voor het warenhuis verdwenen BRINKMAN IS DOOD EN HET POTHUIS ZIT DICHT w Nog Koopgewoonte van het publiek nog onvoldoende geanalyseerd met ver genoeg Veranderingen in het ambacht Hi WOENSDAG 5 OCTOBER 1955 PAGINA 6 door P. H. J. F. M. SCHNELLEN ec. drs. Waar koopt de bewoner van' de voorstad? De man niet onderschatten Waarom koopt men in de city? Winkeliers moeten het zelf uitzoeken Veel te bereiken Invloed van de vrouw T N HET eerste decennium van I deze eeuw, toen ik nog niet leerplichtig was, bewoog mijn interesse zich tussen twee polen. Dat waren het pothuis van een schoenmaker en, recht aan de overzij, de koekjes- en taartjes bakkerij van een zekere Brink man. MIJN VADER had een beschei den fietsenfabriekje; naar ik mij herinner was het een vier- mansbedrijfje_ Hij produceerde het wereldberoemde merk „Le Cerf Volant", dat zó goed was, dat hij er niet rijk van gewor den is. In de geest staat hij nog voor mij als heerser in zijn kleine rijk. Volgens de mode van die jaren De vraag, naar het tijdstip, waarop sportief getooid met een grote Nü is het de tijd pet die van voren een soort broche droeg, aanduidende dat hij een fanatiek lid van de A.N.W.B. was. Zou hij nog hebben geleefd, hij zou zich als kluizenaar hebben teruggetrokken bij het zien van het naar ik meen 150.000 man sterke leger bromfietsers, dat Nederland thans bezit. Want zonder enige twijfel zou hij het vertikt hebben, op zijn oude dag nog te studeren in motorkennis en -kunde. J. A. v. S. Elders in dit nummer wordt er reeds op gewezen, dat de middenstand I in de loop van de laatste vier of vijf decennia zeer aanzienlijk van karakter is veranderd; met name heeft het feit, dat grote bevolkingsgroepen dc beschikking hebben gekregen over een belangrijk grotere mate van koop- Ikracht, zijn stempel gedrukt op de ontwikkeling van het winkelbedrijf, lüe arbeiders, vroeger als klant zeker kwalitatief van geringe Ibetekenis, zijn voor de winkelier van grote betekenis geworden. Deze [sociale groep is het, die met de uitoefening van haar koopkracht bepalend lis geworden voor de resultaten van de winkelbedrijven. Het zijn aanvankelijk enkele vooruitstrevende middenstanders geweest. I die deze ontwikkeling hebben aangevoeld en met hun aan de massale [koopkracht aangepaste bedrijfspolitiek zijn hun zaken dan ook vrij spoedig Itot grote warenhuizen uitgegroeid; zo zeer zelfs, dat het kleinere midden- Istandsbedrijf er in die tijd aanzienlijke nadelen van heelt ondervonden. Doch ook deze tijden liggen al weer achter ons; het middenstands- [bedrijf heeft zijn bedrijfspolitiek reeds in belangrijke mate aan de nieuwe [omstandigheden aangepast. Toch kan men zich niet aan de in- |druk onttrekken, dat de zelfstandige middenstander nog niet ver genoeg op |deze weg is gegaan; met name is het |de vraag of de tegenwoordige de taillist voldoende aandacht besteedt [aan de koopgewoonten van de consu- [ment, alsmede aan de wisselingen die |zich daarin voordoen. Als men het pro- gramma heel kort wil formuleren dan I is het zeker in de tegenwoordige [tijd de taak van de winkelier, die goederen te brengen, die de consument [eist, tegen de prijzen die deze in staat |en bereid is te betalen, wanneer, waar |en op de manier waarop hij, de klant [dus, deze wenst te kopen. Wij willen de voornaamste bestand delen van dit programma hieronder in vogelvlucht nader toelichten, en daar- I bij met name nagaan, of en in hoeverre de winkelier in staat is aan deze eisen te voldoen. Een eerste voor de winkelier zeer belangrijke kwestie is gelegen in het antwoord op de vraag waar koopt de klant bepaalde artikelen? Niet alleen is de beantwoording van deze vraag van belang voor de ondernemers, die zich j gaan vestigen, ook de gevestigde win- keiier dient ernstig rekening te hou- j den met de verhoudingen, die in dit j opzicht bestaan. Met betrekking tot deze vestigings plaats staan namelijk interessante Amerikaanse gegevens ter beschikking. Onderstaand overzicht, ontleend