Speelmuziek uit de tijd van de Zonnekoning DE DICHTER vecht- tegen de tijd Drie Vogels, één vlucht H geen POËZIE KRONIEK Goede stukken blijven onopgevoerd door ruimte gebrek of fantastische productiekosten Buiten New York acteurs nodig Overheid doet niets NIEUWE GRAMOFOON- PLATEN NIEUWE BUNDELS VAN MINOR POETS Er is een groeiende belangstelling voor voordrachtskunst, meent Albert Vogel Particulier initiatief Solidariteit Macht Klokkespel Verouderd? Zelfde golflengte Alles moeilijk heeft te weinig schouwburgen (Van onze correspondent, in New York) NEW YORK, October. ET NEW YORKSE theaterseizoen is weer be gonnen, al kan men eigenlijk niet zeggen dat het in deze stad tenminste ooit ophoudt. Want sommige stukken gaan jarenlang achtereen en daarin wisselen alleen soms de acteurs. Doch ieder winte seizoen doet zich weer het verschrikkelijke schouw burgprobleem gelden, en dit jaar meer dan ooit. Terwijl New York vóór 1929 nog 88 theaters had, zijn er op het ogenblik minder dan dertig; haa-t ieder jaar gaat een theater aan het een of ander ver loren. Dit jaar is een schouwburg aan televisie overgedaan en bij een ander is een watertank door het dak in het parket gevallen. Dat zijn alweer twee schouwburgen minder. Daarbij wordt er voor 25 nieu we stukken 'n schouwburg gezocht, maar er zijn onge veer negen „overblijvers", toneelstukken als Tennessee VT AT ZIET MEN nu? Dat Hollywood \y en New York (speciaal New York) de Amerikaanse acteurs-centra, overlopen van acteurs, van wie het merendeel ook nog werkloos is, al helpt de televisie wat, en dat in de rest van Amerika, behoudens wat grote ste den, geen acteurs nodig zijn omdat er practisch nooit toneel wordt gespeeld. Eersterangstoneel vindt men in Ameri ka bovendien haast uitsluitend, wat de Oostkust betreft, alleen in New York Elk stuk, dat men in New York wil brengen, wordt voorzichtigheidshalve eerst in andere steden geprobeerd" als Boston en Philadelphia. Zo werd het „Dagboek van Anne Frank" waarvan immers een stuk gemaakt is, eerst ook in Philadelphia gespeeld en toen pas naar Broadway gebracht. Natuurlijk hebben steden als Chicago en Philade'- phia dezelfde stukken als New York, maar ze doen het dan met minder acteursgrootheden. Doch dat geweldige land Amerika, dat „binnenland" waar geen grote steden zijn en waar dringend toneel gebracht zou moeten worden, daar zet een toneelspeler geen voet. En zo loopt hij in New York rond en kan met een aanzienlijk percentage kunstbroeders de zolen onder zijn schoenen niet ver dienen. Aanmoediging in enigerlei vorm van overheidswege bestaat niet in Amerika voor acteurs, noch ook in Canada. In Canada maar dat is wel een jonger land is het met de stand van begrip voor de kunstenaar nog een graadje erger. De Noordamerikaanse regerin gen dus dat geldt ook voor Canada missen elke bewijsbare belangstelling voor kunstenaars. Met uitzondering van de Rooseveltregering, heeft geen Ame rikaanse regering ooit subsidies aan kunstenaars of hun verenigingen ver strekt. De kunstenaars en hun organisa ties zijn in heel Noord-Amerika geheel afhankelijk van particuliere fondsen. Het is een bedroevende toestand voor dit enorme land, dit rijkste land ter wereld, en men vraagt zich af hoeveel talent ongebruikt ondergaat en verkwist wordt, alleen dank zjj de ongeïnteres seerde houding van de regeringen. De dwaze toestand van werkloze acteurs enerzijds en millioenen Amerikanen, die nooit een toneelstuk hebben gezien anderzijds, is er o.m. een gevolg van. EEN ANDER gevolg is, dat men nu vooral stukken opvoert, waar men een financieel succes