Speelmuziek uit de tijd
van de Zonnekoning
DE DICHTER vecht- tegen de tijd
Drie Vogels, één vlucht
H
geen
POËZIE
KRONIEK
Goede stukken blijven onopgevoerd door ruimte
gebrek of fantastische productiekosten
Buiten
New York
acteurs
nodig
Overheid doet niets
NIEUWE
GRAMOFOON-
PLATEN
NIEUWE BUNDELS
VAN MINOR POETS
Er is een groeiende belangstelling voor
voordrachtskunst, meent Albert Vogel
Particulier initiatief
Solidariteit
Macht
Klokkespel
Verouderd?
Zelfde golflengte
Alles moeilijk
heeft te weinig schouwburgen
(Van onze correspondent, in New York)
NEW YORK, October.
ET NEW YORKSE theaterseizoen is weer be
gonnen, al kan men eigenlijk niet zeggen dat
het in deze stad tenminste ooit ophoudt. Want
sommige stukken gaan jarenlang achtereen en daarin
wisselen alleen soms de acteurs. Doch ieder winte
seizoen doet zich weer het verschrikkelijke schouw
burgprobleem gelden, en dit jaar meer dan ooit.
Terwijl New York vóór 1929 nog 88 theaters had,
zijn er op het ogenblik minder dan dertig; haa-t
ieder jaar gaat een theater aan het een of ander ver
loren. Dit jaar is een schouwburg aan televisie
overgedaan en bij een ander is een watertank door
het dak in het parket gevallen. Dat zijn alweer twee
schouwburgen minder. Daarbij wordt er voor 25 nieu
we stukken 'n schouwburg gezocht, maar er zijn onge
veer negen „overblijvers", toneelstukken als Tennessee
VT AT ZIET MEN nu? Dat Hollywood
\y en New York (speciaal New York)
de Amerikaanse acteurs-centra,
overlopen van acteurs, van wie het
merendeel ook nog werkloos is, al
helpt de televisie wat, en dat in de rest
van Amerika, behoudens wat grote ste
den, geen acteurs nodig zijn omdat er
practisch nooit toneel wordt gespeeld.
Eersterangstoneel vindt men in Ameri
ka bovendien haast uitsluitend, wat de
Oostkust betreft, alleen in New York
Elk stuk, dat men in New York wil
brengen, wordt voorzichtigheidshalve
eerst in andere steden geprobeerd"
als Boston en Philadelphia. Zo werd het
„Dagboek van Anne Frank" waarvan
immers een stuk gemaakt is, eerst ook
in Philadelphia gespeeld en toen pas
naar Broadway gebracht. Natuurlijk
hebben steden als Chicago en Philade'-
phia dezelfde stukken als New York,
maar ze doen het dan met minder
acteursgrootheden. Doch dat geweldige
land Amerika, dat „binnenland" waar
geen grote steden zijn en waar dringend
toneel gebracht zou moeten worden, daar
zet een toneelspeler geen voet. En zo
loopt hij in New York rond en kan met
een aanzienlijk percentage kunstbroeders
de zolen onder zijn schoenen niet ver
dienen.
Aanmoediging in enigerlei vorm van
overheidswege bestaat niet in Amerika
voor acteurs, noch ook in Canada. In
Canada maar dat is wel een jonger
land is het met de stand van begrip
voor de kunstenaar nog een graadje
erger. De Noordamerikaanse regerin
gen dus dat geldt ook voor Canada
missen elke bewijsbare belangstelling
voor kunstenaars. Met uitzondering van
de Rooseveltregering, heeft geen Ame
rikaanse regering ooit subsidies aan
kunstenaars of hun verenigingen ver
strekt. De kunstenaars en hun organisa
ties zijn in heel Noord-Amerika geheel
afhankelijk van particuliere fondsen. Het
is een bedroevende toestand voor dit
enorme land, dit rijkste land ter wereld,
en men vraagt zich af hoeveel talent
ongebruikt ondergaat en verkwist
wordt, alleen dank zjj de ongeïnteres
seerde houding van de regeringen. De
dwaze toestand van werkloze acteurs
enerzijds en millioenen Amerikanen, die
nooit een toneelstuk hebben gezien
anderzijds, is er o.m. een gevolg van.
EEN ANDER gevolg is, dat men
nu vooral stukken opvoert, waar
men een financieel succes in ziet.
