Voor christenen is er van alles Ie „Jan van Riebeecken Geest van avontuur hoort bij de mens Peins MODERNE AFGODERIJ DEENS AUTEUR wmm IlilS- O rr er eens over Waar Jan van Riebeeck eens woonde over verhouding lichaam - kleding ZATERDAG 6 APRIL 1957 Eén oog dichtgeslagen, een zwarte lap ervoor, een houten been en een lange kijker voor het gezonde oog. Dat was het type van de piraat uit onze kinderwe reld. We hadden een zwak voor hem en wie had het niet. Strips en boeken zijn er genoeg van ge maakt en we hebben ze verslon den. ■«Hl CAUSERIE MET LICHTBEELDEN OP 1 APRIL Het is vandaag precies 305 jaar geleden, dat Jan van Riebeeck aan de Kaap landde om daar een nederzetting te gaan stichten. Het is niet de gewoonte om dergelijke feiten ieder jaar weer te memoreren. Zoiets herdenk je alleen als het een eeuwfeest betreft. Zo hadden we vorig jaar een Mozartjaar en een Rembrandt jaar en zijn er dit jaar herdenkingen rond de persoon van Michiel Adri- aansz. de Ruyter. Jan van Riebeeck hebben wij vijf jaar geleden pas herdacht en voorlopig is hij nu weer even uitgerangeerd. Geert kleren, de beste kleren! Ook dassen U ZEGT TEVEEL! - - -,'-a 'A,/ - „Wij zijn de heersers der aard de koningen van de zee". De weergaloze onbeschaamdheid van dat volk deed ons minder dan de geest van avontuur die het bezielde. De geest van avontuur. Op de een of andere wijze smeult dat vuurtje nog in ons. We kunnen niet zeggen al tijd even groots, maar het is er. Voor de grootsten onder de avon turiers hebben we monumenten ge bouwd, zo niet van steen, dan van ge- dachtenspinsels, overgehouden uit wat de meester op school of de schrij ver van een boek ons met verve eens heeft verteld. Aan Jan van Riebeeck zijn onze ge dachten voor vandaag opgedragen. MAAR DAARNAAST ZIJN ER DE EMIGRANTEN, DE TOERISTEN, DE VLUCHTELINGEN, DE PIONIERS IN DE WETENSCHAP. De emigrant zoekt een kans om te werken, hij en zijn kinderen later; de toerist om een week of wat niet te werken. En allebei op pad. De vluch teling moet, de vorser wordt gedre ven. Ze zijn allen op weg. Waarheen? De emigrant bouwt een nieuw be staan op in een onbekend gebied. En hij komt tot de conclusie vaak dat hij meer dan hem lief is, levensge woonten moet afleggen om er nieuwe en aangepaste voor in de plaats te verwerven. Alles is nieuw, alles is anders. Er wordt een geweldig beroep ge daan op verstand, gevoel en intuïtie, om direct en soepel te reageren op nooit ervaren situaties. En dat on danks de voorbereidingen, de tijd waarin men zich van het nieuwe land dat eigen kan maken wat op de lange afstand kan, de taal o.a. Wat daar voor nodig is, behalve dringende noodzaak, is de geest van avontuur. Wat ligt er achter de hori zon. De bekoring van het nieuwe en het andere drijft ons, en de emigrant die heet op weg te zijn naaf een wel iswaar nieuwe, maar veilige en ze kere en rustige bestaansmogelijkheid voor zich en zijn kroost, die hij juist hier niet had, kiest de onzekerheid en de onrust van het avontuur om tot die bestaanszekerheid te geraken en in zoverre verschilt hij misschien van de aartsavonturiers uit de geschiede nis die rust noch duur kenden. Misschien..., want wie de smaak goed te pakken heeft vindt telkens nieuwe exploitatiemogelijkheden. Wij moeten de emigrant nog zien die op een gegeven moment zegt: Zie zo, dat is dat en in den vreemde doet wat wellicht zijn grootvader deed: een bord schilderen boven een huisje buiten met erop „Mon repos". De goede toerist geeft zijn zucht naar avontuur