Twee zalen in Münster BACH en MOZART Een goed „BEGIN.... =Artistieke Actualiteiten Erik Vos, leerling van drie groten Erg mooimaar praktisch? Dansende diplomaten en grillige arch tec ten Hoe Duitsland theaters bouwt (tl) Pleidooi voor kunstzinnige vorming in het Van Abbe-Museum Troef Kaart Art and Auctions i NIEUW TONEELPUBLIEK KWEKEN igË VB ZATERDAG 23 MAART 1957 PAnTNA 7 1 NIEUWE GRAMMOFOONPLATEN Feestelijk Doodzonden Glazen paleis lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll!ll!!lllllllllllllllllllll!llll!!lllll!inillllllllllllllllllllllllllllllll!!ll!l!ll!lllli!llllll!llllll!llll!IIIIIIIIIIIIIUI!!lllllllllllll!lllllll!ll!ll!lllllllllilII) De zaal van Miinsters schouwburg MiiNSTER is een stad waar het jaartallenboekje leeft. Werd niet de 80-jarige oorlog daar be ëindigd, achter de stadhuisgevel, dat pronkstuk van gotiek dat het traditie-gevoelige Münster zich door geen luchtbombardement tvilde laten ontnemen? En dat men daarom steen voor steen herbouwde in zijn gedaante van zes eeuwen terug? Münster moest en zou het oude Münster blijven en daarom restaureerde men, eveneens in de oude stijl en met succes de unieke winkelgalerij onder de honderd bogen van de Prinzipal- markt. Maar over deze Lijnbaan avant la lettre hebben wij het nu ni€j kijken liever achter die stadhuisgevel met zijn boogramen en pinakels, waar de vredeszaal ligt van 1648. Het valt te begrijpen, dat het gebouw met al dat glas er 's avonds uitziet als een stedelijke feestverlichting. Zo is het ook. Daar hebben de vier jonge Mün- sterse architecten dan ook op aange stuurd. Zij wilden vooral een feestelijk en vrolijk huis voor de theatergemeen- schap maken. Dat is iets anders dan de hier eerder besproken Keulse opvat ting, die de dienstbaarheid aan het to neel vooropstelde. Uiteraard is ook in Münster de toneeltechnische outillage in de puntjes verzorgd. Er is 'n zeer groot toneel met een draai-element van 4 me ter doorsnee, een hefbare orkestbak, die als voortoneel kan dienen en een licht installatie die wedijvert met die van Mannheim, de meest moderne van heel Europa. Maar in de zaal lijkt, evenals in de architecturale vorm, veel geofferd aan feestelijke effecten. Zij heeft de vorm van een onthoofd ei, of, om het de zwaartillende scribent van het openingsprogram na te zeggen, haar omtrek volgt „dem Langschnitt eines auf die eingeschlagene Spitze ge- stellten Eis". Het ei heeft zwarte bin nenwanden, waardoor de ruimte 'n pret tige onbepaaldheid krijgt. Deze wordt nog versterkt door een plafond dat geen plafond is, maar een schijnplafond, een doorzichtig vlak van stalen spinneweb- ben, waaraan duizend witte lampekap- pen hangen. Een overdadig etalerende lampenwinkel. Maar feestelijk is het als dat in de pauze allemaal gaat branden. De parketstoelen bekleed met donker violet, lopen achter in de zaal steil om hoog. Daardoor wordt het verband ge legd met de drie met rietmatten omring de galerijen. Het is een eenheid; het pu bliek wordt in deze zaal inderdaad een gemeenschap. Een gedurfde en geslaagde zaalarchi- tektuur, akoestisch bovendien bijzonder goed. Maar er z\jn enkele vreemde din gen. Ga eens op een van de galerijen Glazen paleis bij avond, tijdens de pauze. zitten op de voorste rij. Je kijkt ore- cies tegen de witgelakte stang die de functie van de antieke roodfluwelen ba lustrade overneemt. Dat is een dood zonde tegen de theaterpraktijk! En wee de bezoeker die toevallig in een der trapsgewijze dalende zpgalerütjes terechtkomt. Hij ziet ongeveer een vijfde deel van het toneelvlak. Een tweede doodzonde. Een derde dupeert vooral de akteurs. Vanaf het toneel zijn, zelfs al is de zaal donker, de hoge witge