Gelukkig heeft een groep moedige be
gaafde artisten de ANTA opgericht (Ame
rican National Theatre and Academy),
en deze in 1935 ontstane organisatie
brengt goede stukken, al is er ook geen
financieel succes aan verbonden. Maar
ANTA. een prachtonderneming, wordt
niet door de regering gesubsidieerd.
Toch tracht het tegen de klippen op te
werken, met onbetaalde krachten en al
dus toneel elders in Amerika te ver
spreiden. Geen geringe culturele onder
neming dus. Na hard, hard vechten
tegen opponenten in het Congres zijnde
fantasierijke, energieke ANTA-oprichters
erin geslaagd het congres in '35 te
overtuigen van de noodzakelijkheid van
een Nationaal Theater en onder Presi
dent Roosevelt is toen een wet aange
nomen, waarbij ANTA officieel in alle
48 staten werd ingeschreven als een be
lastingvrije organisatie. Die belasting
vrijheid is de enige generositeit door de
Amerikaanse regering aan het Nationaal
Theater verleend, maar subsidie ho
maar!.
Deze volmaakte onverschilligheid van
de regeringen, die der staten incluis,
voor het lot van acteurs, heeft in Ameri
ka bijgedragen tot het ontstaan van een
wantoestand, welke zich zeker anders
zou ontwikkeld hebben, wanneer de re
gering met financiële aanmoediging ac
teurs zou geholpen hebben. Nu is er een
vakverenigiingsterreur ontstaan die
angstwekkend is en welke leidt tot fan
tastische toestanden. Elk drama b.v., dat
in Parijs met 2000 dollars zou kunnen
worden opgevoerd, moet hier minstens 50
duizend dollar kosten. En aan die gro
teske wanverhouding ziet men wel dat
dit niet alleen aan lagere gages of
theaterhuur of iets dergelijks ligt. In
Williams' „De kat op liet hete tinnen dak" of
„Busstop" e.d. Er zijn dus kennelijk theaters te weinig
en sommige toneelcritici „verheugen'' zich dit jaar
over de toestand, omdat ze menen dat zo'n gedrang
voor schouwburgen ontstaan moét, vóórdat eindelijk
iemand zich bereid zal verklaren geld in een nieuw
theater te steken.
Een halve eeuw geleden stonden de zaken er anders
voor. Op het einde van de vorige eeuw waren er 5009
schouwburgen in de V. S. (met bijna de helft minder
van de huidige bevolking). Maar in 1910 waren er
van die 5000 nog maar 1500 overgebleven, in 1925
waren er nog maar 600 en vandaag, 1955, zijn er zegge
en schrijven in Amerika nog geen 100 schouwburgen.
Het is niet te geloven, maar waar. Er zijn millioenen
Amerikanen, die zelfs nooit een toneelstuk gezien
hebben, en die, als ze over theater spreken, op de
bioscoop doelen. Want in echte schouwburgen zijn
ze nooit geweest.
New York belopen de wekelijkse pro
ductiekosten van een stuk zelden min-
der dan 10.000 dollar.
Een jaar of dertig geleden waren die
productiekosten zo laag als op vandaag
in Londen en Parijs. Toen financierden
„producers" hun eigen ondernemingen
en waren meestal lieden van het vak, ge
wezen acteurs e.d. Vandaag werken ze
met het geld van de „engelen", die
grote anonyme groep, die meestal niets
van theater afweet, maar haar geld
goed wil beleggen. Gevolg is dat men
geen risico's neemt en bij uitstek lichte
„nietsjes" geeft of stukken waarvan
men vrij zeker is dat ze geld zullen op
leveren.
HOE HET TOT die waanzinnig hoge
productiekosten gekomen is. blijkt
uit het volgende. Tot 1919 werden
de acteurs meestal schandelijk uitge
buit en dit eindigde in een staking.
Maar dan een staking waarin uit soli
dariteit toneelknechten, atelierpersoneel
TENNESSEE WILLIAMS
overblijver
Scène uit „Het dagboek van Anne.