ook een kans. Hij buigt zich over kaarten en reisgidsen: „Dit wil ik zien, dat wil ik terugzien, wat zal dat voor streek zijn." De vreemde mensen trekken, de kunstschatten, de levensgewoonten, het klimaat. Jonge mensen van nu vatten het. Meer dan ooit zijn de grenzen ge opend. Het is leuk om te zien hoe moeilijk het is zich echt goed in het avontuur te storten. Als een slechte zwemmer die nauwelijks van de kant af wil zie je bij velen de aarzelingen om huis en hof eens even helemaal te vergeten. In hartje Italië eisen ze biefstuk met erwtjes en de Goudse volvette kaas lokt nog altijd meer dan Parmesaanse. Dit is nog leuk, erger wordt het als de „trekzak" van thuis versterkt door Hollandse baritonnenkelen de plaatsjes in den vreemde onderdom pelt in liederenlawaai uit het vader land. De avonturier is stil, kijkt en luis tert. Teruggekeerd kan men van hem zeggen: „Wie verre reizen doet, kan veel verhalen." De schreeuwlelijk is een veroveraar, hij ondergaat het vreemde niet, hij onthaalt het onge vraagd op zijn eigen wellicht onbe houwen levensgewoonten. Van hem thuis het verhaal hoe hij iedere dag aan zijn Hollandse eten kwam; dat „ze" (dat zijn de bewoners van de be zochte streken) gek zijn, vies zijn, enz. Bedoeld wordt anders dan zijzelf. Op weg, op avontuur zijn we alle maal, de een meer, de ander minder. Het valt niet mee altijd. De een doet het beter dan de ander. Het is wel weer merkwaardig dat dit heel gewo ne menselijke trekje, die geest van avontuur, die uit kan groeien tot een wereldveroverende pionièrsmentali- teit en kan ineenschrompelen tot er niets van overblijft (iemand aan wie dat geschied is, noemen we een ge zeten burger) volkomen past in het christendom. Eigenlijk is het niet merkwaardig, maar heel gewoon. Christus predikte een religie die bij de mensen hoorde, al hebben sommige mensen er soms iets van gemaakt dat alleen past bij verbogen naturen: teutebellen, kwe zels, wereldvreemden en droogstop pels, aan wie alle avontuur vreemd is. Het is ook voor jonge mensen die de geest van avontuur kennen. Christendom is avontuur. Op zoek naar Christus, op zoek naar de ander. Voor christenen is er van alles te Jan yan Riebeecken. F. B. iï.Miim Jezus sprak: Wie van jullie kan Mij van zonde overtuigen? Als Ik de waarheid spreek, waarom ge loven jullie Mij dan niet? Wie uit God is, luistert naar Gods woorden; daarom luisteren jullie nou juist niet, omdat jullie niet uit God zijn. De joden antwoordden Hem: Zie je wel, we hebben wel gelijk dat we zeggen dat U een Samaritaan bent en van de duivel bezeten. Jezus antwoordde: Ik ben van geen enkele duivel bezeten, Ik breng al leen maar eer aan Mijn Va der. Maar jullie beroven Mij van Mijn eer. Niet dat Ik Mijn eigen eer zoek; er is Iemand die dat doet en Hij oordeelt ook. Met de grootste nadruk zeg Ik jullie: Als iemand Mijn woorden onder houdt, dan zal hij in eeuwig heid de dood niet zien, JOANNES Passiezondag JE MOET JE voorstellen een stamp volle kerk met een reuze goeie predi kant. Er kan geen mens meer bij en iedereen luistert ademloos. Hij zegt erg mooie dingen, maar hij breekt ook radicaal het be staande kerkelijk gezag tot de grond toe af. Hij hekelt misbruiken en bespot on waarachtigheid, juist bij waardig heidsbekleders. Zo'n preek dóet het. Zo'n preek móet succes hebben. Maar voor de predikant is het ook levensgevaarlijk. Met elke nieuwe zin geeft hij meer voedsel aan de verontwaardiging bij degenen die door hem gehekeld wor den. Omdat hij van ze