Kan dat niet vlugger?
van
KARDINAAL
VRAAGSTUK
DAKLOZEN
HET WONINGVRAAGSTUK
HET HUIS
HONDENPRAAT
Waar het om gaat
Niet enkel medelijden met de
U.
Weerslag vaneen dispuut-avond f
Materialenkwestie
Arbeiders en hun
arbeid
g#w! p;* A
ZATERDAG 12 NOVEMBER 1955
PAGINA 7
Om
80.000 woningen
per jaar
Voor U ligt een pagina vol
platgetreden paden. We ma
ken ons er ditmaal geen il
lusies van dat we U iets nieuws
of zelfs maar iets interessants
Vertellen.
Van en over de woningnood,
die maar aan blijft houden,
Weet U alles, misschien niet
Wat de technische voorzienin
gen betreft die de oplossing
moeten helpen brengen, maar
toch wel alles over de ellende
en de zorgen die de nood me
zich meebrengt.
Ge zoudt dat althans hebben
kunnen weten. Feitelijk kunt
ge die pagina dus overslaan.
Uit didactische motieven be-
s hoeft ge haar niet te lezen.
Maar het is de verveling, de
verveling die zich te slapen
legt bij een onhoudbare ellen
de, die dwingt ervan te schrij
ven. telkens weer opnieuw,
totdat de daadkracht van een
geheel volk is losgebrand om
een nationale ramp te keren.
Een verveling die als vanzelf
ontstaat bij een uitzichtloos po
gen, jaren lang, wanneer de
lucht gaat gonzen van een
spanningloos geluid, de eerste
tekenen van een zich neerleg
gen bij iets dat onvermijdelijk
schijnt of die sfeer op een voet
balveld, voor iedereen voel
baar, waarin het zo duidelijk
wordt, dat niemand meer
speelt om te winnen. Dan gaat
het om het aanwakkeren van
het haast gedoofde vuur dat
een golf van speelwoede op
nieuw over het veld doet stui
ven.
Het is thans eer nog min
der- we slapen bij een nationa
le ramp, want al zeggen we tot
sikaar dat de woningnood een
ramp is, alle handen zijn nog
lang niet uit alle mouwen en
daar gaat het om.
Dezer dagen spraken we me
Piet Reckman over deze zaken
die ons verslag deed van een
onlangs gehouden dispuut
avond van de groep „Plein
1955" te Den Haag. Daar sne
den ir E. H. Kraayvanger,
K.V.P.-senator, ir W. M. Goor
bergh, directeur van Volkers-
Bouwmaatschappij en H. C.
van Berkel, vakbondsbestuur
der in het N.V.V. het probleem
aan.
En allen concludeerden: Het
kan vlugger en het moet vlug
ger.
Vandaag spreken wij U van
de woningnood.
Maar we doen dat met een
zuur scheutje bewogenheid,
want is het niet zo, dat juist
onder de jonge mensen voor
wie deze pagina is aangericht,
de meeste slachtoffers leven
van dit euvel?
F. B.
HET GEBRUIKEN VAN ANDERE
MATERIALEN DAN DE KLASSIE
KE.
Een complex maatregelen
ter verbetering van de ar
beidsomstandigheden:
•fr Beperking van het verlet
door vorst, regen en duis
ternis.
■fr Aan- en terugwinnen van
bouwvakarbeiders met een
beroep op emigranten en
grensarbeiders of „weglo
pers" die naar de fabrieken
zijn gegaan.
Stopzetten van niet noodza
kelijke onderhoudswerken.
■jüf Betere samenwerking tus
sen de diverse instanties.
■■BÈÉiÉÉ
"I
Nog steeds
Tien jaar Bevrijding! We hebben het dit jaar gevierd op
allerlei wijzen met allerlei plechtigheden en speechen.
Een tentoonstelling is er in Nederland gehouden, welke
alles, wat op dit gebied ooit gepresteerd is, overtroffen
heeft, en welke de Energie heeft uitgebeeld van het Ne
derlandse volk. Maar toch is er iets, wat wringt en meer
dan wringt: het woningvraagstuk. Tien jaar hebben we
gewerkt; in tien jaar tijd hebben we Nederland gemaakt
tot een degelijk welvarend land, zodat menigeen zich zelfs
afvraagt: zal dit blijven. Fabrieken zijn overal uit de
grond opgerezen, welke niet of nauwelijks aan personeel
kunnen komen. Maar nog een 60.000 mensen hebben on
danks dit alles nog geen eigen woning. Nog tienduizenden
verloofden kunnen niet trouwen of jonge gezinnen kun
nen zich niet uitbreiden, omdat er geen plaats is.