aan de resultaten van een onderzoek in één van de grootste Amerikaanse steden, vermeldt het gedeelte van de voorstad bewoners, dat in de city, dus in het stadscentrum, bepaalde artikelen koopt; juist de vestiging van dergelijke grote magazijnen een winkelwijk ten goede kan komen, als gevolg van de aan trekkingskracht die het warenhuis als centraal punt voor het kopende pu bliek heeft. Om nog een ander voorbeeld hier van te geven het zal menigeen wel licht opgevallen zijn, dat bijv. de schoenenwinkels en de winkels in de betere dames-modeartikelen meestal in eikaars nabijheid zijn te vinden. Het is juist door de grote keuze-mogelijk heid, die het publiek wenst, dat derge lijke winkels eikaars nabijheid opzoe ken; op deze wijze toch maakt men het de kopers gemakkelijk om te ver gelijken, en daardoor trekt een winkel centrum zijn publiek. De samenwerking, waarop wij hier boven wezen, moet o.m. inhouden, dat de winkeliers trachten te weten te ko men, wat de belangstelling van het winkelende publiek voor de desbe- Uit andere bronnen blijkt verder, dat vrouwen rond 25 pet van de heren mode-artikelen kopen; voor tapijten ligt dit percentage zelfs op 50. Uiteraard gelden deze getallen voor Amerikaanse verhoudingen. Wij geven deze cijfers dan ook slechts, omdat de resultaten in vele opzichten afwijken van wat men op het eerste gezicht zou verwachten. Met deze vrouwelijke in vloed moeten ook de winkeliers reke ning houden bij hun verkooppolitiek; en derhalve zal het nodig zijn en hier gaat het ons om, dat men ook van de Nederlandse verhoudingen eens tracht te weten te komen hoe hier de vrouwe lijke invloed onder het winkelende pu bliek feitelijk ligt. Men is niet zo gauw geneigd de man nelijke invloed te onderschatten, het geen wel voor een belangrijk gedeelte zal samenhangen met de omstandig heid. dat de man wordt geacht de geld- PERCENTAGE VAN DE BEWONERS VAN DE VOORSTEDEN, DAT DE HIERONDER VERMELDE GOEDEREN IN DE CITY KOOPT. Goederen: bontmantels 75 1 herenkleding 64 juweliersartikelen 63 Goederen overjassen dames-modeart. damesschoenen heren-modeart. bijouterieën strijkijzers koelkasten |porcelein en glaswerk 57 linnengoed 57 woninginrichting 56 herenschoenen 54 I handtassen 52 In het kader van dit artikel kan op |de consequenties van deze en derge- [lijke koopgewoönten niet uitvoerig [worden ingegaan; wel moet worden vastgesteld, dat men bv. de winkel in [cosmetische artikelen in. de Ver. Sta pen normaliter blijkbaar niet in het [stadscentrum zal moeten zoeken. Het [is opvallend dat in de Ver. Staten ook [artikelen als wasmachines, radio en te- [levisie grotendeels in de voorsteden worden gekocht. Het lijkt, zeker in ver pand met de planning van de nieuwe [winkels in de stedelijke woonwijken |hier te lande, van het grootste belang, [dat ook voor de Nederlandse verhou dingen zo spoedig mogelijk nauwkeu- [rige gegevens op dit gebied bekend |worden. Dat men voor de dagelijkse Goederen 50 onderkleding 44 50 radio en televisie 44 50 wasmachines 43 49 tricotages 38 46 kinderkleding 37 45 cosmetica 35 45 levensbehoeften in het algemeen de wijkwinkels de voorkeur geeft, ver dient nauwelijks vermelding. Dat de desbetreffende winkels uit de stede lijke centra verdwijnen, is een feit, dat minder de aandacht trekt. Direct aan deze constatering sluit aan de vraag waarom in deze en der gelijke gevallen die trek van de kopers naar het winkelcentrum? En dan is het hieronder voor een aantal artike len gegeven antwoord weer zeer illu stratief; het geeft de plaats weer, die de verschillende motieven bij de in het centrum winkelende kopers innemen: Vrouwen kopen 25 pet van de herenmode-artikelen treffende winkelagglomeratie bepaalt; buidel te beheren; doch in dit verband Maar onderschat de man ook niet! PERCENTAGE VAN DE BEWONERS VAN DE VOORSTEDEN, DAT OM BEPAALDE REDENEN DE VOORKEUR GEEFT AAN KOPEN IN DE CITY. Argumenten, samen hangende met: I grotere keus e.d. lagere prijzen service reclame