Hij legde het zaad van waar
achtigheid en eenvoud
Ameland"
.De zoon van
EEN DER GROOTSTEN
GING HEEN....
r
D
I
H!
D'
Ons is ontvallen
bekwaam Kerkvorst
groot vaderlander
mmm
Donderdag o September 1955
- DAGBLAD VOOR SCHIEDAM EN OMSTREKEN
Vanochtend in alle vroegte, te ongeveer vijf uur, is te Amersfoort over
leden Zijne Eminentie Johannes Kardinaal de Jong.
mSÊÊÊKÊÊÊÊm
WEERBERICHT
«1—
-
jÉip
«MIP8
mmm
heden- tot morgenavond, luidt:
De weervenvachting van het KNMI, geldig .van
Opklaringen maar aanvankelijk ook hier en
daar enkele buien. Vannacht en morgenoch
tend plaatselijk mist. Weinig verandering in
temperatuur. Zwakke tot matige wind uit uit
eenlopende richingen.
Vrijdag 9 September: Zon op 6.05, onder 19.13
uur. Maan op 22.53, onder 14.57 uur.
NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT
E EMINENTIE JOHANNES KARDINAAL DE JONG t
De dood van de geliefde Kerkvorst is zeer onverwacht gekomen, hoewel de toestand van de
Kardinaal zich de laatste dagen minder gunstig liet aanzien. Doch juist gisteravond meende men te
kunnen constateren, dat hierin een keer ten goede was gekomen. Naar de eerste berichten verlui
den, is de kardinaal zeer rustig ontslapen. Derector van het Moederhuis van de Zusters van O. L.
Vrouw te Amersfoort, waar Zijne Eminentie de laatste jaren verblijf hield, dr A. W. Hoegen, heeft
de Kardinaal nog het H. Oliesel toegediend.
Zo is er dan tóch nog een vrij plotseling einde gekomen aan een lange en smartelijke lijdensweg,
twee dagen vóór, Zaterdag a.s„ Kardinaal De Jong zeventig jaar zou zijn geworden.
Ter gelegenheid van dit feit was er een zeer bijzondere plechtigheid voorbereid. De Aartsbisschop-
Coadjutor, Z.H. Exc. mgr dr B. J. Alfrink, zou namelijk in de kapel van het zusterhuis een ponti
ficale Hoogmis opdragen, welke per televisie zou worden uitgezonden naar de kamer, waar Kar
dinaal De Jong vertoefde, zodat Zijne Eminentie op zijn lijdenssponde getuige had kunnen zijn van
deze plechtigheid.
Terwijl wij in dit nummer het zo betreurde verscheiden van Zijne Eminentie Johannes Kardinaaï
De Jong met diepe droefheid aan onze lezers bekend maken, bidden wij dat God Almachtig de on-
vermoeide werker in Zijn wijngaard het hemels loon in overvloed moge toebedelen.
door
Mgr Dr A. C. RAMSELAAR,
President van het Klein-Seminarie te Apeldoorn.
Toen Kardinaal De Jong het bestuur
van het Aartsbisdom uit handen gaf,
nam hij eigenlijk afscheid van het
leven.
Hij was zich dit zeer wel bewust en
hij erkende onomwonden de pijn, die
het hem deed, zich uitgeschakeld te
wetem Hij wist dat het niet anders kom
Hij sprak ook niet meer over nieuwe
ontwikkelingen en gebeurtenissen.
