Zelfstandigheid behouden door er een deel van prijs te geven Van paardelram to! electronica Middenstand en glorie van het ambacht MIDDENSTANDERS LEERDEN DE HANDEN INEEN TE SLAAN Herinneringen van een kleine jongen uit een kieine stad Inkoopcombinaties Het Vrijwillige Filiaalbedrijf Over de grenzen WOENSDAG 5 OCTOBER 1955 PAGINA 7 Omzetten met sprongen gestegen Klemtoon op de verkoop Thans zien wij °°k in andere landen van Europa toenemende belangstelling o.a. voor het vrij willige filiaalbedrijf en inkoop combinaties, want uiteindelijk blijkt daar toch de groei van het grootbedrijf niet te stuiten. Van uit Nederland en onder de pous serende kracht van onze onder nemers verbreidt het V.F.B. zich nu over West-Europa, onderling gebonden door dezelfde geest, dezelfde inspiratie. Ook de textiel-inkoopcombina- ties hebben inter-Europees con tact, dat reeds veel belooft voor een hechtere band in de nabije toekomst. Aldus ontstaat een nieuwe vorm van Europese sa menwerking, die kan bijdragen tot de verwezenlijking van de zozeer begeerde eenheid. De Lijnbaan, prototype van een moderne winkelstraat, vrucht van samenwerking der winkeliers, had haar spontaan gegroeide voorgangsters in vrijwel alle steden in Nederland van Amsterdam tot Maastricht. Het verschil blijkt duidelijk uit onderstaande beelden van de Kalverstraat, te Amster dam flinksen de Grote Straat, te Maastricht (rechts). Punten van overeenkomst zijn er natuurlijk ook, al was het alleen maar de drukte van kopers en kijkers, die deze winkelstraten te verwerken krijgen. Zou de Lijnbaan, hierboven afgebeeld, in dit opzicht wat tegenvallen, weet dan, dat de fotograaf een rustige Maandagmorgen koos, om de weg voor zijn lens vrij te krijgen. groothandel winkeliers grosslerderij vrijwillig filiaalbedrijf Samenwerkingsvormen, uit nood geboren, maken van de nood een deugd Men hoori nogal eens mensen, die de herbouw van de Rotterdamse binnenstad op de voet volgen en die het ene centrum van winkels en warenhuizen, na het andere, ja van hele koopwijken zien ontstaan, Ie met kennelijke bezorgdheid uitgesproken vraag stellen: „Hoe moeten al deze zaken in 's hemelsnaam aan een ionend bedrijf komen?" Maar daarbij realiseren die lieden zich meestal niet, dat het aantal detailhandelsvestigingen ten opzichte van de toe genomen bevolking relatief is gedaald en dat het in sommige branches waarschijnlijk zelfs ook absoluut is teruggelopen. De klantenkring heeft zich dus u;t- gebreid en de mogelijkheden voor de kleinhandelaar zijn dienovereenkomstig groter geworden. Hij moet ze alleen weten uit te buiten. Een van de eerste vereisten is daartoe, dat het publiek Vooral na de oorlog is dit anders geworden. Welbewust en na rijp overleg stichten tal van middenstan ders thans hun eigen winkelwijk, of Waar deze nog aanwezig is, slaan zij de handen ineen, om tot gezamen lijke verkoopacties te komen. Toch is het verwonderlijk, dat, nu d.e kansen eigenlijk voor het grijpen hggen, een verkeerd begrepen zelf- standigheidsgevoel velen er nog van ^veerhoudt de mogelijkheden, welke e stroom van kopers en kijkers voor loa,.W, de straat kan hebben, vol- a*g uit te buiten: gezamenlijke cclarnecampagnes en verkoopacties, 'Jzondere attracties en eventueel '°or bepaalde gelegenheden ook ge- coördineerde inkoop. -t streven naar behoud van zelf standigheid is misschien voor de eeste middenstanders het voor- fpn?S'e struikelblok om tot doeltref- VibKk samenwerking te komen. Zij orli de zelfstandigheid als een groot goed leren waarderen, zij heb- naar hem toe komt, hem weet te vinden. Dc winkelier, die voorziet in de dagelijkse behoeften van de mens zoekt zelf zijn klanten op en gaat zo dicht mogelijk in hun buurt zitten, maar zij, die goederen aan bieden van meer duurzame of luxe aard kruipen als van nature bij elkaar, vormen een winkelstraat, of -wijk, waar de stroom van