Augustinessen
van
St.-Monica
STEM UIT DE
„STAD GODS"
mensen
van
morgen
wereld
in
wording
Wij willen een verschijning
Peins er eens over
De doorbraak
ROEPING
„Kom bij ons! Bij ons is 't zó!
KOSTELIJK
i GEZELSCHAP
HONDEPRAAT
tr
op huisbezoek
««LbUr"1"*h" -
Het Woord werd Vlees
ZATERDAG 5 JANUARI 1957
PAGINA
MS
*Un EWn°0rfen: °m Se,Ukkig tc
va^'hlr^n 7! Samen om wil,e
een «losofiJheè°"eon krijgen WiJ
naar^,M°r piail,
Gastvrijheid
Pastoor in Babel
God treedt de mensheid
hintten
Het eeuwige en het tijdelijke
Zo en zo alleen kan niet alleen de
mens, maar ook de aarde verlost wor
den van zijn zondigheid. Mens en we
reld zijn immers tegelijk gevallen. Het
begin is gemaakt met de menswording
van onze grote God en Zaligmaker,
waardoor de mens God kon benade
ren op aards en menselijk vlak, waar
door de wereld niet alleen een ver
lengstuk van de mens is, maar ook
van God in Christus. Het is voortaan
niet meer zo; God is God en het schep
sel is schepsel en zp leven op een vol
ledig ander niveau, maar God komt
tot het vlees, op deze aarde, om de
mens naar zijn niveau te verheffen: de
mens, maar met hem zjjn wereld. Hier
ligt een nieuwe opgaaf van de mens,
om ook de wereld te verlossen uit zijn
zondigheid en onmacht, om het tot in
strument te maken van de Verlossing.
Het is de doorbraak van het eeuwige
in het tijdelijke.
Roeping zouden we kunnen noemen
U komt van de PTT", zei er één
/-.■
m ij t:
t :s ti
^iÉÉafl
Hl
A»**#*
Bij de kenkuijding in Sittard-Sanderbout ontbraken de Augustinessen van St.-Monica niet
t'B Jaar geleden, onze samenle
ving begonnen. om te leven naar
Uf. mus' geest en hart, vol
gens zyn levensregel.
Wanneer u ons vraagt, waarom
1 samenleven, dan kunnen wij
■wilt ge flat k" °nS h°C
wy u bereiken, dan mogen
evertuiging 6 vanuit J™™™**
neggen- ,w e ervaring
van ziel r samen te leven één
van ziel en eén van hart in God.
1 net apostolaat.
Niet om samen te werken n
wii hii nu weraen willen
Z C,kaar *'jn> maar om sa
men te leven.
Wet respect voor ieders persoon
lijkheid, om samen, ieder met
alle eigen gaven, als herboren
VrÜe kinderen Gods één te zjjn
in vriendschap, in eensgezind-
he'd in goddelijke en menselijke
Zaken, met welwillendheid en
liefde.
2° wil een Augustines van St.-
Monica, als zij, na ongeveer ze-
ven jaar voorbereiding, haar
eeuwige geloften aflegt, arm zijn
°m niets van zichzelf te bezit-
en, om samen van barmhartig-
ieid te leven, om in vriendschap
*vat we mogen ontvangen samen
C vcrdelen, naargelang ieder
ig heeft; om in maagdelyk-
tic vriendschap te bezitten
iif6n?-6r aIle evenmensen, om
-icndschap gehoorzaam te
Un tot door de dood.
de eenl^°0rbereidingsiaren voor
jaar en een the i ming van 2
van 3 jaar e°e°K,SChe vorming
oriëntering op JT"
persoon 1-^ugustinus'
n mL VeSChriften' alsmede
een maatschappelijke en culture
le ontwikkeling.
vanN2ielNeS SAMEN LEVEN'
is ons w Cen Van hart in God'
viering rlCVen en de ^hele
dienst de bnr0ne G°dtlelijke Ere"
Platieve actie °nZC contem"
«emeenschap.
vanT„esngl£kkig 1CVen' vraagt
"aar dienst
en waar die dieLtK demcnsen
bestaat, en tegenover TXe in
ffeven mag worden komt KC"
aan de levensgeluk doorgeven
Mik nf dIe dit st°f-
Samen met de medemensen,
als kinderen Gods, blijmoedig en
vol vertrouwen instappen in de
Wending van onze wereldgemeen
schap.