in ziet. Gelukkig heeft een groep moedige be gaafde artisten de ANTA opgericht (Ame rican National Theatre and Academy), en deze in 1935 ontstane organisatie brengt goede stukken, al is er ook geen financieel succes aan verbonden. Maar ANTA. een prachtonderneming, wordt niet door de regering gesubsidieerd. Toch tracht het tegen de klippen op te werken, met onbetaalde krachten en al dus toneel elders in Amerika te ver spreiden. Geen geringe culturele onder neming dus. Na hard, hard vechten tegen opponenten in het Congres zijnde fantasierijke, energieke ANTA-oprichters erin geslaagd het congres in '35 te overtuigen van de noodzakelijkheid van een Nationaal Theater en onder Presi dent Roosevelt is toen een wet aange nomen, waarbij ANTA officieel in alle 48 staten werd ingeschreven als een be lastingvrije organisatie. Die belasting vrijheid is de enige generositeit door de Amerikaanse regering aan het Nationaal Theater verleend, maar subsidie ho maar!. Deze volmaakte onverschilligheid van de regeringen, die der staten incluis, voor het lot van acteurs, heeft in Ameri ka bijgedragen tot het ontstaan van een wantoestand, welke zich zeker anders zou ontwikkeld hebben, wanneer de re gering met financiële aanmoediging ac teurs zou geholpen hebben. Nu is er een vakverenigiingsterreur ontstaan die angstwekkend is en welke leidt tot fan tastische toestanden. Elk drama b.v., dat in Parijs met 2000 dollars zou kunnen worden opgevoerd, moet hier minstens 50 duizend dollar kosten. En aan die gro teske wanverhouding ziet men wel dat dit niet alleen aan lagere gages of theaterhuur of iets dergelijks ligt. In Williams' „De kat op liet hete tinnen dak" of „Busstop" e.d. Er zijn dus kennelijk theaters te weinig en sommige toneelcritici „verheugen'' zich dit jaar over de toestand, omdat ze menen dat zo'n gedrang voor schouwburgen ontstaan moét, vóórdat eindelijk iemand zich bereid zal verklaren geld in een nieuw theater te steken. Een halve eeuw geleden stonden de zaken er anders voor. Op het einde van de vorige eeuw waren er 5009 schouwburgen in de V. S. (met bijna de helft minder van de huidige bevolking). Maar in 1910 waren er van die 5000 nog maar 1500 overgebleven, in 1925 waren er nog maar 600 en vandaag, 1955, zijn er zegge en schrijven in Amerika nog geen 100 schouwburgen. Het is niet te geloven, maar waar. Er zijn millioenen Amerikanen, die zelfs nooit een toneelstuk gezien hebben, en die, als ze over theater spreken, op de bioscoop doelen. Want in echte schouwburgen zijn ze nooit geweest. New York belopen de wekelijkse pro ductiekosten van een stuk zelden min- der dan 10.000 dollar. Een jaar of dertig geleden waren die productiekosten zo laag als op vandaag in Londen en Parijs. Toen financierden „producers" hun eigen ondernemingen en waren meestal lieden van het vak, ge wezen acteurs e.d. Vandaag werken ze met het geld van de „engelen", die grote anonyme groep, die meestal niets van theater afweet, maar haar geld goed wil beleggen. Gevolg is dat men geen risico's neemt en bij uitstek lichte „nietsjes" geeft of stukken waarvan men vrij zeker is dat ze geld zullen op leveren. HOE HET TOT die waanzinnig hoge productiekosten gekomen is. blijkt uit het volgende. Tot 1919 werden de acteurs meestal schandelijk uitge buit en dit eindigde in een staking. Maar dan een staking waarin uit soli dariteit toneelknechten, atelierpersoneel TENNESSEE WILLIAMS overblijver Scène uit „Het dagboek van Anne. Frank met Jozef Schidkrant en al dergelijke groepen, verbonden met de theaterwereld, meestaakten. Als ze dat niet hadden