kopers doorheentrekt, waar gewinkeld kan worden en de goede koopman zijn waren wel aan de man kan brengen. Men kan dit een eerste vorm van samenwerking noe men. Vroeger ontstonden zo in alle steden de winkel centra, ongeorganiseerd, dikwijls zelfs haast onbewust en ofschoon de winkeliers hun concurrenten toen misschien niet eens wilden aanzien, werkten z'j in feite toch samen, want de koper van de een, was de kijker hij de ander en kijkers worden wel kopers. Do 'ouS-rwofie- verhouding labrlhanl-groolhandal-dalailllsl ge,II verwerd iplnneweb leveranties te zien, zodat hof geheel de, relaties irrationaal verloopt. 1 tcx fcJIl WciCli.t-lCJ.C-II, Z-rj U1-" n voor hun zelfstandigheid ook vaak grote waardering ondervonden en wat meer is, zelfstandigheid is m de huidige samenleving zelfs iets bijzonders geworden. Begrijpelijk is daarom dan ook wel het verlangen baar te behouden, begrijpelijk ook de Vrees voor massificatie. Dit wil echter niet zeggen, dat men de zelfstandigheid nu ook om haar zelf moet gaan nastreven, temeer nu het gevaar niet denkbeeldig is, dat men zich zelf daarmee te gronde zou kunnen richten. Prijsgeven van een deel van zijn zelfstandigheid kan een wijs besluit zijn, als men daardoor een hoger doel kan bereiken, n.l. een hetere vervulling van zijn functie in het maatschappelijke bestel. Trouwens de mens is aangewezen °P samenwerking met anderen en nu zich zoveel veranderingen op so ciaal en economisch gebied hebben voorgedaan en de kleinen op moe ten boksen tegen de groten, zijn de eersten uit eigenbehoud wel op sa menwerking aangewezen. Spreekt dit misschien minder in een tijd van hoogconjunctuur en massaal verspreide koopkracht zoals de huidige, wjj hebben ook andere tij den gekend, toen het met name voor groot- en kleinhandel moeilijk was het hoofd boven water te houden. De nood dreef hen toen samen en zo ontstonden de samenwerkings vormen bij uitstek: de inkoopcombi naties en het vrijwillige filiaal be drijf. De inkoopcombinaties zijn van ouder datum, dan het vrijwillige fi liaalbedrijf. In ons land stammen zij reeds uit het einde der vorige eeuw, als voor de hand liggend middel voor niet met elkaar concurrerende be- drijfjes, om de voordelen van inkoop in het groot uit te buiten. Maar ooa zij beleefden hun sterkste groei in de moeilijke jaren tijdens en na de eerste wereldoorlog, in de crisis periode van de jaren dertig, gedu rende de iaatste wereldoorlog en in de tijd van schaarste, die er op volgde. Geleidelijk aan zijn vrijwel in alle takken van detailhandel inkoopcom binaties ontstaan, merendeels in de vorm van coöperatieve inkoopver enigingen, dikwijls van zuiver plaat selijk of regionaal karakter. Maar er zijn er ook, die ver daarbuiten tre den en het gehele land bestrijken. Het krachtigst kond-n zy zich in die branches ontw^elen' dje goede ren leveren voor he dagelijkse ver bruik van vrijwel iedereburger, al of niet van duurzaam ka akter, welke branches ook voornamelijk de con currentie van het grootbedrijf kregen e veiduren, inkoopcombi- grootste en krachtigste naties op het gebi jevens_ handel en vervolgens laatgte hiiddelenbranche. In a ns een heeft zich later echter tevens een andere vorm van saI?®n^liaaibedrijf. Wikkeh1, het vrijwillige f"103 vooral van kruideniers, dat men stiikt benomen niet meer onder de inkoop combinaties mag rangschikken, al wordt dit veelal wel gedaan. Het doel van het vrijwillige filiaalbedrijf is veel wijder, dan dat van dc inkoop combinaties en de gemeenschappe lijke inkoop is voor het V.F.B. al van oorsprong af niet het voornaamste oogmerk. Bundeling van orden Het meest naar voren treden de inkoopcombinaties in de textielhan del. Er zijn er die de gehele branche bestrijken, zoals „De Faam", te Am sterdam, de oudste, daterend van 1895, de „Nederland" te Amsterdam en „St. Homobonus", te Rotterdam, daarnaast die zich