MENSEN
MORGEN
Wereld in wording
Ze drinken toch liever ZOEIE limonade
Porteur je criepour vous
Wie zie ik daar zitten!... Karei en zijn vrouw!
Cultuurgoederen tegeneten
s
Reizende
Ambassadeurs
O'
HONDENPRAAT
Kijk daar eensl
We hebben toch
een lol gehad
De Zilveren Anjer voor
Pater W. Ahlbrinck C.ss.R.
Ohlt fiu, huJ uit ft-
REISKWAAL
Voor gevechten
mm
ZATERDAG 16 JULI 1933
PAGINA
T "I KENT ZE, de kinderen in de
AJ dierentuin. Ze trekken van
de
apen naar de beren en dan
OOK VOOR
VAN
EN EEN
Glazen stolp.
Twee typen
„Twee jaar lang sprak ik
niet over godsdienst"
Encyclopaedic
Romanschrijver
IBIg
u AA- fg
Onbereikbaren
rsié
immk
ifïïl
-
mm y
-
Twee expedities
De vacanties zijn weer losgebroken
naar de giraffen, vragen de tijd
aan een andere bezoeker en roe
pen tot elkaar: „Kom jonges, 't
ts ein uur, de zaihonde krijge
Voer!". Als een wervelwind gaat
bet naar de zeehonden en van
daar naar de uitkijktoren. Om
drie uur vertoning bij de olifan
ten, dan nog een rondrit op een
ezel, even naar de leeuwen en
naar buis. De dag is heerlijk en
goed geweest. Wie was der kinde
ren gids? Een plattegrondje met
nummers waarmee de verblijf-
plaatsen van de gedierten corres
ponderen en een paar aankondi
gingen: „3.30 uur voederen der
beren". Wie verzorgt de attracties?
De beesten. Wat moet men er
voor doen? Entree betalen.
Het is vreemd dat sommige men
sen de streek of het land dat ze als
vacantieverblijf kozen niet anders
begrijpen dan kinderen de dierentuin
Wie is hun gids? Een kaart en een
Baedeker waarin de aankondigin
gen van de attracties:
A: typisch vestingplaatsje met oude
poort (1612).
B: vroeger welyarend handelsstad
je, thans vervallen. Elk uur slaat
de grote klok en komen er drie
mannetjes te voorschijn.
C: plaatsje bekend om het graf van
graaf X
D: Woensdag is het in dit plaatsje
markt, waar het volk uit de om
streken met de typische producten
van het land komt. Let op de hoge
hoofddeksels van de vrouwen, de
mannen dragen beschilderde ges
pen aan hun broeken.
E: deze stad heeft een fraai mu
seum, o.a. de koe en de overgave
van P. aan prins Q, beide meester
werken van Lucas K.
Wie verzorgt die attracties? Die
stadjes en die mensen, die net zo
min iets kunnen doen aan hun be
zienswaardigheid als de dieren in de
dierentuin. Kan die zeehond het hel
pen dat hij van die glibberige schui
vers maakt cnn een hem toegeworpen
vis te vangen, hetgeen bezienswaar
dig is?
Wat moet men er voor doen? Reis
geld betalen. Je kent ze nu wel die
vacantiegangers met boek en kiek-
toestel, poserend met landlieden alsof
het exotische vissen zijn.
Zolang het vervallen stadswallen
zijn of op toerisme berekende men
sen die aan hun eigen schone traditie
geld verdienen, gaat het nog. Maar
niet iedereen is dierentuin-aap en
niet ieder stadje een giraffenhuis.
is de vacantie aangebroken.
Een van onze medewerkers,
zelf hartstochtelijk vacantie-
ganger, houdt op deze pagina
de lezers op vacantie een sterk
gebogen lachspiegel voor. Maar
zelfs een vertekend beeld heeft
altijd iets van de werkelijk
heid in zich
MET EEN NOGAL BONT gekleurd gezelschap reisden we in Frankrijk. We
waren allemaal even enthousiast aan de wijn begonnen en hadden onze
bewondering voor zoveel kansen op zoveel goede flessen en zo goed
koop, niet onder stoelen of banken gestoken. Na een paar dagen begon bij
sommigen de liefde voor de wijn te tanen. Er werd getwijfeld bij een be
stelling. Na nog twee dagen had de concurrentie het gewonnen. De strijd tus
sen wijn en limonade werd in het voordeel van de laatste beslist. En toen zeide
een heel wijs man tegen ons, heel zachtjes: ,,kijk, ze drinken tóch liever zoete
limonade".
