Twee zalen in Münster
BACH en MOZART
Een goed „BEGIN....
=Artistieke Actualiteiten
Erik Vos, leerling van drie groten
Erg mooimaar praktisch?
Dansende diplomaten en grillige arch tec ten
Hoe Duitsland theaters
bouwt (tl)
Pleidooi voor kunstzinnige vorming in het
Van Abbe-Museum
Troef Kaart
Art and Auctions i
NIEUW TONEELPUBLIEK KWEKEN
igË
VB ZATERDAG 23 MAART 1957 PAnTNA 7
1 NIEUWE GRAMMOFOONPLATEN
Feestelijk
Doodzonden
Glazen paleis
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll!ll!!lllllllllllllllllllll!llll!!lllll!inillllllllllllllllllllllllllllllll!!ll!l!ll!lllli!llllll!llllll!llll!IIIIIIIIIIIIIUI!!lllllllllllll!lllllll!ll!ll!lllllllllilII)
De zaal van Miinsters schouwburg
MiiNSTER is een stad waar het
jaartallenboekje leeft. Werd
niet de 80-jarige oorlog daar be
ëindigd, achter de stadhuisgevel,
dat pronkstuk van gotiek dat het
traditie-gevoelige Münster zich
door geen luchtbombardement
tvilde laten ontnemen? En dat men
daarom steen voor steen herbouwde
in zijn gedaante van zes eeuwen
terug? Münster moest en zou het
oude Münster blijven en daarom
restaureerde men, eveneens in de
oude stijl en met succes de
unieke winkelgalerij onder de
honderd bogen van de Prinzipal-
markt. Maar over deze Lijnbaan
avant la lettre hebben wij het nu
ni€j kijken liever achter die
stadhuisgevel met zijn boogramen
en pinakels, waar de vredeszaal ligt
van 1648.
Het valt te begrijpen, dat het gebouw
met al dat glas er 's avonds uitziet als
een stedelijke feestverlichting. Zo is het
ook. Daar hebben de vier jonge Mün-
sterse architecten dan ook op aange
stuurd. Zij wilden vooral een feestelijk
en vrolijk huis voor de theatergemeen-
schap maken. Dat is iets anders dan
de hier eerder besproken Keulse opvat
ting, die de dienstbaarheid aan het to
neel vooropstelde. Uiteraard is ook in
Münster de toneeltechnische outillage in
de puntjes verzorgd. Er is 'n zeer groot
toneel met een draai-element van 4 me
ter doorsnee, een hefbare orkestbak, die
als voortoneel kan dienen en een licht
installatie die wedijvert met die van
Mannheim, de meest moderne van heel
Europa. Maar in de zaal lijkt, evenals
in de architecturale vorm, veel geofferd
aan feestelijke effecten.
Zij heeft de vorm van een onthoofd
ei, of, om het de zwaartillende scribent
van het openingsprogram na te zeggen,
haar omtrek volgt „dem Langschnitt
eines auf die eingeschlagene Spitze ge-
stellten Eis". Het ei heeft zwarte bin
nenwanden, waardoor de ruimte 'n pret
tige onbepaaldheid krijgt. Deze wordt
nog versterkt door een plafond dat geen
plafond is, maar een schijnplafond, een
doorzichtig vlak van stalen spinneweb-
ben, waaraan duizend witte lampekap-
pen hangen. Een overdadig etalerende
lampenwinkel. Maar feestelijk is het als
dat in de pauze allemaal gaat branden.
De parketstoelen bekleed met donker
violet, lopen achter in de zaal steil om
hoog. Daardoor wordt het verband ge
legd met de drie met rietmatten omring
de galerijen. Het is een eenheid; het pu
bliek wordt in deze zaal inderdaad een
gemeenschap.