afhankelijk is moet dit dus wel mis gaan. Zo is het met Jezus als Hij in de tempel van Jeruzalem preekt. SOMMIGE DINGEN mag je beslist niet zeggen. Je krijgt dan de grootste narigheid. Als het niet nodig is moet je ze trou wens ook niet zeggen. Er zijn ook van die sprekers in het openbaar die er op uit zijn om voortdurend maar gevoe lige snaren door te snijden. Ze hebben dan een tijdje het grote publiek op hun hand „omdat ze het tocih maar goed durven zeggen", maar lang duurt zo'n succes meestal niet. Het is ook vaak onsmakelijk om be paalde kritiek in de publiciteit te gooien, die veel beter met de personen in kwestie doorgepraat kon worden. Maar soms is het wel nodig en dan moet je het risico aandurven. Je krijgt dan allerlei mensen tegen je, je ver wekt een berg misverstanden en als het een zware zaak betrof ga je nog erg veel gevaar lopen ook. ER ZIJN WEL van die sprekers ge weest, die volkomen terecht bepaalde dingen van bepaalde mensen of groe pen gehekeld hebben, met gevaar voor eigen leven. Zoals bijvoorbeeld de man waarvoor we nu een monument gaan oprichten in Nederland. Maar er is nog nooit iemand ge weest die het zo radicaal en met zo'n gezag en zo scherp gedaan heeft als Christus zelf. Wij kennen deze Chris tus geloof ik te weinig. Je moet de redevoeringen van Hem eens rustig doorlezen. Je zult lang n'®' alles begrijpen, maar je zult wel onder de indruk komen van Zijn zekerheid Zijn bezieling, Zijn rustige vertoornd' heid, Zijn grandioze slagvaardigheid bij de zielige tegenwerpingen van Zij11 tegenstanders. Er staan veel van di® redevoeringen in het evangelie. d® moet ze zoeken in de periode na d® broodvermenigvuldiging op de berê> toen de leiders van het volk, en een groot deel van het volk zioh van Hein hadden afgekeerd. Kijk b.v. maar eeö5 in hoofdstuk 7, 8, 9 en 10 van Joanne®- Lees vooral ook het 23ste hoofdstuk van Mattheus. DIT ZIJN toespraken, waarbij iede® die Christus graag mocht gedacht za; hebben: Ga toch niet verder, U zeg' veel te veel. In feite hebben ze ff# verschillende keren woedend naar ste* nen gegrepen om Hem dood te gooien- Maar Hij vond dat Hij het nweS' zeggen. Hij móest de waarheid zeg' gen. Die was té belangrijk. De waarheid over Zijn Godheid' over de Verlossing d-ie Hij in naam van Zijn vader kwam brengen, over het én® gebod van liefde, waarmee wij d®: eeuwig leven zouden hebben. moest in botsing komen met de on^n van velen. Nadat Hij alles geprobeerd had om ze met goedheid te winneü> moest Hij wel keihard worden. HIJ HEEFT er Z'n eigen dood-von' nis mee uitgesproken. In de kerk k°n' den ze niet veel tegen Hem beginne"' maar daarbuiten wachtte Hem de oo' afwendbare dodelijke samenzwering- DIT IS OOK onze Christus, vrienden- Van deze Christus kun je houden, me alles wat je bent. We zullen heus niet allemaal in Zij" naam de waarheid moeten zeggen het openbaar met gevaar voor ons }f ven. Maar we zullen we-1 allemaal Zijd waarheid consequent, zonder marohan' deren, moeten toelaten in ons eig®d leven. Dat kan heus wel veel pijn kos' ten. Wat zullen we dan klagen of ba-n2 zijn? Je kunt het immers aan Hem overl®' ten. Hij heeft voor die waarheid all®5 aangedurfd. D.C- De pioniersdrang van de moderne jeugd le e-jt zich al vroeg uit op model-vliegtuigen. Moderne steden: bankgebouwen filmtheaters, grote zaken Pand na pand rijen ze zich aan elkaar. Werd de stad van vroeger ge kenmerkt door zijn vele kerken, welke onmiddellijk opvielen, in de moderne stad is het de fa briek, de zaak, liet