Groeiend begrip voor het nieuwe
BIJ GEESTELIJKE LEIDERS
E
D'
Financiële verhouding tussen
rijk en gemeenten
Openluchtrecreatie biedt taak
voor regering
f'
De godsdienstige situatie in Brabant
-dernisering aanvankelijk tezeer buiten de
Kerk omgegaan
Conjunctuur vond zijn weerspiegeling
niet in activiteit ter beurze
''•aüteit
UW TAPELWATER
De Kerk en de mens in
zijn werk
Een Grabbelta**
met
Voedingsvragen
Aftreden William Schrikker als voorzitter
Ver. Effectenhandel
Gevecht
UW TAFEL WATER
Ber Ghenen
Zorg om de bestemming van de
Nederlandse ruimte
DONDERDAG 2 MEI 1957
PAGINA 7
van Brabantse volk wettigt groot optimisme
^ilieu-dwang verdwijnt
WÊki!
Op veranderingen niet
voorbereid
Positieve kentering
Vrees voor „de wereld"
Moeilijkheden
|J Moeilijkheden liggen niet zo-
Vooi familiegebruik,
in 1/1 literschroefflessen
VOORZIENINGEN VOOR
Set jaar 1958
BRABANT IN BEWEGING
Zielzorg in experimenteel
stadium
Onkerkelijkheid ook probleem
voor de werkgever
SliiJiÉM
mmmmm
x YQ0RUCHÏIH6S8U8EAU y^d!d£,
VOOR DE VOEDING
BLOEMEN OP HET MILITAIRE
KERKHO" IN GROESBEEK
ZWAAR GEWOND OP STRAAT
GEVONDEN
5 PCT, LENING CENTRALE
COÖPERATIE L. T. B.
Uitgifte van 500.000 25-jarige
obligaties
DR. W. A. TIMMERMAN
Vooi familiegebruik',
in 1/1 literschroefflessen
H Hr Wereldgebeuren iaat ook
ini ant niet onberoerd; door de
J)a UsWalisatie, door de techniek
[>et]en ^hynbaar onbeperkte mogelqk-
Sssai e" Brabant in een snel tempo
'üigen veranderingen. Deze verande
ringen^1* Z° Snel 8n beroeren a"e ge_
'e de
van de maatschappij zo intens,
capaciteit van het menselijke
««•^vermogen dreigen te over-
hcflgi n- De oude vertrouwde zeker-
hel]e ®n Vei'worvenhedcn komen op een
h«e vlak te staan. Wie kan zeggen,
asSen i nieuwc wereld worden zal?
8ere e oude waarheden en de vroe-
niet meer in die nieuwe
Hog jp of hebben ze in een nieuwe vorm
«en ®vpnsvatbaarheid? Staan we voor
"'otale uitverkoop" van het oude?
2iin&p^e,randeringen, die overal gaande
liakp" de wereld min of meer chaotisch
h^t werken nog des te sterker in op
"aiiSrfesïeven van het Brabantse volk,
het meer geïsoleerd en „be-
fei).. "'1 is geweest, zoals reeds is uit-
fitah= i in het artikel; „Reactie van de
in f)itnder op veranderd cultuurbeeld"
Van Wad Dat isolement vrucht
steiijW historische situatie van achter
lag g' armoede en religieuze tegenstel-
öe er"ls n" opengebroken. De bescherm-
iIöqj. afgesloten gebieden zijn ontsloten
ea p moderne verkeersmogelijkheden
leieWPnaunicatiemiddelen. Pers, radio,
toj t e hunnen een andere denkwereld
<3oenW de meest afgelegen huiskamer
Dp uoordringen.
?o vp vloed der modernisering gaat nu
is, "°rtvarend, dat het niet denkbeeldig
vórj heel wat waarden en goederen
W^ fn gaan, die bij een rustige ont
dek t ng als een kostbaar erfdeel zou-
Dp? °uden zijn.
Itogtk hatholictsme van Brabant het
'V.p aar, in bloed verworven en behou-
tlo erfdeel der vaderen zal het in
hojjj aalstroom der modernisering stand
Wip7 Zal het aangepaste nieuwe be
giet Vormen vinden? Dat gaat zeker
faker,2°nder kleerscheuren. Sommigen
te va hun houvast kwijt, anderen zijn
jjet t rtvarend en gooien al het oude,
Htidp diti°nele zonder meer weg, weer
jfc, en raken vervreemd van de Kerk,
staaW ze menen, dat de Kerk geen ver-
hiey^aar antwoord geven kan op het
ALGEMEEN beeld van de gods
dienstige situatie van Brabant is
eh 'Moeilijk te geven. Het is plaatselijk
eSionaal verschillend.
ke„tabant kent afvalligen en onkerkelij-
4tah J'ooral in de steden. De parochie-
%p eken spreken daarvan in harde
list; r.s' Bij het beoordelen van deze sta-
ken zal men zich moeten afvragen,
e afval welicht innerlijk al eerder
Wt zï« was, maar in feite niet naar
iratl, omdat men zich in zijn
t^ijUUke gedragingen aanpaste aan het
«in Wie niet naar de kerk ging of
li,, ,*»sen niet hield, wie in een onwet-
«uweiyk leefde, plaatste zich buiten
tij,., uieenschap. Nu er echter in Bra-
v.ijp grote groepen „andersdenkenden"
Sc},' d'c bovendien dikwijls in het maat-
i nr>«i!j^e en gpQnomïsche leven een
ty.mde rol vervullen, is deze „milieu-
TOen, Srotendeels verdwenen. Het sa-
Btifl °ne» in grote blokken huizen, de
JtPf, ?®'matige werktijden en het wer-
WP 7? andere plaatsen doorbreken
dief en de oude milieu-situatie. Het
9ien yervnllen van de uiterlijke gods-
c°Bfl chten levert niet zo'n groot
let meer met het milieu op.