Veel meer dan het fatsoen moet men over de grens niet meenemen. Vreemd
is het dat het voor velen makkelijker schijnt het fatsoen thuis te laten en dus
een slecht ambassadeur voor het vaderland te zijn dan de smaak voor boeren
kool, Goudse kaas, aardappels, bitterballen en Schiedammer natEn toch
als men echt genieten wil en wat meemaken en wat leren van 's lands wijs en
's lands eer (en dat is nu juist een vacantiegenoegen) dan zou dat meenemen
van Hollands eetsmaak achterwege gelaten moeten worden. Trouwens een
wemig .nederigheid is wel op haar plaats wat die „goeie Vaderlandse pot"
betreft, waar we zo graag vol trots aan denken tussen de vreemde Franse
nen we n'E tussen zout' ™ur en bitter ken-
Het kHe m Franse keuken heeft een overweldigend scala tussen tinten.
moeite waard de smaak daarvoor aan te leren. Bovendien benadeelt
men met dat vasthouden aan eigen gewoonten zijn physieke toestand.
Die Italianen onder de hete zon weten heel goed wat ze doen als ze macaroni
eten in. plaats van een in de vette jus gesopte biefstuk van geweldige afmeting.
Ei is nog meer. Als men met alle geweld een dure vacantie wil hebben
moet men vasthouden aan zijn Hollandse eetgewoonten in het buitenland.
Tenslotte is er dit: Die lui over de grenzen zijn geen exotische wezens on
mogelijk vreemde doch alleszins bezienswaardige vogeltjes die de gekste
dingen eten. „Hoe krijgen ze het door hun keel?"!
Met twee families zijn ze naar
Friesland getogen, naar het me
rengebied.
De meeste leden van de fami
lie waren gek op zeilen, zwem
men en luieren in de zonEr wer
den boten gehuurd en eens per
dag als het fatsoenlijk weer was
werden ze bevoorraad met de
familie, proviand, een kaartspel,
leesboeken en een pick-up. Bij
het weerzien in de grote stad is
dit korte nieuwsbericht de sa
menvatting van het luide en met
blijde herinnering uitgesproken
reisverslag „en we hebben een
lol. gehad!' „Met de familie X
uit Y die we ontmoetten in het
zaaltje waar we 's avonds dan
sen gingen; met een stel uit A.
(die man die zo leuk gooche
len kon)-, met die jongen uit B.
die zo reuze zwemmen kon en
vissen en die een oogje had op
onze Mientje het kind is er nog
veel te jong voor, overigens)".
Van uitrusten in je vacantie
komt niet veel. Het is iedere
avond laat want altijd is er wat
fe op de bootjes of op de
wal. Er is muziek (die ene uit
C. had mieterse dansplaten) uit
de pick-ups en we hebben alle
maal wat onder de kurk". „Ach,
ach wat hebben we toch een lol
gehad zo 's avonds vooral. Maar
steek maar gerust een hoop geld
oy je, want vacantie vieren is
duur. Je moet toch ook eens wat
presenteren".
Stelt u zich zo'n avond voor.
Als de zon ondergaat en de stilte
%mt aangetreden over het al
kleurlozer wordend land hebben
ze hun hoofd bij het opzetten van
een nieuwe plaat. En zo'n och
tend: als de natuur al uren leeft
en de dag al zijn hoogtepunt na
dert, blaast in de roef een zeer
verlate Klaas Vaak de aftocht.
Het is wel een beetje zonde om
daarvoor helemaal naar Fries
land. te gaan, maar och, „we
hebben toch een lol gehad!"
Pionier en Apostel in Suriname
Men zegt wel eens dat jonge mensen zich het meest op hun gemak voelen
bij oude, zeer oude mensen. En misschien is dat ook wel andersom. Tenminste:
toen ik pater Ahlbrinck vertelde, dat ik graag op een pagina voor jongeren
over hem wilde schrijven, stemde hij onmiddellijk daarmee in. En hij voegde
er aan toe: „die zullen de moeilijkheden die ik gehad heb het best begrijpen".
Pater Ahlbrinck zal in October, wanneer Prins Bernhard Suriname zal bezoe
ken, daarginds in Paramaribo de Zilveren Anjer aangeboden krijgen. Waar
voor krijgt hij deze bijzondere onderscheiding? De notities die hier volgen
willen op die vraag een antwoord geven.
mooie en zinvolle
nen.
