voor het warenhuis verdwenen
BRINKMAN IS DOOD EN
HET POTHUIS ZIT DICHT
w
Nog
Koopgewoonte van het publiek nog
onvoldoende geanalyseerd
met ver genoeg
Veranderingen
in het ambacht
Hi
WOENSDAG 5 OCTOBER 1955
PAGINA 6
door P. H. J. F. M. SCHNELLEN ec. drs.
Waar koopt de bewoner van'
de voorstad?
De man niet onderschatten
Waarom koopt men
in de city?
Winkeliers moeten het zelf
uitzoeken
Veel te bereiken
Invloed van de vrouw
T N HET eerste decennium van
I deze eeuw, toen ik nog niet
leerplichtig was, bewoog mijn
interesse zich tussen twee polen.
Dat waren het pothuis van een
schoenmaker en, recht aan de
overzij, de koekjes- en taartjes
bakkerij van een zekere Brink
man.
MIJN VADER had een beschei
den fietsenfabriekje; naar
ik mij herinner was het een vier-
mansbedrijfje_ Hij produceerde
het wereldberoemde merk „Le
Cerf Volant", dat zó goed was,
dat hij er niet rijk van gewor
den is.
In de geest staat hij nog voor
mij als heerser in zijn kleine rijk.
Volgens de mode van die jaren
De vraag, naar het tijdstip, waarop sportief getooid met een grote
Nü is het de tijd
pet die van voren een soort
broche droeg, aanduidende dat
hij een fanatiek lid van de
A.N.W.B. was.
Zou hij nog hebben geleefd, hij
zou zich als kluizenaar hebben
teruggetrokken bij het zien van
het naar ik meen 150.000 man
sterke leger bromfietsers, dat
Nederland thans bezit. Want
zonder enige twijfel zou hij het
vertikt hebben, op zijn oude dag
nog te studeren in motorkennis
en -kunde.
J. A. v. S.
Elders in dit nummer wordt er reeds op gewezen, dat de middenstand
I in de loop van de laatste vier of vijf decennia zeer aanzienlijk van karakter
is veranderd; met name heeft het feit, dat grote bevolkingsgroepen dc
beschikking hebben gekregen over een belangrijk grotere mate van koop-
Ikracht, zijn stempel gedrukt op de ontwikkeling van het winkelbedrijf,
lüe arbeiders, vroeger als klant zeker kwalitatief van geringe
Ibetekenis, zijn voor de winkelier van grote betekenis geworden. Deze
[sociale groep is het, die met de uitoefening van haar koopkracht bepalend
lis geworden voor de resultaten van de winkelbedrijven.
Het zijn aanvankelijk enkele vooruitstrevende middenstanders geweest.
I die deze ontwikkeling hebben aangevoeld en met hun aan de massale
[koopkracht aangepaste bedrijfspolitiek zijn hun zaken dan ook vrij spoedig
Itot grote warenhuizen uitgegroeid; zo zeer zelfs, dat het kleinere midden-
Istandsbedrijf er in die tijd aanzienlijke nadelen van heelt ondervonden.
Doch ook deze tijden liggen al weer achter ons; het middenstands-
[bedrijf heeft zijn bedrijfspolitiek reeds in belangrijke mate aan de nieuwe
[omstandigheden aangepast.
Toch kan men zich niet aan de in-
|druk onttrekken, dat de zelfstandige
middenstander nog niet ver genoeg op
|deze weg is gegaan; met name is het
|de vraag of de tegenwoordige de
taillist voldoende aandacht besteedt
[aan de koopgewoonten van de consu-
[ment, alsmede aan de wisselingen die
|zich daarin voordoen. Als men het pro-
gramma heel kort wil formuleren dan
I is het zeker in de tegenwoordige
[tijd de taak van de winkelier, die
goederen te brengen, die de consument
[eist, tegen de prijzen die deze in staat
|en bereid is te betalen, wanneer, waar
|en op de manier waarop hij, de klant
[dus, deze wenst te kopen.