cfie® verklaring van de verontrusten-
tïet J-ers van nu is niet ter vergoelijking, f
eerjp6gt alleen, dat dit proces allang
Üe v r begonnen is en het roept tevens
?e„ :'aag op; geven de cijfers van nu
do» r®ëel beeld of is de werkelijkheid
érnstiger? Er is, zeker op het plat-
Sii. u, nog wei enige milieu-dwang. De
Ook de priesters zijn hierbij niet altijd
even tactisch opgetreden. Hun beoor
deling van de mensen gold als norm bij
het bepalen van de hoegrootheid van
de hulp, die de arme geboden zou wor
den! Niet braaf, dan geen of weinig
hulp! Men begreep vaak niet, dat nood
en armoede ook de geest aantasten
Nu is het voor velen erg moeilijk om
de Kerk los te zien van de fouten en
het ontactisch optreden van de pastoor
of andere priester, zodat het odium op
de kerk zelf komt te liggen.
De INDUSTRIALISATIE heeft de
stads- en dorpsgemeenschap ver
anderd. Dit was voor tallozen zo'n
ingrijpende levensverandering, dat het
hun aanpassingsvermogen te boven ging.
Ze wisten met het nieuwe geen raad.
Op ontstellende wijze kwam nu tot
uiting, dat zij op deze verandering in het
geheel niet waren voorbereid. Was dat
ook wel mogelijk? De godsdienstige
overtuiging bleek dikwijls te onpersoon
lijk, te zeer steunend op het milieu en
de traditie, om in de nieuwe situatie
ongeschokt en ongedeerd te blijven.
Was de prediking, die zij hoorden,
niet al te negatief geweest? De geeste
lijke leiders waren misschien wel brave
en „klassiek" geleerde priesters, maar
hun methode van prediking en zielzorg
ging te veel uit van de onmondigheid
der beminde gelovigen. Ze zagen te uit
sluitend gevaren voor geloof en zeden.
Deze voogdij over de kudde hebben ze
te lang als noodzakelijk gezien, zodat ze
niet tijdig de teugels wat lieten vieren.
Uit „bezorgde" angst hamerden zij op
de geboden en verboden. Vanuit de
strengheid van een kloosterlijke ascese
werd de wereld veroordeeld met al het
prettige en aanlokkelijke, wat ze te bie
den had.
Maar die wereld was het leefmilieu
van de beminde toehoorders of zou het
spoedig worden. De achterstand in cul
turele vorming was oorzaak, dat alles
wat de wereld plotseling ging bieden,
zonder kritiek werd overgenomen of
helemaal verworpen.
Anderzijds was het verschijnen van
't nieuwe zo indrukwekkend, de gericht
heid en belangstelling voor de techniek
en de materie zo groot, dat de interesse
en gerichtheid op het geestelijke ver
minderden.
De Kerk werd daarbij te zeer ervaren
als een zure moeder, die alleen maar
kijvend haar kinderen opvoedde. Velen
voelden zich bij haar niet meer „thuis",
bij „ons moeder" In de poging tegen te
houden, wat niet tegen te houden was
en achteraf zelfs iets goeds bleek, ver
loor het priesterlijk gezag zijn kracht.
De modernisering van Brabant ging in
het begin te zeer buiten de kerk om.
Velen verloren het vertrouwen in haar,
maar ook haar steun, die ze juist in
deze grote veranderingen zo hard nodig
hadden. Ze stonden immers plotseling
voor een totaal andere maatschappelijke
structuur, wat gemakkelijk leidde tot
maatschappelijke desintegratie.
GELUKKIG ZIEN tal van zielzor
gers dit duidelijk in. Ze durven de
positieve waarden in het nieuwe te
erkennen en te bevorderen, zodat de
Kerk ook weer meespreekt in de mo
dernisering van Brabant. Haar aanzien
is enigszins hersteld, ofschoon de ruïnes
uit het verleden nog niet allemaal zijn
opgeruimd.
In de grote steden is een begin ge
maakt met het bedrijfsapostolaat. De
jonge arbeiders en arbeidsters krijgen
een christelijke levensvorming in levens
scholen en Mater Amabilis-scholen. Er
wordt meer zorg besteed aan het gods
dienstonderricht. De leken dragen mede
de verantwoordelijkheid en steeds groter
wordt het aantal, dat welbewust het
christendom beleeft en ervan getuigt in
de gewone leefwereld van arbeid en ont
spanning. Verblijdend is ook, dat men in
de gewone ontmoetingen steeds meer wil
en durft praten over de godsdienstige
problemen. Ze zoeken naar een ant
woord. Dit blijkt ook uit het feit, dat
men beter naar de prediking luistert en
zijn teleurstelling vrijmoedig uit, als die
prediking geen behoorlijk geestelijk
voedsel biedt. Er is een langzaam groei
ende belangstelling voor de liturgie en
voor een betere beleving ervan. Hienbij
doet zich wel het nadeel van al te grote
kerken gevoelen, die in de „spitsuren"
overbezet zijn. Dit alles wettigt wel een
gematigd optimisme.