Frank met Jozef Schidkrant
en al dergelijke groepen, verbonden met
de theaterwereld, meestaakten. Als ze
dat niet hadden gedaan, zouden de ac
teurs het nog verloren hebben. Na hun
overwinning hebben de acteurs, nu in de
„Equity"-vakvereniging georganiseerd,
altijd hun solidariteit aan alle andere
vakorganisaties van de theaterwereld
betuigd door mede voor hun rechten te
vechten. Alle vakverenigingen in de to
neel- en theaterwereld houden elkaar de
band boven het hoofd en stellen enorme
eisen. Wanneer aan een daarvan niet
voldaan zou worden, dan zou het totaal
vakverenigingsapparaat van deze wereld,
te beginnen bij de toneeltransport-arbei
ders en eindigende bij de acteurs, gaan
revolutie maken. Vandaag kan daarom
niemand een stap op de planken doen,
vóór aan alle eisen van de theater-vak
verenigingen voldaan is door de „pro
ducer". (De acteurs krijgen nu een mi
nimum salaris van 125 dollar per week,
ongeveer 500 gulden).
Dc macht van die vakverenigingen blijkt
uit de dwang, die zij vermogen uit te
oefenen. Toen b.v. het ballet Jooss eens
hier kwam, dat in Engeland met be
hulp van een strijkorkestje speelde,
werd het in Amerika gedwongen een
groot orkest te huren, anders kon het
niet optreden. Of b.v. toen pas in City
Center (Theater) „Othello" werd ge
speeld met gramofoonmuziek, moesten
daarvoor toch twee musici worden ge
huurd, die iedere avond bij het begin van
de voorstelling zich achter het toneel
„meldden" en dan weer naar huis gingen.
En anders had de opvoering niet door
gramofoon-muziek begeleid mogen wor
den. Als bij uitvoeringen dus gramofoon
muziek wordt gegeven, moeten musici
daarvan profiteren, of ze er iets voor
doen of niet. Zo is Victor Borge, een
komiek die pianograppen maakt, ver
plicht 6 of 7 toneelknechten te huren
als hjj ergens een theater voor een avond
huurt: want de wetten van de vakver
eniging vereisen, dat men alleen een
theater kan huren, wanneer men er
zoveel personeel bij neemt, enz. Aan de
kassa zitten ook twee „schatbewaar
ders" die per weck 200 dollars inko
men hebben. Het transport van de cou
lissen e-d. kost honderden, dit weer op
wens van de transport-arbeiders van de
„Theater-Vakvereniging". En om nu
van het standpunt van dc „producer"
uit te spreken, dan moeten nog de pers
agent, directeuren en toneel- en atelier-
personeel betaald worden. Op die ma
nier ontstaan die fantastische productie
kosten. Overigens kost dc huur van een
theater ook geen kleinigheid n.l. van de
400 tot 700 dollar per weck.
Het zijn maar eenvoudige dans
wijzen, de suites van Louis Hotte-
terre Le Romain die aan zijn eerste
boek van dwarsfluitstukken ont
leend, nu op de draaischijf versche
nen zijn. Dank zij de activiteit van
de Archiv-Produktion van het
Deutseher Grammophon Gesell-
schaft dringt men steeds dieper
door in het tijdvak der vóór-Bachse
muziek, en telkenmale bij het ont
sluieren der nog braak liggende
gebieden in de zestiende en zeven
tiende eeuw ontwaart men klank-
mogelijkheden die vandaag aan de
dag zich als nieuw presenteren.
Wie nu een glimp wil opvangen
van de schittering aan het hof van
de Zonnekoning van Frankrijk, Lo-
dewijk de Veertiende, beluistere de
reeks danswijzen van één zijner
hofmuzikanten Louis Hotteterre Le
Romain die als een koninklijke
stoet zelf zich plechtstatig en sier
lijk al spelend ontplooien onder de
namen van Prélude, Allemande La
Royable, Sarabande La d'Armag-
nac. Rondeau Le Due d'Orleans,
Gavotte Le Mendon, Menuet Le
Comte de Brione, Gigue La Foli-
chon, allemaal namen en beel
den uit het glorieus en imperieus
tijdperk, die de aristocratische
sfeer middels dwarsfluit, viola da
gamba en cembalo releveren.
Ook in die tijd golfden de ge
luiden der klokketorens reeds over
de Vlaamse steden. Onder hen had
die van de Sint-Romboutskathe-
draal te Mechelen een bijzonder
zwaar-sonore klank.