station enz. Moeilijk of niet Toch blijven dergelijke helden uit de Vaderlandse Geschiedenis boekjes, ook gedurende de tijd dat er geen eeuwfeesten voor hen zijn te organiseren, „helden en pioniers" van en voor het Vader land. We zijn daarom op een van die vroege voorjaarszondagmiddagen, eens op ons gemak naar Culem- borg gereden, de stad waar zo'n pionier, Jan van Riebeeck, van daan kwam. Een Hollandser landschap als dat waar je op weg naar Culem- borg doorheen rijdt, is moeilijk denkbaar. Plotseling weet je dan dat je in de geboortestad van Van Riebeeck bent, want de eerste straat waar je door komt heet, hoe kan het anders „Jan van Rie- beeckstraat". Als je er dit week- end gaat kijken, zal je in deze straat nog hef rommelige van de nieuwbouw zien. Jonge paartjes lopen langs de flats in aapbouw. Ze kijken er met gretige ogen binnen en meten al vast met hun ogen, hoe groot de kamers zijn. Het zijn uiteraard, Culemborg is niet meer dan „een pretentie loos Hollands rivierstadje" zeer bescheiden flats. Maar we kunnen ons voorstellen, dat ze een beetje groter, ongeveer ook zo te vinden zijn in een njoderne wereldstad als Kaapstad. Als je doorrijdt naar het oude centrum van Culemborg waar op voorjaarszondagmiddagen jon gelui rond een juweel van een gotisch raadhuis flirten en je komt bij de oude, grote kerk, dan proef je ineens weer die tijd In de nauwe straatjes rond de kerk tref je enkele oude geveltjes aan, kleine ruitjes in keurig wit gelakte sponningen; een prachtig helgroen geverfde vensterbank; aan de binnenkant kraakheldere spierwitte gordijnen; drie bloei ende hyacinten in de kleuren rood, wit en blauw. Achter deze ruitjes, in deze super-zindelijke kamertjes, hebben de „bonken van Nederland" gewoond. In zo'n huisje moet ook Van Riebeeck gewoond hebben, een man die naar Groenland en naar West- Indië voer in een tijd dat er nog geen „Statendam" was. Die com mandant was van Malakka en die het presteerde om de Kaapkolo nie te stichten. Ons land heeft talrijke van die „zeebonken" gekend. Namen die we allemaal kennen: Piet Hein, De Ruyter, Tromp, De With enz., namen uit een schoolboekje- Maar die kerels uit dat geschiedenis boekje betekenen ook vandaag nog wel wat. Niet alleen de waas van romantiek rond hen boeit ons, maar ook en vooral hun bij tend doorzettingsvermogen en het vastberaden afgaan op hun doel. Wij kennen vandaag, in onze grote steden, hele heldenbuurten, buurten waar de straten namen van dergelijke pioniers dragen. Zullen er later ook geslachten ko men die heldenbuurten van onze namen maken? Die postzegels met onze beeldenaar zullen uitgeven? Die zullen zeggen: „Kijk h-ier, in zo'n doodgewone flat, drie trap pen op, woonden zij en ze had den er een radio en in het voor jaar hyacinten." Het is niet zo erg moeilijk om held en pionier te zijn: bijtend doorzettingsvermogen en zonder twijfel op je doel afvaren. Öf is dat nu juist het moeilijke? (Van onze medewerkster). Hoewel de datum 1 april het deed ver moeden, was het geen mop dat de Deense auteur en cultuar-historicus Proby Jo- hansen in het I.C.C. te Amsterdam een voordracht met licht-beelden zou houden over de relatie tussen „The Body and the Clothes", al waren er in het gesprokene genoeg geestigheden verwerkt. Aan de hand van de titel meenden wij, dat de Deen zich in het Engels zou uitdrukken, maar na enige aarzelende beginwoorden in deze taal, vroeg hij verlof het verder in het Duits te mogen doen. Dit Duits bleek niet helemaal te kloppen