gedaan, zouden de ac teurs het nog verloren hebben. Na hun overwinning hebben de acteurs, nu in de „Equity"-vakvereniging georganiseerd, altijd hun solidariteit aan alle andere vakorganisaties van de theaterwereld betuigd door mede voor hun rechten te vechten. Alle vakverenigingen in de to neel- en theaterwereld houden elkaar de band boven het hoofd en stellen enorme eisen. Wanneer aan een daarvan niet voldaan zou worden, dan zou het totaal vakverenigingsapparaat van deze wereld, te beginnen bij de toneeltransport-arbei ders en eindigende bij de acteurs, gaan revolutie maken. Vandaag kan daarom niemand een stap op de planken doen, vóór aan alle eisen van de theater-vak verenigingen voldaan is door de „pro ducer". (De acteurs krijgen nu een mi nimum salaris van 125 dollar per week, ongeveer 500 gulden). Dc macht van die vakverenigingen blijkt uit de dwang, die zij vermogen uit te oefenen. Toen b.v. het ballet Jooss eens hier kwam, dat in Engeland met be hulp van een strijkorkestje speelde, werd het in Amerika gedwongen een groot orkest te huren, anders kon het niet optreden. Of b.v. toen pas in City Center (Theater) „Othello" werd ge speeld met gramofoonmuziek, moesten daarvoor toch twee musici worden ge huurd, die iedere avond bij het begin van de voorstelling zich achter het toneel „meldden" en dan weer naar huis gingen. En anders had de opvoering niet door gramofoon-muziek begeleid mogen wor den. Als bij uitvoeringen dus gramofoon muziek wordt gegeven, moeten musici daarvan profiteren, of ze er iets voor doen of niet. Zo is Victor Borge, een komiek die pianograppen maakt, ver plicht 6 of 7 toneelknechten te huren als hjj ergens een theater voor een avond huurt: want de wetten van de vakver eniging vereisen, dat men alleen een theater kan huren, wanneer men er zoveel personeel bij neemt, enz. Aan de kassa zitten ook twee „schatbewaar ders" die per weck 200 dollars inko men hebben. Het transport van de cou lissen e-d. kost honderden, dit weer op wens van de transport-arbeiders van de „Theater-Vakvereniging". En om nu van het standpunt van dc „producer" uit te spreken, dan moeten nog de pers agent, directeuren en toneel- en atelier- personeel betaald worden. Op die ma nier ontstaan die fantastische productie kosten. Overigens kost dc huur van een theater ook geen kleinigheid n.l. van de 400 tot 700 dollar per weck. Het zijn maar eenvoudige dans wijzen, de suites van Louis Hotte- terre Le Romain die aan zijn eerste boek van dwarsfluitstukken ont leend, nu op de draaischijf versche nen zijn. Dank zij de activiteit van de Archiv-Produktion van het Deutseher Grammophon Gesell- schaft dringt men steeds dieper door in het tijdvak der vóór-Bachse muziek, en telkenmale bij het ont sluieren der nog braak liggende gebieden in de zestiende en zeven tiende eeuw ontwaart men klank- mogelijkheden die vandaag aan de dag zich als nieuw presenteren. Wie nu een glimp wil opvangen van de schittering aan het hof van de Zonnekoning van Frankrijk, Lo- dewijk de Veertiende, beluistere de reeks danswijzen van één zijner hofmuzikanten Louis Hotteterre Le Romain die als een koninklijke stoet zelf zich plechtstatig en sier lijk al spelend ontplooien onder de namen van Prélude, Allemande La Royable, Sarabande La d'Armag- nac. Rondeau Le Due d'Orleans, Gavotte Le Mendon, Menuet Le Comte de Brione, Gigue La Foli- chon, allemaal namen en beel den uit het glorieus en imperieus tijdperk, die de aristocratische sfeer middels dwarsfluit, viola da gamba en cembalo releveren. Ook in die tijd golfden de ge luiden der klokketorens reeds over de