lakte stangen, die chter dc paarse stoe len uitsteken, hinderlijk zichtbaar. Het moet een nare gewaarwording zijn bij het spelen voortdurend een soort hel denkerkhof in het donker te zien sche meren. Zulke eigenaardige fouten kunnen zich niet voordoen wanneer, zoals in Keulen, de architecten nauw voeling houden met de toneelexperts. De glazen buitenwand en de overdaad van lichtbronnen geven een schitterend effect. Dat is waar. Maar als alles brandt telt de elektrici teitsmeter alsof een hele wijk van Mün ster elektra gebruikt. En als de glazen wasser eenmaal zijn plicht doet, biedt hij een nota aan van 8000 mark. Uit dit alles blijkt, dat het élan der Münsterse bouwmeesters, die iets bij zonders wilden maken en daar zonder twijfel in slaagden, hen toch wel parten heeft gespeeld. Erg mooi. maar prak tisch? Is het niet een merkwaardige coïncidentie dat de bezoeker van de Miinsterse vredeszaal met haar gebeeld houwde rugleuningen de neiging voelde om dezelfde vraag te stellen? Een voortreffelijke realisatie van Bachs concert voor twee kla vieren en orkest en een idem van Mozart brengt ons Columbia op 'n L.P. 33 '/i r.p.m. plaat. Met twee gerenommeerde pianisten als Cla ra Haskil en Geza Anda, bene vens het Alceo Galliera Philhar- monia-orkest was het wel te ver wachten dat hier een stijlvolle vertolking tot stand zou komen. Doch deze opname overtreft de verwachtingen. In het bijzonder Clara Haskils oerrmzikanteske ge aardheid, haar volledige overgave aan ,het werk zonder individuele, virtuoze occupaties of aspiraties maakt dat we hier als in één adem ieder werk kunnen beluisteren. De techniek der opname als zo danig deed overigens de rest. Waar beide meesters in voort durend contact stonden met hun principalen: vorsten en prelaten voorzagen zij tegelijk in hün behoeften, in hün drang naar llllllllllllllllllll EEN RONDBORSTIG MAN, die Hans Kaart. In een film zong hij een keer een lantarenglas aan stukken. En te oordelen naar de recenties uit de hoofdstad, waar Kaart al is op getreden, waren zelfs de heren critici onder de indruk van het geluid dat Kaart wist te produceren. Men vraagt zich natuurlijk af, waarom er van deze zanger zoveel ophef gemaakt wordt. Dit is niet alleen om zijn on miskenbaar overigens nog slechts embryonaal aanwezige kwaliteiten en evenmin slechts om het feit dat hij reeds in Nederland bekend was als toneelkomiek. Dit komt zeker ook om de eigenschap, die Hans Kaart bezit, om zelf van al zijn doen en laten veel ophef te maken. Kaart en stilte passen niet goed bij elkaar. In Karlsruhe heeft hij zijn operadebuut gemaakt, natuurlijk niet in stilte. Dat het een succes werd blijkt uit het volgende. Na afloop kwamen twee acteurs van het plaatselijke Staatstheater op hem toe en zeiden: „Weetje wat je moet worden? Toneelspeler". Voor een toneelspeler, die na veel studie een kans voor de opera krijgt, niet geheel ontmoedigend. Zondag 24 maart treedt hij te Amsterdam op in „Pal jas". Wij zijn benieuwd naar de reac ties op Kaart's Nederlands opera debuut. HET WORDT DE MENS de laatste jaren wel gemakkelijk gemaakt. Voor iedere kunst en wetenschap stelt men encyclopedieën samen, alles wordt systematisch geordend en wie iets over een bepaald onderwerp zoekt vindt alles bij elkaar, liefst op alfa betische volgorde gecatalogiseerd. Dit alles komt de snelheid van het werk ten goede en als zodanig is er niets op tegen. Van belang voor kunstverzamelaars, museumdirecteu ren en vendumeesters is het dan ook dat er een tijdschrift „Art and Auc tions" is verschenen (het verschijnt twee maal per maand), dat bijzon derheden bevat over naderende kunstveilingen etc en de resultaten van veilingen