Wij Augustinessen van St.-
Monica, ieder een eigen persoon
lijkheid, ecuwig en altijd, sa
men één van hart, eeuwig en al-
fiid. in ons denken en onze ar-
Md. in ons bidden en in onze
°ntspanning.
nip»*® Ausnstinessen van St.-Mo-
aiie samen één van hart met
tnoetm<,nscn' d'c we mogen ont-
mog^1" blein en groot, die wij
Santé pen en die ons helPen-
der met1' nog,maals, heel bijzon-
te leve, al,em die ons helpen om
men, dus i" *P werken, en sa-
die in oiw' allereerst met hen,
Unum met'''0 broederschap Cor
len werken °ns niet aUeen wil"
men willen ie,Taar allereerst sa-
tinus' geest en hari" st"Augus"
l In Limburg ontmoetten we
de Zusters Augustinessen van
Monica. Een kostelijk gezel- j
l schap vrouwen, dat wil leven
en werken in de dienst van
de Heer. Elk jong mens van
onze tijd kan niet anders dan
sympathie voor haar voelen.
Liever dan het schrijven l
van een beschouwing over l
haar, nemen wij u mee naar l
een van haar arbeidster rei-
nen. I
Een zekere pastoor Smeets is een
benijdenswaardig man. Hij wordt
trouwens ook benijd. Zijn parochie
staat onder de schutse van de
H. Gemma Galgaiii. Zijn grond
gebied is gelegen in Sittard-
Sanderbout
Behalve dat bij een prachtige
kerk beeft van Boosten, zijn in zijn
parochie gevestigd de zusters
Augustinessen van St.-Monica.
En dat is voor pastoor en parochie
een zegen. Onderhand zijn deze zus
ters wel bekende verschijningen ge
worden. Wve hebben allen wel gehoord
van de Stad Gods, van het belang
rijke sociale werk dat deze zusters in
Utrecht verrichten. En nu komen we
haar dan tegen in Sittard-Sander
bout.
We zitten te praten met zuster Wie-
bers in een nog lang niet voltooid
home. Maar om de sfeer te bepalen
waarin we bij elkaar zitten is hier
een citaat uit een der geschriften
die we op een tafeltje zien liggen:
„Een van de dingen, waarmee het
Christendom staat of valt is de gast
vrijheid. Want het Christendom is de
liefdesgemeenschap. Het Christen
dom kan staan in de kleur en in de
klank van de armoede, van de pre
diking, van louter beschouwing van
een of ander bijzonder apostolaat.
Het leven naar Sint-Augustinus' spi
ritualiteit staat in de kleur en in
de klank van de vriendschap. Een ge
meenschap naar Sint-Augustinus' hart
kan doodeenvoudig niet zonder gast
vrijheid."
„Waar doet u dat dan van."
Zuster Withers begint te lachen
en weet feitelijk geen antwoord.
„U zoudt verbaasd staan over de
wonderen als u het zo noemen
wilt die God iedere dag doet, al
les komt heus als we het nodig heb
ben, het wordt ons altijd op de een
of andere manier geschonken. Soms
weieens als we werkelijk helemaal
niets meer hebben."
Er zijn kinderen in huis. Ze slaan
°P een valse piano. We zien nog wat
jonge vrouwen lopen. „Zijn dat uw
gasten? „Och, er is veel leed op
de wereld. Er zijn altijd mensen, die
geen dak boven het hoofd hebben of
geen raad weten. Als ze bij ons
bellen, kunnen we ze niet buiten la
ten staan. Hier vinden ze een bed
en eten."
Het gekleurde randje
„Heeft dat mooie gekleurde randje
aan uw sluier nog een betekenis?"
Er wordt gelachen om de vraag.
„Ik denk dat het alleen voor het mooi
is. Ik was eens aan het bedelen op
een ambachtsschool en vroeg de jon
gens of ze nu wisten wat ik voor
Iemand was. Onze mensen zijn wel
nonnen gewend, maar die zien er
heel anders uit dat wij. U komt van
de P.T.T. zei er eentje."
We raken in gesprek over de spi
ritualiteit van de zusters, maar we
worden graag concreet. „Wat doet u
eigenlijk in Sittard-Sanderbout?"
De pastoor helpen met zijn grote pa-
rochiezorgen. (Daarover besluiten
we dadelijk de pastoor aan te spre
ken).
„We doen hier veel huisbezoek."
„Maar wat komt u dan doen bij
de mensen?" „Gewoon een praatje
maken, aanwippen."
