Internationale Filmweek Den Haag 1957 Tarence Rattigan in Hollywood verjaardag VAN WILLEM ELSSCHOT 4 De Rani antwoordt niet KONING DER DRAKEN Ook Nederlandse speelfilms ingezonden Flonkerende juwelen van Noto Soeroto Vb fXpositie en congressen JUNE LAVERICK „Voor het eerst en liet laatst" Gedichten en fabels ...Éi Norrkopings Politie- koor naar Amsterdam n Een strip voor 8-jarigen Hans van Berg en Hans Roest II VI I ZATEKDAG 4 MEI 1957 PAGINA 5 pr?( ld' E, uit hoofdprijs in de filmloterij 'M A-. De Uitgeverij W. Gaade te Delft is enige jaren geleden begonnen met het publiceren van een reeks kleine literaire meesterwerken. De verhalen zijn met de grootste zorg uit de wereldliteratuur gekozen door een redactie, bestaande uit Ben van Eysselsteijn en K. H. R. de Josselin de Jong. Ook is alle aandacht besteed aan een goede, verantwoorde vertaling en een paar deeltjes zijn geïllustreerd. Het feit dat de serie voortdurend groeit, bewijst wel dat er belang stelling voor bestaat. Dit verdient zij tenvolle, want de fraai gedrukte en uitstekend gebonden boekjes dragen hun naam PRECIOSA met ere het zijn flonkerende literaire juwelen, die hun glans zullen blijven behouden. Men zal er in stilte van genieten rn ze naderhand met evenveel vreugde herlezen. Natuurlijk zal de voorkeur van de een anders zijn gericht dan die van de ander, maar ook daar hebben redactie en uitgevers op gerekend. Er is een zeer grote verscheidenheid in de aard der gekozen teksten alleen hebben zij alle dit gemeen: dat het Preciosa zijn! BIJ DE VIJFENZEVENTIGSTE WILLEM ELSSCHOT, voor de burgerlijke stand Alfons Jozef de Ridder, wordt op 7 mei vijfenze ventig jaar. Het is een gelegen heid om ons nog eens rekenschap te geven van de betekenis van deze voortreffelijke kunstenaar die, zowel wat zijn carrière als zijn werk betreft, een der op merkelijkste figuren blijft van onze letterkunde uit de eerste helft dezer eeuw. Credo Te kust en te keur wereldnieuws i seum, waar de volgende dag ook een con- (Van onze filmredacteur) a|s twee jaar geleden de bijzondel gres van de Protestants-christelijke Stich- .fin T?tl- li t V) rf TP 1 1 Wl HAM tmi ws nl n nt-- i Ji T~\ - dagen worden op 21 juni besloten met de ater, georganiseerd door het Genootschap voor Reclame te Amsterdam. Tenslotte kan nog worden gemeld, dat ge^et ookaflSde filmweek in Arnhem, wordt j ting Filmcentrum plaats vindt. De congres, het k Internationale Filmwee!:, die in 17 tot Van 'lel Holland Festival van tfOM- ®n met 22 j«ni in Den Haag zal «K(j gehouden, besloten met een, "llhnHf ndse daS"> waarop de twee en 'Jzen, door het ministerie van O.K. h'ed beschikbaar gesteld voor de beste *ereikt dSe documen'a'res' worden uit- bijzonderheid van deze „Interna at q filmweek Hen Haag 1957" is, t,°etinf Nederlandse inzending niet alleen »>öv,«eatalres, maar ook speelfilms zal W Welke die films zijn, kan mo- H'atl,ee' nog niet worden bekendgemaakt, aprj. de selectiecommissie, die op 15 is j, niet haar werkzaamheden begon, ken»8 druk bezig met het maken van een ijlnj 6 uit een veertigtal aangeboden speel- ip en een vijftigtal documentaires bte.^ari-wit en kleuren, van normaal en fleria Iorniaat die behalve van Ne- Se, j\ ,se> afkomstig zijn van Amerikaan- Soal Engelse, Franse, Italiaanse en nse producenten. Te heifl n.einde het niveau en de verscheiden- Anr,tln Programmering, die de Filmweek ees m in '55 kenmerkten en tot een suc- h6rv maakten, dat men liefst jaarlijks aaald zou hebben gezien, te handhaven aan mogelijk nog te verbeteren, worden eiSe de ingezonden films hoge artistieke d«zp .gesteld. Beantwoorden films aan aa eisen en er schijnt alle reden om i,.? je nemen, dat dit inderdaad het ge- ls dan ligt het in de bedoeling «ze an vai op ^''mweek in te delen in dagen waar- jU11b van een bepaalde nationaliteit t>aa worden vertoond. Bovendien zal er xyorden gestreefd elk programma s'elr in de middag- als in de avondvoor- ep ingen> samen te stellen uit speelfilms documentaires. t\veljdens de Filmweek zullen minstens e grote openluchtvoorstellingen worden Mns«v«n en wel op het Burgemeester de ^dohypiein in Den Haag. B. en W. heb- pj reeds toestemming verleend, ter bijatse een reuachtig scherm van 25 bMaatseeedS °ij 9 Stglv t-v.'