Hij legde het zaad van waar achtigheid en eenvoud Ameland" .De zoon van EEN DER GROOTSTEN GING HEEN.... r D I H! D' Ons is ontvallen bekwaam Kerkvorst groot vaderlander mmm Donderdag o September 1955 - DAGBLAD VOOR SCHIEDAM EN OMSTREKEN Vanochtend in alle vroegte, te ongeveer vijf uur, is te Amersfoort over leden Zijne Eminentie Johannes Kardinaal de Jong. mSÊÊÊKÊÊÊÊm WEERBERICHT «1— - jÉip «MIP8 mmm heden- tot morgenavond, luidt: De weervenvachting van het KNMI, geldig .van Opklaringen maar aanvankelijk ook hier en daar enkele buien. Vannacht en morgenoch tend plaatselijk mist. Weinig verandering in temperatuur. Zwakke tot matige wind uit uit eenlopende richingen. Vrijdag 9 September: Zon op 6.05, onder 19.13 uur. Maan op 22.53, onder 14.57 uur. NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT E EMINENTIE JOHANNES KARDINAAL DE JONG t De dood van de geliefde Kerkvorst is zeer onverwacht gekomen, hoewel de toestand van de Kardinaal zich de laatste dagen minder gunstig liet aanzien. Doch juist gisteravond meende men te kunnen constateren, dat hierin een keer ten goede was gekomen. Naar de eerste berichten verlui den, is de kardinaal zeer rustig ontslapen. Derector van het Moederhuis van de Zusters van O. L. Vrouw te Amersfoort, waar Zijne Eminentie de laatste jaren verblijf hield, dr A. W. Hoegen, heeft de Kardinaal nog het H. Oliesel toegediend. Zo is er dan tóch nog een vrij plotseling einde gekomen aan een lange en smartelijke lijdensweg, twee dagen vóór, Zaterdag a.s„ Kardinaal De Jong zeventig jaar zou zijn geworden. Ter gelegenheid van dit feit was er een zeer bijzondere plechtigheid voorbereid. De Aartsbisschop- Coadjutor, Z.H. Exc. mgr dr B. J. Alfrink, zou namelijk in de kapel van het zusterhuis een ponti ficale Hoogmis opdragen, welke per televisie zou worden uitgezonden naar de kamer, waar Kar dinaal De Jong vertoefde, zodat Zijne Eminentie op zijn lijdenssponde getuige had kunnen zijn van deze plechtigheid. Terwijl wij in dit nummer het zo betreurde verscheiden van Zijne Eminentie Johannes Kardinaaï De Jong met diepe droefheid aan onze lezers bekend maken, bidden wij dat God Almachtig de on- vermoeide werker in Zijn wijngaard het hemels loon in overvloed moge toebedelen. door Mgr Dr A. C. RAMSELAAR, President van het Klein-Seminarie te Apeldoorn. Toen Kardinaal De Jong het bestuur van het Aartsbisdom uit handen gaf, nam hij eigenlijk afscheid van het leven. Hij was zich dit zeer wel bewust en hij erkende onomwonden de pijn, die het hem deed, zich uitgeschakeld te wetem Hij wist dat het niet anders kom Hij sprak ook niet meer over nieuwe ontwikkelingen en gebeurtenissen. Maar merkwaardig is het dat deson danks zijn sterven een algemene ont roering heeft gewekt. Hij was dus toch "leK«jmlSlTue-. van 0. vel. innerlngen cn emoties uit de «-OJ W; dagen, die immers nooit helemaal ver d OHs'het alleen een gevoelsreactie bij dit sterven in eenzaamheid van een man, die in de moeilijkste uren van on- zT geschiedenis in het middelpunt stond van de algemene belangstelling Toen Schaepman stierf was er ook een algemene ontroering. Men beseftc dat er iemand heenging, die nog lang zou meetellen in het leven land. Schaepman's betekenis was dui dCIs dit'ook bij Kardinaal De Jong het ^Iedereen zal denken aan het V.e"^ Hij was ongetwijfeld een man, die ee standbeeld verdient. Maar wordt dit alleen een dierbare herinnering, oï gaat zijn betekenis daar nog boven Uif> Het is moeilijk met zekerheid op een vraag als deze te antwoorden. Wie kan de toekomst voorspellen? Maar het is veelzeggend, dat de persoon van Kar dinaal De Jong in alles wat hiji was. historicus, seminarie-president, Aarts bisschop, altijd uitging boven zijn werk. Er was in hem iets, dat wees naar breder horizon. Zijn karakter WIE een poging onderneemt om de