.folklore" van de India»
Pater Ahlbrinck ziet er niet tegen op
om na zijn korte vacantie weer naar Co-
pieweg te gaan. Op 12 Augustus vertrekt
zijn boot. Hij is druk in.de weer om aller
lei karweitjes op te knappen. Hij beloofde
een pas getrouwd paar een H. Hart-beeld
met glazen stolp.. „Dat beeld heb ik,
maar waar is nu nog aan een glazen
Lang voordat de trein stopte be
gon de man al uit het coupé-raam
te hangen, speurend over de per
rons. Uit het feit dat hij zojuist een
subliem Engels tweed-jasje had aan
getrokken leidde ik af dat hij er hier
uit wilde. Het was een jongmens van
dure komaf. Dat had ik aan zijn kle
ding gezien en aan de inhoud van
een paar geheel leren koffers, die hij
aan de grens open had moeten ma
ken.
Wat een wonder dat je
vrienden en kennissen te
gen kan komen in het
buitenland, mits erbij ge
zegd wordt dat het was
op het terrasje van de
Bunte Kuh in het Ahr-
dal of op de Drachenfels.
Toen de Touringcarbe-
drijven in het Zuiden
het elkaar lastig maak
ten kon je er een dagje
heen voor een appel en
een ei en anders voor
twee, hoogstens drie ap
pelen en een ei,
Nu wordt er over die
Drakenrots erg vervelend
gepraat en erop (of er
onder aan de voet) wor
den drakerige dmgen ge
daan. Er zijn twee par
tijen. of eigenlijk drie.
1. De mensen die er In
vliegen. Heel serieus
naar boven en terug-W
den in een open calccne,
almaar elkaar kieken op
en tegen de rots, op ezel
tjes zitten en prullaria
kopen in hoge ernst als
souvenir aan de legenda
rische natuurlijke uit
kijktoren aan de boor
den van Vater Rheln,
Nauwelijks hebben ze ge
noten van de „vue", want
de tijd die de busonder
neming heeft uitgetrok
ken is opgesoupeerd door
de nevenarbeid.
2. De kenners, die het
niet in hun hoofd halen
tussen al dat touristenvee
op de Drachenfels te ver
schijnen. Ze zeggen: „het
is daar bedorven door al
dat volk en het bedrijf
dat er door ontstaan is".
Zij bedoelen dus, dat
ieder die wel het hart
heeft op de drakenrots te
verschijnen een voor cul
tuur afgeschreven, be-
derfbrengend stuk toerist
is. eer soort sprinkhaan,
zijnde samenstellend deel
van een kudde en een
plaag. Als ze dat duide
lijk heboen laten merken
geven ze vaak de tip:
„Weet jï waar je eens
naar toe moet gaan, naar
AOrgelooflijlc mooi
en als je oen beetje han
dig bent. kun je er vrij
goedkoop leven, je ziet er
geen toeristen, alleen de
echte komen daar!" Het
is een lot uit de loterij
als je dan als nederig
sterveling die wel eens
van een tripje houdt,
weet waar dat gat A. ligt.
Het blijkt een almachtig
eind uit de buurt, diep in
Frankrijk te liggen. De
gedachte aan dat „een
beetje handig zijn", be
zorgt je een tweede min
derwaardigheid-complex
omdat JIJ niet weet hoe
je dat aan moet leggen
tussen dialect-sprekende
Franse streekbewoners.
Ondertussen ben je bij de
zegslieden al afgeschre
vengoed voor de
Drachenfels.
3. De echte kenners, die
voor hun genoegen t"PS
maken ook naar de Dra
chenfels omdat het er bij
zonder mooi is en de
reis er heen redelijk te
betalen. Ze genieten van
het sublieme uitzicht en
scheppen puur plezier in
het „gedoe" met die czel-
jes en dat eavalje met
het aftandse paard dat op
en neer gaat en om die
schreeuwend dure ezel
tjes die bewegen kunnen
en die snuisterijen, die
getuigen moeten dat de
eigenaar op de Drachen
fels geweest is, en dat
gekiek van elkaar, van
die hele gezellige drake
rige centencultus van en
rond mensen die uit zijn
op „bezienswaardighe
den". Ze geven hun ogen
de kost en ergeren zich
niet en spelen de come-
die humaine mee, niet In
ernst, meer voor hun
(vacantie) genoegen.
loen hij een witkiel zag begon hij
te roepen: „Porteur!". Hij bediende
zich de volgende minuten van twee
talen. Als hij riep koos hij de taal
van het land waar hij te gast kwam.