.mgen wordt gedacht aan een aantrek. meter op te richten. Voor deze voor- blaat Pr°grammering. terwijl ook een (j0 s zal worden ingeruimd voor enkele umentaires. brn m de film als uiterst belangrijk medi- v0 PP het gebied van de ontspanning, de hein ing en de reclame in bet mid- Jüii nt van d'e belangstelling te plaatsen ton tijdens deze Filmweek een filmten- 6ri ^telling en verschillende nationale hn, 'bternationale congressen worden ge- uden. tentoonstelling, die plaats vindt in (j t Haagse gemeentemuseum, is opgezet %d 1161 NederIandse Filmmuseum en het hau rlands filminstituut te Amsterdam in film 6 samenwerking met het Haagse Von en de gemeentelijke dienst bb r schone kunsten. De nadruk zal hier na Worden gelegd op het film-affiche, 2«nH-Voor onder meer een zeer fraaie in- ipj .mng uit Polen is toegezegd door be- adeling van de Poolse ambassade. Ver- fjj jollen in een daartoe ingericht zaaltje ^'omagmenten uit' verleden en heden keil V€rtoond, terwijl er bovendien en- ges. oude filmapparaten zullen worden «xposeerd. ïj^at de congressen betreft houdt de ja ojvlandse Bioscoopbond op 17 juni zijn Um tjjkse congres in het gemeentemuse- b9 °P 18 en 19 juni wordt in Hotel Kur- Ü„.s het internationale congres van de ej^.op Internationale de l'exploitation verj atographique gehouden, waaraan .80 «Senwoordigers uit alle Westeurope- c0n,anden deelnemen. Op 18 juni valt de dig aotdag van de Katholieke Film Actie, Wordt gehouden in het gemeentemu- tjgUb« Laverick, een 23-jarig filmsterre- dezg de Britse Rank-organisatie heeft Li „r,dagen een hoofdprijs in de filmlote- jjSotrokken. Pep aar. werk in Rome aan de film „It hap- u in Rome" was net afgelopen en ze er grote belangstelling bestaat voor de scenario-prijsvraag, die zoals gemeld is uitgeschreven door het Nederlands Film instituut en het Instituut Film en Jeugd, teneinde onder de jeugd belangstelling te wekken voor film en filmvorming. In to taal hebben ongeveer 550 leerlingen, van wie er een 300-tal individueel en de overi gen in 63 groepen van 2 tot 25 personen een scenario van maximaal duizend woor- 8e Reclame-Filmdag in het Seinpostthe-'den zullen schrijven, deelneming toege zegd aan deze wedstrijd, waaraan een vijf tal prijzen voor de beste inzendingen zijn verbonden. ■ï&WgM f Qt - ïféM V.* v. Vy. W PRECIOSA-reeks Terence Rattigan, één van de best betaalde Britse toneelschrijvers van zijn hand zijn o.a. „French without tears" en „The Sleeping Prince" heeft gewei gerd met Hollywood een contract te slui ten van 600.000 dollars (bijna 2.150.000), om in de eerstkomende zeven jaar vier filmscenario's te schrijven over door hem zelf te kiezen onderwerpen. „Het is een fantastisch bedrag", ver klaarde hij tegenover de Britse journa list Sidney Smith, die hem op doorreis van Hollywood naar Engeland in Parijs interviewde, „maar het heeft absoluut geen zin. Dat zou het wél hebben, als ik honger leed of dol was op verwarmde zwembaden. Nu dat niet het geval is, doe ik het niet, zelfs niet voor zo'n prijs". In maart van dit jaar heeft Rattigan een bezoek aan Hollywood gebracht om daar een scenario te schrijven naar zijn toneelstuk „Separate Tables". Dit eerste en naar hij verklaarde tevens laatste contact met Hollywood heeft hem zo van streek gemaakt, dat hij na zes weken het Amerikaanse stof van zijn voeten schudde en naar Engeland terugkeerde om in de rust van zijn woning in Berkshire zijn werk af te maken. „Iemands aanzien in Hollywood", ver telt de 45-jarige Rattigan, die er precies uitziet als 't beeld, dat een succesvolle to neelschrijver in zijn fantasie heeft van een succesvolle toneelschrijver, „wordt be paald door de omvang, vorm en diepte van zijn zwembad en of het al dan niet verwarmd is, door de grootte van zijn contract, door zijn waarde als ster en door de vraag, of zijn succes stijgende dan wel dalende is". „Er worden eindeloze conferenties over scenario's gehouden. Het eerste, was ze in zo'n geval doen, is ze- nuwstillende middelen ronddelen, kleine pilletjes in allerlei kleuren en vormen. Het gebruik van die dingen is fantastisch." „Ik zou twee weken naar Hollywood gaan, maar ik had zes weken nodig om alleen maar de ruwe lijnen van het ver haal op papier te zetten", ging