blijft „hoofdzaak
Andere tijden,
andere formules
Rondom de demonstraties van Eugène Gallia
s
GEORGE F. WORTS
ZATERDAG 28 APRIL 1956
PAGINA 4
Een jubileumbezoek
Spoelingen die geen
spoelingen zijn
Haarkunstenaars in actie
Kort of lang?
door
Een mooie coiffure
Deze maand is het 35 jaar ge
leden dat de firma Eugène Gallia,
de samensmelting van twee zaken
die ongeveer tegelijk het procédé
hadden uitgevonden om alle vrou
wen met krullen te begiftigen, het
procédé dat thans bekend is onder
de naam „permanent" haar
eerste demonstratie in ons land gaf.
Ter gelegenheid hiervan, en ook
om haar allernieuwste snufjes up
haarkunstgebied te demonstreren
kwam er een indrukwekkende
staf van vaklieden van deze firma
naar ons land en gaf er een paar
zeer druk bezochte en zeer succes
volle shows, namelijk in Scheve-
ningen in het Kurhaus en in Hotel
Royal in Arnhem. Beide malen was
de zaal stampvol. Het waren voor
het grootste deel vakmensen die
met hun dames gevolg hadden ge
geven aan de uitnodiging van
Eugène Gallia.
Dat zij er geen spijt van hadden
bewees het applaus dat iedere nieu
we prestatie te beurt viel. Maar ook
niet-vaklieden konden er heel wat op
steken. Zo zagen wij die nu eens maar spoelen. Welnu, Eugène Gallia
niet zelf onder de droogkap moesten
wat er eigenlijk allemaal bij een
goed permanent komt kijken: potjes,
kommetjes, flesjes, bigoudis zus,
spelden zo, klemmen, haarnetjes, te
veel om op te noemen. En al die din
gen werden met zekere en water-
vlugge bewegingen gehanteerd door
een tweetal assistentjes in lichtblau
we jassen, die de verschillende soor
ten permanent voor verschillende
soorten haar demonstreerden. Dank
zij twee nieuwe vloeistoffen die pas
door Eugène Gallia zijn uitgevonden
is het mogelijk ook dames die zeer
slecht haar hebben, dat zich slechts
moeilijk laat permanenten, van flat
teuze golvingen in hun haar te voor
zien. Deze vloeistoffen, waarvan de
ene een haarhersteller bevat' wordt
druppelsgewijze op het haar aange
bracht'waarna het gewoon kan wor
den gepermanent met de „tiède"
(lauwe) methode.
Wij hebben natuurlijk allen wel
over kleurspoelingen gehoord. Zo'n
kleurspoeling, dat is een andere
naam, die men geeft aan de bewer
king waardoor het haar van kleur
verandert. Verven klinkt immers zo
banaal en zo ruw: Dus: niet verven
heeft thans nieuwe spoelingen waar
geen spoelen aan te pas komt.
Het haar wordt niet gewassen en
de kleurstof in crêmevorm wordt ge
woon op het haar aangebracht. Even
laten inwerken en dan maar kam
men en nog eens kammen. Dan pas
uitspoelen met lauw water waarna
gewoon een koud permanent kan
worden toegepast. Het gaat alles heel
vlug en de resultaten zijn werkelijk
verbluffend. Zelfs het akeligste, dof
ste haar wordt door zo'n behande
ling met Diorène Reflet tot een zacht
glanzend glorieus sieraad. Dit pro-
dukt is in zes tinten te krijgen:
azur (voor wit haar), cendré (voor
blond), noisette, iris noir (voor don
kerbruin) en acajou (mahonie, voor
degenen die van een rode glans hou
den).
Er werd de nadruk op gelegd dat
al deze nieuwe produkten het resul
taat zijn van jarenlange onderzoekin
gen in de laboratoria, en dat men er
steeds naar streeft om methoden te
ontdekken, die het haar niet alleen
een blijvende krul geven, doch die
het ook beter, veerkrachtiger en ge
zonder maken.