Een gedurfde en geslaagde zaalarchi-
tektuur, akoestisch bovendien bijzonder
goed. Maar er z\jn enkele vreemde din
gen. Ga eens op een van de galerijen
Glazen paleis bij avond, tijdens de pauze.
zitten op de voorste rij. Je kijkt ore-
cies tegen de witgelakte stang die de
functie van de antieke roodfluwelen ba
lustrade overneemt. Dat is een dood
zonde tegen de theaterpraktijk! En
wee de bezoeker die toevallig in een
der trapsgewijze dalende zpgalerütjes
terechtkomt. Hij ziet ongeveer een vijfde
deel van het toneelvlak. Een tweede
doodzonde. Een derde dupeert vooral
de akteurs. Vanaf het toneel zijn, zelfs
al is de zaal donker, de hoge witge
lakte stangen, die chter dc paarse stoe
len uitsteken, hinderlijk zichtbaar. Het
moet een nare gewaarwording zijn bij
het spelen voortdurend een soort hel
denkerkhof in het donker te zien sche
meren.
Zulke eigenaardige fouten kunnen zich
niet voordoen wanneer, zoals in Keulen,
de architecten nauw voeling houden met
de toneelexperts. De glazen buitenwand
en de overdaad van lichtbronnen geven
een schitterend effect. Dat is waar.
Maar als alles brandt telt de elektrici
teitsmeter alsof een hele wijk van Mün
ster elektra gebruikt. En als de glazen
wasser eenmaal zijn plicht doet, biedt
hij een nota aan van 8000 mark.
Uit dit alles blijkt, dat het élan der
Münsterse bouwmeesters, die iets bij
zonders wilden maken en daar zonder
twijfel in slaagden, hen toch wel parten
heeft gespeeld. Erg mooi. maar prak
tisch? Is het niet een merkwaardige
coïncidentie dat de bezoeker van de
Miinsterse vredeszaal met haar gebeeld
houwde rugleuningen de neiging voelde
om dezelfde vraag te stellen?
Een voortreffelijke realisatie
van Bachs concert voor twee kla
vieren en orkest en een idem van
Mozart brengt ons Columbia op 'n
L.P. 33 '/i r.p.m. plaat. Met twee
gerenommeerde pianisten als Cla
ra Haskil en Geza Anda, bene
vens het Alceo Galliera Philhar-
monia-orkest was het wel te ver
wachten dat hier een stijlvolle
vertolking tot stand zou komen.
Doch deze opname overtreft de
verwachtingen. In het bijzonder
Clara Haskils oerrmzikanteske ge
aardheid, haar volledige overgave
aan ,het werk zonder individuele,
virtuoze occupaties of aspiraties
maakt dat we hier als in één adem
ieder werk kunnen beluisteren.
De techniek der opname als zo
danig deed overigens de rest.
Waar beide meesters in voort
durend contact stonden met
hun principalen: vorsten en
prelaten voorzagen zij tegelijk in
hün behoeften, in hün drang naar
llllllllllllllllllll
EEN RONDBORSTIG MAN, die
Hans Kaart. In een film zong hij een
keer een lantarenglas aan stukken.
En te oordelen naar de recenties uit
de hoofdstad, waar Kaart al is op
getreden, waren zelfs de heren critici
onder de indruk van het geluid dat
Kaart wist te produceren. Men vraagt
zich natuurlijk af, waarom er van
deze zanger zoveel ophef gemaakt
wordt. Dit is niet alleen om zijn on
miskenbaar overigens nog slechts
embryonaal aanwezige kwaliteiten en
evenmin slechts om het feit dat hij
reeds in Nederland bekend was als
toneelkomiek. Dit komt zeker ook om
de eigenschap, die Hans Kaart bezit,
om zelf van al zijn doen en laten veel
ophef te maken. Kaart en stilte passen
niet goed bij elkaar. In Karlsruhe
heeft hij zijn operadebuut gemaakt,
natuurlijk niet in stilte. Dat het een
succes werd blijkt uit het volgende.
