was van alle markten thuis Goedgekozen tentoonstelling die meer geeft dan schilderkunst alleen Door een hachelijk avontuur werd een boekbinder een meesterdrukker Vloeiende schoonheid Hollands leven in de gouden eeuw W aterbouwkundige plannen GRONDLEGGER VAN DE KATHOLIEKE UITGEVERIJ IN DE NEDERLANDEN Avontuur Suspect Biblia Regia Catastrofe Belofte ingelost DR D. K. DE JONGH HOOGLERAAR T N HET HOGE KOOR van de O. L. Vrouwe Kerk te Antwerpen ligt Plantijn begraven. Het grafschrift noemt hem de „Prins der Drukkere een treffende naam, zonder overdrijving of grootspraak voor iemand die het presteerde in vijf jaren 250 jaren boeken van kwaliteit op de markt te brengen. Geen wonder dat de tot. ras-Vlaming vergroeide Italiaan Guicciar- dini, in zijn vermaarde beschrijving der Nederlanden, vol verbazing toegeeft dat een bedrijf als van Plantijn nergens in Europa bestaat of heeft bestaan. Deze Christoffel Plantijn gaan de sinjoren aan de Schelde herdenken in een' groots opgezette expositie die vandaag is geopend. De. aanleiding om hiervoor 1955 te kiezen vond men in het feit dat Plantijn juist. 400 jaar geleden, in 1555, zijn eerste boek uitgaf en ivel een paeda- gogische verhandeling over de opvoeding van jongedames uit gegoede kringen, of, zoals de titel aangeeft: ,.L'institution (Tune fille de noble maison Plantijn was dus drukker en uitgever tegelijk, Tietgeen toen, in tegenstelling met tegenwoordig de normale bedrijfs- combinatie was. Plantijn was daarbij de grootste boeken-exporteur van zijn tijd. Van afkomst behoort Plantijn tot he: Franse volk, omdat hij bij Tours het levenslicht zag, in een der jaren tussen 1518 en 1525. Plantijn zelf wist niet pre cies het jaar, laat staan de datum. Zijn vader zwierf, weduwnaar gewor den, met de jonge Christoffel van stad tot stad om te belanden in Caen, waar de jonge Plantijn bleef tot hij zich in 1549 in Antwerpen ging vestigen. Waar om precies de Scheldestad werd uitver- Het museum Plantijn te Antwerpen koren, heeft Plantijn zelf in 'n brief aan paus Gregorius XIII uiteengezet: „Wat mij tot deze keus vooral heeft doen be sluiten, is het feit, dat, volgens mij, geen andere stad meer voordelen biedt voor het vak dat ik wenste te beoefe nen. Men komt er gemakkelijk; men ziet er de verschillende landen op de markt samenkomen; men treft er ook al de onmisbare grondstoffen aan voor het uitoefenen van mijn ambacht; men vindt er zonder moeite, voor alle vak ken, de werklieden, die men in korte tijd kan onderrichten; overigens stel de ik vast, tot bevrediging van mijn godsdienstig geloof, dat deze stad en het hele land waarin zij zich verheft, boven alle naburige volkeren uitschitteren door hun grote liefde voor de katholieke godsdienst, onder de scepter van een koning, katholiek van naam en daad; het is tenslotte in dit land dat de be roemde universiteit van Leuven bloeit, waar de leerstoelen ingenomen zijn door professoren wier medewerking ik hoop te te verkrijgen tot groter heil van het publiek". Oorspronkelijk was Plantjjn geen druk ker doch boekbinder. Maar in 1555 be leefde hij een allesbehalve prettig avon tuur, dat hem bijna het leven kostte, doch dat ten slotte een tweede voorna me mijlpaal in zijn bestaan bleek te vormen Gabriël de Cayas, secretaris vrfi Fi- Iips II, bestelde tijdens zijn verblijf in Antwerpen bij Plantijn een rijk bewerkt lederen koffertje, bestemd voor zijn meester. De boekbinder wilde zijn voor name cliënt persoonlijk het