tussen directiekantoor André Thijssen regeert, apostelen en farizeeërs Onderlinge verstand houding VITAMINENARM en VITAMINENRIJK PROZA Een beetje minder exposeren <2iie ■wemfz'S 323 - m JU' r EN REGISSEURSCABINE Julien Kuypers - Bert van Aerschot - Louis Paul Boon ««"Taj»»®?, Sbeiri k» ->* "i" as Kroniek der Zuid- Nederlandse letteren Passiespel vergt jaren voorbereiding „Jullie klappen voor jezelf Jaarlijkse herdenkingstentoonstelling artistiek zonder betekenis O ZATERDAG 21 MEI 1955 PAGINA 5 Teveel ideologie Weer een beetje anders Werkelijk: „Contour" weet al niet hoe dwaas te kronkelen om toch maar ieder jaar dat Prinsenhof weer een beetje anders vol te krijgen dan het vorige jaar, nu krijgen we daar bovendien nog ieder jaar precies zo'n vertoning naast. Is het wonder dat reeds de allereerste expositie van „Kunstenaars herdenken vijf Mei voor ongeveer de helft uit overbe kende paradepaarden bestaat en voor nog geen kwart aan verrassingen? Neen, ik spreek niet over namen, het gaat over werkstukken. In de diepte Bittere Wijn „HET MANIERISME" IN HET RIJKSMUSEUM KAÏNS GESLACHT BIJ HAAGSCHE COMEDIE r I- ji A als u straks tijdens de laatste opvoe- „Alleen hebben we toen te weinig ring van het seizoen eens achter het yoor de gereserveerd, toneel komt kijken, dan vindt u daar van een regelrechte begrafenisstemming orndat we niet voldoende rekening onder alle spelers, opschoon dan hebben gehouden met de sterk geste eigenlijk voor hen pas de vacantie gen prijzen" aldus de heer André aanbreekt". Thijssen, regisseur van de Tegelse Waar blijft het geld? Passiespelen. tt n i -i-, j j i. -n Achter het toneel van de Doolhof Voor het Donderdag begonnen Pas- liggen voor regisseur Thijssen hon- siespelseizoen 1955 zijn reeds meer dan 110.000 van de 150.000 beschikba- derden onve^telijke herinneringen re plaatsen verkocht. Het grote be drag, dat op deze wijze in de kas van de Stichting Passiepelen stroomt, dient voor het onderhoud van de „Doolhof" „Annas" heeft daar reeds zes jaar lang een dagtaak pauze bijna uoo/de christus-vertol- aan en voor de kostbare costuums, ker op de knieën viel; van die Afri- welke echter door een vijftal kunst- kaanse neger, Alfons Kofi, die zei: zinnige dames belangeloos worden >j!}et. was °Lik voor onze goede vader Anton van Duinkerken Michel v. d. Plas Gabriel Smit opgestapeld: het bezoek van Konin gin Wilhelmina (waarover een gere formeerd kerkblad in Utrecht zich nogal heeft op gewonden wegens de „Zondagsrust"); het bezoek van een Boeddhiste uit Ceylon, die onder de N een directiekantoor van een voorschijn tovert. Door een gleuf ijzergieterij aan de Stations- kan onzichtbaar voor het pu- aan ae Stations- J straat tp TpitoIq™ bliek tevens de reacties der toe- burpan f achter zijn schouwers gadeslaan en dat vindt re- .-Jf. n krachtige, donkerharige jisseur Thijssen een van de interes- vijttiger met 'n artistiek vlinder- santste aspecten van de Passiespe- dasie en mot len. „De duizenden kinderen, die de talen anin minuscuul me- generaie repetitie bijwoonden, hiel- Andr Tv, ln zhn knoopsgat: den zich opvallend rustig, maar on- e thijssen, ruim veertig jaar der de kruisweg verwachtte ik elk eden een doodgpwnnn Tegels moment, dat de jeugd dwars door de l°ngetie dat ^gewoon fr vijver het toneel op zou stormen, om „toneel"' p zljn vnendJes de beulen te lijf te gaan", vertelt de een z If u "c^rcus" speelde in heer Thijssen. Prils 1 tentje (entree- heb me aitijd verbaasd over j J t> en vijf jaar geleden jlet enthousiasme van de spelers, die r Prins Bernhard het leven- wel een jaar lang vrijwel al hun vrije ae bewijs" genoemd ,','dat de cul- uren aan de Passiespelen