Omhulsel van een leefgemeenschap
We geven hoog op van onze eerbied voor het gezin:
In de huwelijksmis preekt de pater:
het gezin is die heerlijke kweekplaats waar moeder de
kinderen het eerst een kruisteken leert maken.
De gezinnen zijn de cellen van de maatschappij. x,
Gezond gezin, gezond volk. *'S*
Uit het partijprogram van de P.v.d.A.
„De Partij erkent de fundamentele waarde van huwelijk
en gezin, zowel voor de groei van de persoonlijkheid van
alle gezinsleden, als voor de geest der samenleving".
Uit het Algemeen Staatkundig Program van de KVP:
„De eerste en voornaamste natuurlijke gemeenschap is
het gezin, dat zijn oorsprong vindt in het ene en onver
breekbare huwelijk. Deze gemeenschap, die met haar
rechten en plichten aan de Staat voorafgaat, moet in
haar grondslag en haar werkzaamheid dóór de Staat
geëerbiedigd, beschermd en zo ruim mogelijk geholpen
worden bij de vervulling van haar taak".
Aldus twee regeringspartijen.
Waar moet dat gezinsleven opbloeien en waar dat
kruisteken geleerd worden, op straat? Een gezin heeft
een huis nodig. Fundamenteel erkennen; spreken van
voornaamste gemeenschap; eerbiedigen; beschermen
en zo ruim mogelijk helpen betekent: het onmogelijke
doen om elk gezin een huis te bezorgen.
Een huis is het noodzakelijkste gereedschap voor een
gezin.
Een huis hebben is een cel hebben waar de mens zich
zelf terug kan vinden. Dat gaat niet in de noodoplossin
gen van heden: op zolder, in een zijkamer, in een flat
met te kleine laatjes.
Bedenken we dat het niet alleen gaat om een dak,
het gaat om een redelijke leefruimte.
Er bestaat woningnood ondanks het feit dat 's nachts
alle mensen binnen zijn!
Een huis is meer dan een adres. Aan een adres ont
moet mep een mens die niet in de regen behoeft te staan,
die het warm kan hebben en droog.
In een huis ontmoet men een mens die zich een leef
gemeenschap heeft gebouwd.
Fr KOMT VAN GEEN ENKELE onder-
neming iets terecht als de gr°
ontbreekt waar vanuit ieder on e
ontstaat. Met de oplossing van de w t>
nood is het precies eender.
Als we een vaag soort medelijden met
de daklozen, te futloos om tot daden o
te gaan, buiten beschouwing laten en
grote Idee reikt niet verder flan eerst ïk-
en-dan-jij blijft de gehele oplossing van
de woningnood hangen op bekrompen
motieven.
Dan blijven de daklozen op straat staan,
terwijl de bouwonderneming een zeil
spant en een kachel aansteekt om de ar
beiders dat te geven wat het werk aanlok
kelijker maakt.
Dan worden in de hoge, hoge regionen
eigen standjes verdedigt en wacht de
dakloze op straat tot er een maat
schappelijk evenwicht gevonden is tussen
al die belangen, een evenwicht dat altijd
een concessie betekent naar de verkeerde
kant.
Denk bijv. aan die 4°/o stenen die nog
worden uitgevoerd als exportbelang.
Dan kijkt de dakloze met angst in het
hart toe wie of het partijtje touwtrekken
wint rond de vraag of dit of dat noodza
kelijke bouw is of niet, terwijl hij maar
niet begrijpen kan dat je geen kantoor kan
houden in een nederig semi-permanent
onderkomen om zodoende daklozen een
huis te bezorgen.
Ga zo door, we verdoen dan onze tijd
met het verdedigen van hele kleine stan
den en standjes.
De woningnood is een nationale ramp,
zo verschrikkelijk als de watersnood. Het
is geen vraagstuk van een burgerlijke orde
van grootheid. Dan kan men met burger-
lijkje middeltjes volstaan. Het is een vraag
stuk dat appelleert aan de gehele mens, aan
iedere mens, aan de gehele gemeenschap
van mensen.