die net gehouden zijn. De belangrijkste geveilde kunstvoor werpen zijn met afbeelding in dit fraai uitgegeven tijdschrift opgeno men. De tekst is geschreven in de taal van het land waar de veilingen plaatsvonden, behalve bij die landen wier taal geen uitgesproken interna tionaal karakter heeft. In zulke ge vallen (Nederland, Scandinavië) ge bruikt men het Engels. Prijzen wor den uitgedrukt in de munteenheid van het desbetreffende land. Over de volledigheid van het tijdschrift kun nen we niet oordelen, maar we menen wel dat deze aanwinst niet onbelang rijk is. Ze is echter niet goedkoop. spel van toetsen en snaren en in déze zin van wei-behagen, van dienstbaarheid aan hun. omrin gende gemeenschap vinden deze cbncerten hun oorsprong. Bij Bach domineert hierbij de weidse Barok-geest; de drang naar brede spanningen; de sterke vormkracht waarin ieder orna ment zich voegt in de bouworde van het geheel. Bij Mozart overheerst de Roco co; de lust om te behagen welke een enkele maal tot koketterie devalueert. Bij Bach vergeleken is Mozarts muziek klatergoud en valt goed beschouwd uiteen in Italiaanse manicrismen, virtuositeitsallures welke de vorm conventioneel maakt. Mozart danst, bij al zijn geniale uitspraken, luchtig over vormproblemen heen; hij volgt slaafs de bestaande procédés. Maar het blijft een wonder hoe hij, ondanks deze serviliteit, toch deze oude wereld met een nieuwe lente van geluid weet te bezielen. Bachs creatie en die van Mozart liggen op nauwelijks vijftig jaar van elkander gescheiden, en dit is bij het levenstempo van die eeuwen haast niet verstaanbaar. Toén echter voltrok zich een stijlontwikkeling die in een halve eeuw het aanschijn der muziek- kosmos scheen te vernieuwen. Bach putte zijn kracht in de diepe welput der Italiaanse barok die de „rosse priester" van Ve netië Antonio Vivaldi tot muzikaal prototype had. Diens Concerti- grossi bezitten het tumultueuze geweld, de vloeiende en binden de lijnen en de felle contrasten van de schilderingen van 'n Michel Angelo. In deze contrastwerking van melodische vlakken schuilt het principe van deze muzikale architectuur van de Concerto- grosso-stijl. Hier treden de beide solisten nog niet in zulk 'n individuele-virtuoze gestalte op als in Mozarts werk. Waar bij de Salzburger het orkest doorgaans wordt ingeperkt tot een begeleidende partij, daar behoudt bij de meester van Eisenach het orkest zijn soevereine-zelfstandige betekenis: een volwaardige part ner t.g.o. beide solisten. Hier betekent con-certeren nog „rivaliseren", edele wedstrijd van gelijkwaardige partners. En welk een verruking is het dit spel van vraag en antwoord, van contrast werking der soli en tutti en bo venal, de ononderbroken melodi sche spanningen te vogen, span ningen zo inherent aan de totale structuur en er als een godde lijke drift van klank in meege voerd te worden. Maar waar te beginnen en waar te eindigen bij dit alfa en omega van con-certe ren, van musiceren? Luisteren we zelf naar deze ambivalentie fvan het Concerto: twee werelden op een afstand MARIUS MONNIKENDAM Zij vertoont alle hinderlijke bijkomstig heden van een doelwit voor toeristen. Zo schijnt er het verkopen van entree kaartjes een vrijbrief te zijn voor breed sprakige explicatie. Werkelijk, de bezoe ker hoort er meer over gezanten en fo lianten, dan redelijkerwijs voor de 30 Pfennig van het toegangsbiljet geboden kan worden. Overgaande tot meer re cente gebeurtenissen meldt de gids dat 'Puren, vloer en zoldering „alles neu" ziin, een lelijke streep door de roman tische rekening van een op historische Plekjes beluste kijker. Maar gelukkig, niet alles is nieuw. De Münsteraars wa ren zo