betekenis van zijn persoonlijk heid te benaderen zal meer dan bij menig ander moeten teruggaan naar het land van zijn herkomst. Zoon van Ameland" schreef Kuyle boven de suggestieve levensschets by gelegenheid van de kardinaalsbenoe- ""aIs hij voor zijn bisschopswijding zich een wapen kiest, dan is het niet bij gebrek aan beter, dat het wapen van zijn eiland komt in het hart van het kruis, dat het Aartsbisdom Utrecht als teken draagt. Ameland betekende voor hem niet enkel een dierbare herinnering, het bleef een grote rol spelen in zijn hele gevoelsleven en het bleef overheersen in héél zijn karakter en persoonlijk heid. De doop in het Romeinse leven kon het niet terugdringen en de plooien van een jarenlang gedragen bisschopsmantel konden het niet ver bergen. Waarom zouden zij ook? Hij was de man van het eiland in de beste, mooi ste en volste zin van het woord; man van de zee, man van de natuur, wars van alles wat maar als-of en onop recht was, waarachtig voor alles. Dat is de grondtrek van zijn karak ter. Daardoor was het eerste dat aansloeg bij een ontmoeting: zijn eenvoud. Waarachtige eenvoud, niet de afda lende eenvoud, die dank zij een na tuurlijke bewegingsvrijheid gemakke lijk de klank en de kleur aanneemt van de omgeving, maar een robuuste een voud, die altijd zichzelf blijft. Eenvoud die tegelijk waardigheid be tekent, omdat hij losstaat van alle klein gedoe en het kleine inderdaad als klein weet te behandelen. Gelukkige mens! Hij kende geen ijdel- heid. IJdelheid en eerzucht wekten al leen maar zijn lachlust. Opgegroeid op het eiland, ver van het gewone maatschappelijke leven, miste hij letterlijk en figuurlijk ieder gemak van zich te bewegen. Hij was onhandig in zijn spreken en optreden, in zijn werk en in zijn om gang. Maar daardoor trof des te die per zijn aangeboren fijnheid, zijn na tuurlijke fijngevoeligheid, die aan stonds alle vormen als bijkomstigheden liet zien. Daardoor was iedereen tel kens weer verbaasd over de openheid waarmee hij toegang gaf tot èijn eigen wezen, en de directheid waarmee hij zijn bezoeker doorzag. Dat gaf hem een grote, soms tè grote openhartigheid, maar heeft hem ook dikwijls op het juiste ogenblik tot voor zichtigheid gemaand. Hij zelf hechtte grote waarde aan de gevoelswaarde der dingen. Hij zei dik wijls: ja, ik kan het met mijn ver stand er mee eens zijn, maar ik voel het niet aan! In zijn eenvoud verborg hij ook niet, hoe gevoelig hij was voor een kleine attentie of een teken van echte sym pathie en hoe hij teleurgesteld kon zijn door persoonlijke grofheid of ondank baarheid. Dat gaf hem de innemende goedheid, die overal waar hij kwam ook goedheid bracht. Wie van hem wegging, voelde zich altijd beter dan hij gekomen was. Hij heeft velen ook materieel geholpen en hij hield van royale hulp. Buitengewone geestesgaven AT hij van het eiland af is geko- men en ondanks vele uiterlijke bezwaren zo vanzelf in leidende func ties kwam, is te danken aan de bui tengewone gaven van geest, die hij met zijn geboorte heeft meegekregen. Hij had een geheugen dat alles in zich opnam wat hij zag. Zijn weetgierigheid was onverzadig baar. Hij had een helderheid van oor deel cn een gevoel voor evenwicht, die hem onmiddellijk boven mensen en dingen plaatsten en hem 'n weg wezen vóór anderen begonnen te denken. Hij was schrander en door zijn goedheid en weetgierigheid wist hij anderen ge makkelijk aan het praten te brengen. Hij luisterde graag en vroeg veel raad, waarlijk niet alleen omdat hij geen raad wist. Juist door zijn klaarheid zag hij licht en schaduwzijde beide en hij had een afkeer van partijkiezen als het ging om louter practische dingen. Maar zag hij de waarheid bedreigd, dan was de beslissing zonder beden king en had hij een vasthoudendheid, die geen duimbreed week. Daarom was hij in het