speciaal bezighou den of- met herenkleding of met da meskleding, of met artikelen voor de woninginrichting. Hun diensten bestaan voorname lijk hierin, dat zij min of meer zelf standig als grossier optreden, waar bij zij zelf risico dragen en maga zijn houden. Meestal doen zij dit echter slechts voor de altijd gangba re artikelen, die niet sterk aan mode onderhevig zijn. Daarnaast worden de orders van de leden gebundeld. De leden komen deze zelf afhalen. Ook worden wel gemeenschappelijke orders geplaatst, terwijl de goederen door de leveranciers rechtstreeks aan de leden worden gezonden. Be taling geschiedt echter altijd cen traal. Naast deze zuivere inkoopfunctie vervullen de inkoopcombinaties nog andere diensten voor hun leden, me de gericht op het bevorderen van de verkoop o.a. door op beperkte schaal centraal de reclame te verzorgen, door voorlichting in zake admini stratie en beheer. Een derde van de omzet Naar schatting zijn er in ons land thans 22 a 23 officiële inkoopcombina ties op textielgebied, afgezien van de mogelijk bestaande onderonsjes. Bij deze I. C.'s zijn ongeveer 2.500 zaken aangesloten van de ca 15 a 16.000 ves tigingen in Nederland. Een betrekke lijk gering aantal zaken is dus slechts aangesloten, maar deze nemen bij el kaar toch naar raming een derde van de totale textielomzet voor hun reke ning. Het groot-winkelbedrijf heeft ook ongeveer een derde, zodat de 13.000 niet aangesloten winkeliers me meer dan een derde van de totale om- zet in de wacht kunnen slepen. Hoe deze 13.000 overigen, mm 01 meer onafhankelijk kunnen bestaan van een zeer geringe omzet, is voor alsnog een raadsel. Vermoedelijk va t hieronder een groot aantal taxtiet zaakjes ten plattelande, die als ne- venbedrijf worden gevoerd en waar over nog heel weinig bekend s. - schien, dat de Staatscommissie, die thans een onderzoek instelt naar het kleine middenstandsbedri.it (z.g. rana- bedrijf) te zijner tijd over deze situa tie nadere onthullingen zal doen. Even opmerkelijk is, dat ondanks de invloed van de inkoopcombinaties en allerlei andere uitschakelingsten- denzen er toch nog een 2000 zelfstan dige grossiers in de textielhandel zijn. abrikanten aangeslote -lisch weer. De efficiency' Git geeft de grondgedachte van het Vrijwillig Filiaalbedrijf 5C duidelijk naar voren. oordelen van dit rechtlijnige en geconcentreerde' schema spring ic-itieschema's werden welwillend fc^uie „i, uit art!**» opyennmen schetsen van orgah'® en en soortgelijke organisaties instaan' dooi de Vereniging van vrijwillige Fiiiaalbeünjv i.evensmiddoienmanche. Zoals boven reeds opgemerkt, gaat het doel van het Vrijwillige Filiaal bedrijf veel verder. De structuur hier van is ook geheel anders. Zij zijn in Nederland de typische vrucht van de crisis der jaren dertig, toen het zo wel de grossier als de detaillist in kruidenierswaren hijzonder slecht ging. Een ondernemende grossier, de lieer Van Wel, opperde toen in navol ging van Amerika, het denkbeeld, dat grossiers en detaillisten door de han den ineen te slaan, nog een mogelijk heid zouden kunnen vinden, tegen de stroom op te roeien. Niet voorname lijk de voordelen van gezamenlijke in koop stonden daarbij voor ogen, maar de kans een actievere verkooppolitiek te voeren en tegenwicht te vinden te gen de moderne en op de massa inge stelde verkoopmethoden van de groot winkel- en filiaalbedrijven was het eerste doel. Zo ontstond „De Spar" als eerste V. F. B. Al spoedig kwamen er verschil lende andere, die snel in omvang groeiden. De grootste zijn thans naast „De Spar", de V.I.VO., Stich ting T.I.P., Verkoopgemeenschap Végé en Verkooporganisatie Grosco, alie te Amsterdam gevestigd, maar met aangesloten grossiers en kruideniers over geheel Nederland. De ervaring met het V.F.B. heeft bewezen, dat de omzetten van de al dus met de kleinhandel samenwer kende grossiers met sprongen is