Het is een vraagstuk dat in ieder zou
mceten oproepen de bewogenheid van een
Abbé Pierre of een La Pira, de burge
meester van Florence, om alles te doen
wat naastenliefde voorschrijft.
WIJ, ALLE NEDERLANDERS, moeten
elkaar vinden op deze beginselver
klaring: „ieder van ons heeft recht om te
wonen" en ook op deze eed: „niet te rusten
voor dat doel bereikt is".
Wie vanuit de gemeenschap belast is met
de leiding van de gemene zaken kenne
voor alles deze zorg. Wie partjculier in
staat is tot initiatief, doe wat hij kan.
De P.B.O. in de bouwnijverheid in prac-
tijk gebracht.
In een pool ingebracht wat wij maar in
kunnen brengen en er van bouwen tot de
andere pool waarin de behoeften zijn in
gebracht niet meer bestaat.
Geen luxe voor ieder het noodzakelijke
heeft. Voor alles het beginsel en de eed,
door maatschappelijke structuren heen des
noods. In het absurde: onmaatschappelijk
zijn om maatschappelijk te worden.
Het zou zo moeten zijn dat er een natio
nale beweging losbrandde omwille van de
daklozen.
Maar misschien is dat allemaal wel
infantiele fantasie, ongeboren, nestharig
idealisme.
Het is dan alleen zo dat het ook een
infantiele fantasie is te menen, dat Neder
land een beschaafd land is en in zoverre
er het christendom beleden wordt, een
christelijk land is.
Dan mogen we antwoorden op de vraag
hoe het staat met de Nederlandse bescha
ving en het Nederlandse christendom, dat
dit een voortreffelijk idee is, waar
direct aan moeten beginnen.
ALTIJD WEER IS ER de wis
selwerking tussen willen en
^Innen. Wij willen een ieder
eth huis bezorgen met alle
Kcvveld als we inzien dat het
P'icht is dit voor onze medemen-
&tri te doen.
Rit die juiste instelling zullen
"e ideeën, de vindingrijke sug
gesties en maatregelen voort-
fruiten die ons in staat stellen
e bouwen, snel en goed, zo snel
zo goed als we maar kunnen.
80.000 woningen per jaar kunnen
f halen in 19571958 betoogde ir
^raaijvanger. Ir Goorbergh gelooft
nog meer. Maar dan moet er
°ch wel iets gebeuren. Hier hebt ge
lijst van moeilijkheden en sug-
8®sties.
,°P twee punten hangt het pro
bleem.
U V-
Mms
VERMEERDERING van de mate
riaalvoorziening is noodzake
lijk-
„Stenen betekenen voor ons volk
zoals ir Kraaijvanger het uitdrukt,
„wat waterdruppels betekenen voor
de woestijnreiziger". En toch gaat
in verband met de exportbelangen
nog altijd 4 pet van de productie de
grenzen over. Dat kan zo niet. In
tegendeel, ook al zal dat op lange
termijn niet economisch blijken,
nieuwe steenfabrieken zijn noodza
kelijk, om de eenvoudige reden dat
er stenen nodig zijn. Alle argumen
ten daartegen zijn van lagere orde
dan het argument: ieder van ons
moet wonen.
Stopzetten van niet-noodzakelijke
bouw. Ook over deze noodzaak is
iedereen het eens al lopen de op
vattingen over het begrip „niet
noodzakelijk" nogal uiteen. De heer
Van Berkel wil minder dan de an
deren de bouw 'van scholen, zieken
huizen en sportterreinen beperken,
aangezien deze van elementair be
lang zijn voor de gemeenschap
Vanuit de zaal wordt vooral gepleit
voor het stopzetten van de bouw
van banken, zaken kantoren van
verzekeringsmaatschappijen e.o„
ook hier zitten moeilijkheden aan
verbonden, betoogt de heer Kraay
vanger evenals de heer Goorbergh,
de materialen die dan zouden vrij
komen zijn voor het grootste gedeel
te geschikt voor de woningbouw en
bovendien willen lang niet al de
vrijkomende arbeiders in de meer
ongunstige woningbouw werkzaam
zijn.
BOUWEN VAN MONTAGE- EN
„PREFABRICATED"-WONINGEN.