afgewerkte product bezorgen. Maar bij schemerdon ker over de Meir gaand, stuitte hij op enkele dronkaards, die, beledigd door een guitaarspeler op zoek waren naar hun vijand. Ze hielden Plantijn met zijn koffertje onder de arm voor de gezoch te man, en doorboorden hem de schou der met een zwaard. Een tijdlang lag Plantijn tussen leven en dood, tot zijn sterk gestel de overwinning behaalde. Doch ieder handwerk waarbij hij zich veel diende te bewegen, was hem voor taan onmogelijk. Noodgedwongen moest hij het vak van boekbinder laten varen voor dat van boekdrukker. Alle begin is moeilijk, en de eerste boeken die Plantijn's persen verlieten waren van de gewone alledaagse'soort. Doch reeds inl559 pakte de nieuwe drukker uit met „La magnifique et sompteuse Pompe funèbre faite aus ob- sèques de Charles Cinquième, cele- brées en la ville de Bruxelles" dat even „magnifique" van uitvoering als de rouwplechtigheid zelf, met één slag de faam van de uitgever vestigde. JAN VAN SCOREL AAN de grote zomertentoonstelJingen van beeldende kunst heeft nu ook de stad Utrecht er een toegevoegd. Tot einde October wordt in het Cen traal Museum in de Agnietenstraat een verzameling getoond uit de werken van Utrechts grootste schilder uit de histo rie: Jan van Scorel, die leefde van I Augustus 1495 tot 6 December 1582. weten te verwerven op een door hem uitgevonden nieuwe manier van dijkma- ken mei zinkstukken, een manier die ons, twintigste eeuwse Nederlanders al zeer modern in de oren klinkt, na de his torie van de watersnood, enige jaren geleden. Al van jongsaf was Jan van Scorel be- oaald geen stilzitter. Op zijn vier en natuur; een lyrische ontboezeming over het licht, de atmosfeer, de schoonheid van een vrouwengelaat, een vrouwelijk gebaar, de verrukking van de zintuigen die niet tot aan de hemel raakt daar zij aan de geschapenheid zelf genoeg heeft. De Madonna is bij Jan van Scorel een liefelijke jonge vrouw, sierlijk getooid in rijke gewaden, het haar met verfijn de bevalligheid opgemaakt; ze draagt de bloemen in haar met het licht spe lende vingeren als 'n symbool van haar schoonheid, de vochtige glans van het morgenlicht legt fijne toetsen van be koorlijkheid op haar lippen, langs de diepe zachte welvingen van heur rozige mond over de oogschelpen, de ademen de vleugeltjes van haar kleine, kinder lijke neus en het ronde kussentje van haar kin. Echt en diep leven vindt men niet in haar: Jan van Scorel is een Hol landse Manierist, en niets Manieristi- scher is er in Holland ooit geschilderd dan de Jesus-kindjes die Jan van Sco rel zijn Madonna meegaf. Zij zijn vol komen pose en bedenksel, naar de teke ning, de vorm geheel „la Maniera Mi chel Angelo" die Vasari met zoveel ijver voorstond, maar zonder een zweem van de Michel Angeleske aandrift of ademtocht van leven van geest en wl. Vloeiende, transparante schildertrant, vloeiende kleurenschaal, vloeiend licht glanzen, vloeiende composities van ge- waaoplooien, gebaren, van bewegingen en ritmen; vloeiende, oogbekorende schoonheid, ziedaar Jan van Score] in zijn uitvoerige composities van figuien en landschappen. Daarbij heel vaak cok de merkwaardige voorliefde van zijn epoque voor het grillige, als uit de plot selinge behoefte - telkens - om de wie gezang te doorbreken, te contrapuncte- ren, hetgeen zowel in de tekening een grillig boomsilhouet dat bijna zwart met lange scherpe lijn tegen het stromend glanzen van lichte couleurige figuren ingaat als