In de pauzen tussen zijn hevig geroep
Ehrel6 e" p*"1*16™3!). hii in z'in eigen
J?lgeIs-„ "P°rteur!.Porteur!"
De witkiel kon hem beslist nog niet
verstaan en als hij hem had kunnpn
verstaan dan zou hem geen tijd gé-
laten zijn zijn lorrie te pakken en
naar mijnheers kalfsleren koffers te
komen zonder nog driemaal geroe
pen te zijn. Do oude witkiel had moe
ten vliegen. Ik zag dat de man wer
kelijk niet sneller had kunnen komen
toen hij het jongmens eenmaal ge
hoord had. Toen hij aan het raam
verscheen: „Ah!.... Ah!" je crie
pour vous!" Dit stuk onredelijkheid,
dit stuk onrust. Witkiel is gelijk aan
automobiel. In de een gaat benzine,
in de ander een geldstuk. Als er geé
trapt wordt moeten de apparaten
reageren.
Natuurlijk, hotelportiers zijn niet
gratis vriendelijk. Voor de dienst
baarheid van veie mensen die ge in
uw vacantie ontmoet, moet betaald
worden, omdat zoveel dienstbaarheid
en zoveel vriendelijkheid beroepshal
ve wordt gepleegd.
Het is vaak geen eenvoudig kunst
je precies het juiste evenwicht te
zoeken bij het bepalen van uw hou
ding t.o.v. hen die vriendelijk tot uw
dienst zijn.
een winkelier zo verlegen
bekoriri er het aIs een duivelse
ring voelt U nog meer te ver
neem1!' V- -kunt ook zo opereren dat
niemand een cent aan U verdient.
in Al ypen J5an men in het bijzonder
vacantiecentra aantreffen, waar
ze in vele variaties te vinden zijn.
hijnlijjj zijn de eerste het minst
kwaadaardig. Ze lijken ons echter een
slecht visitekaartje achter te laten
voor wat betreft 'het geestelijk niveau
in het vaderland. Een voorwaarde is
het bij zich hebben van een bom
duiten en de bewuste wil de hele bom
stuk te slaan (het is nu vacantie hoor!)
Hier gaat ej- een een levensmiddelen
zaak binnen (niet ver over de gren
zen). Het is een man, deze werk
zaamheden verricht hij dus thuis niet.
Hij spreekt geen woord van de in
heemse taai en de winkel ziet er zeer
aantrekkelijk uit. Hij rommelt en snuf
felt meteen in de vakken tot een juf
frouw hem voor de beurt maar komt
helpen: „Drei ditte" „was ist das"
oh ja ik het het an das plaatje (het
is een bus vruchten)auc drei (drie
vingers omhoog) ,tdies auch"
und een pakket dat.nee gib maar
zwei" hij gaat spiedend langs de
wanden, alles wat hem in het vader
land maar enigszins onbekend voor
komt, wordt meegenomen ,,Frau-
lein, hier habe ich nog iets gefunden,
zwei stükke". Hij maakt een wikke
lend gebaar en zegt nog: „ein pakket
von machen".
Een enorm bulterig pak wordt in
de auto geladen, 's Avonds op de ho
telkamer prutst een voor de snoepwa-
ren veel te klein gezelschap gezeten
op de bedranden aan allerlei blikken
en potten, smeert, lepelt, proeft en be
drijft een soort vergelijkende eetwe-
tenschap, met nieuwsgierigheid naar
wat er allemaal anders minder of
beter is dan „bij ons".
De juffrouw in de winkel gaat de ga
ten vullen in de gehavende vakken,
confuus van het gerammel van de
kassa. Moet u van dat andere type ook
nog horen! Dat zijn de vooi'-een-dub-
beltje-op-de-eerste-rang-zitters.
Een flesje met drie glazen; zelf-
eters op hotelkamers; alles aanne
men, niets presenteren (sigaretten,
snoepje bij de thee in het pension),
drie maal op een dag de vacantiepot
natellen; om het uur boekhouden (na
iedere „consumptie").