De clou van deze demonstraties
was het „optreden" van een vijftal
heren coiffeurs, namelijk drie Fran
se: de heren Texier, Machart en Mé-
ry. En twee Nederlanders: de heren
J. van Antwerpen uit Eindhoven en
de Bock van Roermond. Het was ver
bluffend om de manier van werken
van deze vijf kunstenaars in hun vak
na te gaan. Alle vijf hebben zij hun
sporen in de kap-kunst wel verdiend
en sleepten heel wat prijzen in de
wacht en alle vijf bewezen zij dat zij
die prijzen wel waard zijn. De Fran
sen werkten ogenschijnlijk vlugger
en toonden in het opsieren van hun
kapsels wat meer fantasie. De Ne
derlanders daarentegen werkten
doodbedaard, maar zeer geconcen
treerd, en ook onder hun handen ont
stonden coiffures die èn van een
meegaan met de mode (Cascade-lijn!)
en eigen fantasie getuigden. Vooral
een charmante coiffure van de heer
van Antwerpen kon ons zeer bekoren
Kort of lang?
Wij stelden de diverse meesters in
de kapkunst deze voor ons vrouwen
zo belangrijke vraag, want wij wilden
nu toch eindelijk eens weten waar wij
aan toe zijn wat de haarlengte be
treft. Zonder uitzondering verklaar
den de vijf haarkunstenaars, dat zij
beslist voor het korte haar zijn. De
drie Franse heren bekenden open
hartig dat een kapper het van het
korte haar moet hebben en dat zij
daarom hopen dat het haar kort blij
ven zal omdat er aan lang haar niets
te verdienen valt. De heer van Ant
werpen houdt van kort haar, maar
toch moet volgens hem het haar der
vrouw nooit zo kort zijn dat zij op
een verkleed jongetje lijkt. Kort haar
dus, maar lang genoeg om het vrou
wenhoofd vrouwelijk te laten blijven.
De heer de Bock was het hier wel
mee eens, maar hij voegde eraan toe
dat de haarlengte moet variëren vol
gens het type vrouw. Hij voelt er wel
voor iemand eens een heel kort kap-
seltje aan te meten, mits het haar
staat. Maar nooit mag het haar zo
kort zijn, dat de oren niet worden
bedekt. „En", zo voegde de heer de
Bock er aan toe, „als er nu eens een
dame komt die per sé een jongens
kopje wil, terwijl ik zo kan zien dat
het haar niet flatteert, dan krijgt zij
het beslist niet. De kapper moet vol
gens de vorm van gelaat en het haar
van zijn klanten werken".
Volgens deze uitspraken blijft ons
haar dus aan de korte kant, dames!
De Franse Haute Coiffure en de pers
hebben nu wel een campagne ge
voerd om er het lange haar weer in
te krijgen, maar dat is ze niet ge
lukt. De Franse kappers hebben on
langs op een vergadering „op het
hoofd van hun kinderen gezworen"
(historisch!) dat het korte haar blijft
Het kan het ene seizoen iets langer
of lang zijn, maar helemaal lang
wordt het nooit ofte nimmer meer.
En met deze uitspraak nog in onze
oren weerklinkend, hebben wij deze
interessante demonstratie verlaten,
ons voornemend morgen dadelijk de
kapper op te bellen.
Diet van Duin.
Er zijn couturiers die
zich niet vergenoegen
met de boutiques die ze
nu al jaren geleden aan
hun couturehuis toevoeg
den. Ze proberen die for
mule nog enigszins te
veranderen en nog aan
lokkelijker te maken voor
hun klanten.
Zo houdt Jean Dessès
er nu een spijskaart op
na, al heeft hij geen res
taurant geopend. Bij zijn
boutiquecollectie, die bij
hem bazaarcollectie heet.
heeft hij vier „menus"
toegevoegd net als de res
taurants, die een prix-
fixe hebben. Bij hem be
staat zo'n prixfixe niet
uit een voorgerecht,
hoofdschotel, kaas en
toetje maar uit een klei
ne garderobe, die voor
een speciaal doel is sa
mengesteld.
De duurste heet „een
buitenlandse reis", kost
150.000 francs en bestaat
uit een flanellen japon,
een rood wollen mantel,
een wijde roodllnnen rok
in 8 meloenparten, een
wit zijden sweater met
blauw en rood schouder
stuk en een korte avond
jurk van wit katoenen ot
toman.
Daarop volgt het menu
„een weekend buiten".
Deze is samengesteld uit
de wijde rood linnen rok,
de sweater van witte zij,
een short en blouse van
zwart katoen met groen
bedrukt, een wit katoe
nen jurk en een korte
avondjapon van wit en
blauw geruit katoen. Dit
alles voor 75.000 francs.