met onze ervaringen dienaangaande, maar wat voor Duits-Deense cocktail het ook was, men kon hem begrijpen en daar ging het uiteindelijk om. De kern van zijn betoog lag hierin, dat hij de veronderstelling bestreed dat het lichaam van de mens door alle tijden het zelfde is gebleven, afgezien nog van een eventueel lengteverschil. Hij begon met ons te wijzen op het verschil in lijn tus sen de dames uit het begin van deze eeuw, uit de jaren 19181920 en uit onze tijd. Maar zijn mening, waarom de Ame rikaanse vrouwen bijvoorbeeld thans meer door de natuur met „vrouwelijk heid" zijn gezegend, leek ons, naast goed koop, nogal aanvechtbaar. Trouwens, de lachlust werd toch nog al eens opgewekt door op bepaalde menselijkheden te zin spelen en dat was jammer. Proby Johan- sen bezit spirit genoeg om het zonder dit effect te kunnen stellen, wetenschappe lijker werd het betoog toen er lichtbeel den bijkwamen. Zo zagen wij een vrou wenfiguur uit de ijstijd, nogal aan de mollige kant, waardoor werd verklaard dat zij, hoewel naakt, toch tegen de tem peratuur was bestand. De beste kleding tegen temperatuursverschillen is dus, vol gens de spreker geen kleding. Maar via koolblaadjes (Denemarkens oudste natio nale klederdracht), jagerskleding en die renhuiden komen we toch tot het col bertkostuum, dat van alle kledij een graantje heeft meegepikt. Aan de hand van een foto van zichzelf in een vers koe-vel, meende hij te bewijzen, dat de hals-uitsnijding van een colbert is afge leid van de manier waarop men een die- renyel omwierp. De loze knopen op de mouwen dateren uit de middeleeuwen, toen de mannen hun lange mouwen met knopen korter konden maken. Deze le zing is waarschijnlijk wel juist, maar wij vinden hetgeen men ons daar eens eer der over vertelde, aardiger. In de tijd van Lodewijk de zestiende waren er n.l. vaak hovelingen die de gewoonte had den hun neuzen aan hun mouwen af te vegen. Om dat af te wennen gaf de ko ning opdracht tot het bevestigen van een rijtje knoopjes op die plaats. Maar dit terzijde. Proby Johansen acht de relatie man schaap bewezen door het feit, dat de man over het algemeen veel meer kleding draagt dan de vrouw. Wel het tienvou dige Het sterkste gedeelte in zijn voordracht was ongetwijfeld dat wat handelde over het schoeisel. Menige schoenfabrikant schijnt in de veronderstelling te leven dat de grote teen zich in het midden van de voet bevindt. De auteur droeg zelf een paar schoenen, waarin de oervorm van de voet goed tot zijn recht kwam (als je sedert je kinds-tijd niet anders draagt blijft deze wel behouden). Eén van de paren die hij zo bezat, waren al meer dan 10 jaar oud en nog steeds in model, hetgeen volgens hem de reden is waarom de fabrikant er niet aan wil. Maar ook de dassenfabrikant heeft alle reden Proby Johansen niet al te vrien delijk gezind te zijn. Hij draagt n.l. uit principe geen das. Hij beschouwt een das als een hinderlijke blikvanger en boven dien vestigt het de indruk, alsof er iets bij elkaar moet worden gehouden. Wij hebben nooit iets van deze auteur gelezen, maar zullen dit nu beslist niet nalaten. Wij staan daarin niet alleen, want reeds 70.000 exemplaren van een enkel boek werden verkocht. Wij veron derstellen n.l. na deze causerie, dat hij zijn lezers wel aardig zal weten bezig te houden en wellicht telt voor zijn boeken jok niet 't bezwaar wat wij tegen zijn le zing hadden, n.l. dat het hier en daar wat banaal was. Dit is misschien een ge volg van de beperkte woordkeuze die hij tot