Maar dit vereist een gebundelde
organisatie van staatswege omwille
van de grote orders die dan geplaatst
moeten worden dan alleen is dit
systeem immers lonend Maar
daarvoor moet tijdelijk desnoods de
autonomie der gemeenten wijken.
Daarvoor pleit de heer Goorbergh
sterk. Hij wil op dit gebied veel
meer research. Hij meent ook d
er voldoende vervangingsmateriaal
Maar dan is er het probleem.
Hoe het zij allen zijn het erover
eens dat de materialenkwestie geen
.limiet mag stellen aan de woning
bouw en het hoeft ook niet. De gro
te factor bij de oplossing van de
woningnood is echter de arbeid,
waarbij van belang is: het aantal
arbeiders en de productiviteit, de
productie per arbeider.
Het dispuut concentreert zich
rond de vraag: „Waar hangen de
zeilen nog het slapst". Want dat er
moet worden gespannen en bijgezet
begrijpt en wil ook iedereen. En
hier ligt een dramatisch moment.
Op dit punt aangeland richten zich
immers de blikken van Nederland
naar de bouwvakarbeiders om van
hen te vragen langer en harder te
arbeiden.
Is het geestelijk klimaat van onze
tijd al zodanig aantrekkelijk dat op
de vraag zonder meer een spontaan
„ja" kan worden verwacht?
Bedenk dat ieder recht al een
eeuw lang door de arbeiderswereld
is „bevochten". De 8-urige werkdag
is een uit een verschrikkelijk heet
en lang brandend vuur, ten koste
van grote offers gesleept. Van dit
kostbare goed stapt men niet snel
af.
Zo zijn er nog veel meer dingen.
Ieder gelooft zeker dat de bouwvak
ken langer en harder kunnen wer
ken. Maar door geschiedenis en kli
maat is de ijver om zeilen bij te
zetten van de zijde der arbeiders
niet zó groot dat ze daartoe direct
maar overgaan.
Inderdaad een dramatisch mo
ment en alweer een erfenis van een
liefdeloze tijd.
De heer Goorbergh pleit er in dit
verband voor aan de architect en
aannemer, de kans te geven om
zonder risico aan te vangen met de
voorbereidende werkzaamheden,
:-':x
a.,\,
•V.
„w,
m P- 1*- m r' I f v -u
•v> W
In de grote steden dragen de wapens tegen de woningnood hun merken van
massaliteit en een streven naar een strakke bijna fabriekmatige productie.
terwijl de plannen nog bij de over
heid in studie zijn.
In het einde van het dispuut komt
een giftig punt aan de orde.
Er zijn met geld nog huizen te
koop en te bouwen. Er staan nog
huizen, lang, veel te lang leeg, zon
der dat de wethouder er zijn „dien
ders" op af kan sturen en er daklo
zen kan herbergen
Maar hierover disputeren is aan
de orde stellen hoe fel de gemeen
schap wel bezorgd is met het lot
van de daklozen. Of anders gesteld
hoe het met de naastenliefde, is ge
steld.
Als het in die „vrije sector"
beroerd is, zitten er veel mensen
nog lang op straat en eveneens te
veel mensen te uitgebreid binnen.
In de kleinere plaatsen ademen de nieuwe huizen nog iets van de vroegere
ruimtelijkheid, waarin het individuele leven meer kansen kreeg.
Dit is een nationale schande. En de
vooruitzichten zijn daarbij niet be
moedigend: hoogstens een bemoedi
gend woord van de regering, dat er
alle aandacht aan besteed zal worden.
