MENSEN MORGEN Wereld in wording Ze drinken toch liever ZOEIE limonade Porteur je criepour vous Wie zie ik daar zitten!... Karei en zijn vrouw! Cultuurgoederen tegeneten s Reizende Ambassadeurs O' HONDENPRAAT Kijk daar eensl We hebben toch een lol gehad De Zilveren Anjer voor Pater W. Ahlbrinck C.ss.R. Ohlt fiu, huJ uit ft- REISKWAAL Voor gevechten mm ZATERDAG 16 JULI 1933 PAGINA T "I KENT ZE, de kinderen in de AJ dierentuin. Ze trekken van de apen naar de beren en dan OOK VOOR VAN EN EEN Glazen stolp. Twee typen „Twee jaar lang sprak ik niet over godsdienst" Encyclopaedic Romanschrijver IBIg u AA- fg Onbereikbaren rsié immk ifïïl - mm y - Twee expedities De vacanties zijn weer losgebroken naar de giraffen, vragen de tijd aan een andere bezoeker en roe pen tot elkaar: „Kom jonges, 't ts ein uur, de zaihonde krijge Voer!". Als een wervelwind gaat bet naar de zeehonden en van daar naar de uitkijktoren. Om drie uur vertoning bij de olifan ten, dan nog een rondrit op een ezel, even naar de leeuwen en naar buis. De dag is heerlijk en goed geweest. Wie was der kinde ren gids? Een plattegrondje met nummers waarmee de verblijf- plaatsen van de gedierten corres ponderen en een paar aankondi gingen: „3.30 uur voederen der beren". Wie verzorgt de attracties? De beesten. Wat moet men er voor doen? Entree betalen. Het is vreemd dat sommige men sen de streek of het land dat ze als vacantieverblijf kozen niet anders begrijpen dan kinderen de dierentuin Wie is hun gids? Een kaart en een Baedeker waarin de aankondigin gen van de attracties: A: typisch vestingplaatsje met oude poort (1612). B: vroeger welyarend handelsstad je, thans vervallen. Elk uur slaat de grote klok en komen er drie mannetjes te voorschijn. C: plaatsje bekend om het graf van graaf X D: Woensdag is het in dit plaatsje markt, waar het volk uit de om streken met de typische producten van het land komt. Let op de hoge hoofddeksels van de vrouwen, de mannen dragen beschilderde ges pen aan hun broeken. E: deze stad heeft een fraai mu seum, o.a. de koe en de overgave van P. aan prins Q, beide meester werken van Lucas K. Wie verzorgt die attracties? Die stadjes en die mensen, die net zo min iets kunnen doen aan hun be zienswaardigheid als de dieren in de dierentuin. Kan die zeehond het hel pen dat hij van die glibberige schui vers maakt cnn een hem toegeworpen vis te vangen, hetgeen bezienswaar dig is? Wat moet men er voor doen? Reis geld betalen. Je kent ze nu wel die vacantiegangers met boek en kiek- toestel, poserend met landlieden alsof het exotische vissen zijn. Zolang het vervallen stadswallen zijn of op toerisme berekende men sen die aan hun eigen schone traditie geld verdienen, gaat het nog. Maar niet iedereen is dierentuin-aap en niet ieder stadje een giraffenhuis. is de vacantie aangebroken. Een van onze medewerkers, zelf hartstochtelijk vacantie- ganger, houdt op deze pagina de lezers op vacantie een sterk gebogen lachspiegel voor. Maar zelfs een vertekend beeld heeft altijd iets van de werkelijk heid in zich MET EEN NOGAL BONT gekleurd gezelschap reisden we in Frankrijk. We waren allemaal even enthousiast aan de wijn begonnen en hadden onze bewondering voor zoveel kansen op zoveel goede flessen en zo goed koop, niet onder stoelen of banken gestoken. Na een paar dagen begon bij sommigen de liefde voor de wijn te tanen. Er werd getwijfeld bij een be stelling. Na nog twee dagen had de concurrentie het gewonnen. De strijd tus sen wijn en limonade werd in het voordeel van de laatste beslist. En toen zeide een heel wijs man tegen ons, heel zachtjes: ,,kijk, ze drinken tóch liever