blijft „hoofdzaak Andere tijden, andere formules Rondom de demonstraties van Eugène Gallia s GEORGE F. WORTS ZATERDAG 28 APRIL 1956 PAGINA 4 Een jubileumbezoek Spoelingen die geen spoelingen zijn Haarkunstenaars in actie Kort of lang? door Een mooie coiffure Deze maand is het 35 jaar ge leden dat de firma Eugène Gallia, de samensmelting van twee zaken die ongeveer tegelijk het procédé hadden uitgevonden om alle vrou wen met krullen te begiftigen, het procédé dat thans bekend is onder de naam „permanent" haar eerste demonstratie in ons land gaf. Ter gelegenheid hiervan, en ook om haar allernieuwste snufjes up haarkunstgebied te demonstreren kwam er een indrukwekkende staf van vaklieden van deze firma naar ons land en gaf er een paar zeer druk bezochte en zeer succes volle shows, namelijk in Scheve- ningen in het Kurhaus en in Hotel Royal in Arnhem. Beide malen was de zaal stampvol. Het waren voor het grootste deel vakmensen die met hun dames gevolg hadden ge geven aan de uitnodiging van Eugène Gallia. Dat zij er geen spijt van hadden bewees het applaus dat iedere nieu we prestatie te beurt viel. Maar ook niet-vaklieden konden er heel wat op steken. Zo zagen wij die nu eens maar spoelen. Welnu, Eugène Gallia niet zelf onder de droogkap moesten wat er eigenlijk allemaal bij een goed permanent komt kijken: potjes, kommetjes, flesjes, bigoudis zus, spelden zo, klemmen, haarnetjes, te veel om op te noemen. En al die din gen werden met zekere en water- vlugge bewegingen gehanteerd door een tweetal assistentjes in lichtblau we jassen, die de verschillende soor ten permanent voor verschillende soorten haar demonstreerden. Dank zij twee nieuwe vloeistoffen die pas door Eugène Gallia zijn uitgevonden is het mogelijk ook dames die zeer slecht haar hebben, dat zich slechts moeilijk laat permanenten, van flat teuze golvingen in hun haar te voor zien. Deze vloeistoffen, waarvan de ene een haarhersteller bevat' wordt druppelsgewijze op het haar aange bracht'waarna het gewoon kan wor den gepermanent met de „tiède" (lauwe) methode. Wij hebben natuurlijk allen wel over kleurspoelingen gehoord. Zo'n kleurspoeling, dat is een andere naam, die men geeft aan de bewer king waardoor het haar van kleur verandert. Verven klinkt immers zo banaal en zo ruw: Dus: niet verven heeft thans nieuwe spoelingen waar geen spoelen aan te pas komt. Het haar wordt niet gewassen en de kleurstof in crêmevorm wordt ge woon op het haar aangebracht. Even laten inwerken en dan maar kam men en nog eens kammen. Dan pas uitspoelen met lauw water waarna gewoon een koud permanent kan worden toegepast. Het gaat alles heel vlug en de resultaten zijn werkelijk verbluffend. Zelfs het akeligste, dof ste haar wordt door zo'n behande ling met Diorène Reflet tot een zacht glanzend glorieus sieraad. Dit pro- dukt is in zes tinten te krijgen: azur (voor wit haar), cendré (voor blond), noisette, iris noir (voor don kerbruin) en acajou (mahonie, voor degenen die van een rode glans hou den). Er werd de nadruk op gelegd dat al deze nieuwe produkten het resul taat zijn van jarenlange onderzoekin gen in de laboratoria, en dat men er steeds naar streeft om methoden te ontdekken, die het haar niet alleen een blijvende krul geven, doch die het ook beter, veerkrachtiger en ge zonder maken. De clou van deze demonstraties was het „optreden" van een vijftal heren coiffeurs, namelijk drie Fran se: de heren Texier, Machart en Mé- ry. En twee Nederlanders: de heren J. van Antwerpen uit Eindhoven en de Bock van Roermond. Het was ver bluffend om de manier van werken van deze vijf kunstenaars in hun vak na te gaan. Alle vijf hebben zij hun sporen in de kap-kunst wel