Welnu: het is de huidige beiaar
dier Staf Nees die klanken van zijn
prachtig klokkenspel oproept uit
de tijd dat een Mathias v. d.
Gheyn en Joannes de Gruytters
daar nog danswijzen en volkslied
bewerkingen componeerden, zo op
de grens tussen Barok en Rococo
Bleef v. d. Gheyn in het keurslijf
der hofdansvormen, de Gruytters
vermeidde zich in zijn „Beyart-
Boek" met een Hasselts Meiliede
ken en een Carillon van Duynkerke
en een Marche d'harton.
Waar klokkespelen wegens hun
stemming en acoustische onbere
kenbaarheid uitermate moeilijk op
te vangen geluiden zijn, is het een
bijzondere verdienste van Archiv-
Produktion hier een langspeelplaat
geleverd te hebben die van dichtbij
de werkelijkheid benadert.
Door dezelfde gramofoonmaat-
schappij werden we in staat ge
steld een zeldzaam geworden in
strument, als de alt-luit te beluiste
ren in werken van de Fransman
Charles Mouton. een zeventiende
eeuws componist die vele mogelijk
heden van de alt-luit middels twee
hier opgenomen suites heeft aange
geven. We bevinden ons met dit
instrument juist op de grens van
een afsterven der luitmuziek ten
gunste van de opkomende clave-
cimbel-muziek,
De luit was nl. op dezelfde voet
als de meer in Spanje verbreide
guitaar het huisinstrument bij uit
nemendheid. En deze integrerende
rol viel later het cavecimbel ten
deel en veel later aan onze piano.
Nu zijn dat. helaas, radiokastjes en
gramofoondozen geworden
M.
Hel Aartsbisschoppe
lijk Museum heeft aan
gekocht een bronzen
Piëta van Ossip Zad-
kine. Deze compositie,
daterend uit 1952, was
in terracotta aanwezig
op de tentoonstelling
van Zadkine s werk in
het Gemeente Museum
te Arnhem (Novem
ber 1954-Februari '55)
maar werd sindsdien
in opdracht van het
museum te Parijs in
brons gegoten.
De krachtige bouw en
het dramatisch effect
van deze groep wek
ken terstond herinne
ringen aan het monu
ment van de Verwoeste
Stad te Rotterdam, dat
in dezelfde periode
ontstond.
Deze nieuwe aanwinst,
't eerste werk van Zad
kine binnen Utrecht,
is thans blijvend ge
exposeerd in het Mu
seum van Nieuu.e
Religieuze Kunst te
Utrecht.
ll!llllll!llllllllllllllllllllllllll!ll!llll|||||||||in|||||||||||||||||||||l|||||||||||||||||]||||j||||||||||||||||mm||||||||i|m
S HET een min of meer vergeef
lijke ij delheid van de dichters,
dat zij zo dikwijls over poëzie
dat is: rond eigen werk praten,
zo hijzonder gevoelig zijn voor
critiek en waardering, zozeer ge
hecht aan roem en onsterfelijkheid?
Inderdaad is bijna geen dichter
onverschillig voor die dingen, aller
minst wel de snobistische kunste
naar uit onze dagen, die er zelf de
draak mee steekt. Hij heeft slechts
de les geleerd van de moderne pu
bliciteit: dat kwaliteit niet nood
zakelijk de enige of beste reclame
is. Men kan het brave publiek im
poneren door te vertellen boe ge
zellig het wel was met al die be
roemdheden op het boekenbal,
maar ook door te vertellen, dat
men er niet heen gaat, omdat het
zo'n snobistisch geheel is. Men kan
zelfs, gezien sommige tachtigers,
een hechte onsterfelijkheid opbou
wen, zonder onsterfelijke werken te
maken!
Maar laten wij geen nadruk leg
gen op het woord ijdelheid. Wanneer
wij scherper toezien blijken deze ge
voeligheden slechts facetten van alge
mene gesteldheid: de gespannen ver
houding tussen de dichter en de tijd.
Hij hoopt immers de tijd te overle
ven in zijn verzen en daar is hem
alles aan gelegen. Zo kan men zeggen,
dat de dichter een bijzondere intuïtie
aangaande de tijd zijn eigen tijd
en de tijdelijkheid der dingen
heeft, in zoverre het althans waar
is, dat ieder mens een bijzondere in
tuïtie heeft voor wat hem kan scha
den.