hij voort. „Een half jaar geleden wilde ik al be ginnen aan een nieuw toneelstuk, maar het ziet er naar uit, dat mijn verplichtin gen jegens Hollywood met betrekking tot „Seperate Tables" het me onmogelijk zul len maken, er vóór het volgende jaar aan te denken." „Noël Coward heeft me tevoren gewaar schuwd, dat ik gek was om naar Holly wood te gaan. Hij zei, dat het veel ver standiger was, ze de rechten van mijn stuk te laten kopen en ze het verder zelf maar te laten uitzoeken". „Toch", besloot Rattigan, „heb ik er geen spijt van. Zo iets moet je zelf hebben ondervonden. Maar als ik hiermee klaar ben, dan nooit meer". NOTO SOEROTO fluisteringen Het Amsterdamse Politiemannenkoor „Euterpe" zal van 30 mei tot 5 juni a.s. de gastheer zijn van het Norrkopings Po litiemannenkoor uit Zweden. Dit zal dan concerten geven te Rotterdam, Utrecht en Amsterdam en verder het verblijf in ons land benutten om te genieten van enkele bezienswaardigheden en toeristische oor den. Van de acht deeltjes, die ik voorlopig onder ogen kreeg, is er een oorspron kelijk Nederlands. Het bevat gedichten en fabels, geschreven door een in alle op zichten uitzonderlijke figuur in onze va derlandse letteren: Raden Mas Noto Soe roto. Ik heb altijd een bewondering voor deze fijnzinnige Javaanse dichter gekoes terd. Zijn gedichten en zijn zachtvloeiend, sierlijk ritmisch proza dat inderdaad aan het gefluister van d« avondwind doet denken, zo zacht en zuiver is het, innig en verstild roepen met grote dichter lijke bezieling verbeeldingen op van een ons onbekende wereld een wereld van wondere verhalen, van wijsheid en imponerende, mysterieuze schoonheid. Noto Soeroto heeft, geloof ik, niet de algemene erkenning ondervonden welke hij verdiende. Daarom verheugt het mij bijzonder, dat de Preciosa-reeks thans een dubbel deel aan zijn werk wijdt. De dichter is, aldus deelt Ben v. Eysselsteiin in een inleiding mede, in november 1951 op Java overleden. Deze man van vorste- lijken bloede stierf „lichamelijk uitge put en ziek, in bittere armoede". Hij liet in manuscript een bundel fabels na, die door zijn vriend Van Eysselsteijn pers klaar zijn gemaakt. Deze fabels vormen de tweede afde ling van het boek „Goden, mensen en dieren". Geopend wordt met de „Wa jang-liederen". Even heb ik me afge vraagd of de figuur van de dichter niet duidelijker en veelzijdiger zou zijn gete kend door een keuze uit zijn gehele werk- dus ook uit bundels als „De fluisterin gen van de avondwind" en „De geur van moeders haarwrong". Maar ik geloof dat de samensteller gelijk heeft: uit de Wajang-liederen komt Noto Soeroto het sterkst, meest persoonlijk en volledigst tot ons als dichter zowel als mens. De fabels, die Noto Soeroto (alleen zijn TERENCE RATTIGAN „zo iets moet je zelf hebben ondervonden" Allengs is in ruimer kring het be sef doorgedrongen, dat wij in Els- schot een stylist bezitten van welhaast klassieke allure. Zoals alles bij hem, die op zichzelf een wereld vormt van de scherpste tegenstellingen, is ook dit een paradox. Hij heeft namelijk de banaalste werkelijkheid tot het voorwerp van zijr, kunst gemaakt; er bestond voor hem geen andere keuze, ze werd de beperking waarin de mees ter zich toont. Een tweede paradox is dat hij, van nature overgevoelig, zich toegelegd heeft op de volstrekt onbewogen weergave van een harde, meedogenloze werkelijkheid, afgezien van de emotionele uitbarstingen in zijn opstandige verzen. Maar ook in zijn proza vermocht hij die voorgenomen impassibiliteit, welke niet op één lijn te stellen is met „literaire pose", want Elsschot is altijd door-en-door echt, niet vol te houden. Zo het niet de ervaringen zijn geweest in de handelswereld, zijn da gelijks jachtterrein, die hem wijzer en dus milder maakten, dan toch ze ker die van het eigen, in stilte ge koesterde familieleven, waarin hij ge leidelijk en onwillekeurig het feno meen verwerkelijkt van de ideale grootvader. Een derde paradox is, dat Alfons de Ridder, van beroep specia list in publiciteit, ^wel aan Willem Elsschot toestond om de minder ortho doxe knepen van het vak (L ij m e n, Kaas, Het Tankschip) onder -w „Dank je Ton'', sprak Van Royen tot zijn tegenstander, toen deze hem geestelijk knock-out geslagen