Wij willen de voornaamste bestand
delen van dit programma hieronder in
vogelvlucht nader toelichten, en daar-
I bij met name nagaan, of en in hoeverre
de winkelier in staat is aan deze eisen
te voldoen.
Een eerste voor de winkelier zeer
belangrijke kwestie is gelegen in het
antwoord op de vraag waar koopt de
klant bepaalde artikelen? Niet alleen is
de beantwoording van deze vraag van
belang voor de ondernemers, die zich j
gaan vestigen, ook de gevestigde win-
keiier dient ernstig rekening te hou- j
den met de verhoudingen, die in dit j
opzicht bestaan.
Met betrekking tot deze vestigings
plaats staan namelijk interessante
Amerikaanse gegevens ter beschikking.
Onderstaand overzicht, ontleend aan de
resultaten van een onderzoek in één
van de grootste Amerikaanse steden,
vermeldt het gedeelte van de voorstad
bewoners, dat in de city, dus in het
stadscentrum, bepaalde artikelen koopt;
juist de vestiging van dergelijke grote
magazijnen een winkelwijk ten goede
kan komen, als gevolg van de aan
trekkingskracht die het warenhuis als
centraal punt voor het kopende pu
bliek heeft.
Om nog een ander voorbeeld hier
van te geven het zal menigeen wel
licht opgevallen zijn, dat bijv. de
schoenenwinkels en de winkels in de
betere dames-modeartikelen meestal
in eikaars nabijheid zijn te vinden. Het
is juist door de grote keuze-mogelijk
heid, die het publiek wenst, dat derge
lijke winkels eikaars nabijheid opzoe
ken; op deze wijze toch maakt men
het de kopers gemakkelijk om te ver
gelijken, en daardoor trekt een winkel
centrum zijn publiek.
De samenwerking, waarop wij hier
boven wezen, moet o.m. inhouden, dat
de winkeliers trachten te weten te ko
men, wat de belangstelling van het
winkelende publiek voor de desbe-
Uit andere bronnen blijkt verder, dat
vrouwen rond 25 pet van de heren
mode-artikelen kopen; voor tapijten
ligt dit percentage zelfs op 50.
Uiteraard gelden deze getallen voor
Amerikaanse verhoudingen. Wij geven
deze cijfers dan ook slechts, omdat de
resultaten in vele opzichten afwijken
van wat men op het eerste gezicht zou
verwachten. Met deze vrouwelijke in
vloed moeten ook de winkeliers reke
ning houden bij hun verkooppolitiek;
en derhalve zal het nodig zijn en hier
gaat het ons om, dat men ook van de
Nederlandse verhoudingen eens tracht
te weten te komen hoe hier de vrouwe
lijke invloed onder het winkelende pu
bliek feitelijk ligt.
Men is niet zo gauw geneigd de man
nelijke invloed te onderschatten, het
geen wel voor een belangrijk gedeelte
zal samenhangen met de omstandig
heid. dat de man wordt geacht de geld-
PERCENTAGE VAN DE BEWONERS VAN DE VOORSTEDEN, DAT DE
HIERONDER VERMELDE GOEDEREN IN DE CITY KOOPT.
Goederen:
bontmantels 75
1 herenkleding 64
juweliersartikelen 63
Goederen
overjassen
dames-modeart.
damesschoenen
heren-modeart.
bijouterieën
strijkijzers
koelkasten
|porcelein en glaswerk 57
linnengoed 57
woninginrichting 56
herenschoenen 54
I handtassen 52
In het kader van dit artikel kan op
|de consequenties van deze en derge-
[lijke koopgewoönten niet uitvoerig
[worden ingegaan; wel moet worden
vastgesteld, dat men bv. de winkel in
[cosmetische artikelen in. de Ver. Sta
pen normaliter blijkbaar niet in het
[stadscentrum zal moeten zoeken. Het
[is opvallend dat in de Ver. Staten ook
[artikelen als wasmachines, radio en te-
[levisie grotendeels in de voorsteden
worden gekocht. Het lijkt, zeker in ver
pand met de planning van de nieuwe
[winkels in de stedelijke woonwijken
|hier te lande, van het grootste belang,
[dat ook voor de Nederlandse verhou
dingen zo spoedig mogelijk nauwkeu-
[rige gegevens op dit gebied bekend
|worden. Dat men voor de dagelijkse
Goederen
50 onderkleding 44
50 radio en televisie 44
50 wasmachines 43
49 tricotages 38
46 kinderkleding 37
45 cosmetica 35
45
levensbehoeften in het algemeen de
wijkwinkels de voorkeur geeft, ver
dient nauwelijks vermelding. Dat de
desbetreffende winkels uit de stede
lijke centra verdwijnen, is een feit, dat
minder de aandacht trekt.