Wanneer wij zeggen, dat dichten be
zweren is, dan valt wel allereerst
te denken aan dat, wat aan mensen
en dingen gemeen is: de verganke
lijkheid. Dichten is vechten met de
tijd, zo schreef Jan Daniélou in een ar
tikel over Gebed en Poëzie, dat eni
ge tijd geleden in vertaling in Roeping
verscheen. De dichter poogt de tijd
op te heffen, stil te zetten, terug
te laten lopen binnen de tijdruimte
van een vers. De moderne lezer,
nourri dans le sérail, denkt dan na
tuurlijk onmiddellijk aan Achterberg,
maar hij kan ook een voortreffelijke
formulering vinden bij Campert:
Ik geloof in een rivier
die stroomt van zee naar de bergen
ik vraag van de poëzie niet meer
dan die rivier in kaart te brengen.
Momentopname
Dat is precies wat een kunstwerk
kan zijn: een momentopname van
een andere werkelijkheid, betrapt in
deze. Hoe men die andere werkelijk
heid wil noemen, doet nu niet ter za-
V.ln.r. Evertine Vogel, Albert Vogel
en Ellen Vogel
Een tapijt van herfstbladeren,
die knisperen onder je voeten,
bedekt de Wassen aarse lanen,
lil een van die lanen, met een
bloemrijke naam, staat 't fraaie
huis van dc voordraebtskunste
naar Albert Vogel Jr en zijn
echtgenote, Evertine Vogel. Dat
huis is mijn doel; ik wil er een
praatje maken met „de drie
Vogels'': Evertine, Albert en
Alberts zuster Ellen, die nu ge
zamenlijk optreden.
Ik wacht even in een kamer die
zowel in borstbeeld als schilderstuk
de herinnering bewaart aan de va
der van Ellen en Albert: Albert Vogel
Sr., de beroemde voordrachtskunste
naar, in wiens voetsporen nu zi.in
beide kinderen getreden zijn. Het
schilderij is gemaakt door Han van
Meegeren, die zovele kunstenaars en
mensen uit de „society" portretteer
de, voor hij besloot te pogen, een
tweede Vermeer te worden.
In een andere kamer, even gezel
lig, met grote boekenkasten Sha
kespeare, Couperus, Tsjechow!
met een grote vleugel, met meubels
en een tapijt in warme kleuren, tref
ik daarna de drie Vogels, die half
September te Hengelo als trio debu
teerden en sindsdien reeds in ver
scheidene plaatsen van ons land op
traden. Daarmee gaan ze voorlopig
nog door, vertelt Albert, en daarna,
half Maart, gaan ze naar Indonesië,
voor een tournee voor de Nederland
se kustkringen. Bij die gelegenheid
zullen ze bovendien optreden te Hong
kong, Singapore, Bangkok en mis
schien te Tokio. Albert heeft kort ge
leden een tournee (zijn tweede) door
Indonesië en andere delen van het
Verre Oosten gemaakt; dat is hem
goed bevallen en zijn toehoorders
blijkbaar ook, zodat er nu een
soortgelijke tournee voor de drie
Vogels in het vooruitzicht ligt.
Er is oen rrrnfn onlevinsr in 8».
langstelling voor de voordrachtskunst
ver tri ASb-n srcl. In dc .„a
was cr eveneens veel belangsi-lling,
vooral voor clandestiene avonden, na
tuurlijk als gevolg van de omstan
digheden. Na dc oorlog bleef dat
aanvankelijk zo; daarna was'cr eni
ge teruggang en zelfs gingen er
toen stemmen op, dat voordrachts
kunst „verouderd" zou zijn. Dat is
natuurlijk onzin; een dergelijke
kunst, die van alle tijden is, raakt
niet zomaar uit de tijd. Nu is er dan
ook weer een opleving, niet slechts
in Nederland, maar ook in het buiten
land, in Engeland en Amerika bij
voorbeeld.
Het programma van de drie Vogels
is samengesteld uit voordrachten,
balladen en enkele scènes a deux,
aangevuld met pianomuziek. Een
hoogtepunt erin is een fragment uit
Heimans roman De Rancho der X
Mysteries, dat een stierengevecht be
schrijft, door Albert voorgedragen.