ge stegen, veel meer, dan die van de on afhankelijke grossiers en dat hun kos ten sterk zijn gedaald, mede omdat zij veel rationeler kunnen leveren en distribueren. De voordelen hiervan komen in de prijzen tot uiting. De kruidenier koopt niet alleen tegen lagere prijzen, maar hij heeft ook veel minder moeite met de inkoop. Hij kan tijd en energie dus vooral werpen op de verkoop, waarbij zijn organisatie hem krachtige hulp verleent, in de vorm van collectieve reclame, étalage diensten, winkelbouw en -verbouw, centrale boekhouddiensten, bedrijfs- vergelijking en statistieken, algemene voorlichting en opleiding, onderlinge hulp in geval van ziekte en moeilijk heden etc. Met recht ligt hier de klemtoon op de verkoopmethoden, omdat het wel mooi is voordelig in te kopen, maar men hier niets aan heeft als men met de spullen blijft zitten. De verkoopmethoden moeten steeds „up to date" zijn, aan de tijd aangepast en onze tijd eist rationalisatie en efficiency, grotere investeringen en ruimere verkoopcapaciteit om een massale koopkracht te kunnen ver werken. Ook de hierboven genoemde in koopcombinaties zijn daarom niet alleen bij de inkoop blijven staan, maar hebben zich in toenemende mate óók op de verkoop gericht en het zal, dunkt ons, niet uit kunnen blijven, dat zij dit evenals het V.F.B. met nog meer intensiteit gaan doen, dan tot nu toe, zodat ook daar op den duur het accent verlegd wordt. Enige cijfers De omvang die het V.F.B. in ons land heeft bereikt moge blijken uit rle volgende cijfers: Van de 21.000 zelfstandige kruideniers waren er m 1954 9.000 bij zes V.F.B. s aangeslo ten welke tezamen 50 pet van de to tale kruidenierswarenomzet bereik ten! Een kwart van de totale omzet kwam voor rekening van 2.700 filia len van grootwinkelbedrijven en coöperaties en het laatste kwart ging naar de 12.000 overgebleven zelf standige kruideniers, waarvan er nog 2 000 aangesloten zijn bij de gio- tere inkoopcombinaties. Uiteraard zullen uit de overige 10.000 nog ver schillende inkoopcombinaties zijn ge vormd, het is echter duidelijk, dat dit slechts kleine combinaties van kleine bedrijfjes kunnen zijn. Tezamen met de invloed van de Vestigingswet hebben de inkoopcom binaties en vrijwillige filiaalbedrij ven een sanerende werking gehad. Zij trokken uiteraard niet de zwakke broeders aan en deze laatsten kon den op eigen kracht niet de vaart en ontwikkeling van de samenwerken de middenstanders bijhouden. Zo moesten vele onrendabele be drijfjes de strijd opgeven en zullen er in de toekomst nog meer van het toneel verdwijnen, al was het alleen maar, omdat zich geen gegadigden zullen melden voor overneming of voortzetting van de zaak. Illustratief is reeds de daling van het aantal kruideniers van 40.000 in 1939 tot 21.000 in 1954. De hier geschetste ontwikkeling in Nederland is bijzonder karakteris tiek. De middenstand heeft in ons land niet, zoals in verschillende an dere Europese landen, de strijd met het grootbedrijf aangebonden, door te trachten dit b.v. met wettelijke maatregelen in zijn groei te belem meren, maar zij heeft zich zelf sterk gemaakt, om de concurrent met ge lijke wapens tegemoet te treden. Daarmee was de vooruitgang ge diend, werd een vrije ontplooiing van krachten en aanpassing aan de eisen van de tijd mogelijk en kon men zich gaan toeleggen op verbete ring van de productiviteit en het ver lenen van diensten van hoogwaardig karakter. ANGEDAAN bijna had de A spreker het gezegd: „De mid- A denstand is de ruggegraat van de maatschappij" Het was voor de eerste keer, dat ik dit hoorde en daar ik in die dagen juist ook voor het eerst op de la gere school de geheimen van het menselijk lichaam, wat de botten en de benen betreft, had horen ont sluieren, vond ik de opmerking zo verrassend, dat ik de spreker gul be loonde met een schaterlach. De geachte spreker keek me ver nietigend