NI ET ALLE WAS IS KAARSEN WAS
Ook de Paaskaars gaat vroeg in productie
De oude Gregoriaanse
Kerkzang
ETRUSKISCHE KUNST
H
Fabriek waarin de seizoenen elkaar ontmoeten
Weergevonden, maar nog niet herrezen
3INNENKORT IN HET HAAGSE GEMEENTEMUSEUM
■lit#!
Biflfll
ZATERDAG 9 APRIL 1955
PAGINA
De bleek met bedden vol
bijenwas
De Bleek
De versiering
Het schilderen van enkele
bijzonder rijk uitgevoerde
paaskaarsen, gebeurt met
'n maximum van geduld,
liefde en vaardigheid.
In miniatuur
De Geest moet gaan waaien
Nieuw werk van
Dom Boer
tSS&£ TO feSSflSrC wiS ~J8» rep.no-
Het l°kaal Wri(lr de taps-
toelope1lde. Sen via
herhadde 0ïtlpeling 'n
het hete iel' °ntstaan.
iii
11
Met haar geornamenteerde voet staat dan de Paaskaars weer tot
's Heren Hemelvaart terzijde van het altaar. Vanaf Paaszaterdag is deze
kaars een liturgisch voorwerp, gewijd, voorzien van wierookkorrels en
te branden gezet als symbool van het verrezen Licht der Wereld. Maar
voor het zover kwam, was dezelfde Paaskaars onderdeel van een
productie-plan van een fabriek, en in nog breder verband gezien détail
van onze nationale economie. Ergens in Brabant, waar een lintvormig
dorp verloopt in achtertuinen en kleine akkers ligt een van de grootste
fabrieken, die de Paaskaarsen elk jaar afleveren aan kerken en kapellen
in Nederland.
Het is een merkwaardig complex
van tegen een vriendelijk kantoor
gebouwtje aangegroeide loodsen en
bedrijfsruimten, aan de achterzijde
bijzonder gemarkeerd door een ter
rein dat op luchtfoto's zich voordoet
als een bollenveld van middelgrote
omvang.
Het terrein blijkt echter te bestaan
Uit een soort veldbedden van tussen
palen gespannen gaas, waarover grove
jute-achtige kleden zijn uitgespreid,
om daarop de bijenwas uit te storten,
die na een voor ons niet geheel duide
lijk proces van voorzuivering enkele
dagen te bleken moet liggen in de zon.
De bedrijfsleiding van de fabriek liet
ons in de schemer van een der op
slagplaatsen de balen bijenwas uit
Angola zien, met een kleur van ver
vuilde honing, leidde ons dan langs
de ketels waarin het voorreinigen
langs chemische weg plaats heeft en
demonstreerde ons hoe de was van
daaruit in vloeibare vorm via een
geperforeerde cylinder terecht komt
- in een waterbad, waar de vloeibare
draden prompt tot lange, vrij blanke
wassnippers verstollen. Het snipper-
werk wordt uit de kuip gevist, op lor
ries geladen en naar de bleekvelden
getransporteerd, waarvandaan het na
enkele dagen blanker terugkeert om
met paraffine en stearine vermengd
te worden in grote verwarmde meng-
kroezen van exorbitante afmetingen.
Over de samenstelling van het kaars
vet kregen wij nog een vrij uitvoerige
uiteenzetting, waarvan slechts in ons
hoofd bleef hangen, dat niet elke was
ook kaarsenwas is. Insectenwas bij-
voorbeeld is voor de kaarsenproduc
tie ongeschikt bevonden en de meest
gebruikte bijenwas komt nog steeds
uit Angola. Kaarsen vóór de eredienst
moeten tenminste 40 pet bijenwas be
vatten en Paaskaarsen tenminste 60
pet. Ze zijn dan ook fijner van
samenstelling dan de devotiekaarsen_
(jie een gehalte paraffine en
stearine hebben.