geven, en uur zeker niet alleen de arbeid ls van gespecialiseerde krachten". gemaakt. Wat na reservering voor phTfowuso^an ''dTcm^kustfdi'e het volgende speelseizoen overbiij .t, in vol ornaat, rnet scepter en kroon, wordt tenslotte door een commissie, en gespannen ondanks de voor hem benoemd door de bisschop van Roer- ^Tk^iZkens^sloegV'elk in'- mond en de Commissaris van de drukwekkend moment en later ook Koningin, verdeeld over diverse in- bij het flesje limonade, dat hem ach- stellen. Het saldo van het vorig sei- ier bet toneel werd gepresenteerd; zoen bijvoorbeeld werd bestemd voor en van d'e°ude missionnaris, die tot de Stichting 1940'45, voor de slacht- ^van uwpm °PV0-' 0 j ring van uw Passispelen voor mijn offers van Putten, voor de missie, negers was meer waard dan tien jaar voor de verwoeste kerken enzovoorts, bekeringsarbeid". Er wordt momenteel op grote schaal bloemen gelezen in de tuin der poëzie. Het aantal der algemene en bijzondere bloemlezingen uit de hedendaagse dichtkunst loopt al tegen de tien en nog is het einde niet in zicht. Een nieuwe variant, zo ongeveer tussen gezamenlijke dichtbundel en volwassen bloemlezing in, vinden wij in het boek „Onderlinge ver standhouding" 1)dat gedichten bevat van Anton van Duilikerken, Gabriel Smit en Michel van der Plas, een algemene inleiding door Karei Meeuwesse en afzonderlijke inleidingen, van Van Duinkerken door Van der Plas, van Smit door Van Duinkerken en van Van der Plas door Smit, meer inleidingen dan poëzie dus bijna. Men is allicht geneigd een zo na- daagse poëzie beheersen, als een po- drukkelijke gezamenlijke presentatie van drie bekende katholieke dichters op te vatten als een antwoord op de moderne stromingen, die aan de oppervlakte het beeld der heden- De Prins doelde daarmee niet op e dramaturgische activiteiten van at schooljongetje van rond 1914, en evenmin on het al wat meer gea vanceerde spel van de 14-jarige„Ben- lamin" tijdens de opvoering van „Jo- Zef in Dothan" in het Bisschoppelijk College te Roermond in 1916, waaro or de nu 53-jarige fabrieksdirecteur T~ die een geregeld bezoeker is van toneeluitvoeringen in Amsterdam n Brussel, Düsseldorf en Zürich n°g met zoveel plezier nakaart. cjMaar dat zilveren anjertje, een van 7 f?? vooral over de toewijding der hoofd dikwijls tot in den Julien Kuypers (geb. 1892), die sedert tientallen van jaren in ver schillende hoge ambten een belangrijke rol speelt in het Vlaamse cultuur leven, heeft zich pas als zovele ouderen en jongeren in de laatste oorlog ontpopt als schrijver van fictie. Met zijn grote roman Donder koppen, die in 1945 twee drukken beleefde,, verwierf hij bekendheid in ruimere kring; van dit werk zag verleden winter 'n „definitieve uitgave" het licht (Wereldbibliotheek). Hoewel Kuypers een man is van ver fijnde cultuur, die zijn rijke levenservaring en geschakeerde kennis van verschillende milieu's in dit boek heeft verwerkt, moet hij als auteur bij de „gewone" vertellers worden ingedeeld wat alleen maar een voor deel kan zijn. Immers niemand koestert enig bezwaar teen de onzwaarwichtige toon en de eenvoud van taal, die vanouds de verteller kenmerken eii ook voor Kuypers karakteristiek zijn. Toch heb ik meer maals de grootste moeite gehad om mij door zijn lijvige tekst heen te worstelen, en ik geloof vastelijk dat het niet aan mij jfn-t. 9et Prins Bernharcifnnrtq wprd hem treure dezelfde scène moeten renete- m 1950 door Ziin tri-ruflren, eerst voor zichzelf, dan voor hun riikc opgesPeld hrf hpbns tegenspelers en tenslotte nog eens in yke aandeel in ]1ptS?ns,. samenwerking met de figuratie genomen, en do initiatief, in 19ab dg regisseur, die nota bene zelf toewijding ,zeer g fe„ v,™1 geen enkele repetitie heeft gemist en ken verrichte mo? en onafgebro" sinds October 1953 bij wijze van spre- *alci a,„ een „goei sigaar"- Van October 1953 se Passiespelen"' wglSSuUr- f, S tQt Witte Donderdag 1954 was het zich in Tegelen'a herinnert men d op avond ten huize van de de woorden, die de Th:fsapn kom* sen innid950S<?