in de kleur. EEN knap vakman en een groot ar rangeur mag men Van Scorel in deze dingen zeker noemen. En niettemin komt het mij voor, dat hij voor dit hoog-aesthetisch spel te Hol lands, te polderlands was. Zijn kleur en zijn licht mogen nog zozeer verruk ken, zo edel en glanzend, zo „suver" zijn, iets van een onbeholpen, ingebo ren en nooit helemaal overwonnen lompheid kan plotseling de ganse illu sie bij hem verstoren: een te dikke neus, te zware lippen, een te brede hand, een te kort dijbeen; in feite, hoe knap Van Scorel ook de anatomie be heerst, hoe precies hij de ligging en de werking der spieren kent en hun ver rukkelijk spel met het licht weet voor te toveren, toch beheerst hij niet de figuur. Herhaaldelijk blijkt hem het gevoel voor de proporties met name een lastig gemis te zijn. In één ding slechts, is hij werkelijk groot: het portret. Daar komt men niet op uitgekeken, de Jerusalemvaarders nog afgezien van de wijze waarop hij in deze stukken met zijn composi tie weet te boeien in een slechts ogen schijnlijk eenvoudige oplossing en de enkele portretten, zoals dat onvergete lijke van zijn „huysvrou" Agatha van Schoonhoven en het beroemde school jongetje. Geen portret heeft Van Scorel Madonna van Jan van Scorel. Een der hoogtepunten van de Utrechtse tentoonstelling. geschilderd, of het houdt de ogen vast. Hier kon hij zich juist in al de hem als Nederlander aangeboren eigenschap pen geheel laten gelden. Wat de overige „exposanten" bet.vU: sommige van hen deden niet voor -an van Scorel onder. Jan van Heemskerk lijkt mij een knapper realist en in alle cverige opzichten aan zijn leermeester gewaagd; Dirck Jacobsz lijkt mij ec»n beduidend dieper menselijk dieper kunstenaar, als portrettist in geen enkel opzicht de mindere van Jan van Scorel, in scherpte van „psychologisch zien" zelfs zijn meerdere. Inmiddels verzuime niemand de kans, deze belangrijke en zeer boeiende ten toonstelling te gaan zien. Ze is misschien voor de niet-kunsthistoricus, evenals de andere zomertentoonstellingen, wat overladen; maar wie zijn eigen vader landse cultuur wil kennen, stapt over zo gering euvel met lichte passen heen. IC. S. In die tijd was een drukker spoedig suspect als hij zich aan het vervaardi gen van godsdienstige tractaten waag de en dat werd ook Plantijn's eigen er varing in 1562. Beschuldigd een ketters boekje te hebben gedrukt, kreeg hij in 1562 bezoek van gerechtelijke autoritei ten. Drie zijner drukkersgezellen wer den aangehouden en zijn niet meer op gedoken. Het onderzoek tegen Plantijn zelf bleef zonder gevolg. Niettemin acht te de drukker 't geraden een tijdlang te verdwijnen en hij nam de wijk naar Parijs. Maar reeds in 1563 was de zaak zo ver geluwd dat hij naar de Schelde stad kon terugkeren. Inmiddels hadden schuldeisers zijn in boedel doen verkopen, wellicht om zijn bezit althans ten dele te onttrekken aan inbeslagneming, maar desondanks pres teerde Plantijn het om in de eerste vijf jaren 1563-1568 na zijn terugkomst 230 boeken uit te geven. En met de kwantiteit was ook de kwaliteit gestegen: uitgaven in handig zakformaat van klassieke auteurs, ver zorgd en gecommenteerd door bekende geleerden; Hebreeuwse bijbels die door de Antwerpse kooplui tot in Marokko werden verspreid; uiterst verzorgde li turgische werken; de rijke geïllustreer de anatomische verhandelingen van An dreas Vesalius enz. enz. Plantijn had zijn weg gevonden! In Plantijn's geest was Inmiddels een groots