We kijken een beetje verbaasd en
bedenken hoe in onze Roomse ogen
huisbezoek betekent, vragen naar je
Pasen en rondkijken of er geen on
raad is van vijandelijke origine.
Zusters Wilbers begrijpt de moei
lijkheid direct, ze heeft er dagelijks
mee te maken. Ze wordt vurig in
het gesprek.
„Het is toch wel erg, dat wij men
sen van nu ons niet meer voor kun
nen stellen dat iemand zomaar, zon
der bijbedoelingen naar je toekomt.
We ondervinden het dagelijks. De
mensen vinden het vreemd, dat je
ze belangeloos komt helpen. Ik heb
nog nooit uit me zelf, met wie dan
ook over het geloof gesproken. Je
zegt gewoon wat je hart je ingeeft
Dat komt bij vrouwen onder elkaar
van zelf."
Band van liefde
De zusters blijken van alles te doen.
Helpen waar het nodig is. De moe
ders, de vaders en de kinderen wat
levenslust bijbrengen. Wat kunnen
boeken voor je betekenen? Wat spe
len en dansen? Er zijn kooklessen en
er komen mensen die over het een
of ander een lezing komen houden.
Maar bovenal is er de band van
liefde die de parochie als een groot
gezin bindt. Samen leren leven in
lief en leed. De zusters hebben ook
een lagere school, maar vooral als
contactmiddel in het sociale werk.
De kinderen brengen de zusters in
de gezinnen.
We vernemen nog een mooi verhaal
over de chronische armoede. Reizen
is duur, daarom doen de zusters dat
anders. Ze noemen het onder el
kaar het apostolaat van het liften.
Getweeën langs de weg, duimpje op.
Er zü'n veel automobilisten die graag
van de gelegenheid gebruik maken
eens te vragen hoe het een en ander
bij de katholieken in elkaar zit. An
deren zijn direct bereid wat mee tc
geven voor het mooie werk, waar
van de liftster op verzoek vertelde.
Op verzoek, want we herhalen, een
zuster van Monica heeft nooit bijbe
doelingen of stiekeme plannen. Ze
liftte heel eenvoudig, omdat ze geen
geld had voor de trein.
Pastoor Smeets in zijn pastorie is
ihgenomen met het kleine convent.
„Waaraan dankt u speciaal de eer,
deze zusters in uw parochiewerk te
hebben?"
„Ja", zegt de pastoor en er is een
lachje om zijn mond, „je moet je
best doen natuurlijk om de zusters
te krijgen. Bovendien, het is hier wer
kelijk een moeilijke parochie."
Na de oorlog is de hele wijk uit de
grond verrezen. Het is al industria
lisatie wat de klok slaat. Wij hier in
het noorden die nog weieens aan het
gezellige liefelijke Limburg zitten te
denken gaan achter lopen.
„Weet u wat er allemaal in. onze
parochie woont?" De pastoor heeft
een indrukwekkende lijst: Duitsers,
Tsjechen, Polen, Belgen, Italianen,
naast de oude bevolkingskern. Ver
der een heel grote groep Hollanders
Er zijn hier Hersteld Apostolischen,
Gereformeerden, Hervormden, Ge
tuigen van Jehova, Zevendedag Ad
ventisten en Mohammedanen. Ook is
hier een bureau van de Bond van
Sexuele hervorming gevestigd."
Als er nog eens iemand over het ge
moedelijke intieme katholieke lan
delijke zuiden wil beginnen! Dit is
het nieuwe Limburg, een industriege
bied, waar alleen voor een levens
echte moderne geloofsbeleving nog
ruimte is.
„Pastoor we stappen op."
„Blijven jullie dan niet eten?" Dat
is echt Limburg!
F. B.
Toen Jesus te Bethlehem in
Juda geboren was, in de tijd
van koning Herodes, toen
kwamen er opeens in Jerusa
lem Wijzen uit het oosten; en
zij vroegen: Waar is de
nieuwgeboren koning van de
Joden?
Want wij hebben in het
oosten Zijn ster gezien en zijn
dus gekomen
MATTHEUS
(Driekoningen)
TNE ZONDIGHEID van de mens,
welke liem bracht tot een louter
binnenaardse werkzaamheid heelt
aan zijn cultuuropgave zelf schade
gedaan. Zeker met het groeien van
de beschaving kreeg de mens steeds
meer macht tegenover de natuur,
maar ook steeds meer onmacht. Hij
werd innerlijk vooral door zijn
eigen cultuur verpletterd. Toen
kwam het grote moment in de men
sen- en wereldgeschiedenis, dat God
zelf kwam tot het vlees, de mens
wording van God, onze Zaligmaker.