had en gaf hem zijn dochter ten huwelijk. Zo ongeveer eindigt de glorieuse en veel gespeelde draak, die onder het artistieke en kritische oog van „Ons Lekenspel" ter wereld kwam. Maar gelukkig heeft „Ons Lekenspel" pas een nieuw orgaan liet licht doen ver schijnen, zoals wij de vorige week meldden, waarin het de oorlog aan alle draken verklaart. We mogen dus aannemen, dat ook dit spel eerst daags in zijn eigen blad onder de bijl valt en het met „De Rani" voorgoed is gedaan. W ant een draak ontstaat niet alleen, wanneer er gesold wordt met heilige dingen, zoals in „dc Kerstnacht van een bandiet", maar ook wan neer een ernstig verhaal, zoals „De Rani antwoordt niet" wil zijn, je reinste kolder bevat en onmogelijkheid aan onmogelijkheid wordt geschakeld, om het publiek op een misleidende manier in spanning te brengen. en dit is Jiine Laverick Zl«h min of meer bezorgd af, wat sr n n li l0" Maurice Cowan en regisseur y de Hlm voor zich draaien en t- hu m ;b .verder met haar zou gaan gebeu j tUssen lieten in Engeland filmpro- Oft v JE IVTaiim'n„ n^-. was voor een rol in de drama- e G„,T.1,newood-film „The Gipsy and •j, b'leman." V„°«n ti, U» ®eknir^aarb^ to' de conciusie> dat du" 2,e dune van deze beslissing hoorde, 0VQ'ste d?h>elukkig: „Dit is een van de die me in m'n leven zijn te abe r k,eti ,,ra,Verick is een meisje uit Yorkshi- V v0QUdeerde hij het Sadler Wells Bal- 'i> JaevriiLat 2met: Cicely Courtneidge j'iCJjjy, Hulbert haar filmdebuut maakte dg s the word" dm „The Gipsy and the Gent- fijgt ze Keith Michell en Patrick atl tot tegenspelers. Ais het verhaal als strip voor achtjari- gen bedoeld was geweest, hadden we er vrede mee kunnen nemen, maar nu het bedoeld is om een volwassen publiek er mee in een ondragelijke spanning te brengen en een wijze levensles mee te ge ven, moeten wij het toch even voor onze nuchtere lezers ontleden en er de waan- zjn van trachten aan te tonen, opdat ook zij niet in de bekoring komen, om hun pu bliek er abusievelijk op te vergasten. Want het is er ons toch om te doen om ons publiek voor t>e gaan in goede smaak en niet in de eerste plaats om onze kas aan te vullen met het spelen van een be neden alle peil blijvende prul. Ziehier dan de inhoud: Reder Van Royen is een vent zonder geweten. Hij heeft verschillende schepen lopen, die drij vende doodkisten zijn, maar wat kan hem dat schelen. De schepen zijn hoog verzekerd cn de bemanning met hun ge zinnen laat hem koud. Dit gegeven op zich is al heerlijk ou derwets en drakerig, maar vooruit, als het hierbij bleef, wat zou ons dat kunnen schelen. Het is nu eenmaal niet elke schrijver gegeven om origineel te zijn. Reder van Royen heeft natuurlijk een compagnon, die recht tegenover hem gesteld de braafheid in persoon is. Ton Van Maren, een nog jonge kerel, die de nieuwe generatie vertegenwoordigt. Ton volgt „de rechte lijn", zoals het voortdurend in het spel heet. Een simpe le maar duidelijke beeldspraak voor ie mand, die zich in dit gecompliceerde le ven staande tracht te houden. Met deze „rechte lijn" doorkruist hij finaal de dwarslijn van reder Van Royen. Hiermee is de constructie van het spel gegeven. Een groot kruisvorm. We hopen dat het nieuwe kritische blad van „Ons Leken spel" er niet lang mee zal wachten voor goed het kruis op „De Rani antwoordt niet" te planten. En natuurlijk heeft reder Van Royen een dochter .Een engel van puur wit. Prachtig effect tegen de pik-zwarte va der. In die dochter vindt Ton van Maren het verlengstuk van zijn „rechte lijn" en later zijn vrouw. Maar ook de vader vindt natuurlijk zijn verlengstuk voor zijn dwarslijn, anders zou het evenwicht ont breken. Daphne Verlaine is zijn kwade genius. Een vrouw ,van wie men zou me nen, dat zij recht uit de hel kwam gevlo gen. Want wat wil het geval? Stalonië (niet te verwarren in hemelsnaam met het land van Stalin!) wil oorlog met Noord- land. Noordland weet van niets, wil he lemaal geen oorlog, alleen maar vre de, maar als Stalonië wel oorlog wil, wat doet men dan? Voor een oorlog moet natuurlijk een aanleiding zijn. En als er helemaal geen aanleiding is, welnu dan schept men er één. Wat doet Stalonië dus? Zo simpel als de dag. Stalonië weet in Noordland wel enkele verraders te