plan gerijpt: een betrouwbare, wetenschappelijke uitgave van de bij belteksten. Door bemiddeling van kar dinaal Granvelle en de Cayas wist hij Filips II voor de onderneming te in teresseren. De Spaanse koning beloof de hem financiële steun en stuurde als wetenschappelijk leider van de on derneming zijn huiskapelaan, de grote humanist Arias Montanus, naar de Plan- tijnse drukkerij. In 1568 werd met het drukken begonnen; In 1572 was 't reu zenwerk klaar: de „Biblia Regia" of „Biblia Polyglotta" in vijf talen (Latijn, Grieks, Hebreeuws, Syriak en Chal- deeuws (Aramees) en met uitgebrei de en uiterst waardevolle appendices (Hebreeuwse, Chaleeuwse, Syriakse, Griekse grammatica's en woordenlijs ten; studies over de maten, kleder drachten, gebruiken der oude He breeën, enz. enz.) Acht omvangrijke in- filios Plantijns meesterstuk, en het be langrijkste werk dat ooit door één drukker der Nederlanden is onderno men. De koortsachtige productie der litur gische werken en der talrijke andere bij bels in diverse talen die hij liet ver schijnen, konden Plantijns werkijver niet volledig opslorpen. Daarnaast vond hij nog tijd en gelegenheid en kapitaal om enkel van de beste eruditie- en wetenschappelijke werken van zijn tijd te publiceren: verscheidene kruidboe ken van Dodonaeus, Clusius, Lobelius; 't „Thesaurus Theutonicae linguae" zijnde het eerste, op persoonlijk initiatief van Plantijn samengesteld woordenboek der Nederlandse taal: en meer andere. De catastrofe voor Antwerpen en voor Plantijn kwam met de Spaanse furie (4 November 1576) Het Plantijnse huis ont snapte aan de verwoesting en plunde ring doch 't productietempo stokte: in 1577 werkten er nog slechts vijf persen. Naderhand werd dit getal weer opge voerd, maar meer dan 15 persen zou Plantijn toch niet meer in bedrijf heb ben. Maar verminderde de kwantiteit, het zelfde kan niet worden gezegd van de kwaliteit: ondanks de troebele oorlogs jaren bleven nog zeer belangrijke wer ken Plantijns persen verlaten. Zoals de atlassen van Ortelius, muziekboeken (waaronder de monumentale „Missae" van La Héle), de zo belangwekkende historisch-geografische beschrijving der Nederlanden door Guicciardini, talrijke studies van de grote humanist Justus Lipsius, en tientallen soortgelijke wer ken meer Tijdens de politieke woelingen wist Plantijn te schipperen, naar de Spaanse en de vrijheidskant, en de aartsdrukker van de Spaanse koning wist niet alleen de gunsten te verwerven van de opstan dige prinsen, Willem van Oranje, die de drukkerij met een bezoek vereerde, van aartshertog Mathias van de hertog van Anjou, maar werd zelfs de officiële drukker van het leidend organisme van de opstand, de Sta ten-Generaal. Zoals hij toen ook de officiële drukker werd van de stad Antwerpen. Plantijn kwam in zijn laatste levens jaren voor ernstige financiële en ande re moeilijkheden te staan. Justus Lip sius, toen te Leiden verblijvend, raad de hem aan over te komen en deed hem aanstellen tot drukker van de jonge Leidse universiteit met een jaarwedde van 200 gulden. En in 't begin van 1583 ging Plantijn zich te Leiden vestigen. Doch niet voor lang. Alhoewel Plantijn openlijk katholiek gebleven, door zijn Calvinistische omgeving steeds zeer hartelijk werd bejegend zoals hij zelf herhaaldelijk verzekerde kon hij toch te Leiden niet goed aarden. Begin Augustus 1585 ve rliet hij de stad om z'ich naar Keulen te begeven en de Ne derlanden definitief de rug toq te wen den. De