Verzet de rechte man op de rechte plaats. Het ging niet om een tactiek om iets te bereiken, het ging eenvoudig om het volgen van het ge weten, het volgen van de waarheid. Hij verklaarde na de oorlog dikwijls, dat hij de tijd van het verzet gemakkelij ker had gevonden dan de na-oorlo jaren. Dit kwam niet enkel omdat 2 krachten steeds minder werden. De „zoon van Ameland" herkende men ook in zijn godsdienstzin. Zijn wa penspreuk: „De Heer is mijn Helper", doet op het eerste gezicht conventio neel aan. Toch weerspiegelt deze spreuk de aard van -zijn vroomheid. Het is misschien onbescheiden ook na zijn dood hier nader op in te gaan. Voor zover wij kunnen en mogen oor delen was hij ook daarin uiterst een voudig, echt en ongedwongen. Mensen van de bergen en mensen van de zee hebben meestal een sterk Godsbesef. Hun contact met de natuur geeft hun een zintuig voor het Onein dige. Voor de Kardinaal was de vreze des Heren in de volste betekenis het begin der wijsheid. Hij had een groot ontzag voor God. Daarin lag heel zijn godsvrucht. Hij was spaarzaam met geestelijke vermaningen, maar als hij ze gaf, dan kwamen zij altijd neer op een verma ning tot geloof en vertrouwen. Ik ge loof dat hij niet veel behoefte had aan ascetische en spirituele literatuur. Hij hield het meest van Brémond: „Histoire du sentiment religieux", orh- dat deze zo critisch stond tegenover de menselijke vormen van de christe lijke vroomheid. Hij had bepaald een afkeer van uiterlijk vertoon. Zijn leven DIT KARAKTER deed hem slagen in de verschillende functies die hem werden toevertrouwd. Zijn eerste eigenlijke functie, na een aantal maanden in de zielzorg, was het con-rectoraat bij de zusters van O. L. Vrouw. Hij was er onmiddellijk be mind. Hij kon er zijn wie hij was: spontaan en ongekunsteld. Toen hij zijn ambt neerlegde, heeft hij geen ogenblik geaarzeld; hij ging terug naar zijn begin, naar zijn klooster aan de Zuidsingel. Als professor in Rijsenburg kon hij moeilijk gelden als een brillant docent en hij wekte dikwijls hilariteit, omdat hij zich zo fataal kon verspreken. Hij was ook daar de man van het eiland, de stoere werker in de stilte van zijn studeerkamer. Maar zijn lessen waren in trek om de gedegen inhoud en heb ben een grote invloed gehad op de oor deelsvorming en levenshouding van de toekomstige priesters. Hij was de geestelijke toevlucht voor velen door zijn goedheid en kalm oordeel. Hij was royaal met zijn lof voor de eerste stuntelige schreden op het gebied der wetenschap, alsof hij zelf verrast was, dat anderen belang stelling hadden voor het vak, waaraan hij zijn hart had verpand. Toen president Schaepman zijn ont slag nam, werd hij als opvolger ge noemd, maar zijn candidatuur werd maar amper au sérieux genomen. Hij was immers zo'n kamergeleerde en eigenlijk te goed om stevige leiding te geven. Met enige aarzeling benoemd, toon de hij ook daar de rechte man op de rechte plaats te zijn en bleek zijn goed heid geenszins onverenigbaar met de nodige besluitvaardigheid. Het presidentschap van het seminarie heeft hem de weg bereid naar de bis- schopstroon. Hij had laten zien, dat hij besturen kon. Men wist wel, dat men van hem geen grote redevoeringen moest verwachten en dat hij het met zijn uiterlijk optreden niet gemakke lijk zou hebben. Maar men wist, dat hij echt de Vader van het diocees zou zijn. Ik heb velen gehoord, die bij zijn eerste optreden in de kathedraal aan stonds getroffen waren door zijn per soonlijkheid. „Dat is een bisschop" Men was blij met zijn goedheid en klaarheid, die evenredig waren aan zijn grote rijzige gestalte. wMïmwmmmMwmÊgm Do Kardinaal in de volle kracht van zijn leven. Hij deed geen éclatante dingen. Alles jvan mensen, die één voor één meenden, wat op 'n stunt zou lijken haatte hij Hij vroeg tijd voor beraad. ,,Als