Maar merkwaardig is het dat deson
danks zijn sterven een algemene ont
roering heeft gewekt. Hij was dus toch
"leK«jmlSlTue-. van 0. vel.
innerlngen cn emoties uit de «-OJ W;
dagen, die immers nooit helemaal ver
d OHs'het alleen een gevoelsreactie bij
dit sterven in eenzaamheid van een
man, die in de moeilijkste uren van on-
zT geschiedenis in het middelpunt
stond van de algemene belangstelling
Toen Schaepman stierf was er ook
een algemene ontroering. Men beseftc
dat er iemand heenging, die nog lang
zou meetellen in het leven
land. Schaepman's betekenis was dui
dCIs dit'ook bij Kardinaal De Jong het
^Iedereen zal denken aan het V.e"^
Hij was ongetwijfeld een man, die ee
standbeeld verdient. Maar wordt dit
alleen een dierbare herinnering, oï
gaat zijn betekenis daar nog boven
Uif>
Het is moeilijk met zekerheid op een
vraag als deze te antwoorden. Wie kan
de toekomst voorspellen? Maar het is
veelzeggend, dat de persoon van Kar
dinaal De Jong in alles wat hiji was.
historicus, seminarie-president, Aarts
bisschop, altijd uitging boven zijn
werk. Er was in hem iets, dat wees
naar breder horizon.
Zijn karakter
WIE een poging onderneemt om de
betekenis van zijn persoonlijk
heid te benaderen zal meer dan
bij menig ander moeten teruggaan naar
het land van zijn herkomst.
Zoon van Ameland" schreef Kuyle
boven de suggestieve levensschets by
gelegenheid van de kardinaalsbenoe-
""aIs hij voor zijn bisschopswijding
zich een wapen kiest, dan is het niet
bij gebrek aan beter, dat het wapen
van zijn eiland komt in het hart van
het kruis, dat het Aartsbisdom Utrecht
als teken draagt.
Ameland betekende voor hem niet
enkel een dierbare herinnering, het
bleef een grote rol spelen in zijn hele
gevoelsleven en het bleef overheersen
in héél zijn karakter en persoonlijk
heid. De doop in het Romeinse leven
kon het niet terugdringen en de
plooien van een jarenlang gedragen
bisschopsmantel konden het niet ver
bergen.
Waarom zouden zij ook? Hij was de
man van het eiland in de beste, mooi
ste en volste zin van het woord; man
van de zee, man van de natuur, wars
van alles wat maar als-of en onop
recht was, waarachtig voor alles.
Dat is de grondtrek van zijn karak
ter.
Daardoor was het eerste dat aansloeg
bij een ontmoeting: zijn eenvoud.
Waarachtige eenvoud, niet de afda
lende eenvoud, die dank zij een na
tuurlijke bewegingsvrijheid gemakke
lijk de klank en de kleur aanneemt van
de omgeving, maar een robuuste een
voud, die altijd zichzelf blijft.
Eenvoud die tegelijk waardigheid be
tekent, omdat hij losstaat van alle klein
gedoe en het kleine inderdaad als klein
weet te behandelen.
Gelukkige mens! Hij kende geen ijdel-
heid. IJdelheid en eerzucht wekten al
leen maar zijn lachlust.
Opgegroeid op het eiland, ver van
het gewone maatschappelijke leven,
miste hij letterlijk en figuurlijk ieder
gemak van zich te bewegen.
Hij was onhandig in zijn spreken en
optreden, in zijn werk en in zijn om
gang. Maar daardoor trof des te die
per zijn aangeboren fijnheid, zijn na
tuurlijke fijngevoeligheid, die aan
stonds alle vormen als bijkomstigheden
liet zien. Daardoor was iedereen tel
kens weer verbaasd over de openheid
waarmee hij toegang gaf tot èijn eigen
wezen, en de directheid waarmee hij
zijn bezoeker doorzag.
Dat gaf hem een grote, soms tè grote
openhartigheid, maar heeft hem ook
dikwijls op het juiste ogenblik tot voor
zichtigheid gemaand.
Hij zelf hechtte grote waarde aan de
gevoelswaarde der dingen. Hij zei dik
wijls: ja, ik kan het met mijn ver
stand er mee eens zijn, maar ik voel
het niet aan!
In zijn eenvoud verborg hij ook niet,
hoe gevoelig hij was voor een kleine
attentie of een teken van echte sym
pathie en hoe hij teleurgesteld kon zijn
door persoonlijke grofheid of ondank
baarheid.