diverse andere dames dames dames kinder linnen kleding hoeden schoeisel kleding goed 49 50 69 46 28 20 19 8 23 20 6 6 3 3 9 8 15 7 12 8 2% 1 2 20 15 10 12 14 15 100 100 100 100 100 Het meest opvallende in deze cijfers I is wel, dat de grotere keus (en alles |wat daarmede samenhangt) voorname lijk de gang naar het centrum bepaalt; het argument van de lagere prijzen speelt een veel geringere rol. De plaats die gewoonte en reclame in dit over zicht innemen, is, men kan bijna zeg gen, natuurlijk, niet juist bepaald; de gewoonte immers hangt veelal met de in het centrum verwachte ruimere sor tering samen, terwijl het verder juist de reclame is, die enerzijds op het uit gebreide assortiment, anderzijds op de soms lagere prijzen opmerkzaam I maakt. Let wel, de gegeven cijfers zijn alle maal Amerikaans research-materiaal; zoals gezegd, de Nederlandse verhou dingen dienen op den duur ook bekend te worden. Op dit gebied zal echter het georganiseerde bedrijfsleven veel moe ten en kunnen doen. Hierbij denken wij niet direct aan de bestaande or ganisaties, zoals die naar branches of inkoopverenigingen. Bij de door ons be doelde organisaties dient veel meer het criterium functioneel, hier derhalve bij de verkoop te liggen. De winke liers dienen met betrekking tot vraag stukken als de onderhavige samen te werken als verkoopscategorie. Het be sef moet gaan groeien wat hier en daar overigens in de kern al aanwe zig lijkt te zijn dat de verschillen de winkels in een winkelwijk of win kelcentrum niet in de eerste plaats el- kaars concurrenten zijn, doch dat zij ten opzichte van elkaar een functie vervullen en moeten vervullen. Dit functionele verband komt dui delijk naar voren, wanneer men op merkt, hoe de angst voor het waren huis reeds in belangrijke mate heeft plaats gemaakt voor het inzicht, dat welke gevaren dreigen voor het voort bestaan van het geheel, en hoe men de toeloop misschien zou kunnen vergro ten of beter verdelen over de dag c.q. over de week, met alle daaraan in be drijfseconomisch opzicht verbonden voordelen. Twee voorbeelden mogen deze gedachten illustreren. In één van onze grote provincieplaat sen dreigde een bloeiende winkelstraat ernstig achteruit te gaan als gevolg van het feit, dat een groot warenhuis, aan het eind ervan gelegen, zijn deuren sloot, de ruimten verhuurde aan ate liers en als rijwielstalling; niets is im mers slechter voor een winkelstraat dan dat er een aantal dichtgespijkerde eta lages in voorkomen. Hierdoor viel de loop uit bedoelde straat weg, met alle gevolgen van dien. Een nieuw stads plan, dat in die periode werd ontwor pen, anticipeerde reeds op deze ontwik keling door de straat planologisch ern stig te verwaarlozen. De betrokken winkeliers hebben het hier echter niet bij laten zitten. Zij namen een ste- debouwkundige in de arm; deze ont wierp een ander uitbreidingsplan, dat op verantwoorde wijze alle mogelijk heden voor deze winkelstraat her stelde en dat zelfs kans maakt door de desbetreffende dienst van stadsont wikkeling te worden geaccepteerd. Dat bijv. het publiek in de winkels is te krijgen op dagen, dat de winkels over het algemeen weinig kooplust ple gen te ontmoeten, b.v. op Vrijdag, blijkt mogelijk met speciaal verlaagde Vrij dag-prijzen; het gevolg is een ver plaatsing van de verkoop van de toch altijd drukke Zaterdag naar de stille Vrijdag. Op deze en dergelijke manie ren kan de winkelier op de koopge woonten van het publiek invloed uit oefenen. Beide voorbeelden laten duidelijk uitkomen wat de gezamenlijke winke liers, in het belang van de gang van zaken in hun bedrijven, kunnen berei ken; en dan is nog niet eens gewezen op de ingewikkelde verkeers- en par keerproblemen, die een winkelstraat en zelfs een stadscentrum op den duur kunnen maken of breken. Alleen door tijdig alle moeilijkheden en mogelijkheden te onderkennen, die de ligging van een bepaald winkelcen trum inhoudt, en door nauwlettende bestudering ervan, kunnen de geza menlijke