Als sluitstuk fungeert het door Ellen
en Albert gespeelde Pierrot aan de
Lantaren, van Martinus Nijhoff. In
November zal men deze gespeelde
Pierrot voor de televisie kunnen zien.
Voor de tournee door het Verre Oos
ten zal het programma er heel an
ders uitzien; Pierrot blijft gehand
haafd, maar verscheidene van de an
dere programmanummers worden
vervangen door speelscènes voor El
len en Albert tezamen.
Ik vind het heerlijk met Ellen sa
men te werken, nadat ik zoveel ja
ren alleen ben opgetreden, zegt Al-
bert. Ik geloof, dat de combinatie
goed kan zijn, omdat we dezelfde
stijl hebben „dezelfde golflengte" om
het zo eens te noemen.
Ook Ellen heeft plezier in de com
binatie; „Ik vind het heerlijk; het is
zo heel anders dan wat ik tot nu toe
deed. Ik speel ook graag in een stuk
maar dit stelt heel andere eisen; je
moet het hier, in de solo-voordrach
ten, alléén doen en op z'n tijd is het
prettig, je daaraan ééns te wagen.
Alle banden met het toneel heb ik
overigens niet verbroken; ik heb
een afspraak gemaakt met Guus Os-
ter dat ik eventueel in dit seizoen bij
de Nederlandse Comedie een gast
rol zal kunnen spelen als zich de
gelegenheid daartoe voordoet.
Een paar jaar geleden, zo vertelt
Ellen Vogel verder, ben ik voor het
eerst als declamatrice opgetreden.
Dat was in Jeanne d'Arc au Bucher
van Honegger, in het Amsterdamse
Concertgebouw, uitgevoerd onder
leiding van Theo v. d. Bijl, ter ge
legenheid van het 75-jarig' bestaan
van de Nederlandse Sint Gregorius-
vereniging. De Haarlemse Orkest
vereniging werkte mede, versterkt
met de Haagse Orkestvereniging, 'n
Jaar later in 1954, hebben we het
nog eens gedaan met het Utrechts
Stedelijk Orkest. Ik vond het zo heer
lijk, dat ik wel meer op dat gebied
wilde doen en nu is die kans dus
gekomen.
Is dit moeilijker dan toneelspe
len?
Ik vind eigenlijk alles altijd
moeilijk en leuk. Elke nieuwe
rol is moeilijk; je kunt nooit zeg
gen: „dat doe ik wel even". Zo is
het in een toneelstuk en zo is het
bij voordrachtskunst; als je wilt pro
beren, iets te bereiken is dit werk
moeilijk. Ik vind dat prettig.
Evertine Vogel zegt weinig. Ze
zorgt voor thee met één hand,
want ze heeft juist dezer dagen haar
pols gekneusd bij een val en ze
kan nu dus ook niet met haar man
en schoonzusje optreden. Daarover
zat ze een beetje in de put. „Juist nu
we pas zijn begonnen!" maar ze
troost zichzelf ook met een: „Ge
lukkig zegt de dokter, dat ik er met
een week wel vanaf zal zijn". Zij
ee.rder opgetreden, samen met
Albert, in declamatoria. Evertine Vo
gel heeft, naar zij mij verteld heeft,
een conservatoriumopleiding gehad,
en nu neemt ze nog steeds les bij
Willem Hielkema.
Albert Vogel treedt sinds 1945 als
voordrachtskunstenaar op, van het
ogenblik af, dat hij van de Toneel
school kwam. In 1946 maakte hij
een eerste tournee naar Indonesië.
Sinds 1949 is hij leraar in voordrachts
kunst aan het Koninklijk Conserva
torium in Den Haag.
Ellen Vogel, die een opleiding tot
mode-ontwerpster heeft gehad en die
later ook de Toneelschool bezocht,
kwam na de oorlog bij Comedia en
ging in 1950 over naar de Ned. Co
medie. De titelrol in Claudia was
haar eerste grote rol; nadien speel
de ze o.a. Laura in Glazen Speel
goed, Isabella in Leer om Leer,
Irma in de Drie Zusters, de titel
rollen in St. Joan en Amphitrion en
Celia in De Cocktailparty.
Drie Vogels, goede vlucht!
K.
ke, het gaat er maar om, dat zij als
overwinning op het tijdelijke, tijde-
loos is en daarmee het gedicht én
„des gedichts dichter" onsterfelijjk
maakt.