Direct aan deze constatering sluit
aan de vraag waarom in deze en der
gelijke gevallen die trek van de kopers
naar het winkelcentrum? En dan is
het hieronder voor een aantal artike
len gegeven antwoord weer zeer illu
stratief; het geeft de plaats weer, die
de verschillende motieven bij de in het
centrum winkelende kopers innemen:
Vrouwen kopen 25 pet van de herenmode-artikelen
treffende winkelagglomeratie bepaalt; buidel te beheren; doch in dit verband
Maar onderschat de man ook niet!
PERCENTAGE VAN DE BEWONERS VAN DE VOORSTEDEN, DAT OM
BEPAALDE REDENEN DE VOORKEUR GEEFT AAN
KOPEN IN DE CITY.
Argumenten, samen
hangende met:
I grotere keus e.d.
lagere prijzen
service
reclame
diverse andere
dames
dames
dames
kinder
linnen
kleding
hoeden
schoeisel
kleding
goed
49
50
69
46
28
20
19
8
23
20
6
6
3
3
9
8
15
7
12
8
2%
1
2
20
15
10
12
14
15
100
100
100
100
100
Het meest opvallende in deze cijfers
I is wel, dat de grotere keus (en alles
|wat daarmede samenhangt) voorname
lijk de gang naar het centrum bepaalt;
het argument van de lagere prijzen
speelt een veel geringere rol. De plaats
die gewoonte en reclame in dit over
zicht innemen, is, men kan bijna zeg
gen, natuurlijk, niet juist bepaald; de
gewoonte immers hangt veelal met de
in het centrum verwachte ruimere sor
tering samen, terwijl het verder juist
de reclame is, die enerzijds op het uit
gebreide assortiment, anderzijds op de
soms lagere prijzen opmerkzaam
I maakt.
Let wel, de gegeven cijfers zijn alle
maal Amerikaans research-materiaal;
zoals gezegd, de Nederlandse verhou
dingen dienen op den duur ook bekend
te worden. Op dit gebied zal echter het
georganiseerde bedrijfsleven veel moe
ten en kunnen doen. Hierbij denken
wij niet direct aan de bestaande or
ganisaties, zoals die naar branches of
inkoopverenigingen. Bij de door ons be
doelde organisaties dient veel meer
het criterium functioneel, hier derhalve
bij de verkoop te liggen. De winke
liers dienen met betrekking tot vraag
stukken als de onderhavige samen te
werken als verkoopscategorie. Het be
sef moet gaan groeien wat hier en
daar overigens in de kern al aanwe
zig lijkt te zijn dat de verschillen
de winkels in een winkelwijk of win
kelcentrum niet in de eerste plaats el-
kaars concurrenten zijn, doch dat zij
ten opzichte van elkaar een functie
vervullen en moeten vervullen.
Dit functionele verband komt dui
delijk naar voren, wanneer men op
merkt, hoe de angst voor het waren
huis reeds in belangrijke mate heeft
plaats gemaakt voor het inzicht, dat
welke gevaren dreigen voor het voort
bestaan van het geheel, en hoe men de
toeloop misschien zou kunnen vergro
ten of beter verdelen over de dag c.q.
over de week, met alle daaraan in be
drijfseconomisch opzicht verbonden
voordelen. Twee voorbeelden mogen
deze gedachten illustreren.