zoete limonade". Veel meer dan het fatsoen moet men over de grens niet meenemen. Vreemd is het dat het voor velen makkelijker schijnt het fatsoen thuis te laten en dus een slecht ambassadeur voor het vaderland te zijn dan de smaak voor boeren kool, Goudse kaas, aardappels, bitterballen en Schiedammer natEn toch als men echt genieten wil en wat meemaken en wat leren van 's lands wijs en 's lands eer (en dat is nu juist een vacantiegenoegen) dan zou dat meenemen van Hollands eetsmaak achterwege gelaten moeten worden. Trouwens een wemig .nederigheid is wel op haar plaats wat die „goeie Vaderlandse pot" betreft, waar we zo graag vol trots aan denken tussen de vreemde Franse nen we n'E tussen zout' ™ur en bitter ken- Het kHe m Franse keuken heeft een overweldigend scala tussen tinten. moeite waard de smaak daarvoor aan te leren. Bovendien benadeelt men met dat vasthouden aan eigen gewoonten zijn physieke toestand. Die Italianen onder de hete zon weten heel goed wat ze doen als ze macaroni eten in. plaats van een in de vette jus gesopte biefstuk van geweldige afmeting. Ei is nog meer. Als men met alle geweld een dure vacantie wil hebben moet men vasthouden aan zijn Hollandse eetgewoonten in het buitenland. Tenslotte is er dit: Die lui over de grenzen zijn geen exotische wezens on mogelijk vreemde doch alleszins bezienswaardige vogeltjes die de gekste dingen eten. „Hoe krijgen ze het door hun keel?"! Met twee families zijn ze naar Friesland getogen, naar het me rengebied. De meeste leden van de fami lie waren gek op zeilen, zwem men en luieren in de zonEr wer den boten gehuurd en eens per dag als het fatsoenlijk weer was werden ze bevoorraad met de familie, proviand, een kaartspel, leesboeken en een pick-up. Bij het weerzien in de grote stad is dit korte nieuwsbericht de sa menvatting van het luide en met blijde herinnering uitgesproken reisverslag „en we hebben een lol. gehad!' „Met de familie X uit Y die we ontmoetten in het zaaltje waar we 's avonds dan sen gingen; met een stel uit A. (die man die zo leuk gooche len kon)-, met die jongen uit B. die zo reuze zwemmen kon en vissen en die een oogje had op onze Mientje het kind is er nog veel te jong voor, overigens)". Van uitrusten in je vacantie komt niet veel. Het is iedere avond laat want altijd is er wat fe op de bootjes of op de wal. Er is muziek (die ene uit C. had mieterse dansplaten) uit de pick-ups en we hebben alle maal wat onder de kurk". „Ach, ach wat hebben we toch een lol gehad zo 's avonds vooral. Maar steek maar gerust een hoop geld oy je, want vacantie vieren is duur. Je moet toch ook eens wat presenteren". Stelt u zich zo'n avond voor. Als de zon ondergaat en de stilte %mt aangetreden over het al kleurlozer wordend land hebben ze hun hoofd bij het opzetten van een nieuwe plaat. En zo'n och tend: als de natuur al uren leeft en de dag al zijn hoogtepunt na dert, blaast in de roef een zeer verlate Klaas Vaak de aftocht. Het is wel een beetje zonde om daarvoor helemaal naar Fries land. te gaan, maar och, „we hebben toch een lol gehad!" Pionier en Apostel in Suriname Men zegt wel eens dat jonge mensen zich het meest op hun gemak voelen bij oude, zeer oude mensen. En misschien is dat ook wel andersom. Tenminste: toen ik pater Ahlbrinck vertelde, dat ik graag op een pagina voor jongeren over hem wilde schrijven, stemde hij onmiddellijk daarmee in. En hij voegde er aan toe: „die zullen de moeilijkheden die ik gehad heb het best begrijpen". Pater Ahlbrinck zal in October, wanneer Prins Bernhard Suriname zal bezoe ken, daarginds in Paramaribo de Zilveren Anjer aangeboden krijgen. Waar