Dat gaf hem de innemende goedheid,
die overal waar hij kwam ook goedheid
bracht. Wie van hem wegging, voelde
zich altijd beter dan hij gekomen was.
Hij heeft velen ook materieel geholpen
en hij hield van royale hulp.
Buitengewone geestesgaven
AT hij van het eiland af is geko-
men en ondanks vele uiterlijke
bezwaren zo vanzelf in leidende func
ties kwam, is te danken aan de bui
tengewone gaven van geest, die hij met
zijn geboorte heeft meegekregen.
Hij had een geheugen dat alles in
zich opnam wat hij zag.
Zijn weetgierigheid was onverzadig
baar. Hij had een helderheid van oor
deel cn een gevoel voor evenwicht, die
hem onmiddellijk boven mensen en
dingen plaatsten en hem 'n weg wezen
vóór anderen begonnen te denken. Hij
was schrander en door zijn goedheid
en weetgierigheid wist hij anderen ge
makkelijk aan het praten te brengen.
Hij luisterde graag en vroeg veel raad,
waarlijk niet alleen omdat hij geen
raad wist.
Juist door zijn klaarheid zag hij licht
en schaduwzijde beide en hij had een
afkeer van partijkiezen als het ging om
louter practische dingen.
Maar zag hij de waarheid bedreigd,
dan was de beslissing zonder beden
king en had hij een vasthoudendheid,
die geen duimbreed week. Daarom was
hij in het Verzet de rechte man op de
rechte plaats. Het ging niet om een
tactiek om iets te bereiken, het ging
eenvoudig om het volgen van het ge
weten, het volgen van de waarheid. Hij
verklaarde na de oorlog dikwijls, dat
hij de tijd van het verzet gemakkelij
ker had gevonden dan de na-oorlo
jaren. Dit kwam niet enkel omdat 2
krachten steeds minder werden.
De „zoon van Ameland" herkende
men ook in zijn godsdienstzin. Zijn wa
penspreuk: „De Heer is mijn Helper",
doet op het eerste gezicht conventio
neel aan. Toch weerspiegelt deze
spreuk de aard van -zijn vroomheid.
Het is misschien onbescheiden ook
na zijn dood hier nader op in te gaan.
Voor zover wij kunnen en mogen oor
delen was hij ook daarin uiterst een
voudig, echt en ongedwongen.
Mensen van de bergen en mensen
van de zee hebben meestal een sterk
Godsbesef. Hun contact met de natuur
geeft hun een zintuig voor het Onein
dige. Voor de Kardinaal was de vreze
des Heren in de volste betekenis het
begin der wijsheid. Hij had een groot
ontzag voor God. Daarin lag heel zijn
godsvrucht.
Hij was spaarzaam met geestelijke
vermaningen, maar als hij ze gaf, dan
kwamen zij altijd neer op een verma
ning tot geloof en vertrouwen. Ik ge
loof dat hij niet veel behoefte had aan
ascetische en spirituele literatuur.
Hij hield het meest van Brémond:
„Histoire du sentiment religieux", orh-
dat deze zo critisch stond tegenover
de menselijke vormen van de christe
lijke vroomheid. Hij had bepaald een
afkeer van uiterlijk vertoon.
Zijn leven
DIT KARAKTER deed hem slagen in
de verschillende functies die hem
werden toevertrouwd.
Zijn eerste eigenlijke functie, na een
aantal maanden in de zielzorg, was het
con-rectoraat bij de zusters van O. L.
Vrouw. Hij was er onmiddellijk be
mind. Hij kon er zijn wie hij was:
spontaan en ongekunsteld. Toen hij
zijn ambt neerlegde, heeft hij geen
ogenblik geaarzeld; hij ging terug naar
zijn begin, naar zijn klooster aan de
Zuidsingel.