Dat zijn wel heel slechte ambassa
deurs.
k P ZEKER MOMENT waren ze
zó moe dat ze er toe kwamen
langs de wanden met schil
derijen te gaan lopen zonder nog stil
te staan. Om de beurt zeiden ze
hardop de naam van de schilder
die als voor het doek op een naam
plaatje was verantwoordelijk ge
steld. Dan zeiden ze „o ja!" wierpen
(voor zover ze nog werpen konden)
een blik op het meesterwerk en
gingen verder. Dan was de volgen
de aan de beurt om Titiaan te zeg
gen of Giorgone of Tintoretto. Toen
ze dachten aan de zalen, die ze
doen moesten gingen ze met bloe
dend hart er een overslaan, om de
beurt.
Gelukkig hebben niet veel men
sen last van deze reiskwaal. Hij
komt voor bij de geestelijk beter ge
situeerden en dan alleen bij hen,
die sedert kort tot die kringen be
horen of er meer verlangen bij te
horen dan ze in werkelijkheid zijn.
De gevolgen zijn algehele uitput
ting en geheugenverlies; de thera
pie bestaat uit een streng dieet.
Maar natuurlijk! Tot zelfs de
meest geoefende Lucullus moet eens
met schransen ophouden, zelfs als
het de adembenemendste gerechten
zijn. Op den duur moet hij de scho
tels gaan weigeren.
Aan ieder incasseervermogen zijn
grenzen ook aan dat voor kunstwer
ken en in het algemeen voorwerpen
die boeien door schoonheid. Een
dergelijk lijstje voor één dag had
den de lieden uit ons voorbeeld
verwerkt. Ze schrokken er zelf van
na de rustkuur (een dag lang
achterover in de boomgaard luie
ren en nooit meer doen)
2 kathedralen.
2 oude poorten.
2 paleizen.
27 oude gevels.
1 fontein.
8 prachtige straatjes.
4 prachtige pleinen.
6 monumenten.
1 brug.
1 museum met ongeveer 900 schil
derijen (zonder uitzondering mees
terwerken); ongeveer 150 beeld
houwwerken (zonder uitzondering
meesterwerken); ongeveer 200 di
versen (meubels, tapijten, siera
den).
De waarheid is altijd eenvoudiger
dan ze lijkt. Wie eet er 900 oesters
omdat ze zo heerlijk zijn? Misschien
wel 900 muisjes, want die gaan
wel op 2 boterhammen.... maar
daarmee zijn kunstwerken niet te
vergelijken.
De ware man van geestelijke
stand kiest zich een verteerbaar
menu en neemt royaal de tijd om er
rustend van na te genieten.
Pater Ahlbrinck werd in 1910 naar Suri
name uitgezonden. Hij kwam in Nickerie
en daar moest hij een student, de laters
pater de Kort, philosophie doceren. Daar
bij moest hij af en toe in de kerk preken
in het Engels „jullie spreken het tegen
woordig allemaal, maar voor ons was dat
toen nog een zwaar karwei!" Toen stu
dent de Kort de philosophie voldoende
meester was werd pater Ahlbrinck naar
Paramaribo overgeplaatst. Hij kreeg te
maken met het probleem der rubberpak
kers. Dit waren seizoenarbeiders. Hadden
ze geld verdiend dan kwamen ze het
prompt in de stad opmaken. Wanneer ze
weer vertrokken lieten ze grote schul
den achter ten laste van hun gezinnen.
Dit onverantwoordelijke gedrag had een
hele nasleep van gruwelijke gevolgen. Niet
zelden lieten de vrouwen haar gezin ver
kommeren, daar ze niet opgewassen ble
ken tegen de te zware opgave. Pater
Ahlbrinck zocht voortvarend naar een
oplossing.Hij richtte een vereniging van
spaarders op. Zijn overtuigingskracht
scheen terrein te winnen. Maar daags na
een grote vergadering van honderden rub
berpakkers werd hij weer overgeplaatst.
„Dat deed me veel verdriet, want ik wist,
dat al mijn werk in elkaar zou storten.
En dat kwam ook uit". Hij werd benoemd
voor de Chinese kerk in Paramaribo. On
vermijdelijk moest hij zich tot de studie
van de Chinese taal zetten. Eindelijk was
hij zover, dat hij de preekstoel op durfde
te gaan. „Onder die eerste preek daverde
de kerk van het gelach! en terecht!"