vinden, die graag wat geld verdienen. Deze verraders stich ten een redersmaatschappij met kapitaal van Stalonië en huren een boot met be manning. Deze boot moet in volle zee een Stalonisch schip ontmoeten, door welke het tot stilstand wordt gedwongen. Het Noordlandse schip vertikt het na tuurlijk om te stoppen en schiet het Sta. Ionische schip tot puin. En de aanleiding tot oorlog is er. Maar het plan is gemakkelijker in el kaar gezet, dan uitgevoerd. De vraag is: van wie moet de Noordlandse maat schappij de boot huren? En er moet na tuurlijk ook een kapitein zijn, die zich voor dit karwei lenen wil. Want al behoeft deze kapitein niet precies te weten, dat ook hij in de grond geboord wordt (an ders zou hij later toch alles kunnen ver raden!), hij voelt toch met zijn klompen aan, dat het een gewaagd en vuil kar weitje is. Want wie schiet er nu in 's he melsnaam in vredestijd een andere boot in puin? Zelfs al wordt men onrechtma tig tot stoppen gedwongen. Daphne Verlaine nu heeft de vereerde opdracht om dit plan ten uitvoer te bren gen. En in reder Van Royen ziet zij haar kans. Zij maakt hem eerst het hof, doet alsof zij met hem wil trouwen (zij passen immers uitstekend bij elkaar!) en komt dan met haar plan op de prop pen. Maar de schrijver is ook niet gek. Hij laat Van Royen zo maar niet toehappen. Dit zou het verloren gaan van een pracht scene betekenen. Van Royen is tot al les in staat, maar om zomaar een oorlog te ontketenen en zoveel mensenlevens er aan te wagen, neen, daar is hij toch te veel mens voor! Nu komt Verlaine met haar miljoenen op de proppen. Van Royen is al half ge wonnen. Want wat doet men niet voor geld, niet? Je krijgt niet elke dag de kans een miljoentje binnen te slepen. En als Verlaine hem dan met haar vrouwelijk schoon bekoort en hem chanteert omdat zij weet, dat Van Royen heel dikwijls met zijn schuiten gesmokkeld heeft, dan moet hij wel doorslaan. Goed, hij zal zich lenen voor dit duivels spel. Doet hij het immers niet, dan doet een ander het. En welke duivel gunt een andere duivel een winstje van een miljoen? Maar Ton Van Maren is er ook nog. Die doet natuurlijk niet mee. Dat gaat te gen zijn „rechte lijn" in. Verlaine kent deze lastige Van Maren bliksems goed, maar dat belet haar toch niet om haar plannen in zijn tegenwoordigheid te ont hullen. Die goeie Ton loopt immers toch niet naar de politie. En wat dan nog? Hij heeft immers geen enkel bewijs, al dus de schrijver. Maar Ton wordt door Van Royen ge dwongen om mee te doen, anders kan hij de straat op en is hij doodarm. O lala, dat verandert de kwestie voor Ton een wei nig, ondanks zijn rechte lijn. Doodarm vindt hij niet erg, als hij daarmee aan zijn rechte lijn vat kan houden, maar Ton is verliefd op de dochter van Van Royen en hoe denkt deze over straat arm zijn? Gelukkig, het valt mee, ook Vera verkiest de rechte lijn boven rijk dom (al vertelt hij haar niets van vaders duivelse plannen, want Vera heeft zo als het iedere brave dochter behoort een heilig geloof in de oprechtheid en de goede bedoelingen van haar vader en wee degene, die haar iets anders durft aan te praten). Maar Vera staat aan zijn zijde en dus verkiest Ton de armoe, waardoor Van Royen de zaak zelf maar moet opknap pen. Maar we zijn er nog niet. Van Royen moet nog een kapitein hebben, die de schuit varen wil. Daarover niet ge treurd: Van Royen heeft bij voorbaat ge zorgd, dat hij een kapiteintje in zijn macht had voor het geval, dat hij deze eens mocht nodig hebben voor een vuil karweitje. Dus kapitein Smulders wordt gedwongen, om dit karwei op te knappen en anders weet Van Royen wel zoveel van hem aan de politie te vertellen over smokkelen, dat hij voorgoed zijn eer kwijt is. Kapitein Smulders zit met het geval en praat met Ton, waar wij niet bij zijn. Als zij uitgepraat zijn, komen beiden bij Van Royen om hem mede te delen, dat zij zich gedwongen door de omstandigheden bij zijn duivelse plannen neerleggen. Dus de zaak kan doorgaan met volle medewerking van Ton en kapitein Smul ders. De RANI vaart uit. om het Stalo nisch schip De Wodan (een heerlijk hei dense naam voor een schip van een land waar Satan regeert!) in volle zee quasi heel toevallig te ontmoeten. De spanning groeit met