Maar de couturier heeft
gelukkig ook aan klan
ten gedacht, die niet ge
noeg honger hebben om
zo'n groot menu te veror
beren of liever gezegd
niet zoveel willen uitge
ven. Ze hebben de keuze
tussen het „weekend aan
zee" en het ,,zonneweek-
end". Het eerste komt op
45.000 francs en het laat
ste op 31.000 francs.
Het weekend aan zee
bestaat uit een zwempak
van zijden lastex, de short
en blouse, de katoenen
jurk en een wit linnen
pantalon met blauw af
gebiesd,
En het zonneweekend
uit het badpak, het en
semble short en blouse
en een daarbij passend
jasje. Verder nog de wit
katoenen jurk.
Zoveel mogelijk zijn
dus dezelfde kleren en
stoffen gebruikt bij het
samenstellen van die
verschillende garderobes,
dit natuurlijk om de kos
ten niet op te drijven.
Ieder van die menus
heeft nog een extra toe
tje lezen we in het nieu
we Parüse avondblad „Le
Temps de Paris". Het
duurste krijgt een katoe
nen jurk. het tweede een
grote sac fourre-tout, het
derde een blouse en het
laatste moet zich met een
zijden echarpe vergenoe
gen. Zo iets als een pre
mie dus!
Of die menus opgang
zullen maken? Iedere
vrouw kan met een oog
opslag de prijs er van be
palen en het lijkt me toe
dat dit heel wat koop
sters terug zal houden,
tenminste onder haar die
ineens 150.000 fr. neer
kunnen tellen. Toch wijst
het er op dat de couture
pogingen doet zich aan
de veranderde omstandig
heden van een groot deel
van haar particuliere
clientele aan te passen.
Maar ook anderen zoe
ken een formule die nu
succes kan hebben. De
volgende maand opent
een nieuwe zaak op de
Champs Elysées waar de
Parisienne voor 10.500
francs een mantel, tail
leur of japon kan' laten
maken. Twee keer pas
sen is daarbij inbegrepen.
Eigenlijk komt dit neer
op het systeem van de
„petite couturière" met
dit verschil dat coupeurs
en premières van de hau
te couture komen, terwijl
de prijzen die van een
eenvoudig naaistertje
ziin.
Vallen de toiletten goed
uit dan zal deze zaak
stellig succes hebben,
want nog altijd draagt de
Frangaise liever kleren,
op maat dan confectie.
44% van de vrouwen laten
dan ook altijd nog haar
kleren maken ondanks
dat ze soms maanden moe
ten wachten voor haar
petite couturière haal
kan helpen. De sociale
lasten zijn zo gToot ge
worden, dat deze dikwijls
liever alleen werkt dan
zich laat helpen. De klan
ten bespreken dan ook
maanden te voren haar
beurt.
Er bestaat dan ook al
le kans dat deze zaak
veel succes zal hebben,
want ze voorziet inder
daad in een behoefte.
Deze manier van werken
stelt de vrouw in staat
een persoonlijk cachet
aan haar kleding te ge
ven wat met confectie,
hoe klein de series ook
zjjn. die hier gemaakt
worden, niet zo gemakke
lijk gaat.
DINY K.—W.
Een rok die haast iedere vrouw past daar de cein
tuurband op verschillende wijdte gesteld kan wor
den. Uit de bazaar van Jean Dessès.
De schat van Matabonga
9).
Het gebeurde heel onverwacht. Misschien waren er
aanwijzingen genoeg geweest, maar ze had ze niet
opgemerkt. Ze reed van kantoor naar huis en kieea
een vreemd gevoel over zich. Het was helder en zon
nig weer. Toen ze over de weg langs de rivier reed,
werd het nevelig en grauw en mistig. Haar hart deed
zo vreemd. En ze zat naar adem te hijgen. Met een
geweldige krachtsinspanning verdreef ze dat gevoel.
De duisternis week, de dag werd weer helder en zon
nig, maar ze zat onbedaarlijk te bibberen en het
koude zweet droop langs haar gezicht.
Uiterst voorzichtig reed Lida de rest van de weg
verder. Ze was halverwege de oprijlaan, toen het
weer gebeurde. De bomen, het gras, de lucht wer
den grijs en nevelig. Nogmaals werkte zij zich er
bovenuit. Het gelukte haar de auto in de schuur te
rijden, voordat de mist haar ten derde male omhul
de. Ditmaal verzette ze zich niet langer: ze liet zich
gaan. De wereld werd hoe langer hoe meer verduis
terd, totdat alles om haar heen volkomen zwart was
en ze slechts heel in de verte nog een vage, wateri
ge lichtstreep zag.