aan; enkele mij zeer be kende winkeliers en ambachtslie den, die er overigens in hun feest pakken plotseling veel minder ver trouwd uitzagen, keken eens om en mijn vader zal op dat ogenblik onge twijfeld het besluit genomen hebben geen zonen meer mee te nemen naar bijeenkomsten van de „Hanze", al zou er nu nóg zulk een mooi toneel stuk ten beste worden gegeven. LANG IS dit ALLES, zo'n klei ne veertig jaar, voorbij. En de „ruggegraat van de maatschap pij" men kón nu eenmaal geen tien zinnen, gesproken of gedrukt over de middenstand vernemen of dit stijlbloempje kwam er in voor vond haar benaming zo gek nog niet. We leefden toen eenmaal in een tijd, die niet bepaald omviel van en kele hoogdravende zinnen en, bo vendien wat de middenstand in onze kleine stad betrefthet was wonder lijk, hoezeer al die nijvere winkeliers en ambachtslieden eigenlijk ook recht hadden op die benaming. Want zij brachten het leven in onze stad: zij waren het, die zich bekommerden om en kleur gaven aan de gemeente politiek van die dagen; zij waren het bovenal, die de „schone kunsten" be oefenden, waaronder het amateur toneel een eerste en geliefde plaats innam. KORT WILLEN DEZE regels een „hommage" zijn aan het verle den van een stand, die door sommigen reeds werd veroordeeld alleen reeds omdat men hem mid den"-stand noemt, die er onmiddel lijk alleen maar iets middelmatigs ii zien. Nog altijd denk ik met opper ste verbazing terug aan de man, di( ik veel later pas leerde kennen, he vig artistiek deed en die, whnneei hij iemand héél erg wilde krenken hem uit de grond van zijn boze har het woord „middenstander" toe- stierde. Die man had het nooit be grepen, zou het ook nooit begrijpen en heeft het ook nooit tot zijn laatste snik begrepen: dat behoren tot de middenstand, een grote eer is. Waarom dat zo is, behoef ik hier niet uiteen te zetten. Als U het al weet, is het niet nodig en ongetwij feld is het op deze pagina's al véél deskundiger gedaan dan ik het ooit onder woorden zou kunnen brengen. Laat me U liever even mogen te rugvoeren naar een tijd, dat er in die kleine stad nog een paardetram tin gelde door een wat gezapige hoofd straat. Er waren daar winkels zo diep als een hele zijstraat en waar men, na het luiden van een deurbel, heel in de verte, in het achterhuis, een deur hoorde opengaan, het slof fende geloop in een lange, plavuizen gang, weer een deur en dan, uit het schemerdonker, de figuur van de winkelier, compleet met voorschoot: ..En jonkman, wat is er van je dienst?" De grutter want het was een „Handel in Koloniale- en Grutters waren" was een steunpilaar van de plaatselijke middenstand. Hij zat in de raad, speelde doorleefde rollen op het amateurtoneel en had mijn speciale, levenslange sympathie, om dat hij ons nooit, maar dan ook nóóit de deur uit liet gaan zonder „een snoepje, jonkman?" Hij kende zijn waren tot in de perfectie (zelfs zonder een portefeuille vol waren kennis-brevetten van evenzovele be drijfschappen) en mocht iemand mis schien denken, dat zo iemand min of meer een schertsfiguur was, dan s hij er wel ver naast. Want deze burger ivas in zijn tijd een hoogst belangrijk man en ik zou U van al les van hem kunnen vertellen. Maai ook dit zal ik hier niet doen. Ik laai U liever even staan in die wat duis tere winkel, zo rond de eerste we reldoorlog, die winkel met diepe vakken langs alle kanten, de om vangrijke scheppen in de gort en het meel, de blinkend gepoetste weeg schaal en glanzende reeks gewichten MIJN HERINNERINGEN aan die verre tijden, uit prille jongens jaren, zijn bijna altijd verweven met stille voorjaarsavonden of de vroege schemering in het najaar. Uren kon ik er staan, bij de Meester Hoefsmid" en als ik nu nog de ogen maar even sluit, ruik ik on middellijk weer die geur, nadat het sissend-hete beslag op het eelt van de paardehoef geschroeid is. Dat was machtig, dat was