geroezemoes als voor een stieren gevecht. Men praat, eet of bidt. Maar telkens als een paso in de brede dwarsgang tussen de rijen kerkstoeltjes verschijnt, veert alles overeind. De pompeuze platformen afgewisseld met zwijgende peniten ten, de kazuifels der wierookzwaai- ers en de vaandels, de kristallen lus ters en de kaarsvlammen zijn in het wazig kerklicht anders. Buiten, te midden van gejuich en fanfaremu ziek, leek alles harder, reëeler. Hier heersen de stilte en de halftinten in de mist van wierook. Het barokke spektakelstuk is beteugeld tot een Greco. De processies van Witte Donder dag zijn nog niet afgelopen als reeds de ochtendwake van Goe de Vrijdag begint, de Madrugada. Dit is de grote nacht van de Goede Week: een nacht van bijzondere ontroering voor het Christenhart dat niet rus ten kan terwijl de Heiland zich voor bereidt op Zijn wereldverlossende dood. Uiterste droefheid en opperste vreugde zijn in de ceremonies op bi zarre wijze verenigd. Maar is dat niet het mysterie van het christelijk geloof, dat rouwt en juicht om de zelfde Daad? Men zou in deze bewogen nacht op vele plaatsen tegelijk willen zijn. Bijvoorbeeld in de kloosterbuurt, waar, begroet door vervoerde saeta's de Gran Poder uittrekt, de zieltogen de Christus, Die het Kruis voort sleept met op Zijn gelaat het angst zweet en het stof van de straat. Of in een smalle achterstraat, waar de penitenten van de Silencio - hon- derdefr ditmaal - passeren. Zwart, zwijgend, veelal blootsvoets en met de kaarsen gedoofd. Begrafenismuziek van houtblazers begeleidt de schim menstoet. Dit is het uur van de duis ternis. Het is doodstil als de Chris tus nadert, gebukt onder Zijn kruis gelijk de Gran Poder. Vier zilveren lusters beschijnen de deerniswekken de Mensenzoon, Die op de schouders van de dragers hoog langs de over bevolkte balcons glijdt. Zijn gelaat verraadt klacht noch verwijt. Het Lam wordt ter slachtbank geleid. Maar spoed U dan door de wilde chaos van mensen naar Plaza Duque, waar ge een glimp opvangt van de triomferende Macarena. Na de graf- muziek en de donkere pathetische Christusfiguren verschijnt daar tegen de dageraad een groen en goud licht. Klaroengeschal van heuse Romei nen gaat voorop. Prelaten en gepom- madeerde Spanjaarden in gala vol gen. Dan Nazarenos met witte man tel en witte puntmuts. En tenslotte schrijdt, aangekondigd door saetas en een waarlijk stormachtig gejuich, de gouden schrijn naderbij met da koningin der koninginnen: de Ma carena. Haar kroon glinstert van massief goud. De groen-gouden man- tel is van onvoorstelbare rijkdom. En toch, ondanks al die pracht blijft de Macarena een eenvoudig en vrolijk volksmeisje, zoals men ze veei in Sevilla tegen komt- Het volk raakt buiten zichzelf van geestdrift. Bidden heeft geen zin meer. Men moet zich overgeven. Guapa! Guapa! Een vrouw snikt haar saeta: „Ik ben als U, Maria, echt genote en moeder"- Voor mij staat een Spaanse moe der met een zuiS®"J}g 0p de arm. „Nina, La Virgen!' fluistert zij het slapende kind ontroerd in het met een knop versierde oortje.De H. Maagd! Spanje beleeft de essentiële thema's van het geloof. pet de Macarena, bejubeld als een voorstin, is het hoogtepunt van de Semana Santa voorbij. Er moge nog een haast even stralen de koningin uit de zigeunerwijk Tri ana volgen, de Esperanza> bij haar tocht over de Guadalquivir-brug be schenen door de spotlights van spe ciaal daartoe uit Cadiz gerequireer- de oorlogsbodems; de avond daarop moge een laatste reeks Cofradias, en waarlijk niet de minsten, met hun processie uittrekken; na zoveel glo rie is alleen nog een anticlimax mo gelijk. Op de eretribunes vallen in de och- tendschemer reeds veel lege plek ken. Zij die blijven, wachten met slaperige gezichten. Een laatste geestdrift flakkert op als de Espe- ranaz passeert. Dan stromen de tri bunes leeg, terwijl de muziekkapel met een weemoedige