winkeliers met kans op succes trachten hun toekomst veilig te stellen. Laat men toch niet vergeten, dat men in b;jna elke grote stad winkelcentra kan aanwyzen, die door nalatigheid op genoemde punten belangrijk in beteke nis hebben ingeboet. Niet minder belangrijk is voor de winkelier de vraag: wie is mijn klant? En hoe simpel deze vraag ook lijkt, zij heeft één kant, die de winkelier in vele gevallen geneigd is over het hoofd te zien; nl. de plaats die de vrouw in neemt als consument, als koopster van goederen. Amerikaanse onderzoekingen hebben uitgewezen, dat bij aankoop van onderstaande artikelen, de invloed van de vrouw het daarachter vermelde per centage bedraagt: Invloed van de vrouw bij de aan koop van enkele artikelen: zal b.v. de mannelijke invloed bij de aankoop van b.v. linnengoed voor ve len toch nog een verrassing zijn. Het is verder niet slechts zo dat de winkelier zijn assortiment veelal in be langrijke mate zal moeten afstemmen op vrouwelijke voorkeur en smaak; ook voor wat betreft de andere win kelomstandigheden, zoals inrichting, bediening, reinheid e. d., waarop de man minder geneigd schijnt acht te slaan, zal met de vrouwelijke psyche moeten worden rekening gehouden. Uren kon ik voor het pothuis zit ten kijken naar de man, die houten pennetjes in de zolen klopte en thuis probeerde ik dat met uitgebrande lu cifers na te doen tussen de klinkers bij de voordeur. Mijn schoenmaker deed nog meer vreemde dingen. Met een scherf glas schraapte hij de hak ken glad en hij naaide stukjes leer aan elkaar, zomaar met de hand. Wanneer ik thuis mijn ervaringen vertelde, zei mijn vader dat de man eigenlijk een stikmachine moest heb ben, want dan zou hij heel wat vlug ger uit de voeten kunnen. De stikmachines waren nog maar pas uitgevonden en heel Waalwijk was er vol van, vertelde mijn vader. Men zong daar een lied met de volgende regels: „Nooit gehoord en nooit gezien „Bij den Bril een stikmachien"! Den Bril was de bijnaam voor een schoenfabrikant met slechte ogen, desalniettemin een vooruitstrevend man die de mechanisatie met, straffe hand aanpakte. Behalve die schoenmaker in zijn pothuis was er dan nog bakker Brinkman die boven zijn kelder een gietijzeren rooster had. Je kon daar alles door zien en rui ken. Hij rolde plakken deeg tot grote vellen en drukte er met vormpjes al lerlei figuurtjes uit die op een zwar te plaat de oven ingingen. Maar zijn in mijn ogen meest hartveroverende bezigheid was het in elkaar knutse len van ingewikkelde, heel erg lek kere koekjes. Ik wilde later beslist bakker worden, maar bij voorbaat had ik al concurrentie in de personen van mijn vrienden Wimpie en Toon tje die naast mij, languit op de stoep, voor het rooster plachten te liggen. Het is er op uitgedraaid, dat we geen van drieën bakker zijn gewor den. de klant wil kopen, kwam in één van de hierboven gegeven voorbeelden reeds even ter sprake. Hoewel ook op dit punt door gezamenlijke actie van de winkeliers de gestes van het publiek, zoals hierboven bleek, beïnvloed kun nen worden, zijn zeker de mogelijk heden van de winkeliers hier zeker niet onbeperkt, voornamelijk vanwege de te dezer zake bestaande overheids maatregelen. De bij elke gelegenheid weer terugkerende roep om b.v. koop avonden wijst echter op een reële be hoefte van het publiek in deze rich ting; en het zijn dergelijke behoeften van het winkelende publiek, waarop de winkeliers in beginsel steeds en steeds meer bedacht moeten zijn. Op één zaak dient tenslotte nog met nadruk te worden gewezen. De gang van zaken in hun bedrijven geeft de winkeliers op het ogenblik geen reden tot klagen; doch dit mag geen aanlei ding zijn om de aandacht te laten ver slappen en de hierboven gesuggereerde onderzoekingen en maatregelen naar later te verwijzen. Men moet zich rea liseren, dat de huidige welvaart deels conjuncturele, deels structurele oorzaken heeft. Voor zover de voorspoed aan de conjunctuur moet worden toegeschre ven is het voor de