-eiflen regisseur Thijs ziin j tljdens een huldiging door spelon edewerkers van de Passie- iezel?. sprak: Als heer Thijssen een komen en gaan van candidaten, die zich wilden laten tes ten voor de 86 sprekende rollen: .uen- r, sen, die wel eens op de planken had- „Jullie klappen voor dgn gestaan of in VOrige Passiespe len hadden meegespeeld, maar ook liefhebbers, die nog nooit in het voet licht hadden gekeken. Dash-bord. ter -••nen de beer Thijssen niet ach- allo in bureau aantreft, heeft men kans hem te vinden in een ge camoufleerd regievertrekje op de BEGRAFENISSTEMMING. Met grote waardering komt de heer Uitgestrekte toneelruimte van het Thijssen telkens terug op de toe- openluchttehater „de Doolhof". Hij wijding van al zijn spelers, ook de zit daar achter twee telefoons en figuranten. Er zijn erbij, die geen een hele reeks drukknoppen, waar- enkele repetitie ook die, waarop inrnrnot w'/w?6 V} r°de signaal- ze zelf niet hoefden op te treden ?.a f opkomstplaat- hebben overgeslagen en de hele tekst kiP^nn met IL dlfiu "aar "Gr" van buiten kennen. „Toen de laatste p druk op een knop repetitie voorbij was, voelde ik me als Romeinse soldaten, apostelen, farï- een schooljongen, die vacantie zeeers en joelende volksmenigten te krijgt" zegt de heer Thijssen „maar Want zie, wat Kuypers mist, is juist dat onweegbare, waardoor andere, intellectueel misschien zwakker toege ruste schrijvers u tot luisteren dwingen, zelfs al zou het onderwerp u ergeren of maar matig interesseren. Kuypers' toon mag dan luchtig en z.g. vlot zijn, het is te zelden de strééktoon en daar gadt het in vertelkunst precies om. Zijn techniek schijnt er trouwens weinig op berekend om die spreektoon te treffen. Al te dikwijls bouwt hij zijn verhaal eenzijdig op uit de weergave van ge dachten en gevoelens zijner persona ges, uit fragmenten van hun gesprek ken, aangevuld door omschrijvingen of commentaar, met het gevolg dat er een wanverhouding ontstaat tussen deze geïnterpreteerde indrukken en de recht streekse, die de lezer moet kunnen op doen om zich een duidelijke voorstel ling van personen en toestanden te vor men. Een ander gevolg is, dat men zel den een direct geluid hoort, een stem en dit werkt te vermoeiende - daar de schrijver ons enerzijds geen details be spaart en anderzijds nalaat heldere lij nen te trekken in de wemelende veel heid van gegevens. Niettemin is de opzet van zjjn roman indrukwekkend en de stof in meer dan een opzicht van belang. Kuypers be schrijft het leven van enkele generaties ener wijdvertakte Vlaams-liberale fa milie, het leven zoals het tot vóór de jongste wereldoorlog in die kringen van merendeels gezeten burgers onder nemers, bankiers en hogere ambte~>a- ren werd geleefd, met een enkele artistieke buitenbeender in de marge. Uitstekend wordt de verwarde atmos feer van die onrustige jaren, zoals men ze in België vooral ook onder de extre mistische, academische jeugd vond, weergegeven; zo objectief inderdaad, dat het boek er welhaast documentaire waarde door krijs1. Maar de romanle zer interesseert z'ch tenslotte meer voor de mens als zodanig dan voor zijn ideologieën, en v®n de laatste geeft Kuypers wel iets te veel. Met dal al ontbreken hier de boeien de figuren niet. De belangrijkste onder hen is de jon^e