verdiend en sleepten heel wat prijzen in de wacht en alle vijf bewezen zij dat zij die prijzen wel waard zijn. De Fran sen werkten ogenschijnlijk vlugger en toonden in het opsieren van hun kapsels wat meer fantasie. De Ne derlanders daarentegen werkten doodbedaard, maar zeer geconcen treerd, en ook onder hun handen ont stonden coiffures die èn van een meegaan met de mode (Cascade-lijn!) en eigen fantasie getuigden. Vooral een charmante coiffure van de heer van Antwerpen kon ons zeer bekoren Kort of lang? Wij stelden de diverse meesters in de kapkunst deze voor ons vrouwen zo belangrijke vraag, want wij wilden nu toch eindelijk eens weten waar wij aan toe zijn wat de haarlengte be treft. Zonder uitzondering verklaar den de vijf haarkunstenaars, dat zij beslist voor het korte haar zijn. De drie Franse heren bekenden open hartig dat een kapper het van het korte haar moet hebben en dat zij daarom hopen dat het haar kort blij ven zal omdat er aan lang haar niets te verdienen valt. De heer van Ant werpen houdt van kort haar, maar toch moet volgens hem het haar der vrouw nooit zo kort zijn dat zij op een verkleed jongetje lijkt. Kort haar dus, maar lang genoeg om het vrou wenhoofd vrouwelijk te laten blijven. De heer de Bock was het hier wel mee eens, maar hij voegde eraan toe dat de haarlengte moet variëren vol gens het type vrouw. Hij voelt er wel voor iemand eens een heel kort kap- seltje aan te meten, mits het haar staat. Maar nooit mag het haar zo kort zijn, dat de oren niet worden bedekt. „En", zo voegde de heer de Bock er aan toe, „als er nu eens een dame komt die per sé een jongens kopje wil, terwijl ik zo kan zien dat het haar niet flatteert, dan krijgt zij het beslist niet. De kapper moet vol gens de vorm van gelaat en het haar van zijn klanten werken". Volgens deze uitspraken blijft ons haar dus aan de korte kant, dames! De Franse Haute Coiffure en de pers hebben nu wel een campagne ge voerd om er het lange haar weer in te krijgen, maar dat is ze niet ge lukt. De Franse kappers hebben on langs op een vergadering „op het hoofd van hun kinderen gezworen" (historisch!) dat het korte haar blijft Het kan het ene seizoen iets langer of lang zijn, maar helemaal lang wordt het nooit ofte nimmer meer. En met deze uitspraak nog in onze oren weerklinkend, hebben wij deze interessante demonstratie verlaten, ons voornemend morgen dadelijk de kapper op te bellen. Diet van Duin. Er zijn couturiers die zich niet vergenoegen met de boutiques die ze nu al jaren geleden aan hun couturehuis toevoeg den. Ze proberen die for mule nog enigszins te veranderen en nog aan lokkelijker te maken voor hun klanten. Zo houdt Jean Dessès er nu een spijskaart op na, al heeft hij geen res taurant geopend. Bij zijn boutiquecollectie, die bij hem bazaarcollectie heet. heeft hij vier „menus" toegevoegd net als de res taurants, die een prix- fixe hebben. Bij hem be staat zo'n prixfixe niet uit een voorgerecht, hoofdschotel, kaas en toetje maar uit een klei ne garderobe, die voor een speciaal doel is sa mengesteld. De duurste heet „een buitenlandse reis", kost 150.000 francs en bestaat uit een flanellen japon, een rood wollen mantel, een wijde roodllnnen rok in 8 meloenparten, een wit zijden sweater met blauw en rood schouder stuk en een korte avond jurk van wit katoenen ot toman. Daarop volgt het menu „een weekend buiten". Deze is samengesteld uit de wijde rood linnen rok, de sweater van witte zij, een short en blouse van zwart katoen met groen bedrukt, een wit katoe nen jurk en een korte avondjapon van wit en blauw geruit katoen. Dit alles voor 75.000 francs. Maar de couturier heeft gelukkig ook aan klan ten gedacht, die