Het lijkt wel een bemoedigend woord
van een arts bij een slepende ziekte:
maar niet de moed verliezen. Wat
moeten die tienduizenden jonge men
sen daar niet van denken, die al ja
ren en jaren wachten en kostbare ja
ren van jeugd en hun eerste verras
sende liefde zien voorbij gaan, omdat
ze niet kunnen trouwen. Er is geen
woning voor hen beschikbaar. Een van
de elementairste behoeften van de
mens en dus ook een van de elemen
tairste rechten is het „kunnen trou
wen". Dit is geen luxe, zoals een
bioscoop, een concertgebouw of een
theater. Als het moet, kunnen we daar
wel buiten. Het „kunnen trouwen"
heeft in alle geval hierop de voor
rang. Wanneer de opbouw bij ons land
van regeringswege geleid wordt, dan
zal de regering ook hier de voorrang
moeten geven boven andere dingen,
welke, hoe belangrijk misschien ook,
toch hierbij vergeleken, secundair
zijn. Natuurlijk, wij zijn outsiders. Wij
begrijpen waarschijnlijk de enorme
moeilijkheden niet, welke de regering
wel beseft. Maar het wil er bij mij
niet in, dat er nu alles voor gedaan
is, om de jonge mensen een kans te
geven te trouwen en een woning te
krijgen, waar zich een behoorlijk
christelijk gezinsleven kan ontwikke
len. Zolang dit niet is geschied, is er
'„something rotten in de state of the
Netherlands", ondanks welvaart en
hoogconjunctuur.
Men zou zich kunnen afvragen:
kunnen de jonge mensen misschien
zelf niet iets doen? Het heeft geen zin
te klagen of te protesteren, maar ver
der passief te blijven. Kunnen velen
misschien niet elke dag een uur opzij
leggen om hun medewerking te ver
lenen aan het bouwen van een wo
ning? Er zijn bij elke bouw zoveel
dingen noodzakelijk, die misschien ook
door leken kunnen gedaan worden.
Dan wordt er tenminste iets gedaan.
Men zou meer pressie moeten uitoefe
nen op de regering, om haar bemoedi
gend schouderklopje te laten overgaan
in een veel grotere activiteit, in een
grotere fantasie, om tenminste iets
meer te doen dan tot nu toe.
Als christenen kunnen en mogen
we hierin niet berusten, maar alles
doen, om deze nood te lenigen. We
mogen niet zeggen: in alle geval: IK
ben binnen. Laten de anderen er ook
maar voor zorgen. Dit is een zaak, die
iedere christefi in dit vaderland aan
gaat, wil hij geen gevaar lopen eens
te horen bij het Laatste Oordeel: gaat
weg van Mij, want Ik zocht een wo
ning en ge hebt Me stil laten zoeken".
H.B.
R" •••v r *.v -s-.-.-.-
we
b-
„Nu ben ik toevallig 'ns met
m'n baas meegelopen naar een
debat-avond", aldus hond met
onrustige staartwoelingen, ,en
tot mijn verbazing ging het daar
o.a. over de vraag, of belasting
betalen een kwestie van naas
tenliefde zou kunnen zijn. Het
debat werd vooral gevoerd door
twee mensen, een professor en
een pater, die beiden wel eens in
dit blad schrijven, en die ik dus
beiden met collegiale belang
stelling trachtte te volgen. De
prof voelde alles voor naasten
liefde, een beetje voor belasting
en niets voor een combinatie van
beide, als ik hem goed begrepen
heb. De pater voelde alles voor
naastenliefde, en niets voor be
lasting, tenzij voor belasting uit
naastenliefde, waarvoor hij dan
weer alles voelde.
Mijn persoonlijke mening als
hond is, dat belasting en liefde
niets met elkaar hebben te ma
ken. Belasting betalen kan hoog
stens een zaak van rechtvaardig
heid zijn, in die zin: het is recht
vaardig dat mensen mensenbe
lasting en honden hondenbelas
ting betalen. Maar aangezien
rechtvaardigheid en liefde, voor
zover ik weet, helemaal niets met
elkaar hebben uit te staan, is het
uiteraard onzin om te beweren
,Ik betaal belasting uit liefde
voor mensen of een gemeenschap
van mensen, want het eerste wat
mijn liefde voor hen wil zijn is
rechtvaardigheid".
Door aldus het betalen van be
lastinggeld en naastenliefde met
elkaar te verbinden, maakt men
van de liefde a.h.w. een soort al
les omvattende wet en doet men
het voorkomen alsof de liefde de
éne wet is waaraan alle andere
hangen, o.a. dan ook de belasting
wetten. Deze voorstelling van za
ken is vooral daarom zo gevaar
lijk, omdat zij mensen ertoe kan
brengen belasting te willen be
talen, ook als anderen zeggen dat
het niet nodig is
Nee, geef mij de duidelijkheid
maar van die professor, die liefde
en belasting als kat en hond be
schouwde. Liefde is liefde en be
lasting is belasting, and. never
the tween shall meet