In één van onze grote provincieplaat
sen dreigde een bloeiende winkelstraat
ernstig achteruit te gaan als gevolg van
het feit, dat een groot warenhuis, aan
het eind ervan gelegen, zijn deuren
sloot, de ruimten verhuurde aan ate
liers en als rijwielstalling; niets is im
mers slechter voor een winkelstraat dan
dat er een aantal dichtgespijkerde eta
lages in voorkomen. Hierdoor viel de
loop uit bedoelde straat weg, met alle
gevolgen van dien. Een nieuw stads
plan, dat in die periode werd ontwor
pen, anticipeerde reeds op deze ontwik
keling door de straat planologisch ern
stig te verwaarlozen. De betrokken
winkeliers hebben het hier echter
niet bij laten zitten. Zij namen een ste-
debouwkundige in de arm; deze ont
wierp een ander uitbreidingsplan, dat
op verantwoorde wijze alle mogelijk
heden voor deze winkelstraat her
stelde en dat zelfs kans maakt door
de desbetreffende dienst van stadsont
wikkeling te worden geaccepteerd.
Dat bijv. het publiek in de winkels
is te krijgen op dagen, dat de winkels
over het algemeen weinig kooplust ple
gen te ontmoeten, b.v. op Vrijdag, blijkt
mogelijk met speciaal verlaagde Vrij
dag-prijzen; het gevolg is een ver
plaatsing van de verkoop van de toch
altijd drukke Zaterdag naar de stille
Vrijdag. Op deze en dergelijke manie
ren kan de winkelier op de koopge
woonten van het publiek invloed uit
oefenen.
Beide voorbeelden laten duidelijk
uitkomen wat de gezamenlijke winke
liers, in het belang van de gang van
zaken in hun bedrijven, kunnen berei
ken; en dan is nog niet eens gewezen
op de ingewikkelde verkeers- en par
keerproblemen, die een winkelstraat en
zelfs een stadscentrum op den duur
kunnen maken of breken.
Alleen door tijdig alle moeilijkheden
en mogelijkheden te onderkennen, die
de ligging van een bepaald winkelcen
trum inhoudt, en door nauwlettende
bestudering ervan, kunnen de geza
menlijke winkeliers met kans op succes
trachten hun toekomst veilig te stellen.
Laat men toch niet vergeten, dat men
in b;jna elke grote stad winkelcentra
kan aanwyzen, die door nalatigheid op
genoemde punten belangrijk in beteke
nis hebben ingeboet.
Niet minder belangrijk is voor de
winkelier de vraag: wie is mijn klant?
En hoe simpel deze vraag ook lijkt, zij
heeft één kant, die de winkelier in vele
gevallen geneigd is over het hoofd te
zien; nl. de plaats die de vrouw in
neemt als consument, als koopster van
goederen. Amerikaanse onderzoekingen
hebben uitgewezen, dat bij aankoop van
onderstaande artikelen, de invloed van
de vrouw het daarachter vermelde per
centage bedraagt:
Invloed van de vrouw bij de aan
koop van enkele artikelen:
zal b.v. de mannelijke invloed bij de
aankoop van b.v. linnengoed voor ve
len toch nog een verrassing zijn.
Het is verder niet slechts zo dat de
winkelier zijn assortiment veelal in be
langrijke mate zal moeten afstemmen
op vrouwelijke voorkeur en smaak;
ook voor wat betreft de andere win
kelomstandigheden, zoals inrichting,
bediening, reinheid e. d., waarop de
man minder geneigd schijnt acht te
slaan, zal met de vrouwelijke psyche
moeten worden rekening gehouden.
Uren kon ik voor het pothuis zit
ten kijken naar de man, die houten
pennetjes in de zolen klopte en thuis
probeerde ik dat met uitgebrande lu
cifers na te doen tussen de klinkers
bij de voordeur. Mijn schoenmaker
deed nog meer vreemde dingen. Met
een scherf glas schraapte hij de hak
ken glad en hij naaide stukjes leer
aan elkaar, zomaar met de hand.
Wanneer ik thuis mijn ervaringen
vertelde, zei mijn vader dat de man
eigenlijk een stikmachine moest heb
ben, want dan zou hij heel wat vlug
ger uit de voeten kunnen.