Wij kunnen de invloed op mens en
beschaving van deze grote heilsdaad
van God niet hoog genoeg aanslaan.
Er komt als het ware een coperni
caanse wending, een vernedering
van binnen uit.
Met een eenvoudig zinnetje drukt de
evangelist St.- Johannes de gemeen
schap van twee schijnbare radicale te
genstellingen uit: „En het Woord is
vlees geworden.". Hij drukt het zo plas
tisch mogelijk uit: het Woord van God
is bij God en God, souverein als de Va
der, het Woord, Dat de geschiedenis
leidde als de waarlijke Grote en Hei
lige, wordt vlees, is ingegaan in de
mensengeschiedenis zelf, om haar als
het ware van binnen uit te hervormen
op haar oorspronkelijk niveau terug te
brengen.
„En het Woord is vlees geworden."
Dat wil niet alleen zeggen, dat deze
mens, die in Nazareth ontvangen en
in Bethlehem geboren werd, de Zoon
van de levende God is, maar dat hij
ingegaan is in het menselijke ge
slacht in een onbegrijpelijke solidari
teit, als mens, die tevens God is, heeft
hij een wezenlijke verhouding tegen
over het gehele menselijke geslacht,
tot de anderen waarvoor Hij de gijze
laar zou moeten worden. In Hem treedt
God in de gehele mensheid binnen en
geeft haar de mogelijkheid deze van
binnen uit te veranderen. God werd
een werkelijke menselijke grootheid,
maar ook een binnenaardse grootheid.
We kunnen immers neg verder gaan, en
niet alleen een invloed van Christus
zien uitgaan „op de anderen", die in
een gehele andere verhouding tot Hem
en tot elkaar komen te staan, maar
ook een invloed op geheel de wereld.
Verschillende keren hebben we vroe
ger er reeds opmerkzaam opgemaakt,
dat de mens niet als een individu toe
vallig in de wereld is, maar dat de
mens wezenlijk aards, wezenlijk door
zijn lichaam van en in de wereld is.
Mens en wereld kunnen niet geschei
den worden, zelfs niet in onze gedach
ten. Nu het Woord van God vlees ge
worden is heeft deze grote heilsge
beurtenis ook invloed op geheel de we
reld, op geheel de cultuuractiviteit
van de mens. De christen heeft dit ook
altijd begrepen: hij heeft begrepen, dat
de christelijke godsdienst niet alleen de
individuën moet raken, maar de indi
viduen in hun „Umwelt", in hun „mi
lieu". De christen wil daarom deze in
carnatie van God in het vlees doorzet
ten in geheel de wereld en een chris
telijke cultuur opbouwen als een uit
loper van deze grote heilsdaad van
God. Een cultuur, welke zowel in cultu
reel als technisch opzicht, niet alleen
de aarde wil veroveren en aan zich
onderdanig maken, maar die ook de
macht en de machteloosheid van een
cultuur zonder God wil te niet doen.
Niet alleen moet de mens uiterlijk de
aarde domineren, maar ook innerlijk,
een cultuur dus, die aangepast is aan
de mens, en tegelijk hem brengt naar
het zedelijke en christelijke goede.
H. B.
SOMMIGE MENSEN houden van
verschijningen. Ze hollen naar
Syracuse om een wenende Ma
donna te zien en naar Amsterdam om
te luisteren naar een zienster.
En het spijt hun heel erg dat de
kranten niet méér te lezen geven over
de paus die het zonnewonder van Fa-
tima zag. Waarom eigenlijk?
Misschien zijn wij allemaal te haas
tig en zo vol met business dat we
geen tijd hebben voor bezinning en wil
len we daarom graag een verschijning
In deze tijd van exclusieve fotorepor
tages en televisieshows zouden we dat
beslist een zeer prettige service van
de kant van God vinden.
HET FEEST VAN morgen heet
Verschijning des Heren, omdat
het de verhalen heeft van de drie
koningen, van de doop in de Jordaan
en van het wonder in Cana. Daarmee
is Christus voor het eerst aan de bui
tenwereld verschenen als Gods Zoon.
Maar je moet je er geen te sensa
tionele voorstellingen van maken.
Dat verschijnen van een bijzonder
sterrebeeld was lang geen zonnewon
der. Het was een teken waarin je
moest geloven. Pas dat geloof en een
moedig doorzetten in dat geloof maak
ten dat je geen Don Quichotte werd die
achter spookbeelden aanjoeg, maar
een wijze die op weg was naar een
gewoon kind dat toch God was.