1E INDUSTRIALISATIE concentreer
de zich in de steden en grotere dor
pen. Daardoor ontstond er een
grote emigratie uit de vele dorpsge
meenschappen. De kleine dorpsgemeen
schap heeft sterker geïsoleerd en tra
ditioneel geleefd. De pastoor was onbe
twist de geestelijke leider in alles. De
mensen waren te prijzen om hun grote
volgzaamheid, maar de negatieve predi
king maakte hen angstig en achterdoch
tig tegenover de „wereld" en de stad,
waar de wereld zijn triomfen vierde.
Het bidden, werken en braaf zijn moes
ten alle moeilijkheden oplossen. Sport,
spel, dans enz. waren daarom al uit den
boze, omdat ze het lof en de godsdienst
oefeningen van H. Familie of congrega
tie bedreigden of voor plezier en ont
spanning de jongens en meisjes bij el
kaar brachten. Men begreep niet dat
daardoor geen ruimte werd gelaten aan
hun overvloed van levensenergie. Zij
kwamen tot niets doen, „buurten", café
lopen met allerlei gevolgen van ruwheid,
seksuele misbruiken, dronkenschap. De
herder sprak in harde woorden daarover
wel zijn bezorgdheid uit, maar daarmee
werd de angst versterkt en de moeilijk
heid voor de jongelui niet opgelost, in
tegendeel!
Deze angstige vooringenomenheid tegen
over de wereld heeft een gevolg gehad,
dat zich nu als noodlottig doet gevoelen.
Uit vrees voor de „wereld" werden de
kinderen meestal thuis gehouden. Thuis,
dat was het beschutte soms te strakke
milieu! De ontwikkelingskansen waren
daardoor voor de jongelui gering. Te
veel jongens bleven b.v. op de boerderij
thuis, terwijl er eigenlijk voor hen geen
plaats was. Het gevolg is geweest en is
nog, dat vele jongelui, pas op latere
leeftijd inziende dat er in de landbouw
voor hen geen plaats is, als ongeschool
den in een ander beroep en elders hun
bestaan moeten zoeken. Dit verschijnsel
is vrij algemeen, zoals blijkt uit een on
derzoek van enkele jaren geleden. Daar
in kwam aan het licht, dat op de zand
gronden ruim 70 °/o van de buiten de
land- en tuinbouw wérkende boeren
zoons een beroep had, dat lager stond
dan het beroep van de vader.
Dit heeft nadelige gevolgen gehad, ook
voor het godsdienstig leven. Gewend
aan de vrijheid, afwisseling en het eigen
ritme van het werk op het boerenbedrijf
vonden ze geen persoohlijke voldoening
in de industrie-arbeid met zijn onvrij
heid, eentonigheid en gejaagdheid.
Zij zijn gedesillusioneerden. De des
illusie breekt hun geestkracht om in de
nieuwe voor hen moeilijke situatie gees
telijk en moreel overeind te blijven.
Voor dorpelingen, die in de stad hun
Advertentie
Sir
<3a=5ige cijfers van de dorpen dient men
■j, °m kritisch te bekijken.
v^Wens, geloofsverzwakking is niet
leggen in statistieken. Ze open
er-, ylch het duidelijkst in de gewone
«W gi.ngen, in het gezinsleven, in de
in§ en huwelijksbeleving, in de
in l'ng in het maatschappelijk leven en
?6rsi Sehedsleven. Er is inderdaad een
Vp^PPing merkbaar. Velen zijn ver-
van de Kerk. Maar deze ver
ing is nog niet zo diep, dat er
;>d
.®6tnd
vVQj, o «"b vri--
tWp zielz.org niet veel aanknopings
meer zouden zijn. De meesten
ho6tïi zic'1 steevast katholiek blijven
Jvij? ®n- Ze voelen zich nog op enigerlei
"et rl "lét de Kerk verbonden. Ze nemen
bif .Paster hoogst kwalijk, wanneer
Sesigl huisbezoek zouden worden over-
Ze laten hun kinderen nog
stige wensen voor hen een godsdien-
deV°rming en stellen er prijs op, dat
'éis eersi:e communie mogen doen. Het
•bej.' cri Mariabeeld sieren nog de ka-
geiJ' VhMjstelijke begrippen en opvattin-
al ig hven nog leiding dan hun leven,
0tdterv misschien onbewust. Vele z.g.
•boM.^cli.iken zijn verbitterden, wier
Öep 'ikheden vaak niet werden begre-
daarom kwaadwilligen werden
,eer in de geloofswaarheden ze
„jhnen ze ook niet al te best
11* i ,'n de aanvaarding van de Kerk
J'etujMïnggevend Kezag voor hun ge-
Nejj v°oral wat betreft de huwelijks-
*nS en het seksuele leven in het al-
aH n' Op hun seksuele nood kregen ze
SPA
f1 nun aCKSUCic uuuu ai "l
k'oD c Kerk geen aanvaardbaar ant-
vrage °f durfden haar geen antwoord
*Jiet a °iwdat zfj de christelijke moraal
uejV'hlers hebben leren kennen dan In
te cn ongenuanceerde hardheid,
!Nsta„ We>nig rekening hield met de
Mijk "oigheden en het subjectieve men-
!?'et i°?verniogen in deze grote nood.
hïaat' eJ?ereen is tot heldhaftigheid In
v bad meer aandacht besteed
i °lks&„ viuen aan uc
!nlteh ondheid, die de scheefgroei-
0fkoln het seksuele leven zou kunnen
Worden aan de geestelijke
Of
»0f?6^°0n de meeste Brabantse ziel-
KptvatTlei- begrip en grote mildheid hen
h. die in hun nood bij hen ko-
flvo'ig 1;in er toch nog velen, die als
h* bip.,yan een vroegere weigering van
een harde veroordeling bij
J.l bpjPg °f een ontactische opmerking
Jet mf bek de weg naar de priester
,an» ®r op gaan en verbitterd de toe-
Ohien.