Na afloop kwamen twee acteurs van
het plaatselijke Staatstheater op hem
toe en zeiden: „Weetje wat je moet
worden? Toneelspeler". Voor een
toneelspeler, die na veel studie een
kans voor de opera krijgt, niet geheel
ontmoedigend. Zondag 24 maart
treedt hij te Amsterdam op in „Pal
jas". Wij zijn benieuwd naar de reac
ties op Kaart's Nederlands opera
debuut.
HET WORDT DE MENS de laatste
jaren wel gemakkelijk gemaakt. Voor
iedere kunst en wetenschap stelt men
encyclopedieën samen, alles wordt
systematisch geordend en wie iets
over een bepaald onderwerp zoekt
vindt alles bij elkaar, liefst op alfa
betische volgorde gecatalogiseerd.
Dit alles komt de snelheid van het
werk ten goede en als zodanig is er
niets op tegen. Van belang voor
kunstverzamelaars, museumdirecteu
ren en vendumeesters is het dan ook
dat er een tijdschrift „Art and Auc
tions" is verschenen (het verschijnt
twee maal per maand), dat bijzon
derheden bevat over naderende
kunstveilingen etc en de resultaten
van veilingen die net gehouden zijn.
De belangrijkste geveilde kunstvoor
werpen zijn met afbeelding in dit
fraai uitgegeven tijdschrift opgeno
men. De tekst is geschreven in de
taal van het land waar de veilingen
plaatsvonden, behalve bij die landen
wier taal geen uitgesproken interna
tionaal karakter heeft. In zulke ge
vallen (Nederland, Scandinavië) ge
bruikt men het Engels. Prijzen wor
den uitgedrukt in de munteenheid
van het desbetreffende land. Over de
volledigheid van het tijdschrift kun
nen we niet oordelen, maar we menen
wel dat deze aanwinst niet onbelang
rijk is. Ze is echter niet goedkoop.
spel van toetsen en snaren en in
déze zin van wei-behagen, van
dienstbaarheid aan hun. omrin
gende gemeenschap vinden deze
cbncerten hun oorsprong.
Bij Bach domineert hierbij de
weidse Barok-geest; de drang naar
brede spanningen; de sterke
vormkracht waarin ieder orna
ment zich voegt in de bouworde
van het geheel.
Bij Mozart overheerst de Roco
co; de lust om te behagen welke
een enkele maal tot koketterie
devalueert.
Bij Bach vergeleken is Mozarts
muziek klatergoud en valt goed
beschouwd uiteen in Italiaanse
manicrismen, virtuositeitsallures
welke de vorm conventioneel
maakt. Mozart danst, bij al zijn
geniale uitspraken, luchtig over
vormproblemen heen; hij volgt
slaafs de bestaande procédés.
Maar het blijft een wonder hoe
hij, ondanks deze serviliteit, toch
deze oude wereld met een nieuwe
lente van geluid weet te bezielen.
Bachs creatie en die van Mozart
liggen op nauwelijks vijftig jaar
van elkander gescheiden, en dit
is bij het levenstempo van die
eeuwen haast niet verstaanbaar.
Toén echter voltrok zich een
stijlontwikkeling die in een halve
eeuw het aanschijn der muziek-
kosmos scheen te vernieuwen.
Bach putte zijn kracht in de diepe
welput der Italiaanse barok
die de „rosse priester" van Ve
netië Antonio Vivaldi tot muzikaal
prototype had. Diens Concerti-
grossi bezitten het tumultueuze
geweld, de vloeiende en binden
de lijnen en de felle contrasten
van de schilderingen van 'n Michel
Angelo. In deze contrastwerking
van melodische vlakken schuilt
het principe van deze muzikale
architectuur van de Concerto-
grosso-stijl.
Hier treden de beide solisten nog
niet in zulk 'n individuele-virtuoze
gestalte op als in Mozarts werk.