Johannes zag een duif boven het
hoofd van Christus en hoorde een stem
uit de hemel, maar na jarenlange
training in zelfverloochening en af
wachten was dit teken voor hem een
vreugdevolle bevestiging voor wat hij
al geloofde.
De verandering van water in wijn te
Cana was waarlijk geen opvallende
bruiloftsstunt, maar een vriendschaps
dienst die door het gezelschap nauwe
lijks werd opgemerkt omdat de chef
kelner een compliment maakte aan
de bruidegom.
NATUURLIJK WAREN het bijzon
dere tekenen waarmee Christus
zich kenbaar maakte, maar je
moest er voor openstaan en geloven,
anders merkte je er niet veel van.
Als je nu openstaat en kunt luiste
ren zijn er ook bijzondere tekenen,
waarmee Christus blijft verschijnen.
Christus verschijnt nog voortdurend
onder ons als Verlosser in mensen
die niet rijk zijn en geen opvallende
plaats hebben in de samenleving en
die zich toch bewust zijn van hun gro
te waardigheid als kind van God
in mensen die voelen hoe ze naar zich
zelf getrokken worden en die toch tel
kens weer gewoon maar goed dur
ven zijn voor anderen in mensen
die ondanks heel veel ellende toch in
diepste wezen niet treurig zijn In
doodgewone mensen die door de soms
zo gecompliceerde voorstelling van hat
leven heen met verlangen blijven uit
zien naar Zijn wederkomst.
WAT ER VAN Christus versche
nen is en wat er van Christus
nog steeds verschijnt is Zijn
genade, zoals Paulus het schrijft.
Dat kan door de beste persfotograaf
niet vastgelegd en door de meest
vakkundige cameraman niet opgeno
men worden.
I Maar voor wie gelooft is het duizend
keer boeiender dan al het andere.
D. C.
ii
Op menig station hangen affiches
waarop een gestileerde uitermate
frisse jongen in een smetteloos uni
form de voorbijganger toeroept:
„Kom bij de Luchtmacht!" Met nog
vele verrukkelijke toevoegingen. Zo
maken ook bedrijven reclame voor
personeel. En men hoeft maar de ad
vertentiepagina van een krant in te
kijken om nog meer van zulke aan
lokkelijke uitnodigingen op te merken.
Wanneer nu cm jongen zich inder
daad meldt, dan zal hij al gauw be
merken, dat de werkelijkheid nooit zo
smetteloos is. Hij vermoedde dat na
tuurlijk ook wel. Waar het hem om
ging was: een goed betalend beroep
met gezonde mogelijkheden. Dat is iets
anders dan de kraakheldere vrolijkheid
van zo'n aanplakbiljet.
Vele orden en congregaties maken
ook op een ietwat overeenkomstige
manier propaganda „Wil .ie beroemd
worden? Kom bij ons, dan word je
beroemd bij O.L. Heer!". Men kan
zulke kreten niet vérwijten aan dé he
le orde of aan al de leden van de con
gregatie. Het is de - afdeling „propa
ganda" die daar debet aan is. Ondanks
de steeds luidruchtiger propaganda
loopt het aantal roepingen vooral van
enkele zuster-congregaties zeer terug.
Men kan daar allerlei redenen voor
aangeven, met meer of mindere
mate van waarschijnlijkheid. Zoals
bij de maatschappelijke beroepen zal
het ook vaak gaan bij de „roepingen"
Niemand zal vermoeden, dat de wer
kelijkheid achter de kloostermuren zo
schoon is als wordt voorgespiegeld.
Die lieflijke beschrijvingen doen dan
ook soms nogal kinderlijk en naief aan.
Wie op het idee komt zich te melden
bij zo'n congregatie zal het eerder doen
ondanks de propaganda-folder dan
tengevolge daarvan.
Waar gaat het nu eigenlijk om bij
„roeping'?
Vooreerst moeten we stellen, dat
ieder mens een eigen roeping heeft.