Maar toen het lan'gzamerhand beter dreig
de te gaan moest hij een oudere confra
ter in Albina voor veertien dagen gaan
vervangen. Toen hij daar eenmaal was
kreeg hij bericht daar te blijven.. Die
oudere pater had niet veel zin voor de rea
liteit. Van het reisschema dat hij me op
gaf klopte niet veei. „Ik ging eens met
de Bisschop praten, die adviseerde: Luis
ter eerbiedig, maar ga daarna maar je
eigen gang". In Albina begon hij met de
studie van het Indiaans. Maar hij kreeg
zware malaria-aanvallen en ging voor
herstel naar Coronie, een malaria-vrij ge
bied. Intussen we schrijven nu 1924
kwam de vacantie in zicht. In Holland
gearriveerd kreeg hij de eervolle taak
om de afdeling Suriname van de grote
Missietentoonstellin in Rome te gaan op
bouwen. Toen deze stand in de Vaticaanse
tuinen gereed was ontving hij een tele
gram, dat hem meldde in Rome te blij
ven 5 maanden lang tot het einde van de
tentoonstelling: „dat was me zwaarder
dan 5 maanden in het oerwoud". („Vijf
maanden in het oerwoud" is de titel
van een door hem geschreven boek")
Maar dit Romeinse intermezzo leverde
toch verschillende voordelen op. Zo ont
stond daar voor het eerst het plan van
een grote expeditie in het Surinaamse
achterland. En enkele gesprekken op het
hoofdkantoor van de Cs.s.R. aan de Via
Meruiana hadden het gevolg, dat pater
Ahlbrinck een vast omschreven „levens
taak" kreeg: voortaan zou hij in Surina
me de pater der Javanen zijn.
Terug in Suriname ging Pater Ahl
brinck in Copieweg wonen. Hij had nu
een uiterst zware taak. De Javanen ga
ven zich niet gewonnen. Ze waren achter
dochtig en bang. „Als ik hen probeerde te
ontmoeten dan riepen de moeders ang
stig hun kinderen bij zich en sloten de
huizpn of hutten af. Hij moest hen dus
voor zich zien te winnen.
De toestanden onder de Javanen waren
zeer slecht. Er was geen werk genoeg,
de landbouwproducten brachten weinig op.
Pater Ahlbrinck ging grootscheeps aan
het bedelen. Hij legde concrete plannen
op tafel en men werd erdoor geïmponeerd.
Holland stuurde veel geld en de rectoren
van de Amerikaanse redemptoristenkloos
ters lieten hem niet in de steek. Toen
kon de gigantische onderneming op gang
komen. Hij ging de bossen ontginnen. Hij
legde koffie- en cacao-plantages aan. Hij
trachtte afzetgebieden te vinden voor de
gewonnen producten. „Zwaar beladen trok
ik met mijn oude fiets vele honderden ma
len naar de stad". We denken hier onwille
keurig aan Ariëns die met textiel-stalen
stad en dorp bezocht. Later kreeg pater
Ahlbrinck de beschikking over een ezels
karretje en nu gebeurt het per vrachtauto.
Hij liet ook Hollands vee overkomen.
Koeien, varkens en twee rood-bonte ras
stieren, een geschenk van Limburgse en
Zeeuwse boeren.
Twee jaar lang sprak hij nooit over
godsdienst, maar hij werkte hard om te
tonen dat de welvaart van de mensen
hem zeer aan het hart ging. Het was
zwaar werk en van studie kon niet veel
komen: „elke avond viel ik boven mijn
boeken in slaap". Twee jaar lang geen
enkel Doopsel. Maar hij won het vertrou
wen. „De Javanen zagen, dat ik het goed
met hen voorhad". Er was werk in over
vloed en er werd goed verdiend. Hij ging
huizen voor hen bouwen. „Als jonge men-
sen gaan trouwen moeten ze goed en net
jes kunnen wonen, dat voorkomt veel el
lende". Het eerste stenen huis is nu
juist klaar gekomen. Maar ze zijn duur:
ƒ3.000 per stuk.
Na ruim twee j-aar kwamen de mensen
over de brug. En: „in het derde jaar
heb ik meer dan 50 Doopsels toegediend".