Waar bij de Salzburger het orkest
doorgaans wordt ingeperkt tot een
begeleidende partij, daar behoudt
bij de meester van Eisenach het
orkest zijn soevereine-zelfstandige
betekenis: een volwaardige part
ner t.g.o. beide solisten.
Hier betekent con-certeren nog
„rivaliseren", edele wedstrijd van
gelijkwaardige partners. En welk
een verruking is het dit spel van
vraag en antwoord, van contrast
werking der soli en tutti en bo
venal, de ononderbroken melodi
sche spanningen te vogen, span
ningen zo inherent aan de totale
structuur en er als een godde
lijke drift van klank in meege
voerd te worden. Maar waar te
beginnen en waar te eindigen bij
dit alfa en omega van con-certe
ren, van musiceren? Luisteren
we zelf naar deze ambivalentie
fvan het Concerto: twee werelden
op een afstand
MARIUS MONNIKENDAM
Zij vertoont alle hinderlijke bijkomstig
heden van een doelwit voor toeristen.
Zo schijnt er het verkopen van entree
kaartjes een vrijbrief te zijn voor breed
sprakige explicatie. Werkelijk, de bezoe
ker hoort er meer over gezanten en fo
lianten, dan redelijkerwijs voor de 30
Pfennig van het toegangsbiljet geboden
kan worden. Overgaande tot meer re
cente gebeurtenissen meldt de gids dat
'Puren, vloer en zoldering „alles neu"
ziin, een lelijke streep door de roman
tische rekening van een op historische
Plekjes beluste kijker. Maar gelukkig,
niet alles is nieuw. De Münsteraars wa
ren zo verstandig om de beroemde ban
ken van houtsnijwerk tijdig in de kelder
te bergen. Zodat de hoge kraag van koor
banken, die in feite de sfeer van deze
teal maakt, inderdaad onveranderd ge
bleven is. De gids kan zijn bedrijfjus
°P vooroorlogse voet voortzetten. Hij
Verzuimt de kans niet. Hij laat de toe
schouwer nauwelijks tijd om zelf te kij
ken. Om te zien hoe fraai die volkse
beeldsnijders uit Westfalen hun symbo
lische en bijbelse personages uit het
eikenhout kerfden. En om op te merken
boe weinig de schrijnwerkers, houtsnij
ders en decorateurs destijds rekening
bielden met de praktische behoeften van
de mensen voor wie de zaal bedoeld
ivas. Zelfs een diplomaat uit de 17e
eeuw wilde wel eens zijn rug laten
beunen zonder door eikenhouten snijwerk
daarin te worden gedwarsboomd. Erg
mooi, maar praktisch?
Eigenlijk spreekt het vanzelf dat de
ieden van het Franse gezelschap reeds
bij het begin der onderhandelingen be
hoefte voelden aan beweging. Zij cre
ëerden dan ook op 26 februari 1645
bat is historisch, al heeft de gids er
Saen weet van in die plechtige vre
deszaal een „Ballet de la paix" een
door de Franse diplomaten zelf en hun
Personeel gedanst spel.
TVT AS ER in '57 opnieuw een Miinsters
W vredescongres, dan zouden de
dansgrage ambassadeurs een be
ter podium aantreffen in de nieuwe
Schouwburg. Want Münster, de oude
cultuurstad waar je evenveel voortref-
?c,iikG boekverkopers hebt als banket
bakkers in Maastricht, heeft zich voor
baar theaterleven een glazen paleis aan
gemeten dat onder de nieuwe Duitse
beaters sterk de aandacht trekt.
Het is niet duur, vindt men in Münster
ftet kost maar 5 miljoen mark altijd
b°g tweemaal het bedrag dat destijds
7°°r de nieuwe Heerlense schouwburg
®el te hoog werd gevonden.