"iet tot hun huis, maar wel
Socmen rt weigeren.
Jr>rijh' argumenteren daarbij vanuit de
^Op,.] J106 herinnering aan de ellendige
J Zelf van het grote gezin, waaruit
?men. Op de schrijnende armoe-
o» Kerk toen ook geen afdoend
to^aa), Ze heeft niet hard genoeg de
»^staria Van bet kwaad, de sociale wan-
jpbqvjen, aangepakt. De Kerk heeft
L%aat ongetwijfeld, maar met mond-
L atpr(; ®n al te voorzichtig. (Vele arm-
5>ih eh bebben rijke bezittingen aan
Von goederen, een veilige beleg-
r de armen van de toekomst!).
Bjj de Tweede Kamer is ingediend het
wetsontwerp regelende voorzieningen met
betrekking tot de financiële verhouding
tussen het Rijk en de gemeenten voor het
jaar 1958.
In de memorie van toelichting delen de
minister van Financiën en de minister van
Binnenlandse Zaken, Bezitsvorming en
Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie me
de dat de bestudering en uitwerking van
het in november 1956 door de commissie
inzake het herstel van de financiële zelf
standigheid van gemeenten en provin
cies uitgebrachte omvangrijke rapport be
treffende regeling van de financiële ver
houding tussen het Rijk en de gemeen
ten voor 1958 en volgende jaren een in
tensieve voorbereiding vereist.
De overweging van de door de commis
sie gedane voorstellen is evenwel op dit
moment reeds zo ver gevorderd, dat de
ministers zich een mening hebben kunnen
vormen omtrent de door de commissie-
Oud voorgestelde overgangsbepaling,
krachtens welke de uitkeringsregeling,
zoals die voor het jaar 1957 geldt, voor
1958 van toepassing zal zijn. Dit heeft ge
leid tot de indiening van het onderhavige
ontwerp Van wet, strekkende tot het
treffen van enkele voorzieningen met be
trekking tot de financiële verhouding voor
het jaar 1958.
De ministers hebben mede gelet op
de ook uit de Tweede Kamer opgegane
stemmen om de gemeenten tijdig te doen
weten, waaraan zij voor 1958 toe zijn te
meer gemeend de bedoelde voorzieningen
in een afzonderlijk wetsontwerp te moe
ten neerleggen, nu daardoor bovendien
het anders wellicht dreigende gevaar van
een wetloos tijdperk reeds bij voorbaat
kan worden weggenomen.
Het wetsontwerp sluit, voor wat de voe
ding van het Gemeentefonds en de uit
keringen aan de gemeenten betreft, in
materieel opzicht aan op hetgeen de com
missie heeft geadviseerd. Het advies van
de commissie komt er, zoals bekend, voor
wat het jaar 1958 betreft, op neer, dat de
bestaande regeling ln feite wordt gehand
haafd, met dien verstande en ook in
dit opzicht volgt het wetsontwerp het uit
gebrachte advies dat in 1958 op zich
zelf geen toepassing zal worden gegeven
aan de In de bestaande regeling aanwezi
ge mogelijkheid tot (subjectieve) verho
ging van de algemene uitkering uit het
Gemeentefonds. Zonder dat de ministers
zich op dit moment begeven in een uit
spraak omtrent hetgeen het rapport v
de commissie-Oud nopens het instituut van
de subjectieve verhoging voorstelt, teke
nen zij nog aan, dat de vraag, of en
zo ja, in hoeverre op een later tijdstip
aandacht moet worden besteed aan de
wenselijkheid om alsnog voor het jaar 1958
tot verhoging van de algemene uitkering
uit het gemeentefonds langs subjectieve
weg over te gaan, naar hun mening het
beste kan worden overwogen in het kader
van de toch in elk geval binnen afzien
bare tijd tot stand te brengen meer defi
nitieve regeling.
De ministers voegen er nog aan toe. dat
de indiening van het onderhavige wets
ontwerp niet afdoet aan het streven van
de regering oj een spoedige totstandko-
ming van een meer definitie .-e regeling
voor de financiële verhouding te bevorde
ren. De bestudering en overweging van
het rapport van de commissie-Oud ten
departementen wordt intussen dan ook
met kracht voortgezet.
Wij vervolgen vandaag onze serie
artikelen over Noord-Brabant met
nevenstaande bijdrage, waarin een
Brabants priester zijn visie geeft op
de godsdienstige situatie in zijn in
snelle ontwikkeling verkerend ge
west..
Het eerste artikel in deze serie
verscheen in ons blad van 26
april j.l.
werk moesten zoeken, was deze over
gang dikwijls te groot. Eenmaal vrij van
de te sterke banden wisten ze te midden
van al 't aanlokkelijke van de moderne
wereld niet precies de maat te houden.
De oorspronkelijke „degelijkheid" ver
loor zijn remmen. In het genot vonden
ze een schijnoplossing voor hun onvol
daanheid en een compensatie voor wat
hen vroeger op het dorp was onthouden.
Ze misten veelal de vereiste vorming
om vreugde te beleven aan wat geeste
lijk en cultureel waardevol is. Geestelijk
verkommerden ze en velen verongeluk
ten, omdat ze geen raad wisten met hun
vrijheid.