De stikmachines waren nog maar
pas uitgevonden en heel Waalwijk
was er vol van, vertelde mijn vader.
Men zong daar een lied met de
volgende regels:
„Nooit gehoord en nooit gezien
„Bij den Bril een stikmachien"!
Den Bril was de bijnaam voor een
schoenfabrikant met slechte ogen,
desalniettemin een vooruitstrevend
man die de mechanisatie met, straffe
hand aanpakte.
Behalve die schoenmaker in zijn
pothuis was er dan nog bakker
Brinkman die boven zijn kelder een
gietijzeren rooster had.
Je kon daar alles door zien en rui
ken. Hij rolde plakken deeg tot grote
vellen en drukte er met vormpjes al
lerlei figuurtjes uit die op een zwar
te plaat de oven ingingen. Maar zijn
in mijn ogen meest hartveroverende
bezigheid was het in elkaar knutse
len van ingewikkelde, heel erg lek
kere koekjes. Ik wilde later beslist
bakker worden, maar bij voorbaat
had ik al concurrentie in de personen
van mijn vrienden Wimpie en Toon
tje die naast mij, languit op de stoep,
voor het rooster plachten te liggen.
Het is er op uitgedraaid, dat we
geen van drieën bakker zijn gewor
den.
de klant wil kopen, kwam in één van
de hierboven gegeven voorbeelden
reeds even ter sprake. Hoewel ook op
dit punt door gezamenlijke actie van
de winkeliers de gestes van het publiek,
zoals hierboven bleek, beïnvloed kun
nen worden, zijn zeker de mogelijk
heden van de winkeliers hier zeker
niet onbeperkt, voornamelijk vanwege
de te dezer zake bestaande overheids
maatregelen. De bij elke gelegenheid
weer terugkerende roep om b.v. koop
avonden wijst echter op een reële be
hoefte van het publiek in deze rich
ting; en het zijn dergelijke behoeften
van het winkelende publiek, waarop de
winkeliers in beginsel steeds en steeds
meer bedacht moeten zijn.
Op één zaak dient tenslotte nog met
nadruk te worden gewezen. De gang
van zaken in hun bedrijven geeft de
winkeliers op het ogenblik geen reden
tot klagen; doch dit mag geen aanlei
ding zijn om de aandacht te laten ver
slappen en de hierboven gesuggereerde
onderzoekingen en maatregelen naar
later te verwijzen. Men moet zich rea
liseren, dat de huidige welvaart deels
conjuncturele, deels structurele oorzaken
heeft. Voor zover de voorspoed aan de
conjunctuur moet worden toegeschre
ven is het voor de winkelier van de
grootste betekenis, dat hij bij het ko
pende publiek nu, in de hoogconjunc
tuur dus, een habitus opwekt c. q. sti
muleert, die in geval van een terugslag
de nadelige gevolgen ervan tot een
minimum beperkt. Voor wat betreft de
structurele ontwikkeling dient hij zorg
te dragen, dat hij deze en de draag
wijdte ervan onderkent en er bij zijn
bedrijfsvoering zo veel mogelijk reke
ning mee houdt. Slechts zó kunnen de
winkeliers, eendrachtig dus machtig, de
toekomst met vertrouwen tegemoet
zien.
De schoenmaker is uit zijn pot
huis getreden, koekvormpjes wente
len op een rotatiecylinder over een
lopende band van deeg en mijn va
der zou leefde hij nog brom
mers moeten fabriceren of ten onder
gaan.
Er is in een halve eeuw héél wat
veranderd!
Bij mijn pelgrimage door het ver
leden werd mij dat te duidelijker,
toen ik voor een pand stond, waar
men vroeger fietslessen gaf. Een pij
penla, waar men zich voor het eerst
op het stalen ros kon wagen, zonder
door de buurt te worden uitgelachen.
Vroeger was dat inderdaad een be
drijf. Onlangs kwam mij nog een ad
vertentie onder ogen, verschenen in
den jare 1901. Een zekere heer J. H.