Excentriek is het bouwwerk, dat
Hch als een wig uit een niet groot
Plein schijnt te wringen, zeker. Het
Slazen front, met daarboven een ro
tonde van glas in hemelsblauw bekle
de betonstrippen en op de achtergrond
be toneeltoren, spelen samen 'n grillig
sPel van vormen, waarbij de getrapte
J'jwand rechts en de wijkende horizon-
teal van het theatercafé links een stoe-
r® partij meespelen. Als een symbool
Van Münsters cultureel verleden is
teidden tussen het hoekige beton enl
glas een ruimte uitgespaard voor een
teet mos begroeid brokstuk, een klas-
f'eistische gevelruïne, die de theater
bezoeker door de glazen foyerwand
yyemoedig aanstaart. Op warme zo
meravonden wandelen de pauzegan-
gers er zelfs omheen.
Amsterdams Centraal Station, geschilderd door zes jongens van 1014 jaar
ONDER de naam „Begin.reist een tentoonstelling door het land, die een
pleidooi wil zijn voor kunstzinnige vorming. Deze tentoonstelling wordt bekos
tigd door het Prins Bernhard Fonds, dat op deze wijze zijn tienjarig bestaan een
bijzonder accent wil verlenen. Ze is samengesteld met medewerking van een groot aantal
organisaties die op het terrein der kunstzinnige vorming werkzaam zijn, zoals de „Stich
ting Jeugd en Muziek", verenigingen voor handenarbeid, voor huismuziek, werkcentra
voor leketoneel, creatief spel en kunst, etcetera.
Een hele reeks musea zal deze reizende manifestatie achtereenvolgens onderdak verlenen.
In hel Amsterdamse Stedelijk Museum is zij reeds geweest. Op het ogenblik kan men
haar gaan zien in het van Abbe Museum in Eindhoven.
Het pleidooi waarom het hier gaat, wikkelt zich als volgt af. De onafgebroken voort
gaande technische en organisatorische ontwikkeling, die in voortdurende toenemende
mate het leven automatiseert, roept de vraag op naar de naaste toekomst van de mens.
Hoe schat u de voldoening die de arbeid schenkt naarmate in groter verband steeds
aan één onderdeel moet worden gewerkt? Welke kansen laat de technische perfectie
en vooral de specialisatie aan de liefde voor het werk?
Alles hangt af van de vrijheid van
de vrije mens.
En de mens heeft goddank tenmin
ste weer de vrije tijd om vrij te zijn.
In 1800 werd hem nog 14 uur arbeid
per etmaal opgelegd. Nu zijn het per
etmaal acht uur arbeid die hem ge
vraagd worden, acht uren rust die
hem gelaten wordt en nogmaals acht
uur vrije tijd die hij dan overhoudt.
Maar wanneer is hij werkelijk vrij?
Als hij alleen Is en niets uitvoert,
of als hij in een gemeenschap blijft
en meedoet? Als hij passief is en het
vermaak over zich laat komen, of
juist als hij zijn krachten meet met
die van anderen?
Het zijn vragen die de pleitbezorgers
slechts schijnbaar ter beantwoording
aan het auditorium overlaten. Zij zijn
ervan overtuigd dat de scheppende
bezigheid het meest bepalend is voor
het menszijn, en zij getuigen van hun
sterk vermoeden dat juist daarin de
„kiem van het geluk, een begin van
werkelijk vrij zijn" gelegen is.
Nu mag geloof ik, wel toegegeven
worden, dat de hier weergegeven ge-
dachtengang ietwei snel, om niet te
zeggen haastig ver" opt. Het zou niet
moeilijk zijn aan te tonen, dat ze zelfs
hier en daar een stukje overslaat.
Maar wie bovendien zov menen, dat
hier, (alsof er nooit een Rimbaud ge
weest was, die krankzinnig werd van
in de kunst te zoeken naar de woor
den van het eeuwige leven en van de
vrede van het menselijke hart), de
kunst, die verloren zoon. evenals in
de Renaissance zich opmaakt om op
nieuw het „laatste doel van de mens
te worden, zijn brood en zijn wijn, dc
consubstantiële spiegel van de zalig
makende schoonheid" (Maritain) die
kan zijn verdenking toch waar
schijnlijk beter opschorten.