winkelier van de grootste betekenis, dat hij bij het ko pende publiek nu, in de hoogconjunc tuur dus, een habitus opwekt c. q. sti muleert, die in geval van een terugslag de nadelige gevolgen ervan tot een minimum beperkt. Voor wat betreft de structurele ontwikkeling dient hij zorg te dragen, dat hij deze en de draag wijdte ervan onderkent en er bij zijn bedrijfsvoering zo veel mogelijk reke ning mee houdt. Slechts zó kunnen de winkeliers, eendrachtig dus machtig, de toekomst met vertrouwen tegemoet zien. De schoenmaker is uit zijn pot huis getreden, koekvormpjes wente len op een rotatiecylinder over een lopende band van deeg en mijn va der zou leefde hij nog brom mers moeten fabriceren of ten onder gaan. Er is in een halve eeuw héél wat veranderd! Bij mijn pelgrimage door het ver leden werd mij dat te duidelijker, toen ik voor een pand stond, waar men vroeger fietslessen gaf. Een pij penla, waar men zich voor het eerst op het stalen ros kon wagen, zonder door de buurt te worden uitgelachen. Vroeger was dat inderdaad een be drijf. Onlangs kwam mij nog een ad vertentie onder ogen, verschenen in den jare 1901. Een zekere heer J. H. Gisolf, agent der Humber-rijwielen met echte Dunlop-banden, gaf lessen in zijn rijwielschool en hij schreef: „Reeds eenigszins geoefende rij ders kunnen één of meer lessen nemen om één of meer der ver schillende manieren van het opstappen of ook het groeten, het Invloed v. d. vrouw naar haar naar de eigen mening van Artikelen mening haar man Automobiel 30.2 °/o 32.1 Woninginrichting 60.8 °/o 65.5 °/o Radio 40.9 »/o 46.4 Gramofoonplaten 40.9 46.5 Koelkast 53.9 °/o 60.6 °/o Tandpasta 53.3 17.8 °/o Levensmiddelen 41.0 °/o 50.4 °/o Linnengoed 88.3 °/o 88.7 °/o I)p geslotenheid van het polhuis verraadt de verandering in het gebruik ervan. rijden met eene hand enz. te lee- ren". Bij aankoop van een nieuw rijwiel waren de eerste tien lessen gratis. Ook dit instituut is voltooid verle den tijd, nu onze kinderen, reeds zo kort na hun geboorte, zonder één les, wegrijden op een fiets na enige voor oefening op een step. ANDERE TIJDEN, andere zeden! En met de andere zeden, andere ambachten. De grote stoot moet in het begin van deze eeuw zijn ge komen, toen de mechanisatie aanrol de om naar men vreesde het handwerk volkomen te verpletteren en anderzijds de grootwinkelbedrij ven de kleine middenstander tot de grootst mogelijke inspanning opdre ven. Toch heeft het ambachtelijk werk zich weten te handhaven door kwali teit of specialisatie. Nemen wij nu eens het gebied van de mode. Om de haverklap lezen we op het geschept papier van onze in vitatie: Wandeltoilet. Het is een woordje dat ons beduidt: „Je hoeft je voor ons niet te verkleden, kom maar zoals je bent". Dat moet een slag zijn geweest voor de hoge-hoedenfabrikant. Maar de fameuze Hogenes in de Korstjes- poortsteeg in Amsterdam, heeft zich dan toch maar kunnen handhaven, omdat hij een meester in zijn vak is en alle zich respecterende hoge-hoe- dendragers bij hem hun hoge zijden laten aanmeten. En de costuums? Sedert wij zijn overgegaan tot de Amerikaanse smijt-maar-aan-mode beleeft de confectie gulden tijden. Vroeger moest een costuum „als ge goten" zitten, fraai getailleerd en nauw aansluitend. Nu kan men onge straft zware geldbuidels in zijn bin nenzak bergen zonder door noemens waardige uithollingen op te vallen. Maar toch zal de Beau Brummel, de Casanova of de Ramon Navarro dezer dagen prijs stellen op de eigen coupeur, die hem vakkundig zijn kamgaren om de leden vlijt, er krijt- streepjes op zet en er, als het stadium van wording dit vereist, met een ge routineerde beweging de mouwen en de revers van af rukt. Het coupeurs vak is nu specialistenwerk van hoog gehalte geworden. Deze ambachten verdwijnen niet, zij schrompelen slechts in of dijen weer uit al naar de gril of de con junctuur. Ernstiger is het met de hoefsmid, die het trekpaard kwijt is geraakt en zich nu zijn laatste toeverlaat, het landbouvvpaard