voor krijgt hij deze bijzondere onderscheiding? De notities die hier volgen willen op die vraag een antwoord geven. mooie en zinvolle nen. .folklore" van de India» Pater Ahlbrinck ziet er niet tegen op om na zijn korte vacantie weer naar Co- pieweg te gaan. Op 12 Augustus vertrekt zijn boot. Hij is druk in.de weer om aller lei karweitjes op te knappen. Hij beloofde een pas getrouwd paar een H. Hart-beeld met glazen stolp.. „Dat beeld heb ik, maar waar is nu nog aan een glazen Lang voordat de trein stopte be gon de man al uit het coupé-raam te hangen, speurend over de per rons. Uit het feit dat hij zojuist een subliem Engels tweed-jasje had aan getrokken leidde ik af dat hij er hier uit wilde. Het was een jongmens van dure komaf. Dat had ik aan zijn kle ding gezien en aan de inhoud van een paar geheel leren koffers, die hij aan de grens open had moeten ma ken. Wat een wonder dat je vrienden en kennissen te gen kan komen in het buitenland, mits erbij ge zegd wordt dat het was op het terrasje van de Bunte Kuh in het Ahr- dal of op de Drachenfels. Toen de Touringcarbe- drijven in het Zuiden het elkaar lastig maak ten kon je er een dagje heen voor een appel en een ei en anders voor twee, hoogstens drie ap pelen en een ei, Nu wordt er over die Drakenrots erg vervelend gepraat en erop (of er onder aan de voet) wor den drakerige dmgen ge daan. Er zijn twee par tijen. of eigenlijk drie. 1. De mensen die er In vliegen. Heel serieus naar boven en terug-W den in een open calccne, almaar elkaar kieken op en tegen de rots, op ezel tjes zitten en prullaria kopen in hoge ernst als souvenir aan de legenda rische natuurlijke uit kijktoren aan de boor den van Vater Rheln, Nauwelijks hebben ze ge noten van de „vue", want de tijd die de busonder neming heeft uitgetrok ken is opgesoupeerd door de nevenarbeid. 2. De kenners, die het niet in hun hoofd halen tussen al dat touristenvee op de Drachenfels te ver schijnen. Ze zeggen: „het is daar bedorven door al dat volk en het bedrijf dat er door ontstaan is". Zij bedoelen dus, dat ieder die wel het hart heeft op de drakenrots te verschijnen een voor cul tuur afgeschreven, be- derfbrengend stuk toerist is. eer soort sprinkhaan, zijnde samenstellend deel van een kudde en een plaag. Als ze dat duide lijk heboen laten merken geven ze vaak de tip: „Weet jï waar je eens naar toe moet gaan, naar AOrgelooflijlc mooi en als je oen beetje han dig bent. kun je er vrij goedkoop leven, je ziet er geen toeristen, alleen de echte komen daar!" Het is een lot uit de loterij als je dan als nederig sterveling die wel eens van een tripje houdt, weet waar dat gat A. ligt. Het blijkt een almachtig eind uit de buurt, diep in Frankrijk te liggen. De gedachte aan dat „een beetje handig zijn", be zorgt je een tweede min derwaardigheid-complex omdat JIJ niet weet hoe je dat aan moet leggen tussen dialect-sprekende Franse streekbewoners. Ondertussen ben je bij de zegslieden al afgeschre vengoed voor de Drachenfels. 3. De echte kenners, die voor hun genoegen t"PS maken ook naar de Dra chenfels omdat het er bij zonder mooi is en de reis er heen redelijk te betalen. Ze genieten van het sublieme uitzicht en scheppen puur plezier in het „gedoe" met die czel- jes en dat eavalje met het aftandse paard dat op en neer gaat en om die schreeuwend dure ezel tjes die bewegen kunnen en die snuisterijen, die getuigen moeten dat de eigenaar op de Drachen fels geweest is, en dat gekiek van elkaar, van die hele gezellige drake rige centencultus van en rond mensen die uit zijn op „bezienswaardighe den". Ze geven hun ogen de kost en ergeren zich niet en spelen