verstandig om de beroemde ban ken van houtsnijwerk tijdig in de kelder te bergen. Zodat de hoge kraag van koor banken, die in feite de sfeer van deze teal maakt, inderdaad onveranderd ge bleven is. De gids kan zijn bedrijfjus °P vooroorlogse voet voortzetten. Hij Verzuimt de kans niet. Hij laat de toe schouwer nauwelijks tijd om zelf te kij ken. Om te zien hoe fraai die volkse beeldsnijders uit Westfalen hun symbo lische en bijbelse personages uit het eikenhout kerfden. En om op te merken boe weinig de schrijnwerkers, houtsnij ders en decorateurs destijds rekening bielden met de praktische behoeften van de mensen voor wie de zaal bedoeld ivas. Zelfs een diplomaat uit de 17e eeuw wilde wel eens zijn rug laten beunen zonder door eikenhouten snijwerk daarin te worden gedwarsboomd. Erg mooi, maar praktisch? Eigenlijk spreekt het vanzelf dat de ieden van het Franse gezelschap reeds bij het begin der onderhandelingen be hoefte voelden aan beweging. Zij cre ëerden dan ook op 26 februari 1645 bat is historisch, al heeft de gids er Saen weet van in die plechtige vre deszaal een „Ballet de la paix" een door de Franse diplomaten zelf en hun Personeel gedanst spel. TVT AS ER in '57 opnieuw een Miinsters W vredescongres, dan zouden de dansgrage ambassadeurs een be ter podium aantreffen in de nieuwe Schouwburg. Want Münster, de oude cultuurstad waar je evenveel voortref- ?c,iikG boekverkopers hebt als banket bakkers in Maastricht, heeft zich voor baar theaterleven een glazen paleis aan gemeten dat onder de nieuwe Duitse beaters sterk de aandacht trekt. Het is niet duur, vindt men in Münster ftet kost maar 5 miljoen mark altijd b°g tweemaal het bedrag dat destijds 7°°r de nieuwe Heerlense schouwburg ®el te hoog werd gevonden. Excentriek is het bouwwerk, dat Hch als een wig uit een niet groot Plein schijnt te wringen, zeker. Het Slazen front, met daarboven een ro tonde van glas in hemelsblauw bekle de betonstrippen en op de achtergrond be toneeltoren, spelen samen 'n grillig sPel van vormen, waarbij de getrapte J'jwand rechts en de wijkende horizon- teal van het theatercafé links een stoe- r® partij meespelen. Als een symbool Van Münsters cultureel verleden is teidden tussen het hoekige beton enl glas een ruimte uitgespaard voor een teet mos begroeid brokstuk, een klas- f'eistische gevelruïne, die de theater bezoeker door de glazen foyerwand yyemoedig aanstaart. Op warme zo meravonden wandelen de pauzegan- gers er zelfs omheen. Amsterdams Centraal Station, geschilderd door zes jongens van 1014 jaar ONDER de naam „Begin.reist een tentoonstelling door het land, die een pleidooi wil zijn voor kunstzinnige vorming. Deze tentoonstelling wordt bekos tigd door het Prins Bernhard Fonds, dat op deze wijze zijn tienjarig bestaan een bijzonder accent wil verlenen. Ze is samengesteld met medewerking van een groot aantal organisaties die op het terrein der kunstzinnige vorming werkzaam zijn, zoals de „Stich ting Jeugd en Muziek", verenigingen voor handenarbeid, voor huismuziek, werkcentra voor leketoneel, creatief spel en kunst, etcetera. Een hele reeks musea zal deze reizende manifestatie achtereenvolgens onderdak verlenen. In hel Amsterdamse Stedelijk Museum is zij reeds geweest. Op het ogenblik kan men haar gaan zien in het van Abbe Museum in Eindhoven. Het pleidooi waarom het hier gaat, wikkelt zich als volgt af. De onafgebroken voort gaande technische en organisatorische ontwikkeling, die in voortdurende toenemende mate het leven automatiseert, roept de vraag op naar de naaste toekomst van de mens. Hoe schat u de voldoening die de arbeid schenkt naarmate in groter verband steeds aan één onderdeel moet worden