Hierop hopen dc dichters, want
hun gevecht met de tijd is genade
loos: wat niet overwint wordt over
wonnen en weggedaan in dc ver
getelheid. En dat is tragisch g?-
noeg, want de inzet is het dichte *-
schap zelf, dat is voor velen de zin
van een op dichten toegespitst be
slaan. Is dan een „onderlinge ver
zekering tegen roemloosheid" niet
zeer begrijpelijk?
DEZE en dergelijke gedachten
drongen zich op bij de kennis-
making met enige bundels ge
dichten, die alle een speciaal facet
van de verhouding tussen dichter en
tijd vertegenwoordigen. In „Doorzich
tig Heden" 1) van Frans Sybrand
Bijlsma hebben we het debuut van
een 48-.jarige. Een uitzonderlijk iaat
deouut dus. Het is natuurlijk onjuist
om alleen daaruit al op te maken
dat hij geen echte dichter is, maar
in dit geval kan zelfs aandachtige le
zing niets toe of afdoen aan de intui-
tieve eerste indruk. Het is jammer
dat, zoals de flaptekst vermeidt, de
ze dichter zich op aanraden van Gres-
hoff geheel aan de letteren wijdde,
want die toewijding is verspild. Zijn
geschrijf heeft niets met poëzie te ma
ken.
In „Muggen en Zwanen" 2) is nage
laten werk verzameld van de in
1951 op jeugdige leeftijd gestorven
dichter Max de Jong, die met twee
resp. in en kort na de oorlog versche
nen bundels, in die tijd een belangrij
ke plaats innam. De uitgevers heb
ben zijn nagedachtenis hiermee geen
goed gedaan, want deze verzen maken
nu al een verouderde indruk, gete
kend door de litteraire malaise van die
dagen. Dit houdt minder een oordeel
in over de dichter, dan over zijn tijd.
De Jong blijft de dichter van „Heet
van de naald" en daarvoor dient hij
niet vergeten te worden.
Lang zwijgen
Sonja Prins debuteerde 22 jaar ge
leden met „Proeve in Strategie" en
eerst dit jaar verscheen haar tweede
bundel „Het geschonden aangezicht".
3) Een zo lang stilzwijgen maakt
uiteraard nieuwsgierig en dat deed
ons de eerste bundel nog eens na
slaan. De verzen daaruit doen soms
merkwaardig modern aan, althans
wat betreft hun „techniek", want
overigens zijn zij typisch door de stro
mingen van hun eigen tijd bepaald
en de virtuositeit, die naar het einde
van die bundel steeds toeneemt, wijst
al naar een einde van het dichter
schap. Haar come-back na zoveel ja-
ren is dan ook geen verrassing. Zij
bevestigt de beperkte mogelijkheden
van deze dichteres, die soms een
goed vers schrijft, maar over het ge
heel toch te zwak is om grote indruk
te maken. Weer een zo gaat men
langzamerhand denken die ten
prooi is gevallen aan de illusie, dat
het vrije vers een ongebonden, wet
teloos vers zou zijn.
In Coert Poort treffen we het type
van het litteraire rumoer van zijn tijd-
Met zijn debuut, dat de al te beschei
den naam „Twee Gedichten" voer
de, toonde hij zich een knap dichter,
wiens naar algemene ideeën vrij laat
debuut niet werkelijk laat genoemd
kan worden, omdat er een bijzondere
beheersing van de poëtische middelen
tegenover stond. Zijn nieuwe bunde',
„Een kleine dag voor mijzelf" 3) be
vestigt deze goede indruk, ofschoon
ook zijn poëzie in kracht tekort
schiet, waar zij zich richt op de uit
drukking van de geestelijke crisis,
die de mensheid in onze dagen door
maakt. (b.v. „In ons leven") Maar
de wending naar het religieuze, die
zij neemt, houdt nog vele mogelijk
heden in, al zal Poort zich wel geen
leidende plaats verwerven onder zijn
generatiegenoten. Wie echter een zui
ver oor heeft voor de op poëtische
wijze gezegde waarheid, zal niet aan
deze bundel voorbijgaan.
GOVAERT VAN DEN BERGH-
1) A. A. M. Stols, 's-Gravenhage.
2) Arbeiderspers, Amsterdam (D*
Boekvink).
3) De Windroos, U. M HoUend
sterdam.