Als professor in Rijsenburg kon hij
moeilijk gelden als een brillant docent
en hij wekte dikwijls hilariteit, omdat
hij zich zo fataal kon verspreken. Hij
was ook daar de man van het eiland,
de stoere werker in de stilte van zijn
studeerkamer. Maar zijn lessen waren
in trek om de gedegen inhoud en heb
ben een grote invloed gehad op de oor
deelsvorming en levenshouding van de
toekomstige priesters.
Hij was de geestelijke toevlucht voor
velen door zijn goedheid en kalm
oordeel. Hij was royaal met zijn lof
voor de eerste stuntelige schreden op
het gebied der wetenschap, alsof hij
zelf verrast was, dat anderen belang
stelling hadden voor het vak, waaraan
hij zijn hart had verpand.
Toen president Schaepman zijn ont
slag nam, werd hij als opvolger ge
noemd, maar zijn candidatuur werd
maar amper au sérieux genomen. Hij
was immers zo'n kamergeleerde en
eigenlijk te goed om stevige leiding te
geven.
Met enige aarzeling benoemd, toon
de hij ook daar de rechte man op de
rechte plaats te zijn en bleek zijn goed
heid geenszins onverenigbaar met de
nodige besluitvaardigheid.
Het presidentschap van het seminarie
heeft hem de weg bereid naar de bis-
schopstroon. Hij had laten zien, dat hij
besturen kon. Men wist wel, dat men
van hem geen grote redevoeringen
moest verwachten en dat hij het met
zijn uiterlijk optreden niet gemakke
lijk zou hebben. Maar men wist, dat hij
echt de Vader van het diocees zou zijn.
Ik heb velen gehoord, die bij zijn
eerste optreden in de kathedraal aan
stonds getroffen waren door zijn per
soonlijkheid. „Dat is een bisschop"
Men was blij met zijn goedheid en
klaarheid, die evenredig waren aan
zijn grote rijzige gestalte.
wMïmwmmmMwmÊgm
Do Kardinaal in de volle kracht van zijn leven.
Hij deed geen éclatante dingen. Alles jvan mensen, die één voor één meenden,
wat op 'n stunt zou lijken haatte hij
Hij vroeg tijd voor beraad. ,,Als er al
zo lang is gewacht, dan is er ook nu
geen haast", was dikwijls zijn ant
woord.
Heilige verontivaardiging in
de strijd
IJ WANTROUWDE instinctmatig
alle Prinzipienreiterei en kon ge
ïrriteerd zijn als er werd aange
drongen op een te spoedige beslissing.
Hij was een Wijze. Hij zag zo duide
lijk het vóór en tegen, dat hij zelden
enthousiast werd, maar ging het om
grote dingen zoals de oecumenische
beweging, dan speet het hem, dat hij
er niet een meer actieve rol in kon
vervullen.
Hij bleef de mensen vooral als mens
waarderen en hij kon zich dan oprecht
verheugen over nieuwe ontdekkingen
en daar telkens op terug komen. Hij
had soms grote bewondering voor men
sen, vooral als hij eigenschappen ont
dekte, die hij zelf miste. Hij bleef de
kunst verstaan van het prijzen, hij
wist aan te moedigen door de grote lijn
aan te geven van het werk en vroeg
zich steeds af hoe hij anderen gelukkig
kon maken.
Zijn feilloos geheugen compromit
teerde menig initiatief-nemer, die zijn
eigen verleden soms was vergeten, of
die zich van de feitelijke toestand niet
op de hoogte had gesteld. Hij gaf zijn
vertrouwen onbeperkt en steunde on
voorwaardelijk degenen wie hij een
opdracht had gegeven. Een teleurstel
ling in dat - vertrouwen was echter
onherstelbaar.
Dat gaf hem de heilige verontwaar
diging in de strijd. Het was niet alleen
vasthoudendheid, het was zeker geen
hardnekkigheid, het was een oer-
krachtige liefde voor waarheid, eer
lijkheid en trouw, die hem dan sterk
maakte.