Door de gebrekkige en te moralistische
godsdienstige vorming was hun katho
liek-zijn niet gerijpt tot een persoonlijk
bezit, tot een persoonlijke overtuiging.
Het leunde te veel op de katholieke om
geving en het wettisch formalisme.
Overgeplaatst in een heel ander geeste
lijk klimaat, in een godsdienstig-onver-
schillige wereld, vinden ze in hun ge
brekkige geestelijke bagage geen ant
woord om aan hun nieuwe bestaan een
christelijke zin te geven. Welbewust wil
len velen hun dorpsafkomst verlooche
nen en doen daarom gewild „modern".
Veel zal afhangen van het milieu, dat
hen ontvangt en opneemt. Ze hebben
een bijzondere zorg en steun nodig, om
dat ze geestelijk in nood verkeren. Jam
mer genoeg ontbreekt het dikwijls aan
deze bijzondere zorg. Velen vinden in
hun woon- en leefmilieu niet de steun,
die ze hard nodig hebben en gaan ten
onder.
Wat de zielzorg betreft, is het nodig,
dat de priester zo gauw mogelijk con
tact heeft met deze „nieuwe" parochia
nen en dat een groep leken hem ten
dienste staat om deze „nieuwen" te ont
vangen en tehelpen zich op de juiste
wijze aan te passen aan de nieuwe om
geving.
DE BRABANDER is niet op zichzelf.
Hij is mededeelzaam, houdt van ge
zelschap en sluit gemakkelijk
vriendschap. Hij is toegankelijk voor
ieder, die eenvoudig, eerlijk en hartelijk
hem tegemoet treedt. Deze natuurlijke
eigenschappen maken hem „grijpbaar"
voor ieder, die hem met eerlijke bedoe
lingen tegemoet treedt en hem op een
gemoedelijke toon weet aan te spreken.
Het persoonlijk en vriendschappelijk
contact met een priester of met een
goede katholieke leek stelt hij op prijs.
Omdat juist in het levensmilieu de mens
op de meest natuurlijke wijze kan aan
gesproken worden, zal de zielzorger zich
moeten toeleggen op huisbezoek en per
soonlijk meeleven met de menselijke
vreugden en noden, de huwelijksfeesten,
ziekenbezoek en meeleven bij sterfgeval
len. Dit menselijk contact is een uiter
mate geschikte basis voor de zielzorg
Zolang alles nog in onrust is, is de
godsdienstige situatie nog onoverzichte
lijk. Het kan zijn dat de verwondering
over al het nieuwe de belangstelling
voor datgene wat niet nieuw meer klinkt
doet verminderen.
De prediking van het Katholicisme,
maar dan als een Blijde Boodschap van
verlossing en leven'zal in het Brabantse
volk een aandachtig gehoor vinden. Het
hongert naar substantieel geestelijk
voedsel en vraagt naar een antwoord,
naar de zinvolheid van het bestaan. De
deugd van geloof is aanwezig, maar ze
moet geactiveerd worden door een po
sitief gerichte prediking, die uit de volle
rijkdom put en vertolkt wordt in een
verstaanbare taal. Zij moet ook de na
tuurlijke waarden erkennen en waarde
ren zodat ze kunnen worden opgenomen
in een christelijke beleving.
De nadruk zal moeten liggen op het
doen van het goede, want dan wordt er
een beroep gedaan op de beste krachten
in de mens, de edelmoedigheid en de
liefde. Al te grote nadruk op het laten
van het kwade bergt het gevaar van
formalisme en minimalisme in zich en
voor tere zielen het gevaar van angst
en overmatige schuldgevoelens, die een
gelovig juiste verhouding tot God, me
demens en wereld moeilijk maken.
De Brabantse zielzorg is in een expe
rimenteel stadium. Men durft met oude
vormen en methoden te breken al is
het hier en daar nog te voorzichtig
en moderne aangepaste vormen ervoor
in de plaats te stellen. Deze zijn dik
wijls vrucht van een levende dialoog
tussen priester en leken. De leiders van
het Brabantse volk vinden elkaar in een
eerlijke en open samenwerking, gedre
ven door een zelfde bezorgdheid en ver
antwoordelijkheid voor het welzijn van
Brabant. Alle krachten worden inge
spannen voor de culturele en geestelijke
ontwikkeling. Er moet nog een grote
achterstand worden ingehaald, maar de
vitaliteit van het Brabantse volk wettigt
een groot optimisme ten aanzien van de
toekomst, ook wat het katholieke leven
betref.t
Op een gisteren in het concertgebouw
te Hengelo, onder auspiciën van de stich
ting textiel vak, gehouden bijeenkomst
met katholieke en protestantse geestelij
ken, officieren van het Leger des Heils
en andere geestelijke leiders is belang
stelling van de Kerken gevraagd voor
de mens en zijn werk. Ir. J. J. Kwak,
algemeen bedrijfsleider bij de A.K.U. en
voorzitter van de stichting „Evangelie en
industrie" te Arnhem, heeft er een al
gemene beschouwing gegeven over de
bemoeiingen van de Kerken met de
mens in zijn kerk. Hij sprak over het
meer en meer in zwang komende ploe-
genwerk. met als gevolg werken op
zondag. Ook de groeiende onkerkelijk
heid gaat z.i. de ondernemer ongerust
maken. De bemoeiingen van de onder
nemer, aldus spreker, gaan verder dan
het bedrijfsbelang.