Vlaamse steden. Onder hen had die van de Sint-Romboutskathe- draal te Mechelen een bijzonder zwaar-sonore klank. Welnu: het is de huidige beiaar dier Staf Nees die klanken van zijn prachtig klokkenspel oproept uit de tijd dat een Mathias v. d. Gheyn en Joannes de Gruytters daar nog danswijzen en volkslied bewerkingen componeerden, zo op de grens tussen Barok en Rococo Bleef v. d. Gheyn in het keurslijf der hofdansvormen, de Gruytters vermeidde zich in zijn „Beyart- Boek" met een Hasselts Meiliede ken en een Carillon van Duynkerke en een Marche d'harton. Waar klokkespelen wegens hun stemming en acoustische onbere kenbaarheid uitermate moeilijk op te vangen geluiden zijn, is het een bijzondere verdienste van Archiv- Produktion hier een langspeelplaat geleverd te hebben die van dichtbij de werkelijkheid benadert. Door dezelfde gramofoonmaat- schappij werden we in staat ge steld een zeldzaam geworden in strument, als de alt-luit te beluiste ren in werken van de Fransman Charles Mouton. een zeventiende eeuws componist die vele mogelijk heden van de alt-luit middels twee hier opgenomen suites heeft aange geven. We bevinden ons met dit instrument juist op de grens van een afsterven der luitmuziek ten gunste van de opkomende clave- cimbel-muziek, De luit was nl. op dezelfde voet als de meer in Spanje verbreide guitaar het huisinstrument bij uit nemendheid. En deze integrerende rol viel later het cavecimbel ten deel en veel later aan onze piano. Nu zijn dat. helaas, radiokastjes en gramofoondozen geworden M. Hel Aartsbisschoppe lijk Museum heeft aan gekocht een bronzen Piëta van Ossip Zad- kine. Deze compositie, daterend uit 1952, was in terracotta aanwezig op de tentoonstelling van Zadkine s werk in het Gemeente Museum te Arnhem (Novem ber 1954-Februari '55) maar werd sindsdien in opdracht van het museum te Parijs in brons gegoten. De krachtige bouw en het dramatisch effect van deze groep wek ken terstond herinne ringen aan het monu ment van de Verwoeste Stad te Rotterdam, dat in dezelfde periode ontstond. Deze nieuwe aanwinst, 't eerste werk van Zad kine binnen Utrecht, is thans blijvend ge exposeerd in het Mu seum van Nieuu.e Religieuze Kunst te Utrecht. ll!llllll!llllllllllllllllllllllllll!ll!llll|||||||||in|||||||||||||||||||||l|||||||||||||||||]||||j||||||||||||||||mm||||||||i|m S HET een min of meer vergeef lijke ij delheid van de dichters, dat zij zo dikwijls over poëzie dat is: rond eigen werk praten, zo hijzonder gevoelig zijn voor critiek en waardering, zozeer ge hecht aan roem en onsterfelijkheid? Inderdaad is bijna geen dichter onverschillig voor die dingen, aller minst wel de snobistische kunste naar uit onze dagen, die er zelf de draak mee steekt. Hij heeft slechts de les geleerd van de moderne pu bliciteit: dat kwaliteit niet nood zakelijk de enige of beste reclame is. Men kan het brave publiek im poneren door te vertellen boe ge zellig het wel was met al die be roemdheden op het boekenbal, maar ook door te vertellen, dat men er niet heen gaat, omdat het zo'n snobistisch geheel is. Men kan zelfs, gezien sommige tachtigers, een hechte onsterfelijkheid opbou wen, zonder onsterfelijke werken te maken! Maar laten wij geen nadruk leg gen op het woord ijdelheid. Wanneer wij scherper toezien blijken deze ge voeligheden slechts facetten van alge mene gesteldheid: de gespannen ver houding tussen de dichter en de tijd. Hij hoopt immers de tijd te overle ven in zijn verzen en daar is hem alles aan gelegen. Zo kan men zeggen, dat de dichter een bijzondere intuïtie aangaande de tijd zijn eigen tijd en de