de come- die humaine mee, niet In ernst, meer voor hun (vacantie) genoegen. loen hij een witkiel zag begon hij te roepen: „Porteur!". Hij bediende zich de volgende minuten van twee talen. Als hij riep koos hij de taal van het land waar hij te gast kwam. In de pauzen tussen zijn hevig geroep Ehrel6 e" p*"1*16™3!). hii in z'in eigen J?lgeIs-„ "P°rteur!.Porteur!" De witkiel kon hem beslist nog niet verstaan en als hij hem had kunnpn verstaan dan zou hem geen tijd gé- laten zijn zijn lorrie te pakken en naar mijnheers kalfsleren koffers te komen zonder nog driemaal geroe pen te zijn. Do oude witkiel had moe ten vliegen. Ik zag dat de man wer kelijk niet sneller had kunnen komen toen hij het jongmens eenmaal ge hoord had. Toen hij aan het raam verscheen: „Ah!.... Ah!" je crie pour vous!" Dit stuk onredelijkheid, dit stuk onrust. Witkiel is gelijk aan automobiel. In de een gaat benzine, in de ander een geldstuk. Als er geé trapt wordt moeten de apparaten reageren. Natuurlijk, hotelportiers zijn niet gratis vriendelijk. Voor de dienst baarheid van veie mensen die ge in uw vacantie ontmoet, moet betaald worden, omdat zoveel dienstbaarheid en zoveel vriendelijkheid beroepshal ve wordt gepleegd. Het is vaak geen eenvoudig kunst je precies het juiste evenwicht te zoeken bij het bepalen van uw hou ding t.o.v. hen die vriendelijk tot uw dienst zijn. een winkelier zo verlegen bekoriri er het aIs een duivelse ring voelt U nog meer te ver neem1!' V- -kunt ook zo opereren dat niemand een cent aan U verdient. in Al ypen J5an men in het bijzonder vacantiecentra aantreffen, waar ze in vele variaties te vinden zijn. hijnlijjj zijn de eerste het minst kwaadaardig. Ze lijken ons echter een slecht visitekaartje achter te laten voor wat betreft 'het geestelijk niveau in het vaderland. Een voorwaarde is het bij zich hebben van een bom duiten en de bewuste wil de hele bom stuk te slaan (het is nu vacantie hoor!) Hier gaat ej- een een levensmiddelen zaak binnen (niet ver over de gren zen). Het is een man, deze werk zaamheden verricht hij dus thuis niet. Hij spreekt geen woord van de in heemse taai en de winkel ziet er zeer aantrekkelijk uit. Hij rommelt en snuf felt meteen in de vakken tot een juf frouw hem voor de beurt maar komt helpen: „Drei ditte" „was ist das" oh ja ik het het an das plaatje (het is een bus vruchten)auc drei (drie vingers omhoog) ,tdies auch" und een pakket dat.nee gib maar zwei" hij gaat spiedend langs de wanden, alles wat hem in het vader land maar enigszins onbekend voor komt, wordt meegenomen ,,Frau- lein, hier habe ich nog iets gefunden, zwei stükke". Hij maakt een wikke lend gebaar en zegt nog: „ein pakket von machen". Een enorm bulterig pak wordt in de auto geladen, 's Avonds op de ho telkamer prutst een voor de snoepwa- ren veel te klein gezelschap gezeten op de bedranden aan allerlei blikken en potten, smeert, lepelt, proeft en be drijft een soort vergelijkende eetwe- tenschap, met nieuwsgierigheid naar wat er allemaal anders minder of beter is dan „bij ons". De juffrouw in de winkel gaat de ga ten vullen in de gehavende vakken, confuus van het gerammel van de kassa. Moet u van dat andere type ook nog horen! Dat zijn de vooi'-een-dub- beltje-op-de-eerste-rang-zitters. Een flesje met drie glazen; zelf- eters op hotelkamers; alles aanne men, niets presenteren (sigaretten, snoepje bij de thee in het pension), drie maal op een dag de vacantiepot natellen; om het uur boekhouden (na iedere „consumptie"). Dat zijn wel heel slechte ambassa deurs. k P ZEKER MOMENT waren ze zó moe dat ze er toe kwamen langs de wanden met schil derijen te