Onder een gevoelige goedheid school
een hevig en diep temperament. Dat is
zijn kracht geweest gedurende de be
zettingsjaren. Dat heeft zijn krachten
ook voortijdig gesloopt.
Het leed dat anderen in hun per
soonlijk leven moesten ondervinden
door hun trouw aan de Kerk heeft hem
geknakt.
Al vóór het einde van de oorlog, was
een attaque het teken, dat zijn krach
ten waren ondermijnd.
Dit is wel de hoofdoorzaak geweest
dat zijn bestuur na de oorlog niet meer
de frisheid vertoonde van de voor
oorlogse jaren. Hij was niet meer op
gewassen tegen de stortvloed van plan
nen, initiatieven en kleine ambities,
die na de bevrijding op hem afkwamen
Hij kon hét niet meer aan en hij voel
de zich er niet de man vooi. De onrust
dat iii hun brein wps geboren de for
mule voor een nieuwe toekomst, hin
derde hem. De onwaarachtigheid van
velen, die zich voordeden als helden
van het verzet deed hem meer pijn
dan de laster van de bezetter.
In die dagen sprak hij er al over zijn
ambt te willen neerleggen. Toen hij
eind 1945 tot kardinaal werd gecreëerd,
wist hij, dat het met zijn krachten
toch eigenlijk al gedaan was. Maar hij
wist óók, dat hij nog moest blijven als
Aartsbisschop.
Hij ging steeds meer werk aan
anderen overdragen. Toen hij zag, dat
dit te veel werd en hij zelfs de H.H.
Wijdingen niet meer kon verrichten,
heeft hij al het werk neergelegd.
Naar menselijk inzicht is het jam
mer, dat hij niet in het harnas mocht
sterven.
Blijvende betekenis
E taak van een bisschop is zó
omvangrijk en verliest zich zó in
voorbijgaande dingen van het dage
lijkse leven, dat de betekenis van dat
werk voor de toekomst niet aanstonds
in het oog springt.
Maar het is misschien niet lichtvaar
dig te geloven dat Kardinaal De Jong
door zijn persoonlijkheid en door zijn
werk. een zaad heeft uitgestrooid, dat
zal opkomen en zegenrijke vruchten
zal dragen.
Hij heeft in het katholieke volks
leven een zaad gelegd van waarachtig
heid en eenvoud, van ruimte en ver
draagzaamheid en onbevooroordeelde
meningsvorming, een gewas, dat niet
al te welig tiert in de dichtbegroeide
hof van het rijke roomse leven.
De levenshouding van de Kardi
naal is een bewijs, dat principiële vast
heid niet hoeft te betekenen ontoegan
kelijkheid voor iedere andere mening,
noch agressiviteit tegenover ieder die
een andere nuance vertoont. Zijn leven
toont, dat principiële vastheid een
waarborg is voor betrouwbaarheid en
dat steeds het onverzoenbare willen
verzoenen tenslotte leidt tot karakter
loosheid.
Hij heeft ons geleerd óók oog te
hebben voor het nationale leven als
zodanig en voor de eigen rechten van
het vaderland. Daarom had hij een
grote liefde voor een open samenwer
king en een waarachtige eerbied voor
de overtuiging der anderen, en een
diep begrip voor het zoeken naar een
vernieuwd geestelijk leven in onze tijd.
Wellicht, dat de toekomst uitwijst,
dat de kardinaal degene is geweest,
die het duidelijkst de richting heeft
gewezen aan het katholieke leven van
onze dagen, als de man die het ver
leden niet afbrak en ruimte gaf aan
een nieuwe generatie.