Natuurlijke Vorm
Inmiddels zijn we door aiierlei deu_
ren en l°kalen> **arVan de betekenis
?S voorlopig ontgaat, terechl.gek
men in de ruimte waar de Paaskaar
sen en andere taps-toelopende kaar
sen haar vorm krijgeh. Het is een ver
trek van nogal bescheiden afmeun
gen, waarin h0ge kuipen met was
staan te wachten. Aan de zoldering
zijn enkele grote wielen van bout
horizontaal bevestigcj en van de rand
daarvan hangen kleinere metalen
wielen me ange pTtten en kaarsen
in wording, ie samen een cylinder
lijken te vormen.
Zoals bijna elk «Mechanisme, dat er
ingeWikkeld u et, is de manier,
waarop ermee gewerkt wordt dood-
simpel. Het grote wiel dient om de
gewenste bundel pitten of al eerder
ingedompelde kaarsen precies boven
het vat te draaien, het hele bundeltje
hangend aan een kleiner wiel wordt
dan via het vieren van een touw
langzaam in de kuip neergelaten en
weer opgetrokken. Een laag vet heeft
zich dan weer vastgezet rond de pit
en als die goed stijf is kan een vol
gende indompeling plaats hebber
om de dikte te vergroten. Tijdens het
stollingsproces wordt door draaiing
van het |rote wiel een nieuwe bundel
kaarsen-m-wording boven de kuip
gebracht en in het vet gedompeld.
Het procédé is van een verbluffen
de eenvoud en laat zich vrijwel on
gelimiteerd toepassen. Of het nu be
scheiden altaarkaarsjes of grote
vijftien-ponds paaskaarsen moeten
worden, zij gaan allemaal periodiek
in het hete vetbad totdat de ge
wenste dikte en lengte is ver
kregen en de wetten van cohaesie en
zwaartekracht zorgen bij al die on
derdompelingen als vanzelf voor de
prachtige taps-toelopende vorm. Op
rekken liggen nog wat week al gro
tere en kleinere resultaten van het
draai- en takelwerk gereed. Een jonge
arbeider ernaast staat voortdurend
met een puntig toelopende boor de
„ziel" in de kaarsen te draaien, die
het mogelijk maakt ze straks op de
kandelaars te prikken.
Een beetje benauwd van de vet-
walm, die tegen het verhemelte en de
tong lijkt te slaan, stellen we een be
zichtiging van het volgende hoofd
stuk in het productie-proces voor en
blinde volgzaamheid brengt ons langs
trappen en gangetjes in een vertrek
waar als orgelpijpen de blanke kaar
sen in reeksen van verschillende af
metingen te drogen hangen.
Een tweede kaarsen-orgel is nog
mooier, want het vertoont alle luister,
die verguldsel en beheerste kleuren
ET GREGORIAANS is een merk- niet waardig zijn. Maar wat de ons ver
waardige muziek. Een muziek zon- 1 trouwde zang, dankzij maat en accoor-
der maat. Daarbij is het altijd een- den, aan ware schoonheid bezit, wordt
stemmig en kent het geen accoorden. Ook .in'bet Gregoriaans op eminente wijze -
kan het niet in halve tonen opklimmen!
of afdalen: m.a.w. het heeft geen
hoewel heel anders - verwezenlijkt, wan-
chro- neer een nieuwe geest eneen nieuw hart
de melodie doen leven van haar
matiek, zodat men altijd gebonden blijft de melodie doen leven van haar eigen
aan de natuurlijke klankladder van de ze- ziel: vrije ordening van beweging, en af-
ven stamtonen. Muziek dus zonder maat,wisseling van karakteristieke intervalver-
zonder chromatiek, zonder harmonie en i houdingen
zonder dissonantie: is hier van mzuiek j wat staat ons nu practisch te doen,
wel sprake? om met deze parel van de liturgie de
Het wordt echter nog vreemder. Het iuister van Gods Huis te verhogen, en
Gregoriaans, heeft nl, ondanks de afwe
zigheid van maat, wel degelijk een rhyth
verwerkt tot liturgische paassymbolen
kunnen oproepen. Hier hangen zij bij
een in rijen, de afgewerkte paaskaar
sen met haar verfijnde beschildering
dun en met een voorzichtige toets op
de blanke schachten gebracht. We
zien het Ichthus-thema, de vis met
de broodkorf als steunpunt voor een
langgerekt kruis, de phoenix op
rijzend uit een vlamende toorts, of
vis en duif klimmend tegen de kruis-
stam. Bestelbonnen zijn hier en daar
over de spijper geprikt, waaraan het
bestelde kunstwerk te prijken hangt.