Wat de hier samenwerkende ver
enigingen doen, en wat het Prins
Bernhardfonds mede voorstaat inge
volge zijn statutaire doel: „de zelf
werkzaamheid van het Nederlandse
volk op het gebied van wetenschap,
kunst en cultuur in het algemeen te
bevorderen," mag zonder debatte-
ren-in-de-zijkamers voluit bewonderd
en buitengewoon goed en gelukkig
genoemd worden. De expositie onder
lijnt haar betoog met fotografieën-
waaronder mij buitengewoon treft de
buitenopname van een grote groep
kinderen die blijkbaar een toneel
opvoering bijwonen of een poppenspel,
met voorwerpen van kunst en kunst
nijverheid en zowaar met „creatieve
patronen", zoals zij dat noemt, die
in de natuur zijn aangetroffen, het
geen dan schelpen, gesteenten, vege
tatieve nerven en getakten zijn, waar
van de laatste, op een stuk papier ge
plakt, met inkt kunstmatig zijn dóór-
gecreëerd.
Dit alles lijkt mij niet het beste deel
der tentoonstelling. Het beste zijn de
werken die de bemoeiingen der ver
melde verenigingen en werkcentra
in kindshanden hebb n doen ontstaan
en de aanschouwelijke documentatie
die daarbij op de afdeling muziek en
spel gegeven is.
Het is prettig nu eens enige zalen
kindstekeningen, gemaakt door kin
deren van zes tot veertien jaar, al
leen of in groepsverband niet preten
tieus als voorwaardige kunst voorge
zet te krjjgen, maar simpelweg uit
gestald als een bewh's dat het alle
maal zo intellectualistisch niet meer
toegaat in de „opvoeding" der kinde
ren, maar dat er nu ook aan zijn ge-
voels- en verbeeldingsleven niet en
kel maar niets mee- in de weg ge
legd wordt, ook niets geforceerd,
maar wel voluit liefdevolle zorg eraan
wordt besteed. Het wjs wel eens met
reden, dat tentoonstellingen van kin
derkunst de indruk achterlieten, dat
er een soort roofbouw op de kindshar
ten werd gepleegd tot meer eer
en glorie van zijn knappe, geniale op
voeder, die me daar maar even vijf
tig of tachtig kunstenaars uit de
grond had weten te stampen. Zulk
een indruk laat het werk van bijv, het
Theo Driessen-instituut in Helmond,
of van de ongenoemde Utrechtse
school volstrekt niet na. Integendeel.
Hier zijn de kinderen bijna altijd in
hun eigen wereld gebleven, bij hun
eigen ziel. En dat is heerlijk om te
zien.
In de laatste zaal der tentoonstel
ling „wordt kinderen de gelegenheid
geboden om op vooraf bekend ge
maakte uren onder leiding te werken."
U kunt hen dan bezig zien met hun
krijtjes en verf en besneden aardap-
peldrukjes een heel klasje bijeen. Het
lijkt overigens niet zozeer dat ze „de
gelegenheid" hebben gekregen. Zij
zijn daar neergezet, achter een ijze
ren hekje en onder leiding van hun
werkdocent. Zij zitten daar als een de
monstratie die van hen uit gezien nu
niet zo bar veel zin moet hebben.
Ronduit gezegd: ik vind dit deel van
de tentoonstelling het minst admira-
bel, ik vind het slecht.
(Van onze Amsterdamse red.)