Pater K. Vosskühler S.J., directeur
van het Katholiek sociaal centrum in
Amsterdam schetste het in Amsterdam
verrichte bedrijfsapastolaat. Hij acht
het hoog nodig, dat industrie en Kerk
elkaar ontmoeten in de strijd tegen de
massaficatie. Eerste taak is, naar spr.'s
mening, de persoonlijkheid van de mens
naar voren te halen. De actieve leek
moet dit werk doen. Pater Vosskühler
pleitte tenslotte voor samenwerking tus
sen protestanten en katholieken.
De laatste hand wordt gelegd aan de „Groene DraecJc", het jacht voor
Prinses Beatrix. Timmerlieden brengen de gebeeldhouwde stijlen aan,
welke door de prinses zelf zijn ontworpen.
gp -*v
Geregeld bereiken" het Voorlichtingsbu-1 kan in voedingswaarde gelijk gesteld wor-
reau voor de Voeding vele vragen op Iden met karnemelk.
voedingsgebied. We hebben er enkele van
de meest voorkomende voor u uitgezocht.
Misschien kunt ge er uw voordeel mee
doen.
HET ls niet nadelig voor het vitamine
gehalte van citroen- of sinaasappelsap als
men er suiker of heet water aan toevoegt.
Ook grapefruit kan men zonder bezwaar
met suiker bestrooid eten.
HET is beslist niet waar, dat men door
het drinken van citroensap mager zou
worden.
HET maakt geen verschil in voedings
waarde of men eieren, vis of vlees ge
kookt dan wel gebakken opdient.
HET gebruik van kaas moet niet als
een luxe beschouwd worden. Kaas is een
van de weinige levensmiddelen, die veel
kalkzouten bevatten. „Iedere dag wat
kaas" is in ons zuivelland een goede en
goed uitvoerbare gewoonte.
DE voedingswaarde van melkyoghurt is
vrijwel gelijk aan die van melk. Zo be
vat melkyoghurt o.a. evenveel eiwitten
en vetten als melk. Taptemelk-yoghurt
Zie ons blad van 26 april jl.
Op de woensdag in de effectenbeurs te
Amsterdam gehouden jaarlijkse gewone
ledenvergadering van de Vereeniging
voor den Effectenhandel heeft de voor
zitter, de heer William Schrikker, o.m.
medegedeeld, dat de gunstige conjunctuur
die in 1956 in Nederland onverminderd
aanhield, in het algemeen niet zijn weer
spiegeling vond in de activiteit ter beurze.
De omzetten van de ter beurze verhan
delde obligaties waren in 1956 ongeveer
gelijk aan die in 1955, te weten circa
600 miljoen nominaal.
De omzetten in de aandelensector lie
pen zeer aanzienlijk terug en bedroegen
slechts 460 miljoen nominaal tegen
830 miljoen nominaal in 1955.
Ook de emissie activiteit was in het ver
slagjaar geringer dan in het voorafgaan
de jaar.
Het ledental der vereeniging daalde van
513 leden op 1 januari 1956 tot 511 bij het
einde van dat jaar.
In 1956 werden 318 noteringsaanvragen
ingediend. Het nominale bedrag van aan
delen en obligaties in 1956 in de Prijscou
rant opgenomen, bedroeg 992 miljoen,
waarin mede begrepen zijn bedragen
voortkomende uit conversies, stockdivi
denden en bonus uitkeringen.
Op 28 december 1956 bedroeg het totaal
in de Prijscourant opgenomen fonds 2263
tegen 2220 per ultimo 1955.
Voorts werden tijdens de vergadering
enkele voorstellen tot wijziging der statu
ten aangenomen, o.a. een betrekking heb
bende op het optreden van mr, U. J. N.
de Graaff als directeur van de Vereeni
ging.
In zijn sluitingswoord bracht de heer
William Schrikker in het bijzonder zijn
medeleden van het bestuur, waarvan hij
23 jaren lid ls geweest, dank voor de me
dewerking, welke hij acht jaren lang als
voorzitter mocht ontvangen en droeg ver
volgens het presidium over aan zijn op
volger mr. P. F. J. de Kok. 1
Tussendoor
Toen wij bij gelegenheid van Koningin
nedag een restaurant betraden, om daar
het grootste deel van ons pas ontvangen
maandgeld aan een kop koffie te span-
deren (Kè je nagaan hoe klein ons sala
ris is) zat daar een man een dapper ge
vecht te leveren tegen een grote vleu
gel, kennelijk met de bedoeling deze tot
zwijgen te brengen. Deze strijd werd mu
zikaal omlijst door een violist, die maar
matig geïnteresseerd was in de afloop
van het gevecht, maar het al strijkende,
muzikaal op de voet volgde. Het resul
taat van dit alles was wel prettig om te
horen, je moest er echter niet naar kij
ken; dan werd je er koud van.
Het geheel had iets weg van een duel.
Zowel de pianeur als de vleugel waren in
deftig zwart gekleed. De eerste liet zo nu
en dan, de tweede aanhoudend
zijn tanden zien. De vleugel bleef
vrij rustig onder de voortdurende aan
slagen op zijn gebit. Hij bleef onvermoei
baar doorspelen en juist deze rust en die
onverstoorbaarheid schenen de man er
achter tot het uiterste te brengen.
Met linkse, rechtse en directe ging
hij het zwarte monster te lijf, waarbij
hij handen en voeten te kort kwam. Meer
malen wierp hij het bovenlichaam met
kracht vooruit om daarna amechtig
terug te vallen, omdat het weer niets had
uitgehaald.