gewerkt? Welke kansen laat de technische perfectie en vooral de specialisatie aan de liefde voor het werk? Alles hangt af van de vrijheid van de vrije mens. En de mens heeft goddank tenmin ste weer de vrije tijd om vrij te zijn. In 1800 werd hem nog 14 uur arbeid per etmaal opgelegd. Nu zijn het per etmaal acht uur arbeid die hem ge vraagd worden, acht uren rust die hem gelaten wordt en nogmaals acht uur vrije tijd die hij dan overhoudt. Maar wanneer is hij werkelijk vrij? Als hij alleen Is en niets uitvoert, of als hij in een gemeenschap blijft en meedoet? Als hij passief is en het vermaak over zich laat komen, of juist als hij zijn krachten meet met die van anderen? Het zijn vragen die de pleitbezorgers slechts schijnbaar ter beantwoording aan het auditorium overlaten. Zij zijn ervan overtuigd dat de scheppende bezigheid het meest bepalend is voor het menszijn, en zij getuigen van hun sterk vermoeden dat juist daarin de „kiem van het geluk, een begin van werkelijk vrij zijn" gelegen is. Nu mag geloof ik, wel toegegeven worden, dat de hier weergegeven ge- dachtengang ietwei snel, om niet te zeggen haastig ver" opt. Het zou niet moeilijk zijn aan te tonen, dat ze zelfs hier en daar een stukje overslaat. Maar wie bovendien zov menen, dat hier, (alsof er nooit een Rimbaud ge weest was, die krankzinnig werd van in de kunst te zoeken naar de woor den van het eeuwige leven en van de vrede van het menselijke hart), de kunst, die verloren zoon. evenals in de Renaissance zich opmaakt om op nieuw het „laatste doel van de mens te worden, zijn brood en zijn wijn, dc consubstantiële spiegel van de zalig makende schoonheid" (Maritain) die kan zijn verdenking toch waar schijnlijk beter opschorten. Wat de hier samenwerkende ver enigingen doen, en wat het Prins Bernhardfonds mede voorstaat inge volge zijn statutaire doel: „de zelf werkzaamheid van het Nederlandse volk op het gebied van wetenschap, kunst en cultuur in het algemeen te bevorderen," mag zonder debatte- ren-in-de-zijkamers voluit bewonderd en buitengewoon goed en gelukkig genoemd worden. De expositie onder lijnt haar betoog met fotografieën- waaronder mij buitengewoon treft de buitenopname van een grote groep kinderen die blijkbaar een toneel opvoering bijwonen of een poppenspel, met voorwerpen van kunst en kunst nijverheid en zowaar met „creatieve patronen", zoals zij dat noemt, die in de natuur zijn aangetroffen, het geen dan schelpen, gesteenten, vege tatieve nerven en getakten zijn, waar van de laatste, op een stuk papier ge plakt, met inkt kunstmatig zijn dóór- gecreëerd. Dit alles lijkt mij niet het beste deel der tentoonstelling. Het beste zijn de werken die de bemoeiingen der ver melde verenigingen en werkcentra in kindshanden hebb n doen ontstaan en de aanschouwelijke documentatie die daarbij op de afdeling muziek en spel gegeven is. Het is prettig nu eens enige zalen kindstekeningen, gemaakt door kin deren van zes tot veertien jaar, al leen of in groepsverband niet preten tieus als voorwaardige kunst voorge zet te krjjgen, maar simpelweg uit gestald als een bewh's dat het alle maal zo intellectualistisch niet meer toegaat in de „opvoeding" der kinde ren, maar dat er nu ook aan zijn ge- voels- en verbeeldingsleven niet en kel maar niets mee- in de weg ge legd wordt, ook niets geforceerd, maar wel voluit liefdevolle zorg eraan wordt besteed. Het wjs wel eens met reden, dat tentoonstellingen van kin derkunst de indruk achterlieten, dat er een soort roofbouw op de kindshar ten werd gepleegd tot meer eer en glorie van zijn knappe, geniale op voeder, die me daar maar even vijf tig of tachtig kunstenaars uit de grond had weten te