vrijzinnige jurist Rob van Ballaer, die na enkele libertijnse lichtzinnigheden zich van de noodzake lijkheid ener keuze bewust wordt, van de eis ener zuivere houding ten opzich te van de onontkoombare levensproble matiek. Zulk een gestalte, met nog en kele andere uit deze aj te uitvoerige roman, zou men litterair gesproken Onze kunstenaars hebben zich niet °nbetuigd gelaten in het nationaal tn*Zet' toten zich ook niet on.be- ugd in de nationale vijf Mei- nie °lt Spelen riepen sij een gloed- de lnVC Stichting in het leven onder '^n; „Kunstenaars herdenken d 'c En toen deze maand die aS der Bevrijding voor de tiende olaal Werd her-gevierd, vond in het CC Museum van de hoofdstad \v°S een plechtigheid plaats, darNj genoemde Stichting, door 'P Rijk en de Gemeente Amster- t'iij1 Rnanc-ieel gesteund, in de vorm la 6en exPositie van vrije Neder- ndse beeldende kunst, haar eerste sltokaart presenteerde. iR de bedoeling liet niet bij ™ar te laten: elke vijf Mei die nog wat Zaiestijn zich herhalen. En kun 7jleer ts." niet alleen de beeldende dia Uaars> .maar ook de letterkun- de musici en acteurs gaan dan lede-manifesteren. Waartoe nu dit alles? r>'^en u'R ""to herdenking van kunste- ars, heel Een culturele manifes- „1,.I,e' uitstekend. Maar dan toch een Uturele ti.u.ife^'.atie zoals wij ze, de tjuantate peschouwd, vrijwel doorlo- Pend gercexr, Zit de specialiteit dus l°cn in het getal, in het te hoop lopen van zove-1 mogelijk en overal uit het vandaan? Zelfs dan is hier nau- welijks m°e~ van bijzonderheid spra ke, gezien de. monsterlijke exposities kv aarmede „Contour" nu reeds sedert enige jaren in het Delftse Prinsenhof cultureel pleegt te manifesteren, bui ten alle verband met een nationale Bevrijdingsdag om. Een duidelijk antwoord op de hier heel en half uitgesproken vragen heb ben wij niet kunnen vinden. De verkla ring der organisatoren dat zij niets lie ver zouden zien, dan dat de reeks der culturele manifestaties-in-de-Mei- maand zal uitgroeien tot een artis tieke waardemeter, „waarvan de gees telijke gezondheid, de geestelijke wel vaart van ons volk, af te lezen is", helpt ons tenminste niet veel verder. Het is nog wel niet zo dat onze schil derijen zoals in Rusland bij voorkeur betogen hoe voortreffelijk het met on ze lichamelijke gezondheid en de wel vaart van onze biceps is gesteld, maar ik vraag mij toch af, of een beetje minder exposeren en een beetje min der voor exposities schilderen en boet seren, voor het gros onzer kunste naars niet beter getuigenis zou afleg gen van geestelijke gezondheid, dan al dit getimmer aan de vrije weg. Wat zou ik te zeggen hebben over namen. Gij kent ze alle. Misschien wist ge niet, dat Charles Eyck op het ogen blik niet goed schijnt te weten hoe hij de zijne tegelijkertijd zou kunnen red den en vernieuwen of dat Kees Ver- wey een schilderij meent te maken als hij er mee volstaat een stel vuile penselen aan een groot doek en aan uw opinie af te vegen. Misschien waart u de naam Otto van Rees vergeten en het stil en blij spel om evenwichtigheid, dat er in beschreven staat. Misschien kent ge toch nog te weinig enige na men, als b.v. Jef Diederen en Melle Oldeboerrigter, bien étannés de se trouver ensembles. Dat alles geldt dan de schilders. Bij de beeldhouwers valt hoogstens te wij zen op de omstandigheid, dat enige der voorhanden namen, die „het" altijd weer moeten „doen", ditmaal wat lich ter opglanzen dan gewoonlijk: Paul Koning, Kreulman, hoewel, als ge een beetje „ingewijde" bent, ook zij niets nieuws aan u vertonen. Van de grafiek ga ik vandaag he lemaal zwijgen. Wellicht vind ik nog ge legenheid aan die afdeling een apart artikel te wijden: ze is zo uitgebreid, dat er weinig van zeggen, volstrekt niets zeggen is. Kunstenaars herdenken vijf Mei. Dat zij een weg zoeken om dat zo goed mogelijk te doen is waardevol en te waarderen. Er is alle reden die po ging te waarderen. Dat zij een weg zoe ken om hun herdenking tot een open bare manifestatie te maken, kan even eens waardevol heten, want nog altijd is ten overstaan van het volk geen en kele klaarblijkelijkheid overbodig, dat onze kunstenaars zich in enige opzich ten deel van de gemeenschap voelen. Maar dat gevoelen, wil het eenmaal zijn openbaarlijkste effect hebben, blijvend en inspirerend als een echt monument, moet een waarachtige deugd zijn, een perfectie van de mens in de kunstenaar. En zulk een per fectie werkt zich vooral in de diepte Een uerk van F. Carasso op de expositie „Kunstenaars herdenken' uit, in het stille, in het verborgene, in het duistere zelfs: niet op de weg maar in de nacht onder de akker. In een dergelijke vrijheids-viering zou juist de kunstenaar zijn volk de weg moeten wijzen om het te leren de diepste synthese te bereiken in zijn gedenken van de vrijheid bij het her denken van Laars en Victorie beide. K.S. een langer leven toewensen dan hun in dit barokke kader vermoedelijk be schoren is. De novelle Bittere wijn van Bert van Aerschot (uitg. Bruna) deed mij den ken aan het titelverhaal uit de bundel Ik leefde gisteren, welke de schrijver in 1952, ongeveer tien jaar na zijn debuut want ook deze Vlaming debuteerde in de oorlog, liet verschijnen. Technisch be schouwt is de gelijkenis tussen beide verhalen inderdaad opvallend. Ook in Bittere Wijn doet een ontredderd man zijn „laatste tocht" door de avondlijke stad, ook hier doorleeft de hoofdpersoon nog eenmaal, wakend of dromend, dronken of ontnuchterd, de rampen van een schuldig verleden om ten slot te tot een zekere luciditeit te geraken. Maar hoeveel beklemmender gebeurt dit in dat bondige, dramatisch gespan nen verhaal. Ik leefde gisteren met zijn macabere fantastiek! Blijkbaar heeft de schrijver, zoals het motto suggereert dat hij uit Tsjechow koos, in zijn nieuwe werk een duidelijker strekking willen leggen, maar hij is daar slechts ten dele in geslaagd. De psychologie van de zwendelaar, die hier voor een „groot zakenman'' doorgaat, bliift schematisch zijn tegenspelers niet veel meer dan schimmen en de in elkaar vervloeiende taferelen worden nodeloos gerekt. Het zou jammer zijn wanneer een ro bust talent ais Van Aerschot zi?h ge legen Het liggen aan goedkope lof over zijn Bittere Wjjn; met zijn vroegere no vellen heeft hij overtuigend bewezen dat hij veel beter kan. Boon op reis en thuis De merkwaardigste Vlaming, die zich onder de oorlog op het litteraire forum aanmeldde, is ongetwijfeld Louis Paul Boon, alias Boontje. Ik haast me er aan toe te voegen dat ik hem destijds niét „ontdekt" heb, want ik vond zijn eersteling De Voorstad groeit, die thans herdrukt werd (Manteau, Biussel), in 1942 verschrikkelijk grauw en trooste loos Sindsdien evenwel leerde ik Boon waarderen als het bijzondere tempera ment, dat hij is, al hebben zijn scha- bauwelijke trivialiteiten mij meer dan eens geërgerd. Bij herlezing van De Voorstad groeit blijkt ook in het midden gelaten of de schrijver zijn boek heeft bewerkt - dat er meer kleur in 7it dan ik er in de benauwde oorlogs dagen in vermocht te ontdekken; bo vendien is de typische Boon hier reeds geheel aanwezig. Dat is dus de rebelse schrijver, die van creatieve drang bezeten, zich aan geen traditie gelegen laat en zjjn per soonlijke visie op de werkelijkheid in een allerpersoonlijkste taal neerschrijft. Een vitaminenrijke taal. Dit is heel iets