mars de af tocht blaast. Sevilla kan vveer zichzeit worden. Het jaarlijks rouwfeest dat als een wild, koortsig drama de stad buiten zinnen brengt, behoort we|r tot het verleden. Van de Semana Santa rest nog slechts een grootse herinnering en een mozaïek van kleurige Was- druppels op het plaveisel van de stra- e"Xnd now back to civilisation" grijnst een hevig gepen^eelde Ame rikaanse, de camera inh.e,,vliist- Snel verdwijnt zij in Cadillac. DE NOORDERLING, vers uit zijn polderland in de Semana San ta terecht gekomen, heeft moei te deze pompeuze ceremonie, fees telijk van barokke schittering maar ook wreed als een middeleeuwse boe tedoening, hartstochtelijk religieus maar tegelijk heidens door ornamen tiek en entourage, te begrijpen. Eerst de volgende dag - de Anda- lusische voorjaarszon heeft plotse ling Sevilla in een paradijs omgeto verd - leert hij iets van de achter gronden zien. In een bar, bij een glas Jerez met ansjovis en groene olij ven. De barkeeper draagt een paars hemd, uit de kraag waarvan gele koordjes bengelen. Hij voelt dat ons dit kledingstuk bevreemdt. - Veel Sevillanen dragen het, zegt hij. - Gedurende de Semana Santa? - Neen, het hele jaar, zolang tot het op de draad versleten is. Het is een gelofte. Op de tapkast is een prentje ge plakt. Het stelt een Virgen voor in de volle glorie van een Paas-proces- sie. - Si, si, La Macarena. De meest gevierde der processiekoninginnen. Bonita. Muy, muy bonita. U mag de Macarena niet missen. Zij trekt Don derdagnacht uit. En Christo del Gran Podlr, de machtigste van allen, gaat ook Donderdagnacht. - Waarvandaan die enorme ver ering voor de „Gran Poder"? vragen wij. We hebben zelfs een straat ge zien die naar dit beeld genoemd is. vDe barman maakt een vaag ge baar - Traditie. Muy, muy viejo. Eeuwen oud. Wij Sevillanen danken alles aan de Gran Poder. Zijn won derkracht verdreef de Moren uit Se villa en herstelde het Christendom. En hij bezielde Christopho Colombo die uit onze haven uitvoer om Ame rika te kerstenen. De Gran Poder beschermt Sevilla. Men zegt dat hier de meeste kunstenaars, maar ook de meeste dronkaards en schavuiten le ven. Wel, als dat zo is, hebben wij Christus ook het hardst nodig. Mis schien is daarom onze Semana Santa de mooiste van heel Spanje. Zoiets vertelt je, over de bar ge leund, een kellner met een boete hemd onder zijn wit dienstjasje. De religieuze ondergrond van de Paas- processies blijkt toch minder naief dan wel eens verondersteld wordt. Behalve dorst naar mystiek en thea traal spektakel is er ook een gezon de portie apostolaat in de algemene exaltatie waarin Sevilla een week lang leeft. Het is een roeping voor deze mensen, de stervende Christus sen en glorieuze Madonna's te dra gen tot in de kleinste aders van de stad, waar zelfs de huizen der zonde de schaduw van de Gekruisigde langs haar fagades voelen strijken. INTUSSEN stromen steeds meer vreemdelingen Sevilla binnen. De Amerikanen komen met En dan opeens valt de stilte toch. Vanuit een straathoek klinkt ijl een vrouwenstem Een borrelend keelgeluid zingt door de nacht, stij gend en weer dalend in halve tonen en trillingen als van vogelzang. Een „saeta" (sagitta), een muzikale „pijl", afgeschoten op het hart van de paso. Na een harde inzet verijlt het geluid in huppelende dalingen, met één lange adem uitgestoten. Bij na snikkend voltooit de vrouw haar aangrijpende dankstrofe. Een man nenstem neemt de zang over. Ont roerd luistert de massa. De Senora glimlacht. Een glazen traan blinkt op haar wang. Met een .hamertje van zilver geeft de capataz, de dirigent van de dra gers, een teken op de rand van de Een groep ISazarenos in de Sierpes, Sevilla's hoofdstraat. de film, die van de rouwstoet g®J|»aakt, ver boden, maar geen Sevillaan Ke dingen vergeten. Juist dergelijke verove ren het Spaanse gemoed. de aanra king van het volk met de g>°rleuze