NEDERLAND heeft een zijner grootste zonen verloren. Rouw heerst in
de harten van talloos velen om zijn heengaan. Zeker, er was reeds lang
bezorgdheid om zijn broze gezondheid. Voornamelijk als gevolg van de
grote spanningen der oorlogsjaren, tijdens welke een schier bovenmense
lijke taak op zijn schouders rustte, openbaarde zich reeds spoedig na de
bevrijding een verval van krachten, hetwelk geleidelijk toenam. Zij, die
hem bezochten bij de Zusters van O. L. Vrouw, bij wie hij na zijn af
treden zich te Amersfoort had teruggetrokken, moesten constateren, hoe
zeer zijn toestand verslechterde. En toch valt het zwaar, zeer zwaar, er
in te moeten berusten, dat wij hem voortaan zullen moeten missen.
Het zal slechts een kort woord zijn, hetgeen ik zal wijden aan zijn na
gedachtenis. Aan anderen, meer bevoegd dan ik, zij het zijn machtige
figuur ten voeten uit te tekenen.
Johannes Kardinaal de Jong, geboren te Nes op Ameland op 10 September
1885, was door God met rijke talenten gezegend. Hij heeft ep mede ge
woekerd op een wijze, die ieders bewondering afdwingt. Na de bekroning
zijner studiën in philosophie en theologie te Rome was hij enkele jaren
werkzaam in de practische zielzorg. Zijn voorliefde ging echter uit naar
de wetenschap en met name naar de geschiedvorsing. Gedurende de vele
jaren, tijdens welke hij als professor in de kerkelijke geschiedenis aan het
Seminarie van Rijsenburg was verbonden, heeft hij zich ten volle aan de
studie gewijd en de wetenschap verrijkt met talrijke, zeer oorspronkelijke
bijdragen, alsmede met het zozeer bekende Handboek der Kerkgeschie
denis.
Door de benoeming tot coadjutor van de Aartsbisschop van Utrecht in 1935
zag hij zich geplaatst voor een geheel nieuw arbeidsveld. Ondanks deze
hoge uitverkiezing bleef hij de waarlijk eenvoudige priester, en bracht hij
het offer, dat nu eenmaal aan deze benoeming verbonden was. Hoe zwaar
hij zijn nieuwe taak zag, valt te beluisteren uit het Voorwoord tot de derde
druk van zijn Handboek, hetwelk een jaar later verscheen en waarin hij
schreef:
„De perspectieven voor de Kerk zijn, menselijkerwijze gezien, som
berder dan voor 7 jaar, toen de eerste Voorrede werd geschreven.
„Velerlei gevaren, die toen dreigden, zijn nu werkelijkheid gewor-
„den. De geweldige crisis, die wij doorleven, wordt door velen als
„ee« keerpunt in de geschiedenis beschouwd. Doch ook nu weer zal
„de Kerk de geestelijke leiding der zielen moeten nemen, zal de
„wereld niet in onderlinge strijd ten onder gaan."
Die geestelijke leiding heeft hij inderdaad niet alleen voor wat het
Utrechtse diocees betreft, maar in het bijzonder in de jaren van oorlog en
bezetting tezamen met de andere bisschoppen voor geheel het katholieke
volksdeel in Nederland op zich genomen. Zyn moedig volharden, zijn
heldhaftig verzet dwong ieders bewondering af en heeft geheel ons Ne
derlandse volk bemoedigd en geïnspireerd. Onnoemelijk zwaar was de
verantwoordelijkheid, welke met deze leiding gepaard ging.
In 1946 werd hij verheven tot het Kardinalaat. Met diepe ontroering werd
deze uitverkiezing tot Prins der Kerk vernomen.
TIJDENS, doch vooral na de oorlogsjaren, mocht ik dikwerf Kardinaal
De Jong ontmoeten. Telkens opnieuw werd ik getroffen door de bij
zondere gaven van deze eminente priester. Hoe scherp wist hij in gesprek
ken het eigen terrein van ieders verantwoordelijkheid te zien. Hoe angst
vallig wist hij zelfs de schijn van het tegendeel te vermijden, ofschoon zijn
belangstelling ook voor de staatkundige en internationale vraagstukken
groot was en zijn bezorgdheid uitging naar het geschonden Nederland en
naar de zozeer beproefde bevolking. Deze grote figuur, die zelf gaarne
'zijn oor te luisteren legde en ontvankelijk was voor het advies en oordeel
van derden en daarmede bij het nemen van beslissingen terdege rekening
hield, drong nimmer zijn mening op aan anderen.