anders dan Boons „manier", die hij ook heeft en welke dikwijls in een soort commère-stijl ontaardt. Maar om zijn taal en zijn visie, zijn deernis t de menselijke ellende, blijft hij boeien en vertegenwoordigt hij zelfs in onze lite ratuur iets nieuws, een begin dat al is het effect totaal anders alleen maar te vergelijken valt met het optre den destijds van die andere Vlaamse prozaïst: Stijn Streuvels Men be- grijpe dit niet verkeerd, de vergelijking is louter abstract, want er is nauwelijks groter tegenstelling denkbaar dan tus sen de schrijver van het nog altijd be koorlijk frisse Lenteleven en de auteur van de bedompte voorstad. Boon komt uit de proletarische hoek en heeft zich van meet-af met ware bezetenheid op de problematiek gewor pen die hij om zich heen zag en in zich zelf gewaar werd. En met ongehoord vrije, soms chaotische en stuntelige, maar altijd levendige taalmiddelen. Zijn compositorisch vermogen is een ver schijnsel op zichzelf. Hij vermag een collectiviteit van toch steeds scherp on derscheiden karakters te doen leven on der de doem van een gezamenlijk lots bestel. Dit is wat hij in De Voorstad groeit betracht heeft en later in De vergeten Straat op nog beklemmender wijze herhalen zou. Boon heeft reeds ettelijke duizenden bladzijden druks de wereld in gezonden, maar zijn onstuitbare schrijfdrang vond pas een ideale afzetmogelijkheid ln het éénmanstijdschrift Boontje's Reservaat (Arbeiderspers), waarvan thans het tweede nummer verscheen. Het is min der pikant en eigenlijk „minder Boon'' zou ik zeggen, dan de eerste aflevering. Want wat is de „autostopreportage" Zwerftocht in Engeland, die er de hoofdschotel van vormt, in feite anders dan een braaf padvindersverhaal? Boon- op-reis is stellig minder interessant dan Boon-thuis, in Vlaanderen dus. waar trouwens zijn reservaat ligt. J. Roeland Vermeer. ging om te bewijzen, dat de crisis der moderne kunst wezenlijk een re ligieuze crisis is en, haar oplossing dus religieus moet zijn. Vlaamse reis Dit is echter slechts zeer gedeel telijk het geval. Het boek dankt zijn ontstaan aan een gezamenlijke voor- drachtsreis door Vlaanderen en draagt daarvan ook de sporen. Het geen deze dichters samenbindt is niet zo specifiek, dat men van een groep kan spreken. Zij zijn alle drie katholiek en overtuigd, dat hun geloof voor hun dichterschap van beslissen de betekenis is en zij geloven alle drie in de waarde der traditie, maar daarmee houdt de overeenkomst ook op. De enorme invloed, die Eliot op de moderne christelijke dichtkunst gehad heeft, is aan Van Duinkerken geheel voorbij gegaan en anderzijds is het sociale idealisme van De Ge meenschap Smit eigenlijk altijd vreemd geweest. De grootste verwantschap is er nog tussen Van Duinkerken en Van der Plas, hoewel de eerste debuteer de in de jaren twintig, de tweede na de oorlog. In de eerste bundels van Van der Plas klonk immers de toon der godslyriek nog duidelijk na. Existentiële eenzaamheid Sindsdien heeft de katholieke poë zie een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt. Tegenover het sociaal idealisme van De, Gemeenschap staat nu de existentiële eenzaamheid, te genover de blijde geloofszekerheid, de huivering voor het ondoorgronde lijk goddelijk mysterie. Maar deze ontwikkeling in de richting der mys tiek is in hoofdzaak de persoonlijke ontwikkeling van de dichter Gabriël Smit. Van Duinkerken heeft zijn poëzie in het geheel niet meer ver nieuwd en Van der Plas benadert eerst in zijn jongste verzen de een zame voorpost, die Smit sinds jaren als katholiek dichter inneemt. Er is echter nog een ander ge meenschappelijk aspect. Men zegt wel eens, dat de