er al zo lang is gewacht, dan is er ook nu geen haast", was dikwijls zijn ant woord. Heilige verontivaardiging in de strijd IJ WANTROUWDE instinctmatig alle Prinzipienreiterei en kon ge ïrriteerd zijn als er werd aange drongen op een te spoedige beslissing. Hij was een Wijze. Hij zag zo duide lijk het vóór en tegen, dat hij zelden enthousiast werd, maar ging het om grote dingen zoals de oecumenische beweging, dan speet het hem, dat hij er niet een meer actieve rol in kon vervullen. Hij bleef de mensen vooral als mens waarderen en hij kon zich dan oprecht verheugen over nieuwe ontdekkingen en daar telkens op terug komen. Hij had soms grote bewondering voor men sen, vooral als hij eigenschappen ont dekte, die hij zelf miste. Hij bleef de kunst verstaan van het prijzen, hij wist aan te moedigen door de grote lijn aan te geven van het werk en vroeg zich steeds af hoe hij anderen gelukkig kon maken. Zijn feilloos geheugen compromit teerde menig initiatief-nemer, die zijn eigen verleden soms was vergeten, of die zich van de feitelijke toestand niet op de hoogte had gesteld. Hij gaf zijn vertrouwen onbeperkt en steunde on voorwaardelijk degenen wie hij een opdracht had gegeven. Een teleurstel ling in dat - vertrouwen was echter onherstelbaar. Dat gaf hem de heilige verontwaar diging in de strijd. Het was niet alleen vasthoudendheid, het was zeker geen hardnekkigheid, het was een oer- krachtige liefde voor waarheid, eer lijkheid en trouw, die hem dan sterk maakte. Onder een gevoelige goedheid school een hevig en diep temperament. Dat is zijn kracht geweest gedurende de be zettingsjaren. Dat heeft zijn krachten ook voortijdig gesloopt. Het leed dat anderen in hun per soonlijk leven moesten ondervinden door hun trouw aan de Kerk heeft hem geknakt. Al vóór het einde van de oorlog, was een attaque het teken, dat zijn krach ten waren ondermijnd. Dit is wel de hoofdoorzaak geweest dat zijn bestuur na de oorlog niet meer de frisheid vertoonde van de voor oorlogse jaren. Hij was niet meer op gewassen tegen de stortvloed van plan nen, initiatieven en kleine ambities, die na de bevrijding op hem afkwamen Hij kon hét niet meer aan en hij voel de zich er niet de man vooi. De onrust dat iii hun brein wps geboren de for mule voor een nieuwe toekomst, hin derde hem. De onwaarachtigheid van velen, die zich voordeden als helden van het verzet deed hem meer pijn dan de laster van de bezetter. In die dagen sprak hij er al over zijn ambt te willen neerleggen. Toen hij eind 1945 tot kardinaal werd gecreëerd, wist hij, dat het met zijn krachten toch eigenlijk al gedaan was. Maar hij wist óók, dat hij nog moest blijven als Aartsbisschop. Hij ging steeds meer werk aan anderen overdragen. Toen hij zag, dat dit te veel werd en hij zelfs de H.H. Wijdingen niet meer kon verrichten, heeft hij al het werk neergelegd. Naar menselijk inzicht is het jam mer, dat hij niet in het harnas mocht sterven. Blijvende betekenis E taak van een bisschop is zó omvangrijk en verliest zich zó in voorbijgaande dingen van het dage lijkse leven, dat de betekenis van dat werk voor de toekomst niet aanstonds in het oog springt. Maar het is misschien niet lichtvaar dig te geloven dat Kardinaal De Jong door zijn persoonlijkheid en door zijn werk. een zaad heeft uitgestrooid, dat zal opkomen en zegenrijke vruchten zal dragen. Hij heeft in het katholieke volks leven een zaad gelegd van waarachtig heid en eenvoud, van ruimte en ver draagzaamheid en onbevooroordeelde meningsvorming, een gewas, dat niet al te welig tiert in de dichtbegroeide hof van het rijke roomse leven. De levenshouding van de Kardi naal is een bewijs, dat principiële vast heid niet hoeft te betekenen ontoegan kelijkheid voor iedere andere mening, noch agressiviteit tegenover ieder die een andere nuance vertoont. Zijn