gaan lopen zonder nog stil te staan. Om de beurt zeiden ze hardop de naam van de schilder die als voor het doek op een naam plaatje was verantwoordelijk ge steld. Dan zeiden ze „o ja!" wierpen (voor zover ze nog werpen konden) een blik op het meesterwerk en gingen verder. Dan was de volgen de aan de beurt om Titiaan te zeg gen of Giorgone of Tintoretto. Toen ze dachten aan de zalen, die ze doen moesten gingen ze met bloe dend hart er een overslaan, om de beurt. Gelukkig hebben niet veel men sen last van deze reiskwaal. Hij komt voor bij de geestelijk beter ge situeerden en dan alleen bij hen, die sedert kort tot die kringen be horen of er meer verlangen bij te horen dan ze in werkelijkheid zijn. De gevolgen zijn algehele uitput ting en geheugenverlies; de thera pie bestaat uit een streng dieet. Maar natuurlijk! Tot zelfs de meest geoefende Lucullus moet eens met schransen ophouden, zelfs als het de adembenemendste gerechten zijn. Op den duur moet hij de scho tels gaan weigeren. Aan ieder incasseervermogen zijn grenzen ook aan dat voor kunstwer ken en in het algemeen voorwerpen die boeien door schoonheid. Een dergelijk lijstje voor één dag had den de lieden uit ons voorbeeld verwerkt. Ze schrokken er zelf van na de rustkuur (een dag lang achterover in de boomgaard luie ren en nooit meer doen) 2 kathedralen. 2 oude poorten. 2 paleizen. 27 oude gevels. 1 fontein. 8 prachtige straatjes. 4 prachtige pleinen. 6 monumenten. 1 brug. 1 museum met ongeveer 900 schil derijen (zonder uitzondering mees terwerken); ongeveer 150 beeld houwwerken (zonder uitzondering meesterwerken); ongeveer 200 di versen (meubels, tapijten, siera den). De waarheid is altijd eenvoudiger dan ze lijkt. Wie eet er 900 oesters omdat ze zo heerlijk zijn? Misschien wel 900 muisjes, want die gaan wel op 2 boterhammen.... maar daarmee zijn kunstwerken niet te vergelijken. De ware man van geestelijke stand kiest zich een verteerbaar menu en neemt royaal de tijd om er rustend van na te genieten. Pater Ahlbrinck werd in 1910 naar Suri name uitgezonden. Hij kwam in Nickerie en daar moest hij een student, de laters pater de Kort, philosophie doceren. Daar bij moest hij af en toe in de kerk preken in het Engels „jullie spreken het tegen woordig allemaal, maar voor ons was dat toen nog een zwaar karwei!" Toen stu dent de Kort de philosophie voldoende meester was werd pater Ahlbrinck naar Paramaribo overgeplaatst. Hij kreeg te maken met het probleem der rubberpak kers. Dit waren seizoenarbeiders. Hadden ze geld verdiend dan kwamen ze het prompt in de stad opmaken. Wanneer ze weer vertrokken lieten ze grote schul den achter ten laste van hun gezinnen. Dit onverantwoordelijke gedrag had een hele nasleep van gruwelijke gevolgen. Niet zelden lieten de vrouwen haar gezin ver kommeren, daar ze niet opgewassen ble ken tegen de te zware opgave. Pater Ahlbrinck zocht voortvarend naar een oplossing.Hij richtte een vereniging van spaarders op. Zijn overtuigingskracht scheen terrein te winnen. Maar daags na een grote vergadering van honderden rub berpakkers werd hij weer overgeplaatst. „Dat deed me veel verdriet, want ik wist, dat al mijn werk in elkaar zou storten. En dat kwam ook uit". Hij werd benoemd voor de Chinese kerk in Paramaribo. On vermijdelijk moest hij zich tot de studie van de Chinese taal zetten. Eindelijk was hij zover, dat hij de preekstoel op durfde te gaan. „Onder die eerste preek daverde de kerk van het gelach! en terecht!" Maar toen het lan'gzamerhand beter dreig de te gaan moest hij een oudere confra ter in Albina voor veertien dagen gaan vervangen. Toen hij daar eenmaal