Half bewust dreef ze weg in die donkere, waterige
omgeving. Het was niet onprettig, noch angstwek
kend. Het was bijna heerlijk, dat wegzinken van el
ke duidelijke gedachte. Maar het was verkeerd. Een
innerlijke, verborgen stem zei haar dat het gevaarlijk
was en daarom spande ze al haar krachten weer in
om de weg terug te vinden.
Toen het over was, kon ze zich van uitputting niet
bewegen. Ze bleef met haar hoofd achterover zit
ten, haalde diep en moeizaam adem en haar hart
sloeg snel en onregelmatig. Langzaamaan keerden
haar krachten echter terug. Ze haalde net zo lang
heel diep adem, tot ze zich in staat voelde uit de
wagen te klimmen en te lopen. Regelrecht begaf ze
zich naar haar kamer en keek in haar spiegel. Haar
uiterlijk deed haar schrikken. Ze was zo bleek als
een dode. Haar ogen waren geweldig groot, flets en
ziekelijk om te zien. Haar lippen waren grauw. Maar
met de minuut voelde ze haar krachten vermeerde
ren. Ze nam een stortbad, maakte het haar op en
trok een rok met blouse aan.
Ze zag er nu veel beter uit maar haar ogen ston
den nog angstig als die van een geschrokken kind.
Ze moest nu eigenlijk verstandig zijn en de dokter
laten roepen en met die bedoeling ging ze naar be
neden, maar ze voelde zich intussen al zoveel beter,
dat ze besloot het toch maar niet te doen.
Er lag een brief voor haar op het tafeltje in de
gang. Ze nam hem op en keek naar het adres van
de afzender. Hij kwam van haar neef, Bert Horner,
die haar tijdens de oorlog nu en dan geschreven had.
Met de brief in de hand ging ze weer naar boven
en liep de kamer van haar grootmoeder binnen.
Grootmoeder zat een sjaal te breien. Ze nam Lida
onderzoekend op en vroeg: Wat is er met jou aan
de hand geweest? Je ziet er uit als een lijk!
t— Ik ben erg moe, antwoordde Lida.
Moe? vroeg grootmoeder vinnig. Het komt me
eerder voor, alsof ze je eindelijk in een hoek gedre
ven hebben. jVan wie is die brief?
Lida was brief en al vergeten. Ze antwoordde:
Van Bert, Hij schijnt nog bij de marine te zijn.
Ze scheurde hem open, haalde er een enkel velletje
uit en las hardop:
Beste Lida,
Hiernevens zend ik je een aangetekend pakje met
een ring, die ik in een pandjeshuis in Honolulu heb
opgedoken. Hij ziet er uit als volkomen gelijk aan die
van je grootmoeder. Ik dacht dat jullie beiden hem
wel belangwekkend zouden vinden. Misschien vergis
ik me, maar deze ring past volkomen bij die van
je overgrootmoeder en dan is het wel een heel merk
waardig ding, nietwaar?
Lida! riep grootmoeder uit en stond uit haar
stoel op. Ze was bleek geworden en haar ogen za
gen er hard en scherp uit. Waar is die ring? Waar
is dat pakje?.
Ik denk dat het nog niet aangekomen is, zei
Lida Verbluft.
Ga er eens naar vragen! beval de oude dame
beslist.
Lida ging naar de trap en riep van bovenaf:
Moeder, was er bij die brief van Bert, die van
daag gekomen is, soms ook een pakje?
Ja, kind. Ik geloof van wel. Lida rende de trap
af. Ze keek op het gangtaf eitje, maar daar lag geen
pakje op.
Moeder! Het ligt hier niet! Waar kan het dan
zijn?
Lieve kind, ik heb er geen flauw idee van.
Uit de bibliotheek riep Suze met lome stem: Ik
geloof, dat ik Han met een vierkant pakje ergens
heb zien lopen.
Waar zit die ergens?
Denkelijk in het speelhokje.
Lida rende het huis uit naar de tuin en vond Han
omringd door een hoop slordig ingepakte voorwer
pen.
Ik ben aan het winkeltje spelen. Het klonk af
werend.