leven toont, dat principiële vastheid een waarborg is voor betrouwbaarheid en dat steeds het onverzoenbare willen verzoenen tenslotte leidt tot karakter loosheid. Hij heeft ons geleerd óók oog te hebben voor het nationale leven als zodanig en voor de eigen rechten van het vaderland. Daarom had hij een grote liefde voor een open samenwer king en een waarachtige eerbied voor de overtuiging der anderen, en een diep begrip voor het zoeken naar een vernieuwd geestelijk leven in onze tijd. Wellicht, dat de toekomst uitwijst, dat de kardinaal degene is geweest, die het duidelijkst de richting heeft gewezen aan het katholieke leven van onze dagen, als de man die het ver leden niet afbrak en ruimte gaf aan een nieuwe generatie. NEDERLAND heeft een zijner grootste zonen verloren. Rouw heerst in de harten van talloos velen om zijn heengaan. Zeker, er was reeds lang bezorgdheid om zijn broze gezondheid. Voornamelijk als gevolg van de grote spanningen der oorlogsjaren, tijdens welke een schier bovenmense lijke taak op zijn schouders rustte, openbaarde zich reeds spoedig na de bevrijding een verval van krachten, hetwelk geleidelijk toenam. Zij, die hem bezochten bij de Zusters van O. L. Vrouw, bij wie hij na zijn af treden zich te Amersfoort had teruggetrokken, moesten constateren, hoe zeer zijn toestand verslechterde. En toch valt het zwaar, zeer zwaar, er in te moeten berusten, dat wij hem voortaan zullen moeten missen. Het zal slechts een kort woord zijn, hetgeen ik zal wijden aan zijn na gedachtenis. Aan anderen, meer bevoegd dan ik, zij het zijn machtige figuur ten voeten uit te tekenen. Johannes Kardinaal de Jong, geboren te Nes op Ameland op 10 September 1885, was door God met rijke talenten gezegend. Hij heeft ep mede ge woekerd op een wijze, die ieders bewondering afdwingt. Na de bekroning zijner studiën in philosophie en theologie te Rome was hij enkele jaren werkzaam in de practische zielzorg. Zijn voorliefde ging echter uit naar de wetenschap en met name naar de geschiedvorsing. Gedurende de vele jaren, tijdens welke hij als professor in de kerkelijke geschiedenis aan het Seminarie van Rijsenburg was verbonden, heeft hij zich ten volle aan de studie gewijd en de wetenschap verrijkt met talrijke, zeer oorspronkelijke bijdragen, alsmede met het zozeer bekende Handboek der Kerkgeschie denis. Door de benoeming tot coadjutor van de Aartsbisschop van Utrecht in 1935 zag hij zich geplaatst voor een geheel nieuw arbeidsveld. Ondanks deze hoge uitverkiezing bleef hij de waarlijk eenvoudige priester, en bracht hij het offer, dat nu eenmaal aan deze benoeming verbonden was. Hoe zwaar hij zijn nieuwe taak zag, valt te beluisteren uit het Voorwoord tot de derde druk van zijn Handboek, hetwelk een jaar later verscheen en waarin hij schreef: „De perspectieven voor de Kerk zijn, menselijkerwijze gezien, som berder dan voor 7 jaar, toen de eerste Voorrede werd geschreven. „Velerlei gevaren, die toen dreigden, zijn nu werkelijkheid gewor- „den. De geweldige crisis, die wij doorleven, wordt door velen als „ee« keerpunt in de geschiedenis beschouwd. Doch ook nu weer zal „de Kerk de geestelijke leiding der zielen moeten nemen, zal de „wereld niet in onderlinge strijd ten onder gaan." Die geestelijke leiding heeft hij inderdaad niet alleen voor wat het Utrechtse diocees betreft, maar in het bijzonder in de jaren van oorlog en bezetting tezamen met de andere bisschoppen voor geheel het katholieke volksdeel in Nederland op zich genomen. Zyn moedig volharden, zijn heldhaftig verzet dwong ieders bewondering af en heeft geheel ons Ne derlandse volk bemoedigd en geïnspireerd. Onnoemelijk zwaar was de verantwoordelijkheid, welke met deze leiding gepaard ging. In 1946 werd hij verheven tot het Kardinalaat. Met diepe ontroering werd deze uitverkiezing