Internationale Filmweek Den Haag 1957
Tarence Rattigan in Hollywood
verjaardag VAN WILLEM ELSSCHOT
4
De Rani antwoordt niet
KONING DER DRAKEN
Ook Nederlandse speelfilms
ingezonden
Flonkerende juwelen van Noto Soeroto
Vb
fXpositie en congressen
JUNE LAVERICK
„Voor het eerst en liet laatst"
Gedichten en fabels
...Éi
Norrkopings Politie-
koor naar Amsterdam
n
Een strip voor 8-jarigen
Hans
van
Berg
en
Hans Roest
II
VI
I
ZATEKDAG 4 MEI 1957
PAGINA 5
pr?(
ld'
E,
uit
hoofdprijs in de filmloterij
'M A-.
De Uitgeverij W. Gaade te Delft is enige jaren geleden begonnen
met het publiceren van een reeks kleine literaire meesterwerken. De
verhalen zijn met de grootste zorg uit de wereldliteratuur gekozen
door een redactie, bestaande uit Ben van Eysselsteijn en K. H. R.
de Josselin de Jong. Ook is alle aandacht besteed aan een goede,
verantwoorde vertaling en een paar deeltjes zijn geïllustreerd. Het
feit dat de serie voortdurend groeit, bewijst wel dat er belang
stelling voor bestaat. Dit verdient zij tenvolle, want de fraai
gedrukte en uitstekend gebonden boekjes dragen hun naam
PRECIOSA met ere het zijn flonkerende literaire juwelen, die
hun glans zullen blijven behouden. Men zal er in stilte van genieten
rn ze naderhand met evenveel vreugde herlezen. Natuurlijk zal de
voorkeur van de een anders zijn gericht dan die van de ander, maar
ook daar hebben redactie en uitgevers op gerekend. Er is een zeer
grote verscheidenheid in de aard der gekozen teksten alleen
hebben zij alle dit gemeen: dat het Preciosa zijn!
BIJ DE
VIJFENZEVENTIGSTE
WILLEM ELSSCHOT, voor de
burgerlijke stand Alfons Jozef de
Ridder, wordt op 7 mei vijfenze
ventig jaar. Het is een gelegen
heid om ons nog eens rekenschap
te geven van de betekenis van
deze voortreffelijke kunstenaar
die, zowel wat zijn carrière als
zijn werk betreft, een der op
merkelijkste figuren blijft van
onze letterkunde uit de eerste
helft dezer eeuw.
Credo
Te kust en te keur
wereldnieuws
i seum, waar de volgende dag ook een con-
(Van onze filmredacteur)
a|s twee jaar geleden de bijzondel gres van de Protestants-christelijke Stich-
.fin T?tl- li t V) rf TP 1 1 Wl HAM tmi ws nl n nt-- i Ji T~\ -
dagen worden op 21 juni besloten met de
ater, georganiseerd door het Genootschap
voor Reclame te Amsterdam.
Tenslotte kan nog worden gemeld, dat
ge^et
ookaflSde filmweek in Arnhem, wordt j ting Filmcentrum plaats vindt. De congres,
het k Internationale Filmwee!:, die in
17 tot Van 'lel Holland Festival van
tfOM- ®n met 22 j«ni in Den Haag zal
«K(j gehouden, besloten met een,
"llhnHf ndse daS"> waarop de twee
en 'Jzen, door het ministerie van O.K.
h'ed beschikbaar gesteld voor de beste
*ereikt dSe documen'a'res' worden uit-
bijzonderheid van deze „Interna
at q filmweek Hen Haag 1957" is,
t,°etinf Nederlandse inzending niet alleen
»>öv,«eatalres, maar ook speelfilms zal
W Welke die films zijn, kan mo-
H'atl,ee' nog niet worden bekendgemaakt,
aprj. de selectiecommissie, die op 15
is j, niet haar werkzaamheden begon,
ken»8 druk bezig met het maken van een
ijlnj 6 uit een veertigtal aangeboden speel-
ip en een vijftigtal documentaires
bte.^ari-wit en kleuren, van normaal en
fleria Iorniaat die behalve van Ne-
Se, j\ ,se> afkomstig zijn van Amerikaan-
Soal Engelse, Franse, Italiaanse en
nse producenten.