stampen. Zulk een indruk laat het werk van bijv, het Theo Driessen-instituut in Helmond, of van de ongenoemde Utrechtse school volstrekt niet na. Integendeel. Hier zijn de kinderen bijna altijd in hun eigen wereld gebleven, bij hun eigen ziel. En dat is heerlijk om te zien. In de laatste zaal der tentoonstel ling „wordt kinderen de gelegenheid geboden om op vooraf bekend ge maakte uren onder leiding te werken." U kunt hen dan bezig zien met hun krijtjes en verf en besneden aardap- peldrukjes een heel klasje bijeen. Het lijkt overigens niet zozeer dat ze „de gelegenheid" hebben gekregen. Zij zijn daar neergezet, achter een ijze ren hekje en onder leiding van hun werkdocent. Zij zitten daar als een de monstratie die van hen uit gezien nu niet zo bar veel zin moet hebben. Ronduit gezegd: ik vind dit deel van de tentoonstelling het minst admira- bel, ik vind het slecht. (Van onze Amsterdamse red.) DRIE grote kunstenaars hebben hun invloed ge had op de ontwikkeling van Erik Vos tot regisseur: Etienne Deeroux, bjj wie Vos l'/i jaar les heeft gehad op diens Parijse mime-school; Peter Sjaroff die hem op de Amsterdamse toneelschool mede het wezen van de re gie bijbracht en Glenbyam Shaw, de directeur van het Shakespeare Memorial Thea tre, onder wiens leiding hij enkele maanden de regie van een Shakespeare-stuk mocht meemaken. Sinds augustus van het vorig jaar heeft Erik Vos de artistieke leiding van de Stichting Nieuw Jeugdto neel „Toneelgroep Arena", welke sinds enkele weken het jeugdig publiek in verruk king brengt met „Het dansen de ezeltje", een stnk van de hand van de regisseur zelf en met „De reis naar Bom- bola", een bewerking van het reeds eerder door „Puck" gespeelde „Als ik koning was". In A'dam hebben reeds vele honderden kinderen in schoolverband van deze ro mantische sprookjes, die in het Nieuwe de La Marthea- ter gegeven worden, kunnen genieten; mede dank zij de rijkssubsidie welke „Arena" als enig jeugdtoneelgezel- schap krijgt. „Het is een fascinerend werk kinderen pedagogisch en artistiek verantwoord to neel te geven", vertelt ons Erik Vos als we met hem in zijn woning op de Alexan- derkade in AmsterdamOost met een prachtig uitzicht op het Tropenmuseum een praatje maken. „Het is be langrijk in echte schouwbur gen zo goed mogelijk kinder toneel te brengen; dat kweekt eerst een werkeliik theater publiek. De jeugd vindt gauw iets mooi en een waarborg kan haar geestdrift lang niet altijd zijn. Maar met iets pa- etisch raak je ze diep in haar gevoelig innerlijk. Soms worden de kinderen heel stil, een andere keer komen ze tot felle gemoedsuitbarstingen. Dat zijg vaak grote momen ten die een eerlijk kunste naar oprechte voldoening kunnen geven". anderhalf jaar in de medicij nen in Utrecht, totdat het zien van de film „Les Enfants du Paradis" een ommekeer in zijn leve., teweeg bracht. „Jean Louis Barrault leerde mij dat de wezenlijke ex pressie van het lichaam in de mime ligt. Dat wilde ik in Parijs ook gaan leren". Vos deed nog toelatingsexa men voor de Toneelschool in Amsterdam, maar ging daar- SSpigKgpipfllPïSWf*: deel uitmaakten, bracht De eroux ons naar plekken van de toneelb "eving waar nog nooit iemand geweest was". Heilige rover IjE JONGE Vos begreep echter dat hij iets te vroeg naar Parijs was ge gaan: hij miste nog de ele mentaire dramatische oplei ding. Dies doorliep hij toch "1 Maar ik geef toe dat de Ward-de- monstratie en muziekoefeninge* die ook nog op het expositie-program ma staan, en die ik niet heb bijge woond, een uitmuntend deel van het pleidooi kunnen zijn. Hetgeen ook geldt voor de lezing var de heer Th.lendoorn ""ebórenen groeide Vesseur over „Improviseren en