niet ge noeg honger hebben om zo'n groot menu te veror beren of liever gezegd niet zoveel willen uitge ven. Ze hebben de keuze tussen het „weekend aan zee" en het ,,zonneweek- end". Het eerste komt op 45.000 francs en het laat ste op 31.000 francs. Het weekend aan zee bestaat uit een zwempak van zijden lastex, de short en blouse, de katoenen jurk en een wit linnen pantalon met blauw af gebiesd, En het zonneweekend uit het badpak, het en semble short en blouse en een daarbij passend jasje. Verder nog de wit katoenen jurk. Zoveel mogelijk zijn dus dezelfde kleren en stoffen gebruikt bij het samenstellen van die verschillende garderobes, dit natuurlijk om de kos ten niet op te drijven. Ieder van die menus heeft nog een extra toe tje lezen we in het nieu we Parüse avondblad „Le Temps de Paris". Het duurste krijgt een katoe nen jurk. het tweede een grote sac fourre-tout, het derde een blouse en het laatste moet zich met een zijden echarpe vergenoe gen. Zo iets als een pre mie dus! Of die menus opgang zullen maken? Iedere vrouw kan met een oog opslag de prijs er van be palen en het lijkt me toe dat dit heel wat koop sters terug zal houden, tenminste onder haar die ineens 150.000 fr. neer kunnen tellen. Toch wijst het er op dat de couture pogingen doet zich aan de veranderde omstandig heden van een groot deel van haar particuliere clientele aan te passen. Maar ook anderen zoe ken een formule die nu succes kan hebben. De volgende maand opent een nieuwe zaak op de Champs Elysées waar de Parisienne voor 10.500 francs een mantel, tail leur of japon kan' laten maken. Twee keer pas sen is daarbij inbegrepen. Eigenlijk komt dit neer op het systeem van de „petite couturière" met dit verschil dat coupeurs en premières van de hau te couture komen, terwijl de prijzen die van een eenvoudig naaistertje ziin. Vallen de toiletten goed uit dan zal deze zaak stellig succes hebben, want nog altijd draagt de Frangaise liever kleren, op maat dan confectie. 44% van de vrouwen laten dan ook altijd nog haar kleren maken ondanks dat ze soms maanden moe ten wachten voor haar petite couturière haal kan helpen. De sociale lasten zijn zo gToot ge worden, dat deze dikwijls liever alleen werkt dan zich laat helpen. De klan ten bespreken dan ook maanden te voren haar beurt. Er bestaat dan ook al le kans dat deze zaak veel succes zal hebben, want ze voorziet inder daad in een behoefte. Deze manier van werken stelt de vrouw in staat een persoonlijk cachet aan haar kleding te ge ven wat met confectie, hoe klein de series ook zjjn. die hier gemaakt worden, niet zo gemakke lijk gaat. DINY K.—W. Een rok die haast iedere vrouw past daar de cein tuurband op verschillende wijdte gesteld kan wor den. Uit de bazaar van Jean Dessès. De schat van Matabonga 9). Het gebeurde heel onverwacht. Misschien waren er aanwijzingen genoeg geweest, maar ze had ze niet opgemerkt. Ze reed van kantoor naar huis en kieea een vreemd gevoel over zich. Het was helder en zon nig weer. Toen ze over de weg langs de rivier reed, werd het nevelig en grauw en mistig. Haar hart deed zo vreemd. En ze zat naar adem te hijgen. Met een geweldige krachtsinspanning verdreef ze dat gevoel. De duisternis week, de dag werd weer helder en zon nig, maar ze zat onbedaarlijk te bibberen en het koude zweet droop langs haar gezicht. Uiterst voorzichtig reed Lida de rest van de weg verder. Ze was halverwege de oprijlaan, toen het weer gebeurde. De bomen, het gras, de lucht wer den grijs en nevelig. Nogmaals werkte zij zich er bovenuit. Het gelukte haar de auto in de schuur te rijden, voordat de mist haar ten derde male omhul de. Ditmaal verzette ze zich niet langer: ze liet zich