Hoe de schilderingen tot stand ko
men, leren we in een andere kamer,
waar in de bijna pijnlijke rust, die bij
precisie-werk hoort, de prik-scha-
bloontjes tegen de kaarsenschachten
worden gehouden en met tippellijnen
de symbolische voorstellingen worden
afgepaald. Even verderop vindt dan
de realisatie plaats in een blanke
kalmte, die danig lijkt in tegenspraak
te zijn met de moderne drang naar
productie-verhoging.
Streek voor streek brengt de donker-
ogige schilder het goud in een ietwat
zepige dikte binnen de kruisvormige
stippellijnen. Dan weer werkt zijn
rustige hand in blauwig-paars de
vis met de broden uit tot een rhyth-
misch tafereel, dat zich in zijn trans
parantheid bijzonder bij de doorschij
nende kaars aanpast. Het is duidelijk,
dat de traditionele motieven steeds
weer worden uitgewerkt in een kleur
stelling, die tegelijk harmonieus en
helder moet zijn om een sprekend
maar gaaf effect in het zachte schijn
sel van kaarsen en koorverlichting te
bereiken.
Maar ook in dit opzicht blijft in
laatste instantie de klant koning en
de smaak van de opdrachtgevende
geestelijkheid normatief. Wie dat niet
gemakkelijk aanvaardt moet maar
eens naar de totaal andere versierin
gen zien, die voor afnemers hier en
daar in het buitenland worden ge
maakt.
Als onze blik langs de wanden van
de schilderkamer gaat ontdekken we
daar nog reeksen Paaskaarsjes in mi
niatuur met dezelfde motieven als op
de grote. Dat zijn de kaarsen, die tij
dens de Paaswake door de gelovigen
worden gedragen, luidt de verklaring
op onze onuitgesproken vraag. De
figuurtjes zijn te klein voor het schil
derwerk en worden in transparant
papier opgeplakt. Beschilderd worden
wel de trouw-, doop- en communie
kaarsen, waarvan dozen vol gereed
staan.
Al die kleine kaarsen en ook grote
ontstaan in toestellen, die wij be
neden in het bedrijf nog bezichtigen.
Gecompliceerde apparaten, waardoor
pit-draden lopen naar de in blokken
gewerkte gietvormen, die per machine
dikwijls aanzienlijk verschillen. Er
gens staan ketels vol rode, oranje en
blauwe was en we ontdekken, dat de
seizoenen elkaar in dit fabrieks
gebouw op vreemde wijze ontmoeten.
Want uit de vormen in de uiterste
hoek van deze gieterij komen bij
reeksen de kerstboomkaarsjes in een
bonte variëteit van kleuren, die ons
na de ingetogen blankheid der kerk
kaarsen Weinig bekoren. Maar het is
dan ook voorjaar en buiten geurt de
aarde voor het eerst dit jaar.
Als het weer Kerstmis wordt, zul
len wij zeker ons deel kopen van het
bonte werk, dat hier in de prille lente
wordt aangemaakt en in winterse
sfeer ons genoegen hebben
felle kleuren.
me, een geordende beweging, een regel
maat Wat is dat. een regelmaat zon
der vaste maat? Voorts spreekt men van
acht z g. kerktonen of modaliteiten, ver
schillend door de onderlinge verhouding
van de karakteristieke intervallen.
Is het wonder dat velen deze muzikali
teit slecht begrijpen en emaar hunkeren
de dunne naakte gezangen maar warm
in te pakken in stevige orgelaccoorden;
dan komt er nog wat „muziek" in!
i Het z.g. vrije rhythme en de onderlinge
schakeringen der modaliteiten behoren nu
juist tot het wezen van het Gregoriaans.