Schat, zeg eens, heb je een pakje uit
Opeens zag ze het.... een pakje met rode lakze
gels gesloten. Ze greep het weg. Ze trok de touw
tjes los en scheurde het papier er af terwijl ze de
trap opliep naar grootmoeder's kamer. Toen ze daar
binnenkwam, was ze al bezig, de ring uit het vloei
papier, dat er omheen zat, te wikkelen. Het was een
grote ring, groter dan die van grootmoeder, maar
overigens, zoals ze op het eerste gezicht ontdekte,
volkomen hetzelfde. Het was een zware gouden
band, van buiten blauw en geëmailleerd en in dat
email stond in gouden letters: Nos duo contra mun-
dum.
Ze reikte hem aan grootmoeder en daarbij beefde
haar hand zo erg, dat ze de ring bijna liet vallen.
Grootmoeder hield de ring dicht bij haar bril en
tuurde op de binnenzijde.
Lida! riep ze schor. Lida het is zo! De ring
van Han! Hier staat het inschriftlees. maar
H aan A 6—9—'72. Dat is de datum van ons huwe
lijk!
Ze staarden elkaar sprakeloos aan. Grootmoeder
had 'n hoogrode kleur gekregen. Haar ogen schitter
den als diamanten. Ze legde de ring naast zich neer
op tafel. Ze bedekte haar gelaat met beide handen.
Spoedig nam ze die weer weg, maar haar handen
beefden.
Lida! fluisterde ze. HanHan is dus niet
met zijn schoener ten onder gegaan! Hij leeft! Hij
leeft nog ergens!
Liefste, ik hoop het! zei Lida ontroerd. Ik hoop
het toch zo vurig!
Neen, hij is niet meer in leven! zei grootmoe
der heftig. Hij kan niet meer in leven zijn! De Ame
lia is negenenveertig jaar geleden gezonken. Als hij
in leven was gebleven, dan zou hij van zich hebben
laten horen! Hij zou alle zeven zeeën zijn overge
zwommen om bij me te komen!
Heus, lieve schat?
Eén ding weten we vast en zeker. Hij is niet
met die schoener verongelukt en verdronken! Hij
heeft die orkaan overleefd. Maarhij heeft wat
daarna kwam niet overleefd.
Juist lievemaar wind uzelf toch niet zo
op!
Opwinden? Opwinden. Wel verdraaid, 'k 'ben
niet opgewonden!
Ja schat. Ja grootje! Maar laten we dit geval
nu eens redelijk bekijken. Hoe heeft die ring zijn
weg gevonden naar Honolulu en hoe is hij daar ne
genenveertig jaar na het vergaan van de Amelie in
een pandjeshuis terecht gekomen?
Heeft Bert je dat adres soms opgegeven?
Ik zal eens kijken... Lida nam de brief op.
Jahier staat het.... helemaal onder aan. Een
adres in Honolulu. De man heet Ah Chung.
Schrijf hem dadelijk! Vraag alle mogelijke in
lichtingen. Zie er achter te komen!
Lida dacht even na en zei toen: Ik denk niet, dat
schrijven veel zal helpen. Het is niet de beste ma
nier om er achter te komen. En het zou zo lang kun
nen duren, eer er antwoord kwam. Ik heb zo'n idee,
dat we heel vlug moeten handelen.
Heeft Bert hem niet uitgehoord? Schrijft hij daar
iets van?
Dat is alles, wat hij er van schrijft .En naar
Bert schrijven zou geen steek geven. Zijn schip is
onderweg naar Yokohama en zal daar gestation-
neerd blijven voor onbepaalde tijd. Hij weet zelf niet
hoe lang?
Grootmoeder stond beslist uit haar stoel op. Ze liep
naar het buffet en kwam met een fles sherry terug.
Ze vulde twee glazen. Het ene gaf ze aan Lida en
het andere dronk ze in één snelle teug leeg.
Lida! We moeten aan de slag! We moeten naar
de politie in Honolulu schrijven of een particuliere
detective in de arm nemen.
Grootmoeder liep driftig langs het raam heen en
weer, zwaaiend met haar lege glas. Lida keek haar
bezorgd na.
Leg toch een reef in uw grootzeil, lieve schat!
En loef dan wat op. Zo vangt u te veel wind. U
bent op het punt om zelf om te slaan.
Pff!, zei de oude dame. Zo'n opwinding heb, ik
in geen vijftig jaar doorleefd. Ik geniet er van! Het
is, alsof Han weer levend is geworden! Besef je wel
goed, wat dit betekenen kan? Het kan heel goed be
tekenen, dat
Ze hield haar woorden in. Er kwam een uitdruk
king van slimheid in haar ogen, maar die verdween
terstond. Ze glimlachte geheimzinnig en zei geen
woord meer.