Senora's zo innig en zo direct. Kerkelijkheid Nu begrijpt men ook beter1 Gp^s®e van de beeldsnijders, Montanes, de L!106 zij heten mogen, die tot in ri 1? heid wilden evenaren. ^te haren der Madonna's, voor de Pr°„„ j door de beste kapper van de S'er^npn 'daar de echte tanden, de glinsterende en. re wimpers. Vandaar de wreedheid ^er „ulslSingstableaux. Er is er één bij, de Cachorr°> che ,.j00r zyn ma_ ker gesneden is naar ne,j gruwelijk model van een met messen doorstoken zigeuner. Dit volk is hard en naïef- MaaI zijn overgave aan de geschapen illusie is van een zo pathetische ernst, dat de naeve nabootsing (je klip van de wassen-beelden-Kitsch grandioos omzeilt. Christo del Gran Poder, Een der dramatische Christusbeelden uit de processies. „Atencion" zegt de koetsier, halt houdend. Hij maakt een gebaar naar links, waar uit de verte dof, bijna dreigend tromgeroffel klinkt. „Si, si"! Dat moet de Candelaria zijn, op de terugweg naar de San Nicolas-kerk. Een tot de hemel reikend schijnsel van kaarslicht wijst verder de weg tot dicht bij de kerk waar een menig te is samengestroomd. Daar is nog de staart te zien van een Goede- Week-processie, waarvan al een deel het heiligdom weer betreden heeft. In het fakkellicht de schimmen van zwartgemantelde mannen. Zij schrij den twee aan twee, de kaars schuin over de straat, het hoofd gehuld in een hoge puntcapuchon. In heel Span je is dat de tuniek voor de Nazare nos in de boetprocessies. Iedere Co- fradia (Broederschap) kent er haar eigen variaties op in kleur en tex tielsoort, zoals iedere Cofradia haar eigen „pasos" meevoert, rijkversier de platformen waarop dramatische beelden van de lijdende Christus of met goud gekroonde Madonna's. Daar komt dc Candelaria, een Ma riabeeld dat rinkelt van goud en edelstenen onder een baldakijn als van een Oosterse vorst. Oranjebloe sem en kaarsen omlijsten de glorieu ze Senora. Het is alsof Zij leeft. Over het gelaat, beschenen door een veld van kaarsen, glijdt een glimlach. Zij heeft de ogen neergeslagen. De kroon flonkert met een stralenkrans van goud. De mantel van blauw en zil ver hangt af als,een enorme pauwe- veer. Majesteitelijk schrijdt zij voor bij. Zij wiegt een weinig heen en weef, gedragen door de levende kracht van 24 behoedzaam voort- schuifelende dragers. Als galeisla ven zwoegen deze mannen, die, ver borgen onder het afhangend doek, de paso op hun schouders torsen. Iedere 50 meter laten zij hun last even neer. Nu houden zij vlak voor ons halt, de laatste pauze voor ze de kerk in gaan. Het volk dringt op, luidruchtig want een Spaanse menigte kan niet zwijgen. Het lijkt oneerbiedig, deze ovaties, dit praten en lachen. Maar de Spanjaard uit zijn eerbied niet in stilte. „Guapa"! roept een forse Se villaan in extase. Guapa, dat bete kent mooi meisje; in het theater hoor je het uit de zaal roepen tegen gitana-zangeressen. Guapa! Zo men selijk en zo nabij ziet Sevilla in deze dagen de H. Maagd. Kinderen bidden hardop weesgegroeten of werpen de Virgen kushandjes toe. draagkoets. Meteen veert het ver gulde gevaarte omhoog op de gedis ciplineerde ruggen en 48 voeten her nemen schuifelend hun gang. De Vir gen draait naar het kerkportaal toe. Achter haar passeert moeizaam een groepje gemaskerden, gebukt on der een kruis van hout. Zij doen in het openbaar boete. Een hunner moet op de been worden geholpen; hij kan niet meer na zich zes uur lang op blote voeten te hebben voortgesleept met het zware kruis op zijn tunica. En met loden kogels om de enkels geklonken. Een schril contrast, deze zelfkastijding vlak achter de stralen de Madonna, die intyssen wiegend naar de poortopening zweeft. De ca pataz schreeuwt aanwijzingen tot de dragers voor wie nu de meesterproef nadert. Want het binnendragen in de kerkpoort is precisiewerk. Maar de mannen zijn geoefend en bovendien: de eer van de Cofradia staat op het spel. Foutloos