inneming van Antwerpen door Alexander Farnèse voerde hem terug naar zijn geliefde stad, waar hij tot zijn laatste dag zou blijven voortgaan met drukken. Die laatste dag kwam op 1 Juli 1589. baar meesterschap van Jan Steen en van de andere zeventiende eeuwse schilders beantwoord. Het is slechts de kunst de „antwoorden'' z0 te ordenen dat zij een soort afgerond geheel vormen. Dit nu is in IJzendijke geschied. Wij zullen de laatste zijn om iemand te adviseren naar dit overigens zeer aan trekkelijke Zeeuw-Vlaamse stadje te trekken om een Jan Steen, of zelfs om zeven Jan Steens te zien. Heus, in de grote musea zijn deze evengoed te be zichtigen. Evenmin is er reden IJzendij ke te complimenteren met een zo hoge gemiddelde kwaliteit van het geëxpo seerde dat de tocht over de eilanden bij na een culturele plicht wordt. Er is goed werk en minder goed. er zijn „groten" als Steen, van Ostade, Ruysdael, Cuyp, Gerard Dou, Pieter de Hooch, er zijn ook geringeren. Wat de expositie bijzonder maakt is de keuze, hef: zó bij elkaar brengen van goede en voortreffelijke vaderlandse kunst, dat het geheel de belofte, gedaan in de titel der tentoonstelling, geheel in lost. Hollands leven in de Gouden Eeuw. Daarbij hoort het bijna 2 meter brede doek van Sybrant van Beest „Vertrek van koningin Henriette vanaf Scheve- ningen" n»zt dat carré van laneiers, de erewachters en de kanonschutters op het si'rand evengoed als Pieter de Hooch's verstilde binnenhulsscenes: Gerrit Lun- dens illustratief rijke kermistafreel evenzeer als het kleine stukje waarop Esaias Boursse de kantwerkster ver- eeuwigde die als nevenberoep brood ver koopt. Van de ruim 76 schilderijen en de vele schilders zouden er zo een heleboel op te sommen zijn. We noemen er nog een: Cornelis Dusart. een niet al te opvallend getalenteerde genreschilder, die echter voor deze tentoonstelling zijn gewicht in goud waard is. Al was het alleen maar om de goed geobserveerde boerenstukjes bij de groentenkar en, bij het inmiddels niet meer levende bolspel dat aan kege len of aan het Limburgse beugelen her innert. Daar krijgt men het Hollands leven met haast fotografische duidelijk heid uitgebeeld. Behalve de schilderijen bevatten de zalen van het raadhuis een grote serie voorwerpen, meubels, eetgerei, wapen borden, kandelaars, aardewerk, klokken, horloges, glazen, ijzeren en koperen cu riositeiten die, uit de 17e eeuw bewaard, het beeld van de schilderijen bevestigen. En om dat beeld voor de bezoeker geheel levend te maken is op de overloop een 17e eeuwse dis bereid met grote tinnen schalen, roemers en bekers. Wie loopt niet het water in de mond bij "het zien van de broden, in vorm en formaat pre cies naar de Steense herbergtafrelen na- gebakken? Bon appetit in IJzendijke! Dr D. K. de Jongh te Haarlem is be noemd tot buitengewoon hoogleraar in de veterinaire pharmacologie. een nieuwe leerstoel aan de universiteit te Utrecht, Dr De Jongh, die in 1909 in Enschede werd geboren, heeft na het gemeentelijk lyceum in zijn geboortestad te hebben doorlopen, van 1927 tot 1934 medicijnen gestudeerd aan de Leidse universiteit. Daarna begon hij een dokterspractijk in Enschede. In 1943 promoveerde hij aan de gemeentelijke universiteit van Amster dam op proefschrift „Critische beschou wingen over de homoeopathie". Dr De Jongh bleef zijn practijk in En schede uitoefenen tot 1949. Hij verliet "deze om zich in ruimere mate aan we tenschappelijke arbeid te kunnen wijden en