gaan. De wereld werd hoe langer hoe meer verduis terd, totdat alles om haar heen volkomen zwart was en ze slechts heel in de verte nog een vage, wateri ge lichtstreep zag. Half bewust dreef ze weg in die donkere, waterige omgeving. Het was niet onprettig, noch angstwek kend. Het was bijna heerlijk, dat wegzinken van el ke duidelijke gedachte. Maar het was verkeerd. Een innerlijke, verborgen stem zei haar dat het gevaarlijk was en daarom spande ze al haar krachten weer in om de weg terug te vinden. Toen het over was, kon ze zich van uitputting niet bewegen. Ze bleef met haar hoofd achterover zit ten, haalde diep en moeizaam adem en haar hart sloeg snel en onregelmatig. Langzaamaan keerden haar krachten echter terug. Ze haalde net zo lang heel diep adem, tot ze zich in staat voelde uit de wagen te klimmen en te lopen. Regelrecht begaf ze zich naar haar kamer en keek in haar spiegel. Haar uiterlijk deed haar schrikken. Ze was zo bleek als een dode. Haar ogen waren geweldig groot, flets en ziekelijk om te zien. Haar lippen waren grauw. Maar met de minuut voelde ze haar krachten vermeerde ren. Ze nam een stortbad, maakte het haar op en trok een rok met blouse aan. Ze zag er nu veel beter uit maar haar ogen ston den nog angstig als die van een geschrokken kind. Ze moest nu eigenlijk verstandig zijn en de dokter laten roepen en met die bedoeling ging ze naar be neden, maar ze voelde zich intussen al zoveel beter, dat ze besloot het toch maar niet te doen. Er lag een brief voor haar op het tafeltje in de gang. Ze nam hem op en keek naar het adres van de afzender. Hij kwam van haar neef, Bert Horner, die haar tijdens de oorlog nu en dan geschreven had. Met de brief in de hand ging ze weer naar boven en liep de kamer van haar grootmoeder binnen. Grootmoeder zat een sjaal te breien. Ze nam Lida onderzoekend op en vroeg: Wat is er met jou aan de hand geweest? Je ziet er uit als een lijk! t— Ik ben erg moe, antwoordde Lida. Moe? vroeg grootmoeder vinnig. Het komt me eerder voor, alsof ze je eindelijk in een hoek gedre ven hebben. jVan wie is die brief? Lida was brief en al vergeten. Ze antwoordde: Van Bert, Hij schijnt nog bij de marine te zijn. Ze scheurde hem open, haalde er een enkel velletje uit en las hardop: Beste Lida, Hiernevens zend ik je een aangetekend pakje met een ring, die ik in een pandjeshuis in Honolulu heb opgedoken. Hij ziet er uit als volkomen gelijk aan die van je grootmoeder. Ik dacht dat jullie beiden hem wel belangwekkend zouden vinden. Misschien vergis ik me, maar deze ring past volkomen bij die van je overgrootmoeder en dan is het wel een heel merk waardig ding, nietwaar? Lida! riep grootmoeder uit en stond uit haar stoel op. Ze was bleek geworden en haar ogen za gen er hard en scherp uit. Waar is die ring? Waar is dat pakje?. Ik denk dat het nog niet aangekomen is, zei Lida Verbluft. Ga er eens naar vragen! beval de oude dame beslist. Lida ging naar de trap en riep van bovenaf: Moeder, was er bij die brief van Bert, die van daag gekomen is, soms ook een pakje? Ja, kind. Ik geloof van wel. Lida rende de trap af. Ze keek op het gangtaf eitje, maar daar lag geen pakje op. Moeder! Het ligt hier niet! Waar kan het dan zijn? Lieve kind, ik heb er geen flauw idee van. Uit de bibliotheek riep Suze met lome stem: Ik geloof, dat ik Han met een vierkant pakje ergens heb zien lopen. Waar zit die ergens? Denkelijk in het speelhokje. Lida rende het huis uit naar de tuin en vond Han omringd door een hoop slordig ingepakte voorwer pen. Ik ben aan het winkeltje spelen. Het klonk af werend. Schat, zeg eens, heb je een pakje uit Opeens zag ze het.... een pakje met rode lakze gels gesloten. Ze