VI
Hendrik Rynmann hield wel van een gokje. Hij
was een waaghals van aard. In het begin schreef
men dit toe aan de na-oorlogse toestand. Hendrik
was officier geweest bij de eerste landingstroepen in
Afrika. Hij had een kogel door een arm en een been
gekregen en was als invalide uit de dienst ontslagen
met een band van roestvrij staal om het dijbeen.
Dat hinderde hem niet, want hij kon zonder moeite
lopen, zonder ook maar in het minst te hinken en
had het gevoel een nieuw been gekregen te hebben;
maar het leger kon hem niet meer gebruiken.
In het burgerleven teruggekeerd wierp Rynmann
zich met een bijna beangstigende ijver op fabricage
in het groot, zo dat het zelfs in die dagen van jachte-
rige produktie opvallend was. Meer doorgewinterde
en minder drieste of verbeeldingrijke zakenlui schud
den het hoofd en voorspelden „dat die jonge Ryn
mann niet veel anders deed, dan zich een hoop aan
vallen van barstende hoofdpijn bezorgen" en ze be
doelden daar tevens mee, dat dit tot een crisis leid
de, waarin hij hoog en droog op het strand zou ko
men te zitten en totaal schipbreuk lijden.
Doch geen van die sombere voorspellingen was tot
nu toe bewaarheid en met verloop van tijd verwierf
Hendrik Rynmann zich 'n andere en vleiender waar
dering. Met kleine en middelmatige fabrieken, zon
der ook maar één grote, die overal verspreid la
gen, ging hij van de produktie van oorlogsmateriaal
over tot een doelmatige en weloverlegde voortbren
ging van in vredestijd nodige voorwerpen en hij deed
dit met een soepelheid en gemak, die zijn aanpas
singsvermogen duidelijk bewezen. Toen zijn onderne
mingen zich in een gezonde en gestadige groeikracht
verheugden, werd hij steeds minder als een gokker
beschouwd, doch meer en meer als een man met
ver vooruitziende blik, iemand in staat tot het ne
men van degelijke en snelle beslissingen en die te
vens de moed bezat om ze met al zijn krachten tot
uitvoer te brengen.
Hendrik bezat de gelukkige karaktertrek van niet
te tobben over de gevolgen, als hij eenmaal een be
sluit genomen had. Hij had er slag van de juiste
man op de juiste plaats te kiezen. En die bekwame
en handige jongemannen onthieven Hendrik van heel
veel zorgen.
Hij was altijd druk bezig. Zijn kantoor was meestal
een conferentiezaal. Zijn houding was gewoonlijk heel
rustig en gemakkelijk en hij sprak zacht en bedaard.
Hij luisterde naar de drukke en opgewonden discus
sies tijdens de conferenties alsof hij er inwendig pret
over had, om dan, als de onenigheid haar toppunt
bereikte, met enkele kalme woorden de richting aan
te geven, die zou worden ingeslagen.
Toen Amelie Russel zijn kantoor in Winniton kwam
bezoeken, zat hij midden in een heftige en opgewon
den conferentie, die al bijna een uur had geduurd.
Een halve minuut, nadat zijn secretaresse hem was
komen zeggen, dat mevrouw Russel hem wenste te
spreken, was er niemand meer op zijn privé-kan-
toor dan hijzelf. Hij stond naast zijn bureau, met een
halve sigaar om zijn lippen en een hartelijke glans in
zijn ogen.
Hij schoof haar een stoel toe en toen ze was gaan
zitten, bleef hij voor haar staan en keek haar on
derzoekend aan.
Grootje, ik vind heus, dat u er telkens als ik u
terugzie, jonger en mooier uitziet. Hoe levert u 'm
dat toch?
Hoor eens, Hendrik, antwoordde zij bits, er be
staat een heel korte en onbehoorlijke uitdrukking,
die ik ten antwoord zou kunnen geven op dergelijke
onzin als jij me daar vertelt, maar ik doe dat niet,
omdat ik een dame ben.
Op dat punt hebt u me nog geen minuut voor
de gek kunnen houden, antwoordde Hendrik. Ik weet
maar al te goed, dat u een dame bent.
Zo is het beter, grinnikte grootmoeder Russel.