tijdelijkheid der dingen heeft, in zoverre het althans waar is, dat ieder mens een bijzondere in tuïtie heeft voor wat hem kan scha den. Wanneer wij zeggen, dat dichten be zweren is, dan valt wel allereerst te denken aan dat, wat aan mensen en dingen gemeen is: de verganke lijkheid. Dichten is vechten met de tijd, zo schreef Jan Daniélou in een ar tikel over Gebed en Poëzie, dat eni ge tijd geleden in vertaling in Roeping verscheen. De dichter poogt de tijd op te heffen, stil te zetten, terug te laten lopen binnen de tijdruimte van een vers. De moderne lezer, nourri dans le sérail, denkt dan na tuurlijk onmiddellijk aan Achterberg, maar hij kan ook een voortreffelijke formulering vinden bij Campert: Ik geloof in een rivier die stroomt van zee naar de bergen ik vraag van de poëzie niet meer dan die rivier in kaart te brengen. Momentopname Dat is precies wat een kunstwerk kan zijn: een momentopname van een andere werkelijkheid, betrapt in deze. Hoe men die andere werkelijk heid wil noemen, doet nu niet ter za- V.ln.r. Evertine Vogel, Albert Vogel en Ellen Vogel Een tapijt van herfstbladeren, die knisperen onder je voeten, bedekt de Wassen aarse lanen, lil een van die lanen, met een bloemrijke naam, staat 't fraaie huis van dc voordraebtskunste naar Albert Vogel Jr en zijn echtgenote, Evertine Vogel. Dat huis is mijn doel; ik wil er een praatje maken met „de drie Vogels'': Evertine, Albert en Alberts zuster Ellen, die nu ge zamenlijk optreden. Ik wacht even in een kamer die zowel in borstbeeld als schilderstuk de herinnering bewaart aan de va der van Ellen en Albert: Albert Vogel Sr., de beroemde voordrachtskunste naar, in wiens voetsporen nu zi.in beide kinderen getreden zijn. Het schilderij is gemaakt door Han van Meegeren, die zovele kunstenaars en mensen uit de „society" portretteer de, voor hij besloot te pogen, een tweede Vermeer te worden. In een andere kamer, even gezel lig, met grote boekenkasten Sha kespeare, Couperus, Tsjechow! met een grote vleugel, met meubels en een tapijt in warme kleuren, tref ik daarna de drie Vogels, die half September te Hengelo als trio debu teerden en sindsdien reeds in ver scheidene plaatsen van ons land op traden. Daarmee gaan ze voorlopig nog door, vertelt Albert, en daarna, half Maart, gaan ze naar Indonesië, voor een tournee voor de Nederland se kustkringen. Bij die gelegenheid zullen ze bovendien optreden te Hong kong, Singapore, Bangkok en mis schien te Tokio. Albert heeft kort ge leden een tournee (zijn tweede) door Indonesië en andere delen van het Verre Oosten gemaakt; dat is hem goed bevallen en zijn toehoorders blijkbaar ook, zodat er nu een soortgelijke tournee voor de drie Vogels in het vooruitzicht ligt. Er is oen rrrnfn onlevinsr in 8». langstelling voor de voordrachtskunst ver tri ASb-n srcl. In dc .„a was cr eveneens veel belangsi-lling, vooral voor clandestiene avonden, na tuurlijk als gevolg van de omstan digheden. Na dc oorlog bleef dat aanvankelijk zo; daarna was'cr eni ge teruggang en zelfs gingen er toen stemmen op, dat voordrachts kunst „verouderd" zou zijn. Dat is natuurlijk onzin; een dergelijke kunst, die van alle tijden is, raakt niet zomaar uit de tijd. Nu is er dan ook weer een opleving, niet slechts in Nederland, maar ook in het buiten land, in Engeland en Amerika bij voorbeeld. Het programma van de drie Vogels is samengesteld uit voordrachten, balladen en enkele scènes a deux, aangevuld met pianomuziek. Een hoogtepunt erin is een fragment uit Heimans roman De Rancho der X Mysteries, dat een stierengevecht be schrijft, door Albert