greep het weg. Ze trok de touw tjes los en scheurde het papier er af terwijl ze de trap opliep naar grootmoeder's kamer. Toen ze daar binnenkwam, was ze al bezig, de ring uit het vloei papier, dat er omheen zat, te wikkelen. Het was een grote ring, groter dan die van grootmoeder, maar overigens, zoals ze op het eerste gezicht ontdekte, volkomen hetzelfde. Het was een zware gouden band, van buiten blauw en geëmailleerd en in dat email stond in gouden letters: Nos duo contra mun- dum. Ze reikte hem aan grootmoeder en daarbij beefde haar hand zo erg, dat ze de ring bijna liet vallen. Grootmoeder hield de ring dicht bij haar bril en tuurde op de binnenzijde. Lida! riep ze schor. Lida het is zo! De ring van Han! Hier staat het inschriftlees. maar H aan A 6—9—'72. Dat is de datum van ons huwe lijk! Ze staarden elkaar sprakeloos aan. Grootmoeder had 'n hoogrode kleur gekregen. Haar ogen schitter den als diamanten. Ze legde de ring naast zich neer op tafel. Ze bedekte haar gelaat met beide handen. Spoedig nam ze die weer weg, maar haar handen beefden. Lida! fluisterde ze. HanHan is dus niet met zijn schoener ten onder gegaan! Hij leeft! Hij leeft nog ergens! Liefste, ik hoop het! zei Lida ontroerd. Ik hoop het toch zo vurig! Neen, hij is niet meer in leven! zei grootmoe der heftig. Hij kan niet meer in leven zijn! De Ame lia is negenenveertig jaar geleden gezonken. Als hij in leven was gebleven, dan zou hij van zich hebben laten horen! Hij zou alle zeven zeeën zijn overge zwommen om bij me te komen! Heus, lieve schat? Eén ding weten we vast en zeker. Hij is niet met die schoener verongelukt en verdronken! Hij heeft die orkaan overleefd. Maarhij heeft wat daarna kwam niet overleefd. Juist lievemaar wind uzelf toch niet zo op! Opwinden? Opwinden. Wel verdraaid, 'k 'ben niet opgewonden! Ja schat. Ja grootje! Maar laten we dit geval nu eens redelijk bekijken. Hoe heeft die ring zijn weg gevonden naar Honolulu en hoe is hij daar ne genenveertig jaar na het vergaan van de Amelie in een pandjeshuis terecht gekomen? Heeft Bert je dat adres soms opgegeven? Ik zal eens kijken... Lida nam de brief op. Jahier staat het.... helemaal onder aan. Een adres in Honolulu. De man heet Ah Chung. Schrijf hem dadelijk! Vraag alle mogelijke in lichtingen. Zie er achter te komen! Lida dacht even na en zei toen: Ik denk niet, dat schrijven veel zal helpen. Het is niet de beste ma nier om er achter te komen. En het zou zo lang kun nen duren, eer er antwoord kwam. Ik heb zo'n idee, dat we heel vlug moeten handelen. Heeft Bert hem niet uitgehoord? Schrijft hij daar iets van? Dat is alles, wat hij er van schrijft .En naar Bert schrijven zou geen steek geven. Zijn schip is onderweg naar Yokohama en zal daar gestation- neerd blijven voor onbepaalde tijd. Hij weet zelf niet hoe lang? Grootmoeder stond beslist uit haar stoel op. Ze liep naar het buffet en kwam met een fles sherry terug. Ze vulde twee glazen. Het ene gaf ze aan Lida en het andere dronk ze in één snelle teug leeg. Lida! We moeten aan de slag! We moeten naar de politie in Honolulu schrijven of een particuliere detective in de arm nemen. Grootmoeder liep driftig langs het raam heen en weer, zwaaiend met haar lege glas. Lida keek haar bezorgd na. Leg toch een reef in uw grootzeil, lieve schat! En loef dan wat op. Zo vangt u te veel wind. U bent op het punt om zelf om te slaan. Pff!, zei de oude dame. Zo'n opwinding heb, ik in geen vijftig jaar doorleefd. Ik geniet er van! Het is, alsof Han weer levend is geworden! Besef je wel goed, wat dit betekenen kan? Het kan heel goed be tekenen, dat Ze hield haar woorden in. Er kwam een uitdruk king van slimheid in haar ogen, maar