ook altijd spannend. Rustig stond die zwarte smid daar bij zijn gloeiende ijzers; met een zwaai haalde hij het ijzer uit het laaiende vuur, met een „hu" werd het paard aangespoord zijn been op te heffen, met een beitel en een schaaf werd het eelt bijgeschaafd en dan, met een vakkennis, die de meester verried, kwam het beslag op de plaats, waar het zijn moest. Wie menen zou, dat het paard zich moest voelen als wij bij de tandarts, ver gist zich wel deerlijk. Want dat paard reikte zó gewillig zijn paarde- benen ter behandeling, dat een gevoel van dankbaarheid in dat paardehoofd wel moest overheersen. Vastgegrift staat die „Meester Hoef smid" in onze herinnering: als een ambachtsman van grote klasse en zelfs als een weldoener van mens heid en dierenwereld tegelijk MBACHT, HET VAK, waar leer- A de je dat, in de tijd van de paar- -1- detrams, van plaatselijke mid- üenstands-glorie-avonden in Het Gulden Vlies", van de eerste elec- trische lampen? Er waren ook toen al ambachtsscholen, maar de stad telde in die dagen in iedere straat tal van werkplaatsen, waar de baas zijn leerlingen inwijdde in de gehei men van het vak. Van één vak hebben we méér dan een vage herinnering. Dat is het domein van de uurwerkmaker. Dat kenden we heel goed, eigenlijk al van de tijd af, dat we met moeite een steil trapje konden opkruipen om terecht te komen op een werk- olaats, die zonder enige twijfel het mooiste uitzicht bood van heel onze oude, mooie stad en tevens ook een ruime blik op het grootste plaatse lijke uurwerk, gevat in een ranke, in de avondzon soms bijna onwezen lijk schoon-oplichtende toren. We werden daar meestal met gedempt gejuich ontvangen. Want de leerlin gen op die horlogemakerswerkplaats hielden wel van een verzetje, al was dat dan niets anders dan een dreu mes van twee turven hoogdie o, zo graag weer eens klokje wilde spelen. Daar is namelijk alle gelegenheid voor op de werkplaats van een uur werkmaker. Want horlogeveren denk er aan: we leefden nog in de tijd van de uitvoerige zakhorloges, oftewel „knollen" konden, in kleine stukjes geknipt en tussen een minuscuul bankschroef je geklemd, een heel carillon vormen en voor de bassen zorgden de voorradige wek kerveren. Maar daar gaat het niet over. Het gaat over die ambachtsman, die „horloger", die we daar zo dikwijls zagen zitten, uren achtereen, met een loupe in het oog gekneld, met allerlei liïliput-schroefjes en schroe vendraaiers manipulerend, net zo lang tot het horloge van de gewaar deerde clientèle het weer deed. Zo kregen ook de leerlingen hun lessen van de meester of van de eerste be diende, werden ze ingewijd in de moeilijkheden van de „balans" en al die andere dingen, waarvan ik de vaktermen al vergeten ben. Maar wat ik nooit vergeten zal, dat is de rust, die uitging van zulk een iverk- plaats vol ambachtslieden, gebogen over hun werkstukken, hun repara ties, soms over hun meesterstuk. j LS DE AVOND viel over de A st-ille stad, werden de winkel- deuren de een na de ander ge sloten, zo op de tijd, dat het de win kelier en de klanten uitkwam. De werkplaats raakte leeg en alleen zat er dan nog, laat in de avond, bij suizend gaslicht eerst, later bij het wonder van de kaleelectrische peerlamp, die uurwerkmakerdie ik nooit vergeten zal en kan, omdat hij nu eenmaal mijn vader was jy AZEND SNEL IS de wereld vcr- anderd; de man van het am bacht met haar. De „Handel in Koloniale- en Grut terswaren" is misschien een zelfbe dieningszaak geworden en de „Mees ter Hoefsmid" is mét het trek paard aan het uitsterven, plaats makend voor een bromfiets-herst li- plaats. En die uurwerkmaker? Wel, dat vak bestaat nog, maar de vakman, die ik beschreef, zwaaide toen al over een naar voor die tijd ultra modern „Electro-Technisch Bu reau". En wedden dat dat al weer naar Electronicaevolueert?

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 7