de minuut, dat het tijdstip nadert van de ontmoeting tus sen beide schepen. Nog kan Van Royen De Rani opdracht geven te keren en hier mede zijn geweten zuiveren, maar Van Royen denkt er niet over. Hij denkt al leen maar aan geld! Totdat het be richt komt. dat zijn enige zoon „heel toe vallig" met De Wodan mee vaart! Mijn God, zijn enige zopnü Om niets geeft Van Royen dan alleen om zichzelf en om geld, met een duivelin als Verlaine wil hij trouwen, heel zijn bemanning mag voor zijn part met man en muis vergaan, ma-ar zijn zoon, zijn zoon en zijn dochter zijn zijn afgoden! (waar haalt de schrij ver het vandaan!?) De Rani antwoordt niet meer. En de klok kruipt onbarmhar tig voort naar het afgesproken tijdstip, waarop de Wodan de lucht in zal vliegen met zijn zoon erbij. Daar ligt nu het zwijn de duivel, te schreien als een kind. hul peloos, smekend, schokkend van verdriet en berouw. En zijn dochter staat er al even hulpeloos bij. Want ook zij is nu al les te weten gekomen. Haar vader is van zijn hoog voetstuk voor haar gevallen. Hoe had zij ooit zoiets kunnen vermoeden. Maar er is geen tijd te verliezen. Ze heb ben nog een paar minuten. De vergeef se pogingen om De Rani op te roepen worden herhaald. Maar het is te laat. En dan opeens antwoordt De Rani, maar niet vanuit volle zee, maar van heel dichtbij. Ton glundert. Want De Rani is nooit in de buurt van De Wodan geweest. Die Wodan ligt ergens ver weg nog steeds op De Rani te wachten. Ton en kapi tein Smulders zijn niet gek geweest. Ze hebben slechts met Vera en Van Royen een spel gespeeld, om Van Royen op zijn knieën te krijgen (en waarschijnlijk om Vera van de slechtheid van haar vader te overtuigen. Dit laatste is niet heel dui delijk). En het is hen nog gelukt ook. Want Van Royen barst niet in woede uit, zoals wij van hem verwacht zouden hebben en Vera keert Ton niet voorgoed de rug toe om dit spel van hem, waar door hij haar enkele uren tot uiterste spanning en ongerustheid heeft gebracht, neen, Van Royen zegt: „Dank je Ton" en geeft hem zijn dochter ten huwelijk, hoewel hij altijd gezworen heeft dat Ton zijn dochter nooit, nooit krijgen zou. Maar ja. nu hij Van Royen zo handig klein gekregen heeft, hem heeft doen schreien als een kind, nu verandert dat allemaal natuurlijk wel een beetje. En Vera valt Ton in de armen en sluit het spel met de orginele woorden: „Lieve jongen". We zouden nog veel kunnen schrijven over de stijl, de reacties, de hoogdraven de zinnen, of liever gezegd: de volkomen lege zinnen, maar het voert te ver. Dat het spel baarlijke onzin bevat, is u nu wel duidelijk. Maar voor achtjarigen is het toch wel een mooi verhaaltje, waarover als zij veertien zijn nog eens hartelijk kunnen lachen, dat zij zich zo hebben la ten bedotten, toen ze nog klein waren. een sardonische schijnwerper te be lichten, doch nimmer een hand heeft uitgestoken om diens werk ook maar op normale wijze te helpen propage ren. Literaire roem maakte geen deel uit van zijn bekommernissen; de am bitie van deze, overigens van zijn waarde bewuste kunstenaar, bepaalde zich en hij is er ons slechts te sym pathieker om bij de vervolmaking van zijn werk. Zoals men weet debuteerde Elsschot in 1913 met de Parijse roman Villa des Roses; in 1921 volgde de novelle Een ontgoocheling en de roman De verlossing, in 1924 kwam het fameuze Lij m en uit, met de twee on vergetelijke figuren van Laarmans en Boorman. Maar het zou tot 1933 duren alvorens Elsschot bekendheid in rui mer kring verwierf. Hij werd door de Forum-groep ontdekt en de vijftigjarige debuteerde in dit tijdschrift als dichter, met verzen uit 1910 (die door de zorgen van anderen bewaard waren gebleven! Vooral het optreden van Jan Greshoff is beslissend geweest voor Elsschots her vatte activiteit. Sindsdien ontstond het grootste deel van een oeuvre dat meer dan enige ander Vlaams werk van Els- schots voorgangers en generatiegenoten de eenheid van Zuid- en Noordneder landse letterkunde demonstreert. Intussen kan de twlntigjaarlange on bekendheid, waarmee Elsschot genoegen nam, niet worden verklaard uit zijn on- verschlligheid om tot gelding te komen Ze hangt samen met het karakter van zijn werk en de toestanden in Vlaande ren. Immers, in het Vlaanderen