DRIE grote kunstenaars
hebben hun invloed ge
had op de ontwikkeling
van Erik Vos tot regisseur:
Etienne Deeroux, bjj wie Vos
l'/i jaar les heeft gehad op
diens Parijse mime-school;
Peter Sjaroff die hem op de
Amsterdamse toneelschool
mede het wezen van de re
gie bijbracht en Glenbyam
Shaw, de directeur van het
Shakespeare Memorial Thea
tre, onder wiens leiding hij
enkele maanden de regie van
een Shakespeare-stuk mocht
meemaken. Sinds augustus
van het vorig jaar heeft Erik
Vos de artistieke leiding van
de Stichting Nieuw Jeugdto
neel „Toneelgroep Arena",
welke sinds enkele weken het
jeugdig publiek in verruk
king brengt met „Het dansen
de ezeltje", een stnk van de
hand van de regisseur zelf
en met „De reis naar Bom-
bola", een bewerking van het
reeds eerder door „Puck"
gespeelde „Als ik koning
was". In A'dam hebben reeds
vele honderden kinderen in
schoolverband van deze ro
mantische sprookjes, die in
het Nieuwe de La Marthea-
ter gegeven worden, kunnen
genieten; mede dank zij de
rijkssubsidie welke „Arena"
als enig jeugdtoneelgezel-
schap krijgt.
„Het is een fascinerend
werk kinderen pedagogisch
en artistiek verantwoord to
neel te geven", vertelt ons
Erik Vos als we met hem
in zijn woning op de Alexan-
derkade in AmsterdamOost
met een prachtig uitzicht
op het Tropenmuseum een
praatje maken. „Het is be
langrijk in echte schouwbur
gen zo goed mogelijk kinder
toneel te brengen; dat kweekt
eerst een werkeliik theater
publiek. De jeugd vindt gauw
iets mooi en een waarborg
kan haar geestdrift lang niet
altijd zijn. Maar met iets pa-
etisch raak je ze diep in
haar gevoelig innerlijk. Soms
worden de kinderen heel stil,
een andere keer komen ze tot
felle gemoedsuitbarstingen.
Dat zijg vaak grote momen
ten die een eerlijk kunste
naar oprechte voldoening
kunnen geven".
anderhalf jaar in de medicij
nen in Utrecht, totdat het
zien van de film „Les Enfants
du Paradis" een ommekeer
in zijn leve., teweeg bracht.
„Jean Louis Barrault leerde
mij dat de wezenlijke ex
pressie van het lichaam in
de mime ligt. Dat wilde ik
in Parijs ook gaan leren".
Vos deed nog toelatingsexa
men voor de Toneelschool in
Amsterdam, maar ging daar-
SSpigKgpipfllPïSWf*:
deel uitmaakten, bracht De
eroux ons naar plekken van
de toneelb "eving waar nog
nooit iemand geweest was".
Heilige rover
IjE JONGE Vos begreep
echter dat hij iets te
vroeg naar Parijs was ge
gaan: hij miste nog de ele
mentaire dramatische oplei
ding. Dies doorliep hij toch
"1
Maar ik geef toe dat de Ward-de-
monstratie en muziekoefeninge*
die ook nog op het expositie-program
ma staan, en die ik niet heb bijge
woond, een uitmuntend deel van het
pleidooi kunnen zijn. Hetgeen ook
geldt voor de lezing var de heer Th.lendoorn ""ebórenen groeide
Vesseur over „Improviseren en dra- op ais zoon van een sana-
matiseren met kinderen", die voortoriumdirecteur in de Over-
a. s. dinsdag om acht uur 's avonds j ijsselse bossen. „Ik heb een
op het program staat. heerlijke ieugd gehad". Na
de middelbare school doorlo-
K. C. I pen te hebben, studeerde hij
Deeroux
ERIK VOS een spre
kend gezicht, bezield
door heilig „toneelvuur"
werd in mei 1929 in Hel-
na meteen -.ar de mime-
school van Deeroux.
„Een geniaal mens, een
wroeter en hakker in het bos
van het toneel" bewondert
Vos zijn leermeester lyrisch.