voorgedragen. Als sluitstuk fungeert het door Ellen en Albert gespeelde Pierrot aan de Lantaren, van Martinus Nijhoff. In November zal men deze gespeelde Pierrot voor de televisie kunnen zien. Voor de tournee door het Verre Oos ten zal het programma er heel an ders uitzien; Pierrot blijft gehand haafd, maar verscheidene van de an dere programmanummers worden vervangen door speelscènes voor El len en Albert tezamen. Ik vind het heerlijk met Ellen sa men te werken, nadat ik zoveel ja ren alleen ben opgetreden, zegt Al- bert. Ik geloof, dat de combinatie goed kan zijn, omdat we dezelfde stijl hebben „dezelfde golflengte" om het zo eens te noemen. Ook Ellen heeft plezier in de com binatie; „Ik vind het heerlijk; het is zo heel anders dan wat ik tot nu toe deed. Ik speel ook graag in een stuk maar dit stelt heel andere eisen; je moet het hier, in de solo-voordrach ten, alléén doen en op z'n tijd is het prettig, je daaraan ééns te wagen. Alle banden met het toneel heb ik overigens niet verbroken; ik heb een afspraak gemaakt met Guus Os- ter dat ik eventueel in dit seizoen bij de Nederlandse Comedie een gast rol zal kunnen spelen als zich de gelegenheid daartoe voordoet. Een paar jaar geleden, zo vertelt Ellen Vogel verder, ben ik voor het eerst als declamatrice opgetreden. Dat was in Jeanne d'Arc au Bucher van Honegger, in het Amsterdamse Concertgebouw, uitgevoerd onder leiding van Theo v. d. Bijl, ter ge legenheid van het 75-jarig' bestaan van de Nederlandse Sint Gregorius- vereniging. De Haarlemse Orkest vereniging werkte mede, versterkt met de Haagse Orkestvereniging, 'n Jaar later in 1954, hebben we het nog eens gedaan met het Utrechts Stedelijk Orkest. Ik vond het zo heer lijk, dat ik wel meer op dat gebied wilde doen en nu is die kans dus gekomen. Is dit moeilijker dan toneelspe len? Ik vind eigenlijk alles altijd moeilijk en leuk. Elke nieuwe rol is moeilijk; je kunt nooit zeg gen: „dat doe ik wel even". Zo is het in een toneelstuk en zo is het bij voordrachtskunst; als je wilt pro beren, iets te bereiken is dit werk moeilijk. Ik vind dat prettig. Evertine Vogel zegt weinig. Ze zorgt voor thee met één hand, want ze heeft juist dezer dagen haar pols gekneusd bij een val en ze kan nu dus ook niet met haar man en schoonzusje optreden. Daarover zat ze een beetje in de put. „Juist nu we pas zijn begonnen!" maar ze troost zichzelf ook met een: „Ge lukkig zegt de dokter, dat ik er met een week wel vanaf zal zijn". Zij ee.rder opgetreden, samen met Albert, in declamatoria. Evertine Vo gel heeft, naar zij mij verteld heeft, een conservatoriumopleiding gehad, en nu neemt ze nog steeds les bij Willem Hielkema. Albert Vogel treedt sinds 1945 als voordrachtskunstenaar op, van het ogenblik af, dat hij van de Toneel school kwam. In 1946 maakte hij een eerste tournee naar Indonesië. Sinds 1949 is hij leraar in voordrachts kunst aan het Koninklijk Conserva torium in Den Haag. Ellen Vogel, die een opleiding tot mode-ontwerpster heeft gehad en die later ook de Toneelschool bezocht, kwam na de oorlog bij Comedia en ging in 1950 over naar de Ned. Co medie. De titelrol in Claudia was haar eerste grote rol; nadien speel de ze o.a. Laura in Glazen Speel goed, Isabella in Leer om Leer, Irma in de Drie Zusters, de titel rollen in St. Joan en Amphitrion en Celia in De Cocktailparty. Drie Vogels, goede vlucht! K. ke, het gaat er maar om, dat zij als overwinning op het tijdelijke, tijde- loos is en daarmee het gedicht én „des gedichts dichter" onsterfelijjk maakt. Hierop hopen dc dichters, want hun gevecht met de tijd is genade loos: wat niet overwint wordt over wonnen en weggedaan in dc ver getelheid. En dat is tragisch g?