Bjj al dit inspannende werk heeft de we
tenschappelijke belangstelling van pater
W. Ahlbrinck geen schipbreuk geleden.
H(j zag kans om een encyclopaedic sa
men te stellen: „behelzend taal, zeden en
gewoonten der Karaïben". In Albina kreeg
bil met d^zc mensen te maken. De Ka
raïben spraken geen Neger-Engels. H(J
beperkte zich aanvankelijk tot linguïstische
studies. Die bestonden in het vragen van
woorden, daarna in het vragen van woor
den, verband houdend met elkander (attri
buut en substantief). Toen kwamen de
vormen: gebiedende wijs, verbiedende
wijs.
Om in het leren geen oponthoud te heb
ben had hij een Karaïbische jongen, die
hem op al zijn reizen dag en nacht ver
gezelde. De studie der taal verbreedde
zich met de dag. Van de linguïstische ge
gevens kwam hjj tot de ethnologische za
ken. In April 1926 was het werk voltooid.
Ter beoordeling zond hij zijn manuscript
naar prof. dr. J. van Ginneken. Door
een staf geleerden werd het onder de lou
pe genomen. Het eindoordeel luidite: „Dit
werk grenst aan het volmaakte". Het
werd uitgegeven door de Kon. Academie
van Wetenschappen te Amsterdam, in
1931.
00 jaren terug was van Suriname niet
veel meer bekend dan de kuststrook. Een
reeks van 7 expedities echter (1900-1911)
liet geleidelijk wat meer de algemene
trekken zien van Suriname's bodem. Maar
een nauwkeurig onderzoek van een of an
der deel had tot dan toe nog niet plaatsge
had. Dit gebeurde in 1926. De expeditie
van 1926 werd bekostigd door de „Maat
schappij tot bevordering van het natuur
kundig onderzoek in de Ned. Koloniën
en het „Koninklijk Aardrijkskundig Ge
nootschap". De Expeditie had tot doel:
een zo grondig mogelijk onderzoek van
het binnenland, mei name van het Wil-
helmina-gebergte. Leider was prof. dr.
Gerold Stakel. Hem werd pater Ahlbrinck
ter zijde gesteld.
In 1938 werd pater Ahlbrinck zelf aan
gesteld tot leider van een tweede expedi-
1 ie. Deze tocht duurde 7 maanden. De spe
ciale opdracht van deze expeditie bestond
hierin, dat men moest trachten te weten
ie komen of er zich langs de Oelemari,
een zijrivier van de Marowijne, nog over
levenden van de „Wajarehoele-stam" be
vonden. Een stam die als wild en gevaar
lijk stond aangeschreven. Maar deze stam
bleek volledig uitgestorven te zijn. Wel
vond men de laatste 13 leden vyn de Wa-
ma's. De Wama's leven nog in het stenen
tijdperk: ze gebruiken stenen bijlen en
dragen een schortje van vruchtenpitten.
Het was een bijzonder zware tocht en
de hele expeditie had zeer met malaria-
aanvallen te kampen.
We hebben nu al enkele facetten van
dit veelzijdige leven bekeken. Pater Ahl
brinck is dus in de 45 jaren van zijn apos
tolaat in Suriname opgetreden als: philo-
sophie-professor, als geleerde, ais 'boer
als vertegenwoordiger, als expeditieleider.
Hij zag ook nog kans om romans te schrij
ven. Zijn eerste roman was: „Tawaroe,
de Indiaanse verspieder". Deze roman
wordt momenteel in „De Surinamer" af
gedrukt als feuilleton. De tweede roman
heet: „De Hoofdman van Grancarbet".
De derde roman, spelend in de tijd van
de slaven-weglopers, is bijna klaar. Tn de
ze romans ziet hij kans om zijn enorme
kennis van Suriname te populariseren.
Hij gaf me een voorbeeld. De voorberei
ding op het huwelijk wordt bij de India
nen zeer serieus opgevat. In zijn laatste
roman laat hij een jongen onrustig om
het huis dwalen waar zijn toekomstige
bruid wordt opgesloten. De jonge vrouw
is nl. een maand in volstrekte afzondering
gehouden, alleen met een oude vrouw, die
haar instrueert. Ze moet vasten, mag zich
niet wassen en mag heur haar niet ver
zorgen. Tenslotte moet ze drie plechtig
heden ondergaan. Ze krijgt katoen in haar
handen, die bel katoen wordt aangesto
ken; als het vuur haar hand raakt gooit
ze de brandende kluwen weg. Ze moet
haar hand in een kom houden die vol
mieren zit. De mieren steken haar hand.