werd pharmacoloog op het laborato rium van de Amsterdamse Chininefa- briek N.V. en kwam daartoe in Haarlem wonen. Hij is thans directeur van. ge noemd laboratorium en is voornemens voorlopig beide werkkringen te combi neren. Mansportret door Jan van Scorel op de expositie te Utrecht. Ook hier geldt het een overzicht dat te voren nog nergens te zien is geweest, al mogen belangrijke exposities als die der „Noord-Nederlandse Schilder- en beeldhouwkunst vóór 1575" in 1913 even eens te Utrecht gehouden, en „Dutch Art" in 1929 te Londen, enigszins als Voorlopers van de huidige worden be schouwd. Zeer geleidelijk aan zijn in de laatste halve eeuw de grenzen van Scorels oeuvre wetenschappelijk afgeba kend, evenals van die zijner leerlingen en tijdgenoten, en de genoemde expo sities hebben in die ontwikkeling zo'n beetje voor mijlpaal gespeeld. Alle on zekerheden zjjn ook nu nog niet opge lost, maar men kan er tenminste ze ker van zijn, dat wat op de huidige ex- Positie in de Domstad zonder meer aan van Scorel wordt toegeschreven, ook in derdaad door van Scorel geschilderd ls. Jan van Scorel was een zeer boeien de figuur in het culturele leven van zijn tijd. Hij was een geletterd man, ••vriend en gelijke van- bekende huma nisten als Janus Secundus Haganus en Alardus Amstelredamus" gelijk prof. Hoogewerff in zijn zeer deskundige in leiding op de catalogus uiteenzet die behalve schilder ook een bekwaam tech noloog en een verdienstelijk musicus was. Men heeft hem in zijn eigen land als een soort Da Vinei beschouwd, een man die van alle markten thuis was, e®n universele geest. Hij leverde nog 'n 1549 drie waterbouwkundige plannen. Een voor de verbetering van de haven yan Harderwijk, een tot verdieping van de Vecht en andere rivieren en een tot droogmaking van de Zijpe. Voor dit laatste krijgt hij nog 'Wee jaar later het keizerlijk octrooi, ffjiar het plan wordt een nagel aan zijn doodkist, hij heeft er veel tegenslag mee, de werken worden niet voltooid', het moet hem dag en nacht hebben bezig gehouden, want hij ontwerpt wel zeven kerken voor het droog te leggen gebied. Scwrel IwWt ook een keizerlijk patent twintigste jaar maakt hij al een grote reis naar Nörnberg om Durer te ontmoe ten. Op zijn vijf en twintigste zit hij in Karinthië, vervolgens in Venetië en nog in datzelfde jaar bereikt hij, met een groep pelgrims, de Heilige stad Jeru zalem. Een jaar later treffen we hem in Rome aan, en dan gaat het de jonge schilder al heel erg voor de wind. Daar is nl. zojuist de Nederlandse leermees ter van Karei V, Adriaan Florisz Boey ens. als Adriaan VI tot paus gekozen, en deze stelt Jan van Scorel die hem ijverig en ondernemend zijn diensten zal hebben komen aanbieden aan tot Conservator van „heel het Belvider". het ambt dat kort tevoren Raffael had bekleed (die in 1520 gestorven was) en laat hem het atelier betrekken, dat paus Leo X enkele jaren geleden voor nie mand minder dan Leonardus da Vinei had laten inrichten. Hij bleef daar niet lang, want zoais men weet stierf de paus reeds in het najaar van 1523. Maar van de sterven de paus ontving Jan van Scorel nog een belangrijke gunst: hem werd een vicarij verleend in het kapittel van St. Jan te Utrecht. Dit vicariaat verwissel de hij in 1525 voor 'n voordeliger in het kapittel van St. Marie en in 1528 viel hem de eerste aldaar vrijkomende ka nunnikenplaats toe. Dit leidde tot Sco- rels blijvende vestiging in Utrecht. WAT nu het kunstenaarschap van