Gisolf, agent der Humber-rijwielen
met echte Dunlop-banden, gaf
lessen in zijn rijwielschool en hij
schreef:
„Reeds eenigszins geoefende rij
ders kunnen één of meer lessen
nemen om één of meer der ver
schillende manieren van het
opstappen of ook het groeten, het
Invloed v. d. vrouw
naar haar
naar de
eigen
mening van
Artikelen
mening
haar man
Automobiel
30.2 °/o
32.1
Woninginrichting
60.8 °/o
65.5 °/o
Radio
40.9 »/o
46.4
Gramofoonplaten
40.9
46.5
Koelkast
53.9 °/o
60.6 °/o
Tandpasta
53.3
17.8 °/o
Levensmiddelen
41.0 °/o
50.4 °/o
Linnengoed
88.3 °/o
88.7 °/o
I)p geslotenheid van het polhuis verraadt de verandering in het
gebruik ervan.
rijden met eene hand enz. te lee-
ren".
Bij aankoop van een nieuw rijwiel
waren de eerste tien lessen gratis.
Ook dit instituut is voltooid verle
den tijd, nu onze kinderen, reeds zo
kort na hun geboorte, zonder één les,
wegrijden op een fiets na enige voor
oefening op een step.
ANDERE TIJDEN, andere zeden!
En met de andere zeden, andere
ambachten. De grote stoot moet
in het begin van deze eeuw zijn ge
komen, toen de mechanisatie aanrol
de om naar men vreesde het
handwerk volkomen te verpletteren
en anderzijds de grootwinkelbedrij
ven de kleine middenstander tot de
grootst mogelijke inspanning opdre
ven.
Toch heeft het ambachtelijk werk
zich weten te handhaven door kwali
teit of specialisatie.
Nemen wij nu eens het gebied van
de mode. Om de haverklap lezen we
op het geschept papier van onze in
vitatie: Wandeltoilet. Het is een
woordje dat ons beduidt: „Je hoeft
je voor ons niet te verkleden, kom
maar zoals je bent".
Dat moet een slag zijn geweest
voor de hoge-hoedenfabrikant. Maar
de fameuze Hogenes in de Korstjes-
poortsteeg in Amsterdam, heeft zich
dan toch maar kunnen handhaven,
omdat hij een meester in zijn vak is
en alle zich respecterende hoge-hoe-
dendragers bij hem hun hoge zijden
laten aanmeten.
En de costuums?
Sedert wij zijn overgegaan tot de
Amerikaanse smijt-maar-aan-mode
beleeft de confectie gulden tijden.
Vroeger moest een costuum „als ge
goten" zitten, fraai getailleerd en
nauw aansluitend. Nu kan men onge
straft zware geldbuidels in zijn bin
nenzak bergen zonder door noemens
waardige uithollingen op te vallen.
Maar toch zal de Beau Brummel,
de Casanova of de Ramon Navarro
dezer dagen prijs stellen op de eigen
coupeur, die hem vakkundig zijn
kamgaren om de leden vlijt, er krijt-
streepjes op zet en er, als het stadium
van wording dit vereist, met een ge
routineerde beweging de mouwen en
de revers van af rukt. Het coupeurs
vak is nu specialistenwerk van hoog
gehalte geworden.
Deze ambachten verdwijnen niet,
zij schrompelen slechts in of dijen
weer uit al naar de gril of de con
junctuur.
Ernstiger is het met de hoefsmid,
die het trekpaard kwijt is geraakt
en zich nu zijn laatste toeverlaat,
het landbouvvpaard ziet ontglippen.
Want elke landbouwtentoonstelling
doet ons zien, dat het paard ook
daaraan niet meer te pas zal komen,
wanneer de mechanisatie zich verder
voltrekt. De cavalerie rijdt in tanks
en slechts de bereden politie-agent
rest nu nog als een soort anachro
nisme om de hoefsmid in leven te
houden. De man is zich nu aan het
toeleggen op haarden en kachels,
huishoudelijke artikelen en balcon-
leuningen.