van voor de eerste wereldoorlog was de schrijver van Villa des Roses nauwelijks te situeren. Vooreerst speelt dit boek in Parijs, vervolgens is het, zoals al het latere werk van Elsschot, geschreven in een taal die slechts in luttele details van het algemeen Nederlands afwijkt. Maar meer nog dan de uiterlijke taal vorm, die overigens reeds op grote oor spronkelijkheid wijst, is het de aard van Elsschots onderwerpen, zijn ironische, bij wijlen sarcastische visie op de stof, zijn aanvankelijke onbewogenheid, die hem buiten elke bodemvaste Vlaamse traditie plaatst. Die houding, welke in dat eerste, wrange boek trouwens ietwat geforceerd lijkt, maar in volgende wer ken natuurlijker en meer genuanceerd wordt, was in Vlaanderen totaal nieuw. Een werk als De wandelende Jood van Vermeylen, die toch niet minder conformist was in zijn tijd dan Elsschot, kan men niet buiten de Vlaam se traditie zien, ondanks het filosofische, aan vreemde letteren ontleende thema, ondanks ook hetgeen Vermeylen in die traditie principieel afwees. Vermeylen zocht continuïteit en vond haar in een humanistisch verleden, evenzeer als in de steeds aanwezige Vlaamse volks kracht. Bjj Elsschot staan wjj voor een geheel andere geestesgesteltenis en ervarings wereld. Bij hem geen sprake van tra ditie, niet in religieuze, noch in fami liale zin.Er is geen voortzetting en geen breuk, en er volgen dan ook geen „af rekeningen" op dit gebied. Hij vangt aan als een autonoom individualist, op standig tegen alle vormen van macht, solidair met de verdrukten en berooiden. Doch hij verbergt die gevoelens in zijn eerste werken en bepaalt zich tot de nauwkeurige notering van het waarge nomen drama, een drama dat absurd maar werkelijk is. Iets, wat zich moei lijk anders laat omschrijven dan door „modern levensgevoel", is van het be gin af bij Elsschot aanwezig. Hierin schuilt mede het geheim van zijn ac tuele betekenis. Het zou evenwel niet juist zfln te menen, dat de „traditieloze" levensbeschouwing daartoe bijdraagt, want deze heeft hij vanzelfsprekend op gegeven. Elsschot moge dan geen fami lietraditie hebben geërfd (daar blijkt inderdaad nagenoeg niets van), hij heeft er zelf een gesticht (men leze T s j i p en De Leeuwentemmer). En wat die andere ruimere traditie betreft, ook die heeft hij gevonden, zonder daarom zijn positie van nonconformist op te ge ven. Veelbetekenend in dit opzicht is de hoogst merkwaardige novelle Het dw aailicht, waarmede hij in 1947 voorlopig zijn oeuvre afsloot, althans wat het proza betreft. Het mag als een bijzonderheid worden aangemerkt, dat hetzelfde jaar de dichter in hem nog eenmaal aan het woord kwam en een daad van moed stelde door zijn veront waardiging over de executie van Borms in anathemische verzen uit te zeggen. Dit aangrijpende gedicht, destijds af zonderlijk in privé-druk verschenen, vormt het sluitstuk van Elsschots Ver zameld Werk, dat onlangs in één kloek boekdeel bij Van Kampen het licht zag. Litterair werk van betekenis is al tijd werk van ethische waarde en deze kan bij Elsschot (alle verhoudingen in acht genomen) nauwelijks hoog ge noeg worden aangeslagen. Want, wat naam is al een gedicht!) in de moeilijke laatste jaren van zijn leven heeft geschre ven, met de wijsheid van een man die veel heeft geleden en die het bedrijf der mensen doorziet, spelen zich af onder de dieren, die geamuseerd, beangst of vol verachting het doen der mensen gade slaan. Ze zijn vederlicht geschreven, met de doorzichtigheid die het ritmische proza van de dichter kenmerkt. Verscheidene dezer fabels moeten zijn ontstaan uit persoonlijke teleurstelling om 's mensen kwaadaardigheid, onbe trouwbaarheid en sluwheid. Toch, gela den als zij zijn van (bovenpersoonlij ke) scepsis en vlijmscherpe ironie, treft ook in deze kleine verhalen de fijne dich terlijkheid, die deze begenadigde mens zelfs in zijn bitterste uren blijkbaar niet verlaten heeft. Het is te hopen, dat „Go den, mensen en dieren" velen de weg naar het werk van de Javaanse dichter zal wijzen. Van Thomas Mann, de Duitse meester, werd in de reeks opgenomen de machti ge Bijbelse verbeelding „De wet". De figuur van Mozes komt in dit met gloed en overtuiging geschreven verhaal voor ons tot leven. De