glijdt de paso het poortgat binnen. En meteen barst de militaire kapel, het sluitstuk van ie dere processie, los met de grenadiers mars die sinds ruim een eeuw het Spaanse volkslied is. Zes van zulke stoeten trekken ie dere avond uit. Van Palmzondag tot Paaszaterdag beheersen de proces sies het stadsbeeld. Enorme men- TA ON JOAQUIN BAEZA is onze buurman. Dat wil zeggen, hij heeft in de Miguel Cid hetzelfde huisnummer. Hetzelfde sierhek van ijzer spinrag laat ons beiden binnen in de gang, die geplaveid is met geglazuurde tegels. Daar scheiden onze wegen. Wij gaan rechtuit. Zijn kamers bevinden zich links. Meer dan eens zijn wij hem echter daarheen gevolgd. „Mijn huis is Uw huis" lachte bij immers met een klopje op onze schouder. Nu weten we wel dat deze uitbundige Spaanse hoffelijkheid de tegen- beleefdheid verwacht haar niet aan de letter te houden, maar toch zitten wij graag met senor Baeza te praten. Want hij is aardig. En boven dien weet hij allerlei bijzonderheden van de Sevillaanse Semana Santa. Hij is bestuurslid van een der grote Cofradia's. Of Don Joaquin veel smaak heeft valt te be twijfelen. Zijn kleine zitkamer is een bazar gelijk. Aan de muren verdringen zich de ovale glas lijstjes als decoraties op een admiraalsborst. Be halve familie-portretten hangen er een paar Ma- ria-afbeeldingen uit de Goede Week-processies. En één grotere Virgen, gevat in een lijst van verguld kantwerk, prijkt op het ronde tafeltje, dat schuilgaat als in een hoes van pluche. De Macarena, constateren wij met kenners blik. Senór Baeza glimlacht. Si, si. Spanje houdt veel van de Madonna, merken wij op, denkend aan de 48 Mariabeelden, die in deze dagen door de straten rondtrekken. Hoe komt het dat er zoveel verschillende beelden van de Virgen in de processie gaan, die blijkbaar alle evenzeer worden geëerd? Ik begrijp, dat het voor U als vreemdeling moeilijk is. Voor ons vertegenwoordigen deze Se- nöras elk een stuk Sevillaans leven. De adel of de kunstenaars, een arme wijk of een rijke, de zigeuners, de torero's of de arbeiders van de Tabaksfabriek. U kent de Tabaksfabriek? vraagt Don Joaquin. Daar werkte Carmen. Nu is men het befaamde bedrijf aan het veranderen in een universiteitsgebouw. We hebben het enorme en enorm lelijke gebouw van Carmen's tabaksfabriek - geel als rijpe Vir ginia - inderdaad gezien, maar wij willen de draad van het gesprek weer opnemen. Men beschouwt de beelden dus als bepaalde karakters, min of meer onafscheidelijk verbonden met de volks groep waar het beeld bijhoort? Ja zeker. Deze beelden leven. In de straten worden zij dan ook als levende koninginnen toegejuicht! U kunt dat als buitenlander niet meevoelen. Het zit hiér. Senór Baeza wijst pathetisch op zijn zwartfluwelen- colbertjasje, ter hoogte van het hart. Sevillaanse meisjes op Witte Donderdag. Hombre!, vervolgt hij, hetgeen zoveel betekent als „Man!", er heeft zich in de loop der jaren zoveel om onze Senóras afgespeeld. Neem de Es- trella uit Triana. Ik kan haar niet zien zonder mij met ontroering de moed te herinneren, waarmee deze Virgen tijdens de troebelen van 1932 uittrok. Zij was de enige, Die durfde. In een zijstraat werden stenen gegooid. In de Sierpes een voet zoeker. Zulke half-legendarische verhalen doen in deze dagen de ronde over de processie-Madonna's. Men vertelt hoe de Macarena eens tegelijk met de Christo del Gran Poder aan de Sierpes kwam. Met echt vrouwelijke behoefte aan attentie nam Zij als vanzelfsprekend de voorrang. Stel U voor, de voorrang boven de Gran Poder! Deze beelden leven! De Macarena had in 1937 - en dit is geen legende - de kostbare processie- mantel geruild voor het rouwkleed en de zwarte mantilla. Haar rouw gold de grote stieren vechter Joselito, die enige tijd tevoren in de are na was gestorven. Kardinaal Segura heeft later

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 10