was kreeg hij bericht daar te blijven.. Die oudere pater had niet veel zin voor de rea liteit. Van het reisschema dat hij me op gaf klopte niet veei. „Ik ging eens met de Bisschop praten, die adviseerde: Luis ter eerbiedig, maar ga daarna maar je eigen gang". In Albina begon hij met de studie van het Indiaans. Maar hij kreeg zware malaria-aanvallen en ging voor herstel naar Coronie, een malaria-vrij ge bied. Intussen we schrijven nu 1924 kwam de vacantie in zicht. In Holland gearriveerd kreeg hij de eervolle taak om de afdeling Suriname van de grote Missietentoonstellin in Rome te gaan op bouwen. Toen deze stand in de Vaticaanse tuinen gereed was ontving hij een tele gram, dat hem meldde in Rome te blij ven 5 maanden lang tot het einde van de tentoonstelling: „dat was me zwaarder dan 5 maanden in het oerwoud". („Vijf maanden in het oerwoud" is de titel van een door hem geschreven boek") Maar dit Romeinse intermezzo leverde toch verschillende voordelen op. Zo ont stond daar voor het eerst het plan van een grote expeditie in het Surinaamse achterland. En enkele gesprekken op het hoofdkantoor van de Cs.s.R. aan de Via Meruiana hadden het gevolg, dat pater Ahlbrinck een vast omschreven „levens taak" kreeg: voortaan zou hij in Surina me de pater der Javanen zijn. Terug in Suriname ging Pater Ahl brinck in Copieweg wonen. Hij had nu een uiterst zware taak. De Javanen ga ven zich niet gewonnen. Ze waren achter dochtig en bang. „Als ik hen probeerde te ontmoeten dan riepen de moeders ang stig hun kinderen bij zich en sloten de huizpn of hutten af. Hij moest hen dus voor zich zien te winnen. De toestanden onder de Javanen waren zeer slecht. Er was geen werk genoeg, de landbouwproducten brachten weinig op. Pater Ahlbrinck ging grootscheeps aan het bedelen. Hij legde concrete plannen op tafel en men werd erdoor geïmponeerd. Holland stuurde veel geld en de rectoren van de Amerikaanse redemptoristenkloos ters lieten hem niet in de steek. Toen kon de gigantische onderneming op gang komen. Hij ging de bossen ontginnen. Hij legde koffie- en cacao-plantages aan. Hij trachtte afzetgebieden te vinden voor de gewonnen producten. „Zwaar beladen trok ik met mijn oude fiets vele honderden ma len naar de stad". We denken hier onwille keurig aan Ariëns die met textiel-stalen stad en dorp bezocht. Later kreeg pater Ahlbrinck de beschikking over een ezels karretje en nu gebeurt het per vrachtauto. Hij liet ook Hollands vee overkomen. Koeien, varkens en twee rood-bonte ras stieren, een geschenk van Limburgse en Zeeuwse boeren. Twee jaar lang sprak hij nooit over godsdienst, maar hij werkte hard om te tonen dat de welvaart van de mensen hem zeer aan het hart ging. Het was zwaar werk en van studie kon niet veel komen: „elke avond viel ik boven mijn boeken in slaap". Twee jaar lang geen enkel Doopsel. Maar hij won het vertrou wen. „De Javanen zagen, dat ik het goed met hen voorhad". Er was werk in over vloed en er werd goed verdiend. Hij ging huizen voor hen bouwen. „Als jonge men- sen gaan trouwen moeten ze goed en net jes kunnen wonen, dat voorkomt veel el lende". Het eerste stenen huis is nu juist klaar gekomen. Maar ze zijn duur: ƒ3.000 per stuk. Na ruim twee j-aar kwamen de mensen over de brug. En: „in het derde jaar heb ik meer dan 50 Doopsels toegediend". Bjj al dit inspannende werk heeft de we tenschappelijke belangstelling van pater W. Ahlbrinck geen schipbreuk geleden. H(j zag kans om een encyclopaedic sa men te stellen: „behelzend taal, zeden en gewoonten der Karaïben". In Albina kreeg bil met d^zc mensen te maken. De Ka raïben spraken geen Neger-Engels. H(J