tot Prins der Kerk vernomen. TIJDENS, doch vooral na de oorlogsjaren, mocht ik dikwerf Kardinaal De Jong ontmoeten. Telkens opnieuw werd ik getroffen door de bij zondere gaven van deze eminente priester. Hoe scherp wist hij in gesprek ken het eigen terrein van ieders verantwoordelijkheid te zien. Hoe angst vallig wist hij zelfs de schijn van het tegendeel te vermijden, ofschoon zijn belangstelling ook voor de staatkundige en internationale vraagstukken groot was en zijn bezorgdheid uitging naar het geschonden Nederland en naar de zozeer beproefde bevolking. Deze grote figuur, die zelf gaarne 'zijn oor te luisteren legde en ontvankelijk was voor het advies en oordeel van derden en daarmede bij het nemen van beslissingen terdege rekening hield, drong nimmer zijn mening op aan anderen. Vertrouwen schonk hij in rijke mate aan hen, die evenals hij, zij het op een geheel ander terrein, in verantwoordelijkheid waren gesteld, en hier van gaf hij spontaan blijk bij elk gesprek, dat steeds werd beëindigd met de toezegging van zijn priesterlijk gebed. Groot was zijn liefde voor ons Vorstenhuis. Welk een vreugde was ook voor hem de terugkeer van H. M. de Koningin na Nederlands bevrijding. Belangstellend gingen steeds weer zijn vragen uit naar onze Vorstinne en naar het Koninklijk gezin. Het utrique fidelis was ook zijn devies. In hem werd bewaarheid hetgeen hij zeide in de ontroerende radiorede ter ge legenheid van de eeuwfeestherdenking: hoe beter Katholiek, hoe beter Vaderlander. Heel dit leven was gekenmerkt door eenvoud, toewijding, arbeidzaamheid, wijsheid, moed en offerbereidheid. Breed was het veld van eigen activiteit, breder nog het terrein, waarover zijn zorg zich uitstrekte. Bijzonder ging daarbij pok zijn aandacht uit naar de leken. Ik stip hierbij enkel aan de ontplooiing der Katholieke Actie, het sociaal charitatieve werk in zijn nieuwe banen, alsmede de geestelijke en lichamelijke volksgezondheid. Hij heeft begrepen, dat priester en leek, ieder voor zich en in nauwste samenwerking hebben te arbeiden aan het behoud en de uitbreiding van Gods Rijk op deze wereld. DIEP is in mijn herinnering gegrift een bezoek, hetwelk ik met een priester uit 't Bossche diocees hem bracht, enkele dagen vóór hij aan de Katholieken van Nederland zijn beslissing om heen te gaan bekend maakte. Wat ons daarbij trof, was naast de enorme betekenis van dit aftreden voor Katholiek Nederland, de diepe innerlijke bewogenheid, welke uit eijn woorden naar voren trad. Hij verheelde het allerminst, dat deze beslis sing hem onnoemelijk zwaar gevallen was. Vooral nu zij genomen moest worden op een leeftijd, waarop zo velen nog met volle kracht zich kunnen wijden aan hun arbeid. Zoals steeds had hij de volle consequenties van dit aftreden doordacht. Maar hoezeer hij die ook duchtte, praevaleren moest het belang der kerkprovincie, niet zijn persoon. Bij latere bezoeken in het Moederhuis der Zusters was steeds weer zijn dringend verzoek: Bid voor mij, dat ik het offer, dat van mij wordt ge vraagd, zal kunnen blijven brengen. Zullen wij ooit beseffen, wat het voor hem heeft betekend in dit tijds gewricht werkloos te moeten toezien? Kan een onzer peilen wat de een zaamheid in deze laatste jaren heeft beduid voor hem, die zozeer, in het middelpunt stond van heel het denken en streven en arbeiden van Katholiek Nederland? Johannes, Kardinaal de Jong, heeft zich een blijvende plaats verworven, niet enkel in het boek der geschiedenis, doch mede in onze harten. Wij danken God voor het voorrecht ons geschonken in de leiding en het voorbeeld van Kardinaal De Jong. Moge hij het Eeuwig Licht reeds deelachtig zijn geworden. PROF. DR L. J. M. BEEL Voor verdere levensbijzonderheden verwijzen wij naar pagina 3 en 4.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 1