die verdween terstond. Ze glimlachte geheimzinnig en zei geen woord meer. VI Hendrik Rynmann hield wel van een gokje. Hij was een waaghals van aard. In het begin schreef men dit toe aan de na-oorlogse toestand. Hendrik was officier geweest bij de eerste landingstroepen in Afrika. Hij had een kogel door een arm en een been gekregen en was als invalide uit de dienst ontslagen met een band van roestvrij staal om het dijbeen. Dat hinderde hem niet, want hij kon zonder moeite lopen, zonder ook maar in het minst te hinken en had het gevoel een nieuw been gekregen te hebben; maar het leger kon hem niet meer gebruiken. In het burgerleven teruggekeerd wierp Rynmann zich met een bijna beangstigende ijver op fabricage in het groot, zo dat het zelfs in die dagen van jachte- rige produktie opvallend was. Meer doorgewinterde en minder drieste of verbeeldingrijke zakenlui schud den het hoofd en voorspelden „dat die jonge Ryn mann niet veel anders deed, dan zich een hoop aan vallen van barstende hoofdpijn bezorgen" en ze be doelden daar tevens mee, dat dit tot een crisis leid de, waarin hij hoog en droog op het strand zou ko men te zitten en totaal schipbreuk lijden. Doch geen van die sombere voorspellingen was tot nu toe bewaarheid en met verloop van tijd verwierf Hendrik Rynmann zich 'n andere en vleiender waar dering. Met kleine en middelmatige fabrieken, zon der ook maar één grote, die overal verspreid la gen, ging hij van de produktie van oorlogsmateriaal over tot een doelmatige en weloverlegde voortbren ging van in vredestijd nodige voorwerpen en hij deed dit met een soepelheid en gemak, die zijn aanpas singsvermogen duidelijk bewezen. Toen zijn onderne mingen zich in een gezonde en gestadige groeikracht verheugden, werd hij steeds minder als een gokker beschouwd, doch meer en meer als een man met ver vooruitziende blik, iemand in staat tot het ne men van degelijke en snelle beslissingen en die te vens de moed bezat om ze met al zijn krachten tot uitvoer te brengen. Hendrik bezat de gelukkige karaktertrek van niet te tobben over de gevolgen, als hij eenmaal een be sluit genomen had. Hij had er slag van de juiste man op de juiste plaats te kiezen. En die bekwame en handige jongemannen onthieven Hendrik van heel veel zorgen. Hij was altijd druk bezig. Zijn kantoor was meestal een conferentiezaal. Zijn houding was gewoonlijk heel rustig en gemakkelijk en hij sprak zacht en bedaard. Hij luisterde naar de drukke en opgewonden discus sies tijdens de conferenties alsof hij er inwendig pret over had, om dan, als de onenigheid haar toppunt bereikte, met enkele kalme woorden de richting aan te geven, die zou worden ingeslagen. Toen Amelie Russel zijn kantoor in Winniton kwam bezoeken, zat hij midden in een heftige en opgewon den conferentie, die al bijna een uur had geduurd. Een halve minuut, nadat zijn secretaresse hem was komen zeggen, dat mevrouw Russel hem wenste te spreken, was er niemand meer op zijn privé-kan- toor dan hijzelf. Hij stond naast zijn bureau, met een halve sigaar om zijn lippen en een hartelijke glans in zijn ogen. Hij schoof haar een stoel toe en toen ze was gaan zitten, bleef hij voor haar staan en keek haar on derzoekend aan. Grootje, ik vind heus, dat u er telkens als ik u terugzie, jonger en mooier uitziet. Hoe levert u 'm dat toch? Hoor eens, Hendrik, antwoordde zij bits, er be staat een heel korte en onbehoorlijke uitdrukking, die ik ten antwoord zou kunnen geven op dergelijke onzin als jij me daar vertelt, maar ik doe dat niet, omdat ik een dame ben. Op dat punt hebt u me nog geen minuut voor de gek kunnen houden, antwoordde Hendrik. Ik weet maar al te goed, dat u een dame bent. Zo