De loodgieter die de naam zegt
het eens lood goot, maakt geen
pompen meer, maar evolueerde mee
door water- en gasleidingen te leg
gen en te repareren. Hij ging verder
en wierp zich verwoed op het sani
tair, toen de plee-met-deksel uit de
mode raakte en het beschaafder en
hygiënischer closet-met-waterspoe
ling er in kwam. Men ziet hem nu
niet meer met een ronde leren pun-
gel langs 's Heren wegen lopen, maar
zijn bestelwagcntje laadt een keurig
emaille gasfornuis uit, dat fluks
wordt gemonteerd.
MAAR de nieuwe uitvindingen
brachten nieuwe beroepen, een
nieuwe leefwijze schiep nieuwe
behoeften. Zo zien we dc plasticwer
ker al in zijn fabriekje bezig etui-
tjes en tasjes te maken, de opticiens
maken modebrillen en de schoenma
ker uit het pothuis is schoenen gaan
verkopen; achter zijn rug, in het
„annex reparatiebedrijf" wordt her
steld.
De artist in het kunstsmeedwerk is
opgestaan en zijn werk siert het mo
derne gebouw van binnen en van
buiten. Er is een duidelijke herleving
nerkbaar in het Edel Ambacht.
AAR wil ik nu heen met dit
alles? Het is geen senti
mentele kwijlebabbelarij om het
romantische, dat voorgoed verlo
ren ging. Ik wilde alleen maar
even duidelijk maken, dat er iets
veranderd is en nog steeds ver
andert.
Omdat het zo geleidelijk gaat, zijn
we er ons niet zo van bewust dat wij,
uit ambachtelijk oogpunt gezien, in
een heel andere wereld leven dan
onze ouders.
Is het ambacht, hoe het in veel
gevallen ook van structuur verander
de, er in het algeme' n op achteruit
gegaan? Zeker niet! De getallen
wijzen uit, dat men eer van een toe
neming mag spreken.
Niet minder dan ongeveer 8 pro
cent van de beroepsbevolking van
ons land is als ambachtsman werk
zaam en, zo verzekerde men mij bij
de Hoofdgroep Ambacht, het omzet
cijfer van het ambacht ligt tussen de
vier a vijf milliard gulden.
Daar viel mij ook een merkwaar
dig staaltje in handen dat aantoont,
welk een vreemde verschuiving de
ambachtstakken ondergingen wat
betreft de personeelsbezetting, in de
loop van twintig jaren.
He.t blijkt nu, dat de eenzame
werkers in de gaten hebben gekre-
Het fietsenmakers-ambacht in z'jn
verdwijnende vorm
gen, dat zij er in hun eenzaamheid
niet komen. De tabel heeft betrek
king op de periode tussen de jaren
1930 en 1950. In die tijd liep het aan
tal eenmanszaakjes bij de broodbak
kerijen terug van 1347 tot 805, bij de
banketbakkers van 117 tot 63, bij de
schilders van 4503 tot 2896, bij de
stukadoors van 538 tot 259, bij de
kleermakers van 6213 tot 3647, bij
de schoenmakers van 9297 tot 5713.
Bij enkele andere ambachten (b.v.
kappers, fotografen, behangers) za
gen we integendeel een toeneming,
doch verreweg in de meeste gevallen
bleken de eenmanszaken sterk terug
lopend. Maar de kolommen van de
zaken met personeel tot en met 50
man zijn over het hele front sterk in
aantal toegenomen.
Er worden gelukkig ook pogingen
ondernomen om het ambachtswerk
op een steeds hoger peil te brengen.
Kwam in vroeger jaren het uitge
leerde schooljochie bij de schilders
baas om er met schade en schande
wijs te worden, nu gaat de knaap
eerst naar een ambachtsschool om
mét wat practijk de hogere wiskunde
van het vak te gaan leren in Boxtel.
Persoonlijk heb ik er het grootste
plezier in, elk jaar al die kleine met-
selaartjes bezig te zien onder de
enorme tent tijdens de metselwed-
strijden bij het Bouwcentrum te Rot
terdam. Zo gebeurt er natuurlijk nog
veel meer op velerlei gebied.
Maar dat is nodig, want nog altijd
wordt het ambacht door gevaren om
ringd.