Een enkel maal deed de vleugel het
even „piano an", maar dan trad er een
buitenboordachtig aanhangels, clavioli-
ne genaamd, in werking en slaakte
rauwe kreten uit, zodat de man in het
zwart ook daarover met harde en dan
weer eens bezwerende hand heenging,
om stilte te verkrijgen. Het was onbe
gonnen werk, want als de buitenboordmo
tor al eens zweeg, kwam de vleugel dub
bel opzetten. Het was een ongelijke
strijd.
Nee, dan had de begeleidende violist
het makkelijker. Hij hield de viool als
een schuw eekhoorntje met gestrekte
staart, tussen twee onderkinnen geklemd,
zodat verroeren onmogelijk was. Zo had
hij geen moeite het gevecht met passende
strijkages op te luisteren.
Uiteraard vroegen wij ons af, wat de
man in het zwart bezielde, om met zo
een frequentie te trachten de vrolijke
muziek tot staan te brengen. Mijn he
mel, het was immers feest. Wij waren
juist in een stemming om gezellige mu
ziek te horen. De hele dag hadden wij
langs kramen en stands gedarteld. "Wij
hadden gestaan bij de tent, waar men
aan touwtjes, prachtige prijzen omhoog
kon vissen. „Nel, laat maar eens zien.
dat er eén grote beer aanhangt" hadden
wij horen zeggen en waarachtig Nel liet
een grote beer zien ook. Waar haalde ze
het vandaan. De hele dag hadden wij
alles wat werd uitgekraamd aangehoord
Vlotte muziekjes en papieren toeters had
den ons omgolfd en het was allemaal erg
leuk en adembenemend geweest. „Maar
nu even een rustig strijkje" dachten
wij. „Even die grote beer (en vooral Nell
laten bezinken bij het torentje van Pisa".
Die man achter de vleugel gunde ons
dit genoegen blijkbaar niet. Eerst wilden
wij nog op hem afstappen en zoiets zeg
gen van „H-ee, dat mot je mij doen". We
hebben het niet gedaan toen ons bleek,
dat de piano zich niet op zijn kop liet
zitten. We hebben niet meer gekeken en
alleen maar geluisterd. De piano heeft
het gevecht lekker gewonnen.
P.S. Nu wij dit stukje, nuchter zijnde,
nog eens over lezen, krijgen wij de In
druk toch iets meer dan koffie gebruikt
te hebben. Nou ja, óók erg. Het is maar
eens per jaar koniginnedag.
KOFFIEMELK is enigszins ingedikte
melk, waarvan de voedingswaarde hoger
is dan gewone melk. Wat eiwitten minera
len en vitamines betreft, komt 1 dl koffie
melk overeen met ongeveer 2'h dl „niet-
ingedikte melk". De gesteriliseerde melk
in flessen, die niet op het etiket aangeduid
is als „koffiemelk" of als „gecondenseer
de melk", heeft geen hogere voedingswaar
de dan los-verkochte of gepasteuriseerde
flessenmelk.
WIE eieren inmaakt en niet over een
koele bewaarplaats beschikt, zorge er bij
voorkeur voor, dat de voorraad vóór de
warme zomermaanden opgebruikt kan
zijn.
AARDAPPELEN zijn in onze voeding
zeker niet alleen belangrijk als maagvul
ling. Behalve lichaamsbrandstoffen leve
ren zij een niet onaanzienlijke hoeveelheid
mineralen (o.a. ijzerzouten), vitamines
(o.a. vitamine B en C) en eiwitten.
IN plaatsen waar 's ochtends een goed
koop tarief geldt voor gas en-of stroom-
levering zijn vele huisvrouwen gewoon,
groenten, vlees, soep en-of toespijs in deze
goedkope uren vast klaar te maken en
dan kort voor de maaltijd voorzover no
dig op te warmen. Voor groenten is dit
zeer nadelig, omdat het vitaminegehalte
op deze wijze sterk achteruit gaat, en
veel gas- of stroombesparing geeft dit
vooruit koken van de groenten niet. Op gas
en elektriciteit kan men beter besparen
door bij het koken steeds de warmtebron
te temperen, zodra de paninhoud kookt,
door gebruik te maken van stapelringen
en door niet meer water en melk voor
thee en koffie op te zetten dan werke
lijk op een gegeven ogenblik nodig is.
Voor haar die op gas- of elektriciteitsre
kening wil besparen zijn in het vouw
blad „Zuinig koken" belangrijke wenken
vergaard. U kunt dit vouwblad per brief
kaart bestellen bij het Voorlichtingsbu
reau voor de Voeding Koninginnegracht 42
Den Haag, waarvoor U op de adreszijde
12 cent extra aan postzegels bijplakt.
WORDT als groente een conserve gege
ten, bijvoorbeeld diepvries- of blikgroente,
reken dan ook per persoon een portie van
200 250 g. Een litersblik of driekwart
1 kg pak groente is dus voor 3 4 perso
nen voldoende. Eten er meer personen
mee, dan is het gewenst om behalve de
conserve een groentesla of een andere
gekookte groente op tafel te brengen.
EEN warme maaltijd is zonder een ei
witrijk gerecht (vlees, vis. peulvruchten,
kaas, ei of melkspijs) en zonder een flinke
portie groente niet compleet. Dit geldt
dus ook voor een „gemakkelijke maaltijd",
zoals kerrierijst, macaronischotel, spa
ghetti met tomatensaus. Bij dergelijke
meelkost is een gerecht van rauwe groen
te zeer smakelijk.
Op de militaire ere-begraafplaats aan
de Zevenheuvelenweg te Groesbeek, wordt
maandag een herdenkingsbijeenkomst ge
houden voor de in Nederland gedurende
de tweede wereldoorlog gesneuvelden.