voortgang der eman cipatie daaruit blijkt, dat het tijdperk der priester-dichters gevolgd is door dat van de dichters-ex-seminaristen. Dat is natuurlijk maar een grapje. Inleider Meeuwesse memoreert de vroegere priesterstudies der drie dichters vooral om te wijzen op een gelijkenis tussen priester en dichter, die deze dichters voor ogen staat en waardoor hun opvatting van dichter schap inderdaad de directe tegen stelling vormt van bijvoorbeeld die der experimentelen. Voor hen is dan immers dichten niet een autonome bezigheid, maar dichter-zijn de nood zakelijke wijze van christen-zijn. Zo als Gabriël Smit schreef: Zo lang mij hart en hand worden gelaten, moet ik uw kroongetui ge zijn, de levenskans van uw geduldig zaad in de keiharde wintergrond van de tijd. Intussen wordt dit gemeenschap pelijk aspect toch te summier be licht om aan de samenstelling van dit boek een zekere mate van wille keurigheid geheel te ontnemen. En anderziids veronderstellen de inlei ders bij hun lezers zoveel kennis van de problematiek der moderne religi euze poëzie, schrijven zij zozeer voor de ingewijden, die zij onder elkaar zijn, dat het boek wel geen nut zal hebben om deze dichters bij een breder publiek in te leiden. Diaken en subdiaken Dit wat betreft de inleidingen. De gedichten, gekozen uit het gehele werk der drie dichters, geven daar van een goed overzicht en sluiten bo vendien uitstekend aan bij de inlei dingen. Konden bij hun Vlaamse reis Smit en Van der Plas zich voelen als diaken en subdiaken van Van Duin kerken, de poëtische waardeverhou ding ligt wel iets anders. Ondanks hetgeen twee inleiders bepleiten, zal immers niet iedereen de kwaliteiten van Van Duinkerkens poëzie even ho,og aanslaan. Gabriël Smit is duidelijk de belang rijkste van de drie, niet alleen door zijn houding als gelovig dichter, maar vooral omdat hij sinds zijn bun del Ternauwernood een vorm gevon den heeft, die die houding geheel adequaat uitdrukt, een ononderbro ken en haast zonder stemverheffing gevoerd gesprek. In dit werk vormt het gedicht „Madonna" ongetwijfeld een hoogtepunt, waarin het gevaar van zijn dichtwijze, een teveel aan beeld-arme filosofische bespiegelin gen, geheel overwonnen is. Michel van der Plas, de crisis van een al te vroege roem te boven, schijnt ook op weg een belangrijk katholiek dichter te worden. In het gedicht „Anna tot Josef' dient zijn enorm technisch kunnen tot meer dan het gevoelsmatig effect, waaraan hij zijn eerste succes dankte. Het is een goed specimen van die moder ne religieuze poëzie, die enerzijds steunt op een grote Neder landse traditie, met o.a. Revius, Lui ken en Gezelle, anderzijds voortkomt uit een religieuze en poëtische ver nieuwing, waarvan zowel de grote christelijke existentie-filosofen als de belangrijke moderne gelovige dich ters, vooral Eliot, voormannen zijn, een poëzie, die onze aandacht ver dient, omdat zij een werkelijke ver rijking van de Nederlandse letteren betekent. Als dit boek deze aandacht gaan de maakt, is het volkomen geslaagd. Govaert van den Bergh 1.) Uitg. Paul Brand N.V., Bussum. De tweede Europese tentoonstelling, on der auspiciën van de Raad van Europa, ral van 18 Juni tot 2 October worden ge houden in het Rijksmuseum te Amsterdam. Deze expositie zal gewijd zijn aan de eeuw van het maniërisme: de triomf van het manierisme van Michel Angelo tot Greco (ca 15201620), die tot nu toe nau welijks bijzondere aandacht van de zijde van het publiek heeft gehad. De Haagsche. Comedie brengt op Zater dag 28 Mei in de Koninklijke Schouwburg te Den Haag de première van Ed. Hoor- niks •Kaïns geslacht"

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 5