vertaling is van de hand van C.J.E.Dinaux, die reeds meer wer- ken van Mann op bewonderenswaardi ge wijze heeft vernederlandst. Louis Bromfields kleine roman „At lantische nacht" is vertaald door Hans Edinga. In weinige bladzijden heeft de schrijver een navrant tijdsbeeld sa mengevat: de woelige jaren na de eer ste wereldoorlog, de zogenaamde crazy twenties, toen vele losgeslagen rijken zich in bizarre, dwaze, vaak lichtzinnige vermaken stortten. Op zeer knappe wijze heeft Bromfield dit tijdsbeeld op een iu- xe-oceaanstomer gestimuleerd. De ge beurtenissen voeren onafwendbaar naar het dramatische hoogtepunt, in adem benemende vaart. Het is ongetwijfeld een der knapste geschriften onder de vele beroemde boeken, die Bromfield op zijn naam heeft staan. Het juweel, dat Hermann Hesse aan de reeks bijdraagt, is een kleine novelle over St.-Franciscus van Assissi, „Poverel- lo", een poëtisch en met liefde geschre ven verhaal. „Intermezzo in Meissenheim" door Ludwig Bate ontroert door de innig heid en dichterlijkheid, waarmede ons bijna onuitgesproken dingen worden me degedeeld. De tekeningen in dit boek je konden mij helaas niet bekoren. De bestgeslaagde, op bladzijde 27, is nog minder dan middelmatig. Verhalen uit Lambarene, geschreven door niemand minder dan Albert Sehweit- ze.rAlleen al om de menselijke inhoud zijn zij van belang; maar bovendien is de grote geneeskundige-filosoof-musicus een begaafd verteller. „Ojembo", ver taald door K.H.R. de Josselin de Jong, is dan ook zeer de moeite waard. Over de kleine roman,,De minnaar" van de Engelse schrijver H. E. Bates kan ik kort zijn, want de oorspronkelij ke versie van dit meesterlijke verhaal is hier kortgeleden al enthousiast en uit voerig besproken. Tot mijn grote vreug de kon ik vaststellen, dat het verhaal het in deze verzorgde Nederlandse bewer king heel goed doet. Het heeft weinig of niets aan spanning en geladenheid ver logen, noch aan de poëtische zeggings kracht. Tenslotte een boekjè, dat mij bijzonder lief is: „Oude wegen en jonge mensen" door André Chamson, een Fransman die overschreeuwd is door de naoorlog se Parijse nihilisten, maar die alle aan dacht verdient. Zijn roman „Sneeuw en bloemen" acht ik een groots boek en ook de verhalen in dit Preciosa-deeltje getuigen van een wijs inzicht, rustige be zonkenheid en grote dichterlijke kracht. Verhalen als deze verrijken de lezer. Zij geven meer dan alleen literair genot, want er is niet slechts de uiterlijke schit tering van het juweel, er is ook een kern het hart! men ook van het onderwerp en de voorstellingswijze moge denken, zijn oeuvre is door-en-door echt en weer spiegelt de authentieke ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Eenmaal heeft Elsschot zijn opvatting van lit teraire kunst expliciet te kennen ge geven, en wie ernst maakt met de lit teratuur zal hem daar altijd dankbaar voor blijven. In de merkwaardige in leiding op het boek Kaas zegt hij o.m-: „In kunst mag niet geprobeerd worden. Probeer niet te schelden als gij niet toornig zijt, niet te schreien als uw ziel droog staat, niet te juichen zoalng gij niet vol zijt van vreugde. Men kan proberen een brood te bak ken, maar men probeert geen schep ping. Men probeert ook niet te baren. Waar zwangerschap bestaat volgt het baren vanzelf, te gepasfen tijde". Deze uitspraak is evenzeer ethisch als esthetisch van strekking; zij vormt een Credo, dat iedere kun stenaar kan onderschrijven. Iemand die met zulk een overtuiging achter zijn werk staat, verdient daarom reeds onze helangstelling, een belangstelling die bij Elsschot spoedig overgaat in bewondering. Want door de consequente toepas sing van deze grondregel spréékt hij evenzeer als hy schrijft en kreeg zijn taal die eenvoudige, vaste vorm en nobele klank, welke wij gaarne „klas siek" noemen. Het moet dunkt ons de litteraire eenzaat uit de Lemméstraat te Antwerpen toch genoegen doen, op zijn vijfenzeventigste verjaardag te kunnen terugzien op een geslaagd oeuvre, dat met een vertraging van enkele decennia, maar dan voorgoed, waardering vond in ruimere kring. In deze veronderstelling wensen wij de jubilaris nog vele, goede jaren! J- ROELAND VERMEER

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 5