Schoolkinderen zullen bloemen leggen op
de graven bij de gedachteniskapel. De
plechtigheid zal o.a. door de Canadese
ambassadeur in ons land worden bijge
woond. Zij begint om 11 uur.
In verband met deze herdenking is de
jaarlijkse stille tocht van Groesbeek en
Berg en Dal, op 4 mei 's avonds, naar de
ere-begraafplaats vervallen.
Bij Hollum op Ameland is gisteren
nacht de 33-jarige H K. uit Noord-
Bergum door voorbijgangers bewuste
loos op straat aangetroffen. Een arts,
die evenals de politie werd gewaar
schuwd, constateerde, dat de map le
vensgevaarlijk was gewond. Hij is gis
teren opgenomen in het St.-Bonifatius-
hospitaal te Leeuwarden en zijn toe
stand was gisterenavond zorgelijk. De
politie stelt nu een onderzoek in naar
de omstandigheden waaronder de man
gewond is geraakt.
Vanaf 1 mei staat bij de Coöperatieve
Centrale Boerenleenbank te Eindhoven de
inschrijving open op 500.000 5 pet 25-
jarige obligaties ten laste van de Coöp.
Centrale In- en Verkoopvereniging L.T.B.
g.a. te Haarlem, in stukken aan toonder
groot 1.000. Storting op de toegewezen
obligaties dient te geschieden per 1 juni
1957.
De Nederlander dr. W. A. Timmer
man, die sinds 1950 directeur is van
dë Wereldgezondheidsorganisatie te Ge-
nève, is gisteren benoemd tot adjunct
directeur-generaal van die organisatie.
Dr. Timmerman is op 9 mei 1893 te
's-Gravenhage geboren. Hij studeerde
aan de rijksuniversiteit te Leiden ge
neeskunde. In 1918 werd hij arts en in
1927 promoveerde hij. Van 1920 tot 1925
was hij als arts werkzaam op Java.
Van 1925 tot 1928 was hij geneeskundige
aan het Rijksserologische Instituut te
Utrecht. Daarna was hij tot 1931 gou-
vemementsarts aan he* instituut Pas
teur te Bandoeng; van 1931 tot 1934
hoofd van de afdeling serologie en ver
volgens tot 1950 directeur van het
Rijksinstituut voor de Volksgezondheid
te Utrecht.
Sedertdien is dr. Timmerman direc
teur van de Wereldgezondheidsorgani
satie te Genève. In binnen, en buiten
landse wetenschappelijke tijdschriften
heeft hij veel gepubliceerd over bakte-
riologische en serologische onderwer
pen.
Advertentie
Het algemeen bestuur van het Nederl,
Centrum voor vakantie en vakantiere
creatie heeft dezer dagen een besloten
conferentie belegd, gewijd aan het onder
werp „De Nederlandse ruimte, haar be
stemming en de openluchtrecreatie".
Onder de aanwezigen bevonden zich de
staatssecretaris van Sociale Zaken en
Volksgezondheid, mr. dr. A. A. v. Rhijn
en mr. J. H. Klatte, secretaris-generaal
van dat departement; de heer E. Schüt-
tenhelm als vertegenwoordiger van de
staatssecretaris van O., K. en W., ir. A
G. Maris als vertegenwoordiger van de
minister van Verkeer en Waterstaat; mr
J. Roos als vertegenwoordiger van de
staatssecretaris van Economische Zaken
en ir. R. van de Waal, als vertegenwoor
diger van de minister van Volkshuisves
ting en Bouwnijverheid terwijl ook en
kele leden der Tweede Kamer de uitno-
ging hadden aanvaard.
Ter conferentie werd de noodzakelijk
heid vastgesteld, dat bij huidige en toe
komstige plannen, die de bestemming
van de Nederlandse ruimte raken, de
openluchtrecreatie van de Nederlandse
bevolking een volwaardige plaats toe
komt. De wenselijkheid werd aangetoond
dat regering en volksvertegenwoordiging
op zeer korte termijn een vorm en de
materiële middelen weten te scheppen
waardoor deze volwaardige plaats ge
waarborgd zal zijn.
Als uitgangspunt dienden het rapport,
dat is samengesteld door de contact-com
missie voor natuur- en landschapsbe
scherming inzake „de zorg voor de re
creatie in de vrije natuur als taak van
de overheid" en het adres, dat de A. N.
W. B. in 1956 heeft gericht tot de minis
ter-president.
Uit naar aanleiding daarvan door ir.
W. G. van der Kloot en de heer J. C.
Ligtvoet gehouden referaten bleek voor
al, dat de ontwikkeling van toerisme, va
kantie- en weekendbesteding reeds thans
en zeker voor de zeer nabije toekomst
grote zorgen baart.
In het middelpunt van de bespreking
kwam te staan de wetgeving op de ruim
telijke ordening. In het bijzonder kwam
daarbij tot uitdrukking dat, naar de me
ning van de conferentie, in het aanhan
gige ontwerp van wet op de ruimtelijke
ordening voor de recreatie niet die voor
waarden aanwezig zijn, die waarborgen
vormen voor de haar toekomende plaats
in ons nationaal bestel. Grote bezorgd
heid dienaangaande werd gewettigd ge
acht. Sterk werd een evenwaardige
waardering bepleit van de recreatiebe
hoefte ten opzichte van de waardering
voor de economische, technische, agra
rische e.a. meer materiële behoeften die
bij de bestemming van de Nederlandse
ruimte aan bod zijn.