de schilder Jan van Scorel betreft, hij was een groot vernieuwer. Op de expositie die ook een degelijke uitstap maakt naar het werk van Sco- rels leermeesters en leerlingen om hem beter te situeren in zijn tijd blijkt dat wel heel duidelijk bij het vergelij ken van b.v. Scorels madonna's met die van zijn leermeester Jacob Cornelisz van Oostzanen, (Cat. 79). Deze laatste sluit nog opvallend dicht aan bij de aloude traditie der primitieven, terwijl Scorels Madonna's daar van meet af sterk van afwijken, zowel van inhoud en vorm, als van schildertechniek. Veel minder uit diepe godsvrucht en de in nigheid van waarlijk bidden ontstaan dan de Madonna van zijn leermeester, zijn de Madonna's van Jan van Sco rel een soort minnezang aan de kant gegeven. De namen spreken voor zichzelf. Gaf IJzendijke in 1953 „De jacht in de kunst" te zien, en was het vorig jaar „Nederland waterland" troef, dit maal is als thema gekozen „Hollands le ven in de gouden eeuw". De gedachte is boeiend. Men kan Jan Steen bewonderen om zijn kleurcompo- sitie, om de beweging die hij in de be- Van IJzendijke herinnert iedere voorbijganger zich zonder twijfel de markt.- De voor liet inwonertal van dit West-Zeeuwsvlaamsc stadje bijzonder grote markt, die vooral uitmunt door helderheid en eenvoud. Helder en een voudig is de vorm, een ruim vierkant omringd door gevels, wier rhythme nergens wordt onderbroken door een representatief gebouw of opgestuwd door een kerktoren. Helder is ook de kleur. Een groot deel van de gevels is wit, of heeft de lichtheid van versge- res'taureerde bouwsels. De muziektent is wit. Maar witter dan wit is het raadhuisje, half verscholen in een van de smalle IJzendijkse straten, die op de markt uitmonden. Het is er niet druk op de markt. De rol die IJzen dijke een eeuw of zeven geleden als vestingstad vervulde, is na de vloed die de plaats in de 13e eeuw als het ware wegspoelde, bescheiden gewor den. Maar in die bescheidenheid zijn aspecten die een bezoek aan IJzendijke de moeite waard maken. Een daarvan is de reeks tentoonstellin gen die thans voor de derde maal in het witte raadhuis gehouden wordt. Het is een reeks met een duidelijke lijn Burge meester van Bönninghausen, de grote stimulator dezer exposities, kent zijn publiek. Hij weet dat hij hier m IJzen dijke en wijde omgeving het is bekend dat Zeeuws Vlaanderen, vergeten door Nederlandse reislustigen, krioelt van Belgische toeristen niet moe: aanko men met kunstexposities waarbij de schilderkunstige waarde alleen op de die °P de tcntoonstelhn weegschaal wordt gelegd. Hij heeft aan te IJzendijke tot 2 zijn tentoonstellingen behalve de zuiver s I i ,-,£ picturale, ook een algemeen menselijke jepttmuerj it -itn ~iji „In weelde dhr doeken zeven sie toe een belangrijk, van Jan Sleen volkte ruimte weet te schilderen om de raakheid waarmee hij midder. in het volkse leven grijpt, men kan in zijn werk ook dat leven zelf wat nader beschou wen. Vragen als: hoe zag in de tijd van Steen een burgerkamer er van binnen uit, hoe een kroeg, hoe kleedde een moe der haar zoontje voor de school, hoe vierde men kermis of Prinsjesdag, hoe moeten we ons een halteplaats van een 17e eeuwse reiskoets voorstellen, een vismarkt, een caféterrasje bij de kerk op Zondagmorgen, een vaandrig in vol or naat, hoe het verschil tussen een aristo cratisch dansje en een boeren-hospartij, al deze vragen worden door het vrucht-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 5