„Hij zoekt steeds naar iets
nieuws en experimenteert
met de mens In de ruimte.
Deeroux speelde het klaar
ons de mime als een eigen
lichamelijke ritme te doen
ervaren en ik hoop daf als
erfenis van hem te hebben
meegekregen. De improvisa
tie was verder een var. de
belangrijkste onderdelen van
zijn techniek. Met een klei
ne kern waarvan nog een
Amerikaan, een Israëliër
en een paar Fransen
nog de Toneelschool in Am
sterdam, waar hij twee jaar
geleden slaagde voor de re
gie. „De jaren dat Sjaroff
les gaf waren ote ervarin
gen". Als regisseur is Sjaroff
een heel uitzonderlijk man,
die niet zHn wil oplegt aan
de actors. maar a.h.w. het
meest waardevolle in hen
ontbolstert. Hij wil dat je
eerlijk speelt, dat je het
allerdiepste uit het materiaal
punrt. Hij ziet de regissenr
als een „heilige rover". Bij
hem moet je continu blijven
stralen als een denkend en
voelend wezen".
Stratford on Avon en Ier
land w- en voor Vos al even
zeer im ortante belevenissen.
„Het Memorial Theatre be
handelt Shakespoares stuk
ken als symfonieën van gro
te schoonheid en ritme. Alles:
gesproken woord, beweging,
decors, kostuums, kleur en
licht klinken in Stratford in
één ritme tezame... Ik heb
in dat „heiligdom" geweldige
ervaringen opgedaan voor
al toen ik een iaar later met
een beurs van de British
Council enkele maanden on
der leiding van de directeur
in het theater heb gewerkt".
Jeugdtoneel opbouwen
TERUGGEKEERD in ons
land bood „Theater" in
Arnhem Vos een mooie
kans door hem „Deird.re of
the sorrows" van de Ier
Synge „Ierland èn Grie
kenland („Het zeltje" danst
in Griekenland) zijn liefdes
van me" te laten regisse
ren. Zijn free-lanceperiode
vulde hii verder o.m. in Gro
ningen waar hij met de stu
denten cv<akespeare en Iones-
eo speelde en nu „De Per
zen" van Aischylus voorbe
reidt. Voor het jeugdtoneel
„in wezen is er en verschil
fiq pap „uauassa^tOA jooa
j'ep ua i.-iaauaiaam up uassnj
altijd al intense belangstel
ling en toen hij dan ook
Cruys Voorbergh als artis
tiek leider van „Arena" kon
opvolgen, was er van aarze
ling geen sprake.
„Ik hou van iets opbouwen
en nu„Puck" niet meer voor
legere scholen speelt zijn er
meer mogelijkheden geko
men". Vos is met ziin groep
je onmiddellijk gaan experi
menteren en improviseren.
Aanvankeliik hadden de ar-
tieten weini' houvast, zo
vertelt hij, ms w nu 's „Het
dansende ezeltje" voor een
deel toch uit ïprovisatie ge
boren; een eigen schepping
geworden ook ven de „Are-
na"-Ieden die zelf vee' vond
sten deden. Bijzondere steun
heeft Erik Vos gehad van ziin
jonge charmante vrouw, de
schrijfster Inez van Dullemen
- haar „Verzuim" werd door
Amsterdam bekroond - met
wie hii de liedjes samen
heeft gecomponeerd.
Toekomstol annen?
De groep van 13 man wordt
volgend jaar uitgebreid. In
de maak is een voorstelling
voor middelbare scholieren
„Liefde en leedvermaak bij
Shakespeare en Molière",
waaraan o~k enkele andere
regisseurs zullen medewer
ken. Behalve „het ezeltje" en
„de reis", blijft „Van de vos
Reinaerde" nog op het re
pertoire staan, terwijl voor
de middelbare scholen „De
barbier van Sevilla" ge
speeld wordt.