beperkte zich aanvankelijk tot linguïstische studies. Die bestonden in het vragen van woorden, daarna in het vragen van woor den, verband houdend met elkander (attri buut en substantief). Toen kwamen de vormen: gebiedende wijs, verbiedende wijs. Om in het leren geen oponthoud te heb ben had hij een Karaïbische jongen, die hem op al zijn reizen dag en nacht ver gezelde. De studie der taal verbreedde zich met de dag. Van de linguïstische ge gevens kwam hjj tot de ethnologische za ken. In April 1926 was het werk voltooid. Ter beoordeling zond hij zijn manuscript naar prof. dr. J. van Ginneken. Door een staf geleerden werd het onder de lou pe genomen. Het eindoordeel luidite: „Dit werk grenst aan het volmaakte". Het werd uitgegeven door de Kon. Academie van Wetenschappen te Amsterdam, in 1931. 00 jaren terug was van Suriname niet veel meer bekend dan de kuststrook. Een reeks van 7 expedities echter (1900-1911) liet geleidelijk wat meer de algemene trekken zien van Suriname's bodem. Maar een nauwkeurig onderzoek van een of an der deel had tot dan toe nog niet plaatsge had. Dit gebeurde in 1926. De expeditie van 1926 werd bekostigd door de „Maat schappij tot bevordering van het natuur kundig onderzoek in de Ned. Koloniën en het „Koninklijk Aardrijkskundig Ge nootschap". De Expeditie had tot doel: een zo grondig mogelijk onderzoek van het binnenland, mei name van het Wil- helmina-gebergte. Leider was prof. dr. Gerold Stakel. Hem werd pater Ahlbrinck ter zijde gesteld. In 1938 werd pater Ahlbrinck zelf aan gesteld tot leider van een tweede expedi- 1 ie. Deze tocht duurde 7 maanden. De spe ciale opdracht van deze expeditie bestond hierin, dat men moest trachten te weten ie komen of er zich langs de Oelemari, een zijrivier van de Marowijne, nog over levenden van de „Wajarehoele-stam" be vonden. Een stam die als wild en gevaar lijk stond aangeschreven. Maar deze stam bleek volledig uitgestorven te zijn. Wel vond men de laatste 13 leden vyn de Wa- ma's. De Wama's leven nog in het stenen tijdperk: ze gebruiken stenen bijlen en dragen een schortje van vruchtenpitten. Het was een bijzonder zware tocht en de hele expeditie had zeer met malaria- aanvallen te kampen. We hebben nu al enkele facetten van dit veelzijdige leven bekeken. Pater Ahl brinck is dus in de 45 jaren van zijn apos tolaat in Suriname opgetreden als: philo- sophie-professor, als geleerde, ais 'boer als vertegenwoordiger, als expeditieleider. Hij zag ook nog kans om romans te schrij ven. Zijn eerste roman was: „Tawaroe, de Indiaanse verspieder". Deze roman wordt momenteel in „De Surinamer" af gedrukt als feuilleton. De tweede roman heet: „De Hoofdman van Grancarbet". De derde roman, spelend in de tijd van de slaven-weglopers, is bijna klaar. Tn de ze romans ziet hij kans om zijn enorme kennis van Suriname te populariseren. Hij gaf me een voorbeeld. De voorberei ding op het huwelijk wordt bij de India nen zeer serieus opgevat. In zijn laatste roman laat hij een jongen onrustig om het huis dwalen waar zijn toekomstige bruid wordt opgesloten. De jonge vrouw is nl. een maand in volstrekte afzondering gehouden, alleen met een oude vrouw, die haar instrueert. Ze moet vasten, mag zich niet wassen en mag heur haar niet ver zorgen. Tenslotte moet ze drie plechtig heden ondergaan. Ze krijgt katoen in haar handen, die bel katoen wordt aangesto ken; als het vuur haar hand raakt gooit ze de brandende kluwen weg. Ze moet haar hand in een kom houden die vol mieren zit. De mieren steken haar hand. Door deze twee symbolische handelingen wordt haar de geest van arbeidzaamheid geleerd. De jongen