Ieder mens is geroepen „tot God" te
zijn; hij gaat van God uit, moet zijn
hele leven open staan naar God en
moet naar de hem gegeven mogelijk
heden tot God terugkeren. Ieder mens
is geroepen tot de intimiteit met God
in Jezus Christus, want God wil; dat
alle mensen zalig worden en tot de
kennis der waarheid geraken en wel
door Jezus Christus, het Woord van
God. Elke andere roeping zal altijd
deze algemene roeping als onbetwist
baar fundament moeten hebben. En
van deze algemene roeping is ieder
absoluut zeker. Wanneer wij dus iets
zouden ondernemen, dat met deze roe
ping onverenigbaar is dan zijn wij in
de meest absolute zin ontrouw. Ieder
mens zal dus moeten trachten die weg
door het leven te vinden die hun het
veiligst en het zekerst is om de aller
eerste zin van zijn bestaan waar te
kunnen maken. Deze weg hangt af van
Gods wil en van de door God gegeven
mogelijkheden. Voor iemand die de
geschiktheid mist om de Evangeli
sche Raden te beoefenen in het ka
der van wat wij noemen „de drie ge
loften" zal het klooster dus niet de
weg zijn.
een uitnodiging van God om de pries
terlijke of kloosterlijke staat te aan
vaarden. Maar deze uitnodiging hoeft
niet tc worden opgevat als cen bijzon
dere ingeving of cen innerlijke drang.
Toen hieromtrent onder de theologen
verschil van mening bleek te bestaan
werd door-Pius X een commissie van
Kardinalen benoemd. Deze commis
sie verklaarde dat twee elementen
voldoende waren n.l. de bedoeling en
de geschiktheid om door de Bisschop
tot het priesterambt geroepen te wor
den. Deze beide elementen gelden ook
voor de kloosterstaat.
Het afleggen van de drie geloften
gebeurt in concreto binnen de gemeen
schap van een orde of congregatie. Men
kan met zo'n orde of congregatie ken
nis maken via lectuur en ook en
deze tweede weg is minstens overtui
gender via de ontmoeting met hun
leden, door kennisneming van hun leven
en hun werk. En nu is het merk
waardig, dat een orde als die van de
Karmel waarvan men de leden moet
gaan bezoeken om hen achter tralies
te kunnen spreken, niet te klagen heb
ben over gebrek aan roepingen, inte
gendeel. Het zou onrechtvaardig zijn
en grievend om hieruit de conclusie te
trekken, dat de actieve congregaties
door hun werken in ziekenhuizen en
scholen dus zichzelf in de weg staan.
Conclusies op dit terrein zullen altijd
gevaarlijk blijven omdat het maar hy
pothesen zijn. Men zou immers ook
kunnen stellen, dat meisjes, die religi
euzen in feite bezig zien voor dat werk
in onthechting en zelfverloochening
terugschrikken.
éwMËÉHHmI
„Honden vieren nooit van oud
in nieuw", aldus Hond vanaf het
haardmatje, „want honden letten
nooit op de kalender. Daarom
komt ge, waar ter wereld dan ook,
geen enkele hond tegen met een
Succes-agenda. Ofschoon het aan
tal mensen, dat het zonder Succes
agenda kan uithouden, aanmerke
lijk begint te slinken, wil mer hier
of daar nog wel eens een ze'dzaam
exemplaar aantreffen van een
mens, die ongewapend tegen het
moderne leven optornt zonder te
kunnen beschikken over de spreu-
ken-voor-alle-gezindten, het uur
schema van elke dag en de Alge
mene Wenken voor E.H.B.O.,
waarop de hedendaagse agenda
uw vragende geest vergast. Mijn
baas was tot dusver nog vrij. Nu
heeft hij met Sinterklaas een ste
vige zakagenda-in-kunstleer ge
kregen en deze week voor het
eerst in gebruik genomen. Hij is
verkocht. Niet alleen die agenda
maar ook mijn baas. Hij mag nu
niets meer vergeten. Aan alle af
spraken moet hij zich voortaan
houden. Niets kan hij meer aan
het toeval overlaten. Zijn geloof in
de Voorzienigheid verzwakt van
dag tot dag, plaats makend voor
het „rotsvast zelfvertrouwen",
waartoe de spreuk van 3 januari
hem opriep: „U zult tevergeefs
naar succes zoeken, als u de wor
tels van een rotsvast zelfvertrou
wen niet tevoren in u zelf hebt
geplant".
Mensen zijn boeiend. Voor een
hond zijn ze boeiend om naar te
kijken. En voor elkaar zijn ze
boeiend in zoverre zij elkaar op
alle mogelijke manieren en met
allerlei middelen graag aan ban
den leggen. Wat een hond echter
wel nooit zal begrijpen is het feit,
dat deze elkaar aan banden leg
gende mensen elkaar nog tot
„rotsvast zelfvertrouwen" kunnen
opwekken