dra- op ais zoon van een sana- matiseren met kinderen", die voortoriumdirecteur in de Over- a. s. dinsdag om acht uur 's avonds j ijsselse bossen. „Ik heb een op het program staat. heerlijke ieugd gehad". Na de middelbare school doorlo- K. C. I pen te hebben, studeerde hij Deeroux ERIK VOS een spre kend gezicht, bezield door heilig „toneelvuur" werd in mei 1929 in Hel- na meteen -.ar de mime- school van Deeroux. „Een geniaal mens, een wroeter en hakker in het bos van het toneel" bewondert Vos zijn leermeester lyrisch. „Hij zoekt steeds naar iets nieuws en experimenteert met de mens In de ruimte. Deeroux speelde het klaar ons de mime als een eigen lichamelijke ritme te doen ervaren en ik hoop daf als erfenis van hem te hebben meegekregen. De improvisa tie was verder een var. de belangrijkste onderdelen van zijn techniek. Met een klei ne kern waarvan nog een Amerikaan, een Israëliër en een paar Fransen nog de Toneelschool in Am sterdam, waar hij twee jaar geleden slaagde voor de re gie. „De jaren dat Sjaroff les gaf waren ote ervarin gen". Als regisseur is Sjaroff een heel uitzonderlijk man, die niet zHn wil oplegt aan de actors. maar a.h.w. het meest waardevolle in hen ontbolstert. Hij wil dat je eerlijk speelt, dat je het allerdiepste uit het materiaal punrt. Hij ziet de regissenr als een „heilige rover". Bij hem moet je continu blijven stralen als een denkend en voelend wezen". Stratford on Avon en Ier land w- en voor Vos al even zeer im ortante belevenissen. „Het Memorial Theatre be handelt Shakespoares stuk ken als symfonieën van gro te schoonheid en ritme. Alles: gesproken woord, beweging, decors, kostuums, kleur en licht klinken in Stratford in één ritme tezame... Ik heb in dat „heiligdom" geweldige ervaringen opgedaan voor al toen ik een iaar later met een beurs van de British Council enkele maanden on der leiding van de directeur in het theater heb gewerkt". Jeugdtoneel opbouwen TERUGGEKEERD in ons land bood „Theater" in Arnhem Vos een mooie kans door hem „Deird.re of the sorrows" van de Ier Synge „Ierland èn Grie kenland („Het zeltje" danst in Griekenland) zijn liefdes van me" te laten regisse ren. Zijn free-lanceperiode vulde hii verder o.m. in Gro ningen waar hij met de stu denten cv<akespeare en Iones- eo speelde en nu „De Per zen" van Aischylus voorbe reidt. Voor het jeugdtoneel „in wezen is er en verschil fiq pap „uauassa^tOA jooa j'ep ua i.-iaauaiaam up uassnj altijd al intense belangstel ling en toen hij dan ook Cruys Voorbergh als artis tiek leider van „Arena" kon opvolgen, was er van aarze ling geen sprake. „Ik hou van iets opbouwen en nu„Puck" niet meer voor legere scholen speelt zijn er meer mogelijkheden geko men". Vos is met ziin groep je onmiddellijk gaan experi menteren en improviseren. Aanvankeliik hadden de ar- tieten weini' houvast, zo vertelt hij, ms w nu 's „Het dansende ezeltje" voor een deel toch uit ïprovisatie ge boren; een eigen schepping geworden ook ven de „Are- na"-Ieden die zelf vee' vond sten deden. Bijzondere steun heeft Erik Vos gehad van ziin jonge charmante vrouw, de schrijfster Inez van Dullemen - haar „Verzuim" werd door Amsterdam bekroond - met wie hii de liedjes samen heeft gecomponeerd. Toekomstol annen? De groep van 13 man wordt volgend jaar uitgebreid. In de maak is een voorstelling voor middelbare scholieren „Liefde en leedvermaak bij Shakespeare en Molière", waaraan o~k enkele andere regisseurs zullen medewer ken. Behalve „het ezeltje" en „de reis", blijft „Van de vos Reinaerde" nog op het re pertoire staan, terwijl voor de middelbare scholen „De barbier van Sevilla" ge speeld wordt.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 7