moppert: waar is dat goed voor? Mijn geliefde is ijveriger dan wie ook. Waarom moet zij pijn lijden voor mets? Tenslotte krijgt het meisje een kroes met bier waarin tabakswater is gedaan. Ze neemt een slok en spuwt alles uit. Zo moet ze al haar ongerechtighe den uitbraken voor ze bekwaam is haar man tegemoet te komen. En de jongen is kwaad: wie is er onschuldiger dan zijn bruid? Zo-brengt de schrijver via de pein zende jongen de lezer in contact met de I Tmn^Vv. stolp te komen!" Dat hebben zijn men sen in de spreekkamer bij de zusters ge zien en hij was niet zo goed of hij moest beloven zo'n ding mee te brengen. En dan is er nog de koffiemolen! Een kof fiemolen die draait op een dieselmotor. In Engeland is hij er tenslotte mee klaar gekomen. „Als hij nu maar op tijd hier is!" Over een paar maanden zit hij weer tus sen zijn mensen. Met zijn grote bezorgd heid zijn volledige belangstelling, met zijn enorme kennis, met zijn overstoorbaar goed humeur. Op deze pagina is al verschillende ma len aan de orde gesteld het probleem van hen die onbereikbaar lijken. Pater Ahlbrinck heeft daar ook op een nog veel moeilijker wijze kennis meegemaakt. Maar zijn apostolische ijver nam alle hindernis sen. Tijdens een twee uur lang gesprek had ik aanvankelijk de neiging om hem te vertellen van de speciale moeilijkheden die hier bestaan. Maar na de film van dit leven heb ik maar gezwegen. Z.K.H. Prins Bernhard mag weten dat, wanneer hij aan deze 70-jarige de Zilveren Anjer aanbiedt, hij dit ook doet in de we tenschap, dat wij er van harte mee instem men. P. Wesseling C.s.s.R. -PU Door zijn Encyclopaedie had pater Ahl brinck de aandacht van de wetenschappe lijke wereld op zich gevestigd. Nauwelijks "Ik ben nog nooit in Genève ge weest", aldus Hond met de kop naar de zon, „ik weet alleen dat er een flink meertje moet zijn en dat de zogezegde Grote Vier er gedurende de komende dagen een zogezegd Ge sprek gaan houden. En over dat laatste wilde ik het even hebben. Mijn gedachten over de Tour moe ten dan maar even een weekje wach ten. Dat Gesprek intrigeert me als sprekende hond heei bizonder. Het is me opgevallen, dat terwijl het Gesprek nog niet eens is begonnen —allerlei lieden die niet de Grote Vier zijn al zitten mee te praten. Ik bedoel niet alleen de toch nog vrij grote meneer Adenauer, maar ook al die kleine heren, die allang heb ben uitgemaakt wat er besproken moet worden en hoe en met welk resultaat. Stel je voor, dat ik als hond op die manier aan zo'n Ge sprek zou moeten deelnemen, waar bij dus al van tevoren door ande ren was bepaald wat ik wel en wat ik niet moet zeggen. Dan zou ik als Grote Hond die minder groten en al die kleintjes rustig laten keffen, om vervolgens in Genève een zelfstan dig nummertje blaffen weg te ge ven, geïnspireerd door de situatie ter plaatse, de houding van mijn gesprekpartners en het eigen hart. Ik zou, zo nodig, door alie schema's en programma's, die iedereen tóch al kent, heen blaffen. Ik zou geen oude, reeds lang ingestudeerde kunstjes gaan vertonen, die niemand meer verbazen, zeker niet mijn part ners die zelf ook de nodige kunst jes kennen. Ik zou geen stok uit het meertje halen, die anderen erin heb ben gesmeten. Ik zou op mijn eigen manier kwispelen en pootjes geven en blaffen en van me af bijten. En van de papieren van alle jongens, die al hebben opgetekend wat wij' zouden moeten zeggen, en wat niet, zóu ik na afloop een stevige prop' maken, welke prop ik persoonlijk in het meer zou smijten, met het ver zoek aan alle rapporteurs om de ze prop te rapporteren..."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 7