Daardoor verschillen juist de meerstem
mige muziek met haar maat en gelijktij
dige accoorden, en het gregoriaans mej
zijn vrije rhythme en afwisseling van in-
tervalverhoudingen, fundamenteel van el
kaar. Wij beluisteren dus de oude kerk
zang met dovemansoren, zolang wij hem
de maatstaf aanleggen van de „moder
ne" muziek. Logisch doorgedacht moeten
we zeggen, dat het Gregoriaans, uitge
voerd zonder begrip van zijn rhythme en
modaliteit, geen echt Gregoriaans is, om
dat de ziel eraan ontbreekt.
Maar dit laatste komt helaas heden ten
dage nog veelvuldig voor: daarom menen
wij over het Gregoriaans te mogen spre
ken als van een nog vrijwel onbekende
grootheid. Al zijn de oude handschriften
weer te voorschijn gekomen, en hun ge
heimen ontcijferd, daarmee is het leven
nog niet weergekeerd. Wie vanaf het ok
saal goedwillende zangers droogweg de
zinloze notenreeksen hoort spellen, denkt
onwillekeurig aan het beenderenvizioen
van Ezechiel: een hele vallei bezaaid met
doodsbeenderen, uitermate uitgedroogd,
.siccaque vehementer", een dooie boel
Èn als ze U dan vragen: „Mensenkind,
zullen deze beenderen weer levend wor-
den"? dan kunnen we slechts verzuchten:;^
„Gij weet het, heer". Zoiets is alleen
maar mogelijk, als de Geest gaat blazen;
maar wie vangt de wind in zijn holle
hand?
In Solesmes is er jarenlang gewerkt,
om de deerlijk gehavende en onherken
baar verminkte melodieën haar oorspron
kelijk uiterlijk weer terug te geven. Wat
meer is, Dom Mocquereau, behalve ge
leerde ook een waar kunstenaar heeft de
ziel ontdekt in het gregoriaanse rhythme,
en de beginselen vastgelegd in de theorie:
Maar al is de notatie nog zo volmaakt,
en de theorie nog zo goed begrepen, de
geest gaat waaien in een koor, wanneer
een kunstenaarsziel de impulsie geeft:
het oor der gelovigen zo te boeien, dat
hun harten opengaan voor het onzicht
bare?
Op de eerste plaats dienen al degenen
die de kerkzang moeten leiden, zich ter
dege in te werken in de verborgen schoon
heid van het. Gregoriaans, door een gede
gen bestudering van de theorie. Hier
voor is ook in ons land al veel goeds ge
publiceerd. Maar begrijpelijkerwijze kan
slechts een elite zich deze weelde veroor
loven. Intussen is het evenzeer onmis
baar, dat al degenen, die als zanger een
functie vervullen bij de Liturgie, en de
nog ruimere kring van geïnteresseerden,
hun smaak leren vormen of hervormen,
voorgelicht door de practische zangles
sen van een ervaren kunstenaar.
Het doet ons genoegen, een werk op dit
gebied onder de aandacht van de lezer
te kunnen brengen, dat bijna gereed is
gekomen. Dom Nic. Boer, enige tijd gele
den vertrokken naar een Benedictijnse
ïtichting op het eiland Martinique, schreef
een 9-delig commentaar op de gregori
aanse melodieën van Mis en Officie Het
draagt de titel: Confessio et Pulchritudo,
en wordt uitgegeven door De Forel te
Rotterdam. Dit boek geeft geen theo
retische uiteenzetting. Het zijn de practi
sche zanglessen en losse opmerkingen van
een monnik, die door een jarenlange da
gelijkse beoefening met deze zang ver
trouwd is geraakt als weinig anderen. In
In de Paasweek, van 13-15
April, zullen in het Augustijnen
klooster te Culemborg weer de
studiedagen van de St: Grego-
riusvereniging worden gehou
den. Bij deze gelegenheid publi
ceren wij hierbij een beschou
wing van een der Benedictijner
monniken te Oosterhout over het
wezen van de oude Gregoriaanse
zang.
pas dan worden de melodieën levend
,,zij komen overeind op hun benen, kloek
als een machtig leger". Muziek, delicaat 8 6®va'> dat dit
zijn hoedanigheid van koorleider gaf hij
regelmatig verscheidene zanglessen per
week ook buiten zijn klooster.