is het beter, grinnikte grootmoeder Russel. Ik kom eens met je praten over een buitenge woon belangrijke zaak. Heb je in de laatste tijd nog wel eens iets van Lida gehoord? Zijn ogen verloren iets van hun schittering. Neen, had ik iets moeten horen? Dat had moeten zijn, maar je zult niets horen. Je geeft de hoop niet op, omdat je het zo maar wilt! Dat heeft veel weg van een raadseltje. Moet ik happen? De tijd, zei grootmoeder, heelt alle wonden. Zeg niet, dat het een gemeenplaats is, dat is het, maar het is waar ook. Maar wat zou je er van denken, om ondertussen een jacht naar een verborgen schat te financieren? U hebt verstand van schatzoeken en u kent mij door en door, zei Hendrik. Hoeveel hebt u nodig? Ik maak geen grapje, Hendrik. Die schat be- bestaat werkelijk en het zoeken naar die schat is een ernstige zaak. Wat heeft Lida je ooit verteld over de laatste reis van mijn overleden man? Lida had hem die geschiedenis tot in de kleinste bijzonderheden verteld, maar dat was lang gele den en voor geen geld van de wereld zou hij die opgewekte en bewonderenswaardige oude dame be roofd hebben van het plezier, dat verhaal in kleu ren en geuren nog eens te doen. Neen grootje. Ze heeft het er wel eens over ge had, maar slechts terloops. Vertelt u het me maar eens uitvoerig. Heb je het erg druk, jongelief? vroeg grootmoe der. Ik heb om de waarheid te zeggen niets beters te doen dan hier uit het venster te zitten kijken en de schaarste aan ruwe materialen te betreuren. Ik zou u heel dankbaar zijn voor wat afleiding. Uitstekend, Hendrik. Zoals je weet was mijn man een echte avonturier. Tijdens zijn leven heeft hij wel tienmaal een fortuin gewonnen en verloren, maar altijd wist hij, waar hij een nieuw kon gaan zoeken. Op zijn laatste reis heeft hij er een gevon- den. ia?pn°vflr^e,^aar handtas en haalde er een door de «li g?de enveloppe met vreemde, buitenland se postzegels uit. ooi" iP? *s de 'aa^s^e brief, die ik van Han ontvan- t ,eb' Hi-i werd geschreven in Bangalore ergens in fndie. Lees hem maar eens hardop. Hendrik haalde met grote omzichtigheid een ge vouwen vel vergeeld papier uit de oude enveloppe, vouwde het open en liet zijn ogen langs het ver bleekte schrift gaan. Het was een fors en mannelijk handschrift. Amelie, m'n liefste. Mj' ochtendtij lichten we het anker en nu Ifh ik hH^6 -,dag een dag dichter biJ i°u- Ditmaal veel geluk gehad en ik zal me dol- ffi.v°elen, als ik een tinnen kruithoorn, die een fortuin bevat, in jouw kleine handen leggen kan. wnrrfor, open maakt' zullen je ogen verblind het w, e? Je hart zal gaan gioeiea van vreugde door het levende vuur, dat erin zit. pprii r3! ee,n enkel kort oponljoud hebben bij de Spe- r,v -'"Eilanden en van daar regelrecht naar San rrancisco doorvaren, waar ik een koper voor de .cnoener weet. Die heeft zijn nuttigheid overleefd, "hjn eigen schoener, Amelia II zal groter worden en van een model, dat beter voor mijn handel ge schikt is. Ik zal zelf toezicht houden bij het bouwen. Per spoor zal ik dan naar het oosten komen en ik hoop van harte, dat ik deze brief vrijwel op de hielen volgen mag. Met hernieuwde betuigingen van mijn liefde en volkomen toewijding, verblijve ik als altijd, je lief hebbende echtgenoot, r, HAN RUSSEL. Bangelore, Indië, 10 juli 1897. Hendrik keek van het gele krakende papier op en schraapte zijn keel. Grootmoeder zei levendig: „Wat kon die tinnen kruithoorn bevatten? Han sprak van een „fortuin". Mijn ogen zullen verblind worden en mijn hart ver warmd door het levendig vuur. Wat kan dat anders betekenen dan een verzameling edelstenen? Hendrik knikte toestemmend. (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 4