- noeg, want de inzet is het dichte *- schap zelf, dat is voor velen de zin van een op dichten toegespitst be slaan. Is dan een „onderlinge ver zekering tegen roemloosheid" niet zeer begrijpelijk? DEZE en dergelijke gedachten drongen zich op bij de kennis- making met enige bundels ge dichten, die alle een speciaal facet van de verhouding tussen dichter en tijd vertegenwoordigen. In „Doorzich tig Heden" 1) van Frans Sybrand Bijlsma hebben we het debuut van een 48-.jarige. Een uitzonderlijk iaat deouut dus. Het is natuurlijk onjuist om alleen daaruit al op te maken dat hij geen echte dichter is, maar in dit geval kan zelfs aandachtige le zing niets toe of afdoen aan de intui- tieve eerste indruk. Het is jammer dat, zoals de flaptekst vermeidt, de ze dichter zich op aanraden van Gres- hoff geheel aan de letteren wijdde, want die toewijding is verspild. Zijn geschrijf heeft niets met poëzie te ma ken. In „Muggen en Zwanen" 2) is nage laten werk verzameld van de in 1951 op jeugdige leeftijd gestorven dichter Max de Jong, die met twee resp. in en kort na de oorlog versche nen bundels, in die tijd een belangrij ke plaats innam. De uitgevers heb ben zijn nagedachtenis hiermee geen goed gedaan, want deze verzen maken nu al een verouderde indruk, gete kend door de litteraire malaise van die dagen. Dit houdt minder een oordeel in over de dichter, dan over zijn tijd. De Jong blijft de dichter van „Heet van de naald" en daarvoor dient hij niet vergeten te worden. Lang zwijgen Sonja Prins debuteerde 22 jaar ge leden met „Proeve in Strategie" en eerst dit jaar verscheen haar tweede bundel „Het geschonden aangezicht". 3) Een zo lang stilzwijgen maakt uiteraard nieuwsgierig en dat deed ons de eerste bundel nog eens na slaan. De verzen daaruit doen soms merkwaardig modern aan, althans wat betreft hun „techniek", want overigens zijn zij typisch door de stro mingen van hun eigen tijd bepaald en de virtuositeit, die naar het einde van die bundel steeds toeneemt, wijst al naar een einde van het dichter schap. Haar come-back na zoveel ja- ren is dan ook geen verrassing. Zij bevestigt de beperkte mogelijkheden van deze dichteres, die soms een goed vers schrijft, maar over het ge heel toch te zwak is om grote indruk te maken. Weer een zo gaat men langzamerhand denken die ten prooi is gevallen aan de illusie, dat het vrije vers een ongebonden, wet teloos vers zou zijn. In Coert Poort treffen we het type van het litteraire rumoer van zijn tijd- Met zijn debuut, dat de al te beschei den naam „Twee Gedichten" voer de, toonde hij zich een knap dichter, wiens naar algemene ideeën vrij laat debuut niet werkelijk laat genoemd kan worden, omdat er een bijzondere beheersing van de poëtische middelen tegenover stond. Zijn nieuwe bunde', „Een kleine dag voor mijzelf" 3) be vestigt deze goede indruk, ofschoon ook zijn poëzie in kracht tekort schiet, waar zij zich richt op de uit drukking van de geestelijke crisis, die de mensheid in onze dagen door maakt. (b.v. „In ons leven") Maar de wending naar het religieuze, die zij neemt, houdt nog vele mogelijk heden in, al zal Poort zich wel geen leidende plaats verwerven onder zijn generatiegenoten. Wie echter een zui ver oor heeft voor de op poëtische wijze gezegde waarheid, zal niet aan deze bundel voorbijgaan. GOVAERT VAN DEN BERGH- 1) A. A. M. Stols, 's-Gravenhage. 2) Arbeiderspers, Amsterdam (D* Boekvink). 3) De Windroos, U. M HoUend sterdam.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 8