Wie deze deeltjes wil raadplegen - en
zij zijn bestemd om bij het zingen steeds
weer geraadpleegd te worden - kan geen
abstractie maken van de persoon van de
schrijver. Op elke bladzijde treedt hij
weer tegemoet, en van het begin tot het
eind doet hij in zijn boekjes metterdaad
.de geest waaien". Nu is het merkwaar
commentaar
als menselijk vlees, gespierd als een I doordat de schrij-
krijgsman, en geestrijk als een Griekse!^ r J. u "v11,ve, achter de din-
zuilengang. I gen dle hij behandelt. Het is zijn gewoon
te de dingen raak te zeggen, onomwon-
Vooroordeel den' onverbiddelijk, o.i. precies zoals ze
Men beweert.
Gregoriaans ontwend zijn
dat onze oren aan
D;
het
at komt juist
zijn. Wie over deze vierkante zegging heen
wil stappen, vindt daarachter een vriend
en een gedekte tafel. Geleidelijk leert hij
de
methode juist bewezen, dat de oude rang-
vorm ons van nature veel meer ligt dan
de „moderne".
Wij met onze moderne opvattingen en
gewoonten moeten ons eerst ontdoen van
een hele ballast vooroordelen van onze
misvormde oren. Was het Gregoriaans
niets anders dan „moderne-muziek-in-
babyklercn, zonder orde en zonder klank
kleurschakeringen, dan zou hij de Kerk
In het Haagse gemeentemuseum
zal binnenkort een zeer op-merkelijke
tentoonstelling te zien zijn, gewijd
aan de Etruskische kunst. De expo
sitie was van half Januari af in het
Kunsthaus te Ziirich ingericht. Zeer
bijzondere stukken, o.a. de Mars van
Todi uit het Vaticaans museum, zijn
voor deze gelegenheid in bruikleen
afgestaan en zullen vermoedelijk ook
in Den Haag worden uitgestald.
De naam Etruriërs of Etrusken
heeft een legendarische klank. Men
heeft zich lang afgevraagd waar dit
oud-Italiaanse volk precies vandaan
kwam en hoe het in midden-Italië
terecht is gekomen. En nog steeds
zijn de bronnen voor een exacte ken
nis van zijn historie troebel. De taal
der Etruriërs is, op wat namen na,
met te ontcijferen en wat wij van
j\en, weten, weten we dus uit de over
blijfselen van hun stedebouw, hun
graftombes, hun kunstwerken
Het enige dat nagenoeg iedereen
over de Etrusken weet te vertellen
is dat zij de voorlopers zijn geweest
van de Romeinen, die dan ook op
het gebied van kunst en cultuur in
hoge mate leenplichtig zijn geweest
aan hun voorgangers in Latium
De collectie die in het Haagse Mu
seum wordt tentoongesteld, zal de
mogelijkheid bieden tot een nadere
confrontatie met dit volk uit de sche
mer der historische verte. Enerzijds
komt er een aantal schilderingen uit
de grafkamers der rijke Etruriërs;
anderzijds een grote verzameling
plastieken.
Grafschilderingen en plastieken
De grafschilderingen geven een
beeld van het leven dezer mensen
van circa zeven eeuwen voor Chris
tus Dans, spel, feestmalen, ruiters
te paard wijzen op de rijkdom der
grote heren, terwijl oorlogstafrelen
en daemonenachtige figuren de duis
tere kant van het leven tonen. Op
merkelijk is dat de scenes van bloe
dige strijd en de sinistere „duivel
gestalten vooral in de latere Etrus
kische periode optreden, mogelijk
als een aanwijzing voor het verval
of althans voor het van buitenaf be
dreigd zijn der Etruskische cultuur.
Plastieken
Het zullen evenwel vooral de klei
nere of grotere plastieken pjjn, die
de Etruskische kunstgevoeligheid
zullen manifesteren. Sarcophagen
van steen of gebakken aarde, met
zware mannen- of vrouwengestalten
die erop leunen, kleine vazen en va
ten met kleurige reliëfs, of bekroond
met kleine' beeldjes, fijne bronsplas
tieken, resten van tempelversierin
gen enz. Meestal is als materiaal
gebakken klei of een grauwe vul
kaansteen gebruikt. De vormen zijn
dienovereenkomstig zwaar, en van
een dikwijls bijna dreigende expres
siviteit.