Door deze twee symbolische handelingen
wordt haar de geest van arbeidzaamheid
geleerd. De jongen moppert: waar is dat
goed voor? Mijn geliefde is ijveriger dan
wie ook. Waarom moet zij pijn lijden voor
mets? Tenslotte krijgt het meisje een
kroes met bier waarin tabakswater is
gedaan. Ze neemt een slok en spuwt alles
uit. Zo moet ze al haar ongerechtighe
den uitbraken voor ze bekwaam is haar
man tegemoet te komen. En de jongen is
kwaad: wie is er onschuldiger dan zijn
bruid? Zo-brengt de schrijver via de pein
zende jongen de lezer in contact met de I
Tmn^Vv.
stolp te komen!" Dat hebben zijn men
sen in de spreekkamer bij de zusters ge
zien en hij was niet zo goed of hij moest
beloven zo'n ding mee te brengen. En
dan is er nog de koffiemolen! Een kof
fiemolen die draait op een dieselmotor.
In Engeland is hij er tenslotte mee klaar
gekomen. „Als hij nu maar op tijd hier
is!"
Over een paar maanden zit hij weer tus
sen zijn mensen. Met zijn grote bezorgd
heid zijn volledige belangstelling, met zijn
enorme kennis, met zijn overstoorbaar
goed humeur.
Op deze pagina is al verschillende ma
len aan de orde gesteld het probleem
van hen die onbereikbaar lijken. Pater
Ahlbrinck heeft daar ook op een nog veel
moeilijker wijze kennis meegemaakt. Maar
zijn apostolische ijver nam alle hindernis
sen.
Tijdens een twee uur lang gesprek had
ik aanvankelijk de neiging om hem te
vertellen van de speciale moeilijkheden
die hier bestaan. Maar na de film van dit
leven heb ik maar gezwegen.
Z.K.H. Prins Bernhard mag weten dat,
wanneer hij aan deze 70-jarige de Zilveren
Anjer aanbiedt, hij dit ook doet in de we
tenschap, dat wij er van harte mee instem
men.
P. Wesseling C.s.s.R.
-PU
Door zijn Encyclopaedie had pater Ahl
brinck de aandacht van de wetenschappe
lijke wereld op zich gevestigd. Nauwelijks
"Ik ben nog nooit in Genève ge
weest", aldus Hond met de kop naar
de zon, „ik weet alleen dat er een
flink meertje moet zijn en dat de
zogezegde Grote Vier er gedurende
de komende dagen een zogezegd Ge
sprek gaan houden. En over dat
laatste wilde ik het even hebben.
Mijn gedachten over de Tour moe
ten dan maar even een weekje wach
ten. Dat Gesprek intrigeert me als
sprekende hond heei bizonder. Het
is me opgevallen, dat terwijl het
Gesprek nog niet eens is begonnen
—allerlei lieden die niet de Grote
Vier zijn al zitten mee te praten. Ik
bedoel niet alleen de toch nog vrij
grote meneer Adenauer, maar ook
al die kleine heren, die allang heb
ben uitgemaakt wat er besproken
moet worden en hoe en met welk
resultaat. Stel je voor, dat ik als
hond op die manier aan zo'n Ge
sprek zou moeten deelnemen, waar
bij dus al van tevoren door ande
ren was bepaald wat ik wel en wat
ik niet moet zeggen. Dan zou ik als
Grote Hond die minder groten en al
die kleintjes rustig laten keffen, om
vervolgens in Genève een zelfstan
dig nummertje blaffen weg te ge
ven, geïnspireerd door de situatie
ter plaatse, de houding van mijn
gesprekpartners en het eigen hart.
Ik zou, zo nodig, door alie schema's
en programma's, die iedereen tóch
al kent, heen blaffen. Ik zou geen
oude, reeds lang ingestudeerde
kunstjes gaan vertonen, die niemand
meer verbazen, zeker niet mijn part
ners die zelf ook de nodige kunst
jes kennen. Ik zou geen stok uit het
meertje halen, die anderen erin heb
ben gesmeten. Ik zou op mijn eigen
manier kwispelen en pootjes geven
en blaffen en van me af bijten. En
van de papieren van alle jongens,
die al hebben opgetekend wat wij'
zouden moeten zeggen, en wat niet,
zóu ik na afloop een stevige prop'
maken, welke prop ik persoonlijk in
het meer zou smijten, met het ver
zoek aan alle rapporteurs om de
ze prop te rapporteren..."