ziet ontglippen. Want elke landbouwtentoonstelling doet ons zien, dat het paard ook daaraan niet meer te pas zal komen, wanneer de mechanisatie zich verder voltrekt. De cavalerie rijdt in tanks en slechts de bereden politie-agent rest nu nog als een soort anachro nisme om de hoefsmid in leven te houden. De man is zich nu aan het toeleggen op haarden en kachels, huishoudelijke artikelen en balcon- leuningen. De loodgieter die de naam zegt het eens lood goot, maakt geen pompen meer, maar evolueerde mee door water- en gasleidingen te leg gen en te repareren. Hij ging verder en wierp zich verwoed op het sani tair, toen de plee-met-deksel uit de mode raakte en het beschaafder en hygiënischer closet-met-waterspoe ling er in kwam. Men ziet hem nu niet meer met een ronde leren pun- gel langs 's Heren wegen lopen, maar zijn bestelwagcntje laadt een keurig emaille gasfornuis uit, dat fluks wordt gemonteerd. MAAR de nieuwe uitvindingen brachten nieuwe beroepen, een nieuwe leefwijze schiep nieuwe behoeften. Zo zien we dc plasticwer ker al in zijn fabriekje bezig etui- tjes en tasjes te maken, de opticiens maken modebrillen en de schoenma ker uit het pothuis is schoenen gaan verkopen; achter zijn rug, in het „annex reparatiebedrijf" wordt her steld. De artist in het kunstsmeedwerk is opgestaan en zijn werk siert het mo derne gebouw van binnen en van buiten. Er is een duidelijke herleving nerkbaar in het Edel Ambacht. AAR wil ik nu heen met dit alles? Het is geen senti mentele kwijlebabbelarij om het romantische, dat voorgoed verlo ren ging. Ik wilde alleen maar even duidelijk maken, dat er iets veranderd is en nog steeds ver andert. Omdat het zo geleidelijk gaat, zijn we er ons niet zo van bewust dat wij, uit ambachtelijk oogpunt gezien, in een heel andere wereld leven dan onze ouders. Is het ambacht, hoe het in veel gevallen ook van structuur verander de, er in het algeme' n op achteruit gegaan? Zeker niet! De getallen wijzen uit, dat men eer van een toe neming mag spreken. Niet minder dan ongeveer 8 pro cent van de beroepsbevolking van ons land is als ambachtsman werk zaam en, zo verzekerde men mij bij de Hoofdgroep Ambacht, het omzet cijfer van het ambacht ligt tussen de vier a vijf milliard gulden. Daar viel mij ook een merkwaar dig staaltje in handen dat aantoont, welk een vreemde verschuiving de ambachtstakken ondergingen wat betreft de personeelsbezetting, in de loop van twintig jaren. He.t blijkt nu, dat de eenzame werkers in de gaten hebben gekre- Het fietsenmakers-ambacht in z'jn verdwijnende vorm gen, dat zij er in hun eenzaamheid niet komen. De tabel heeft betrek king op de periode tussen de jaren 1930 en 1950. In die tijd liep het aan tal eenmanszaakjes bij de broodbak kerijen terug van 1347 tot 805, bij de banketbakkers van 117 tot 63, bij de schilders van 4503 tot 2896, bij de stukadoors van 538 tot 259, bij de kleermakers van 6213 tot 3647, bij de schoenmakers van 9297 tot 5713. Bij enkele andere ambachten (b.v. kappers, fotografen, behangers) za gen we integendeel een toeneming, doch verreweg in de meeste gevallen bleken de eenmanszaken sterk terug lopend. Maar de kolommen van de zaken met personeel tot en met 50 man zijn over het hele front sterk in aantal toegenomen. Er worden gelukkig ook pogingen ondernomen om het ambachtswerk op een steeds hoger peil te brengen. Kwam in vroeger jaren het uitge leerde schooljochie bij de schilders baas om er met schade en schande wijs te worden, nu gaat de knaap eerst naar een ambachtsschool om mét wat practijk de hogere wiskunde van het vak te gaan leren in Boxtel. Persoonlijk heb ik er het grootste plezier in, elk jaar al die kleine met- selaartjes bezig te zien onder de enorme tent tijdens de metselwed- strijden bij het Bouwcentrum te Rot terdam. Zo gebeurt er natuurlijk nog veel meer op velerlei gebied. Maar dat is nodig, want nog altijd wordt het ambacht door gevaren om ringd.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 6