Deze expressiviteit is misschien de
meest opvallende, meest eigen ka
rakteristiek van het Etruskische
beeld. Vergelijkt men de Etruski
sche kunst met de Griekse uit de
klassieke periode dan schijnt jij
lomp. Hele generaties van kunsthis
torici hebben dan ook de Etruskische
beeldhouwkunst, als een grove, niet
geslaagde nabootsing der Griekse
vormentaal, verwaarloosd. Eerst de
moderne kunst, meer geboeid door
gevoels-expressie dan door volmaak
te vormschoonheid, ontdekte het
eigene en het sterke van de Etrus
kische plastieken.
De vormgeving der Etruskiërs is
overigens zeer veelzijdig. Dat kan
ook niet anders bij een cultuur, die
van de 8ste tot de le eeuw voor Chris
tus geduurd heeft. Eveneens is het
duidelijk dat de Etruskische cultuur
veel vreemde elementen aan andere
culturen ontleende, waartoe de zee
vaarders en de Middellandse Zee
havens het hunne bijdroegen. Aan
vankelijk waren het vooral invloe
den uit het nabije Oosten, later drong
via Zuid Italië de Griekse invloed
steeds sterker door. Maar, zoals ge
zegd, de Etruskiërs werden bezield
door een geheel ander vorm- en le
vensgevoel dan de Grieken, harder,
indringender, minder op organische
juistheid der vormen dan op kracht
en uitdrukking toegespitst. Het is
daardoor dat de Etruskische kunst
een verband schijnt te leggen met
de middeleeuwse en.... met de mo
derne kunst. Het is daarom ook dat
juist onze tijd de directheid der
Etruskische kunstenaars beter zal
kunnen verstaan dan vroegere, door
classicistische neigingen aan de
Griekse vormencanon gehechte ge
neraties.
rium, die onderling zozeer van waarde
verschillen, op de juiste wijze proeven.
Want ook dit onbekende land heeft zijn
hoogtepunten en vlakten, en hier en daar
zijn krochten. Menig.heilig huisje zal het
moeten begeven; maar tevens gaan er
schatten voor ze open, dikwijls juist daar
waar men ze het minst zou vermoeden.
En is de interesse voor de dingen zelf
eenmaal gewekt, dan heeft de gods
vrucht haar natuurlijke voedingsbodem
gevonden.
Door niets wordt de naam van God zo
onteerd en aan de zielen zo geschaad, als
wanneer een zanger op altaar of oksaal
door een verveelde of onverschillige ver
tolking van het Gregoriaans althans uiter
lijk blijk geeft, de eredienst der Kerk
(en dus God Zelf) niet ,,au. serieux" te
nemen. Dan worden de verrukkelijkste
melodieën door de wijze van uitvoering
eerder een schandaal, d.w.z. een aanlei
ding voor den zwakke, om tijdens de vie
ring der heilsgeheimen zijn geloof in de
echtheid der Kerk te verliezen. Ligt hier
met een eerste reden van de toenemen
de onkerkelijkheid? Van harte echter spre
ken wij onze bewondering uit voor de ve
len, die het Gregoriaans als een heilige
zaak dienen; die tijd noch geld sparen
om zich deze welriekende balsem moei
zaam te verwerven, ten einde Gods Huis
te doordringen van kostelijke geur. Moge
hun goede ijver worden voorgelicht door
wijsheid van inzicht, en hun trouwe vol
harding beloond door een echte verrijze
nis van deze waarlijk hemelse kerkzang,
die de eeuwigheid hoorbaar maakt; die
grandioos is als Gods majesteit, en trans
parant-eenvoudig is als een kinderziel
Oosterhout, Pasen 1955
FR. HUITING, mon. ben.
mm
Ornament voor een bronzen vat uit pint. 600 v. Chr. Op de expositia
Etruskische Kunst ie Ziirich,