zijn beschikking had in een vreemde taal en die hij met gebaren moest aan vullen. Maar helemaal overtuigd daarvan zijh wij toch niet. welke het stadsbeeld bepalen. Dit betekent wel iets. Het bete kent, dat in het levensgevoel van vele moderne mensen deze ge bouwen, en datgene, wat zij sym boliseren, de plaats van de ker ken en wat deze verzinnebeelden ingenomen hebben. We kunnen daarom van een moder ne afgoderij spreken. Zeker we zijn niet meer zo naïef als de Joden, die dansten om het Gouden Kalf, of de merkwaardigste figuren als godheden vereerden, maar we doen het sub tieler. Daarom is het eerste beginsel voor de kerstening van de wereld de betrekkelijkheid van al het wereldse en aardse te zien. Dan alleen zien we de aarde reëel zoals ze is: in haar betrekkelijke waarde. Voor een soci alist kan misschien de partij van de arbeid het hoogste zijn, wat er in Ne derland is, iets, waarvoor hij zich vol ledig inzet. Een katholiek kan het nooit zo zien. Voor iemand, die lief de opgevat heeft voor een jongen of een meisje, kan deze liefde, als hij nergens anders aan gelooft, een kwes tie zijn van leven en dood, maar als katholiek weten we, dat geen man en geen vrouw ooit de laatste zin aan het leven kan geven. Een katholiek kan zich inzetten voor de opbouw van zijn zaak, maar, al zal hij er vol van zijn, dit is voor hem nooit het laatste en het enige. Som migen, als een Hitler of Stalin, zullen hun eigen eerzucht en grootheid als het hoogste zien en zichzelf als God beschouwen, de gelovige ziet dit alles betrekkelijk. Gezondheid en het .leven zijn belangrijke goederen en waarden in het leven, maar is nooit het hoogste goed en de hoogste waar de. En zo kunnen we doorgaan. Daar om is de eerste eis van de kerste ning de relativering van al wat is' behalve God zelf. Maar we behoeven niet eens de®® afgoderij in zijn meest extrert1® uitingen te beschouwen. Moeten niet erkennen, dat in feite deze aar' de voor velen onder ons eigenlijk b®' hoogste goed is, ook al drukt men d niet uit, ook al ontkent men dit z®' en getuigt men van zijn geloof God? In de feitelijkheid van ons 1®' ven verafgoodt men toch deze aard® en dit leven. En hier is geen compromis gelijk. De mens moet altijd ïema"® of iets aanbidden, iemand of iets 3*? het opperwezen of het hoogste goed erkennen. Hier ontkomt geen men* aan. En hoevelen zien we niet, w>ef leven en denken, wier werken e" handelen alleen maar in het peJ' spectief van het aardse staat. 0 krijgt men de eerbiedwaardig beeldengalerij van de modern® afgoden. We krijgen dan de cu'' tus van het leven, van de gezon^' heid, van de sport, van het geld, de liefde, van de wetenschap, van kunst, van het genot, welke inderda3 en in werkelijkheid ons leven be' heerst. Dit verschijnsel behoeven niet ver te zoeken, we hoeven eigen' luk alleen maar ons eigen ha® en ons eigen leven te zien. De christen, die zich veran'' woordelük voelt voor het tijde' iijke en dit kerstenen wil, m»11' beginnen met dit tijdelijke al® tijdelijk te zien, dit betrekkeltf' ke als betrekkelijk en erna»'' leven. God moet weer de Heer Wr' den van de wereld, van het leve''' van de aarde, de gezondheid en®' Wel zal het «en van de moeilijks'e dingen zijn, om bij de kersteni®' hiermee te beginnen. Maar gaat me' hier langs heen, aan ;s je rest al ve®' loren en zonder zin. En daarom: eerste, wat we moeten doen is beeldenstorm langs alle heilige h»'®' jes, welke we zelf erop nahouden-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 12