Vertrouwen schonk hij in rijke mate aan hen, die evenals hij, zij het op
een geheel ander terrein, in verantwoordelijkheid waren gesteld, en hier
van gaf hij spontaan blijk bij elk gesprek, dat steeds werd beëindigd met
de toezegging van zijn priesterlijk gebed.
Groot was zijn liefde voor ons Vorstenhuis. Welk een vreugde was ook
voor hem de terugkeer van H. M. de Koningin na Nederlands bevrijding.
Belangstellend gingen steeds weer zijn vragen uit naar onze Vorstinne en
naar het Koninklijk gezin. Het utrique fidelis was ook zijn devies. In hem
werd bewaarheid hetgeen hij zeide in de ontroerende radiorede ter ge
legenheid van de eeuwfeestherdenking: hoe beter Katholiek, hoe beter
Vaderlander.
Heel dit leven was gekenmerkt door eenvoud, toewijding, arbeidzaamheid,
wijsheid, moed en offerbereidheid.
Breed was het veld van eigen activiteit, breder nog het terrein, waarover
zijn zorg zich uitstrekte. Bijzonder ging daarbij pok zijn aandacht uit naar
de leken. Ik stip hierbij enkel aan de ontplooiing der Katholieke Actie, het
sociaal charitatieve werk in zijn nieuwe banen, alsmede de geestelijke en
lichamelijke volksgezondheid. Hij heeft begrepen, dat priester en leek,
ieder voor zich en in nauwste samenwerking hebben te arbeiden aan het
behoud en de uitbreiding van Gods Rijk op deze wereld.
DIEP is in mijn herinnering gegrift een bezoek, hetwelk ik met een
priester uit 't Bossche diocees hem bracht, enkele dagen vóór hij aan de
Katholieken van Nederland zijn beslissing om heen te gaan bekend maakte.
Wat ons daarbij trof, was naast de enorme betekenis van dit aftreden voor
Katholiek Nederland, de diepe innerlijke bewogenheid, welke uit eijn
woorden naar voren trad. Hij verheelde het allerminst, dat deze beslis
sing hem onnoemelijk zwaar gevallen was. Vooral nu zij genomen moest
worden op een leeftijd, waarop zo velen nog met volle kracht zich
kunnen wijden aan hun arbeid. Zoals steeds had hij de volle consequenties
van dit aftreden doordacht. Maar hoezeer hij die ook duchtte, praevaleren
moest het belang der kerkprovincie, niet zijn persoon.
Bij latere bezoeken in het Moederhuis der Zusters was steeds weer zijn
dringend verzoek: Bid voor mij, dat ik het offer, dat van mij wordt ge
vraagd, zal kunnen blijven brengen.
Zullen wij ooit beseffen, wat het voor hem heeft betekend in dit tijds
gewricht werkloos te moeten toezien? Kan een onzer peilen wat de een
zaamheid in deze laatste jaren heeft beduid voor hem, die zozeer, in het
middelpunt stond van heel het denken en streven en arbeiden van
Katholiek Nederland?
Johannes, Kardinaal de Jong, heeft zich een blijvende plaats verworven,
niet enkel in het boek der geschiedenis, doch mede in onze harten.
Wij danken God voor het voorrecht ons geschonken in de leiding en het
voorbeeld van Kardinaal De Jong.
Moge hij het Eeuwig Licht reeds deelachtig zijn geworden.
PROF. DR L. J. M. BEEL
Voor verdere levensbijzonderheden verwijzen wij naar pagina
3 en 4.