Ik kom eens met je praten over een buitenge
woon belangrijke zaak. Heb je in de laatste tijd nog
wel eens iets van Lida gehoord?
Zijn ogen verloren iets van hun schittering. Neen,
had ik iets moeten horen?
Dat had moeten zijn, maar je zult niets horen.
Je geeft de hoop niet op, omdat je het zo maar wilt!
Dat heeft veel weg van een raadseltje. Moet
ik happen?
De tijd, zei grootmoeder, heelt alle wonden. Zeg
niet, dat het een gemeenplaats is, dat is het, maar
het is waar ook. Maar wat zou je er van denken, om
ondertussen een jacht naar een verborgen schat te
financieren?
U hebt verstand van schatzoeken en u kent mij
door en door, zei Hendrik. Hoeveel hebt u nodig?
Ik maak geen grapje, Hendrik. Die schat be-
bestaat werkelijk en het zoeken naar die schat is een
ernstige zaak. Wat heeft Lida je ooit verteld over
de laatste reis van mijn overleden man?
Lida had hem die geschiedenis tot in de kleinste
bijzonderheden verteld, maar dat was lang gele
den en voor geen geld van de wereld zou hij die
opgewekte en bewonderenswaardige oude dame be
roofd hebben van het plezier, dat verhaal in kleu
ren en geuren nog eens te doen.
Neen grootje. Ze heeft het er wel eens over ge
had, maar slechts terloops. Vertelt u het me maar
eens uitvoerig.
Heb je het erg druk, jongelief? vroeg grootmoe
der.
Ik heb om de waarheid te zeggen niets beters
te doen dan hier uit het venster te zitten kijken en
de schaarste aan ruwe materialen te betreuren. Ik
zou u heel dankbaar zijn voor wat afleiding.
Uitstekend, Hendrik. Zoals je weet was mijn
man een echte avonturier. Tijdens zijn leven heeft
hij wel tienmaal een fortuin gewonnen en verloren,
maar altijd wist hij, waar hij een nieuw kon gaan
zoeken. Op zijn laatste reis heeft hij er een gevon-
den.
ia?pn°vflr^e,^aar handtas en haalde er een door de
«li g?de enveloppe met vreemde, buitenland
se postzegels uit.
ooi" iP? *s de 'aa^s^e brief, die ik van Han ontvan-
t ,eb' Hi-i werd geschreven in Bangalore ergens
in fndie. Lees hem maar eens hardop.
Hendrik haalde met grote omzichtigheid een ge
vouwen vel vergeeld papier uit de oude enveloppe,
vouwde het open en liet zijn ogen langs het ver
bleekte schrift gaan. Het was een fors en mannelijk
handschrift.
Amelie, m'n liefste.
Mj' ochtendtij lichten we het anker en nu
Ifh ik hH^6 -,dag een dag dichter biJ i°u- Ditmaal
veel geluk gehad en ik zal me dol-
ffi.v°elen, als ik een tinnen kruithoorn, die
een fortuin bevat, in jouw kleine handen leggen kan.
wnrrfor, open maakt' zullen je ogen verblind
het w, e? Je hart zal gaan gioeiea van vreugde door
het levende vuur, dat erin zit.
pprii r3! ee,n enkel kort oponljoud hebben bij de Spe-
r,v -'"Eilanden en van daar regelrecht naar San
rrancisco doorvaren, waar ik een koper voor de
.cnoener weet. Die heeft zijn nuttigheid overleefd,
"hjn eigen schoener, Amelia II zal groter worden
en van een model, dat beter voor mijn handel ge
schikt is. Ik zal zelf toezicht houden bij het bouwen.
Per spoor zal ik dan naar het oosten komen en
ik hoop van harte, dat ik deze brief vrijwel op de
hielen volgen mag.
Met hernieuwde betuigingen van mijn liefde en
volkomen toewijding, verblijve ik als altijd, je lief
hebbende echtgenoot,
r, HAN RUSSEL.
Bangelore, Indië, 10 juli 1897.
Hendrik keek van het gele krakende papier op en
schraapte zijn keel.
Grootmoeder zei levendig: „Wat kon die tinnen
kruithoorn bevatten? Han sprak van een „fortuin".
Mijn ogen zullen verblind worden en mijn hart ver
warmd door het levendig vuur. Wat kan dat anders
betekenen dan een verzameling edelstenen?
Hendrik knikte toestemmend.
(Wordt vervolgd).