Te
heifl n.einde het niveau en de verscheiden-
Anr,tln Programmering, die de Filmweek
ees m in '55 kenmerkten en tot een suc-
h6rv maakten, dat men liefst jaarlijks
aaald zou hebben gezien, te handhaven
aan mogelijk nog te verbeteren, worden
eiSe de ingezonden films hoge artistieke
d«zp .gesteld. Beantwoorden films aan
aa eisen en er schijnt alle reden om
i,.? je nemen, dat dit inderdaad het ge-
ls dan ligt het in de bedoeling
«ze
an
vai
op ^''mweek in te delen in dagen waar-
jU11b van een bepaalde nationaliteit
t>aa worden vertoond. Bovendien zal er
xyorden gestreefd elk programma
s'elr in de middag- als in de avondvoor-
ep ingen> samen te stellen uit speelfilms
documentaires.
t\veljdens de Filmweek zullen minstens
e grote openluchtvoorstellingen worden
Mns«v«n en wel op het Burgemeester de
^dohypiein in Den Haag. B. en W. heb-
pj reeds toestemming verleend, ter
bijatse een reuachtig scherm van 25
bMaatseeedS
°ij 9
Stglv
t-v.'.mgen wordt gedacht aan een aantrek.
meter op te richten. Voor deze voor-
blaat Pr°grammering. terwijl ook een
(j0 s zal worden ingeruimd voor enkele
umentaires.
brn m de film als uiterst belangrijk medi-
v0 PP het gebied van de ontspanning, de
hein ing en de reclame in bet mid-
Jüii nt van d'e belangstelling te plaatsen
ton tijdens deze Filmweek een filmten-
6ri ^telling en verschillende nationale
hn, 'bternationale congressen worden ge-
uden.
tentoonstelling, die plaats vindt in
(j t Haagse gemeentemuseum, is opgezet
%d 1161 NederIandse Filmmuseum en het
hau rlands filminstituut te Amsterdam in
film 6 samenwerking met het Haagse
Von en de gemeentelijke dienst
bb r schone kunsten. De nadruk zal hier
na Worden gelegd op het film-affiche,
2«nH-Voor onder meer een zeer fraaie in-
ipj .mng uit Polen is toegezegd door be-
adeling van de Poolse ambassade. Ver-
fjj jollen in een daartoe ingericht zaaltje
^'omagmenten uit' verleden en heden
keil V€rtoond, terwijl er bovendien en-
ges. oude filmapparaten zullen worden
«xposeerd.
ïj^at de congressen betreft houdt de
ja ojvlandse Bioscoopbond op 17 juni zijn
Um tjjkse congres in het gemeentemuse-
b9 °P 18 en 19 juni wordt in Hotel Kur-
Ü„.s het internationale congres van de
ej^.op Internationale de l'exploitation
verj atographique gehouden, waaraan .80
«Senwoordigers uit alle Westeurope-
c0n,anden deelnemen. Op 18 juni valt de
dig aotdag van de Katholieke Film Actie,
Wordt gehouden in het gemeentemu-
tjgUb« Laverick, een 23-jarig filmsterre-
dezg de Britse Rank-organisatie heeft
Li „r,dagen een hoofdprijs in de filmlote-
jjSotrokken.
Pep aar. werk in Rome aan de film „It hap-
u in Rome" was net afgelopen en ze
er grote belangstelling bestaat voor de
scenario-prijsvraag, die zoals gemeld is
uitgeschreven door het Nederlands Film
instituut en het Instituut Film en Jeugd,
teneinde onder de jeugd belangstelling te
wekken voor film en filmvorming. In to
taal hebben ongeveer 550 leerlingen, van
wie er een 300-tal individueel en de overi
gen in 63 groepen van 2 tot 25 personen
een scenario van maximaal duizend woor-
8e Reclame-Filmdag in het Seinpostthe-'den zullen schrijven, deelneming toege
zegd aan deze wedstrijd, waaraan een vijf
tal prijzen voor de beste inzendingen
zijn verbonden.
■ï&WgM
f Qt - ïféM
V.* v.
Vy. W
PRECIOSA-reeks
Terence Rattigan, één van de best
betaalde Britse toneelschrijvers van zijn
hand zijn o.a. „French without tears" en
„The Sleeping Prince" heeft gewei
gerd met Hollywood een contract te slui
ten van 600.000 dollars (bijna 2.150.000),
om in de eerstkomende zeven jaar vier
filmscenario's te schrijven over door hem
zelf te kiezen onderwerpen.
„Het is een fantastisch bedrag", ver
klaarde hij tegenover de Britse journa
list Sidney Smith, die hem op doorreis
van Hollywood naar Engeland in Parijs
interviewde, „maar het heeft absoluut
geen zin. Dat zou het wél hebben, als ik
honger leed of dol was op verwarmde
zwembaden. Nu dat niet het geval is,
doe ik het niet, zelfs niet voor zo'n prijs".
In maart van dit jaar heeft Rattigan
een bezoek aan Hollywood gebracht om
daar een scenario te schrijven naar zijn
toneelstuk „Separate Tables". Dit eerste
en naar hij verklaarde tevens laatste
contact met Hollywood heeft hem zo van
streek gemaakt, dat hij na zes weken het
Amerikaanse stof van zijn voeten schudde
en naar Engeland terugkeerde om in de
rust van zijn woning in Berkshire zijn
werk af te maken.
„Iemands aanzien in Hollywood", ver
telt de 45-jarige Rattigan, die er precies
uitziet als 't beeld, dat een succesvolle to
neelschrijver in zijn fantasie heeft van een
succesvolle toneelschrijver, „wordt be
paald door de omvang, vorm en diepte
van zijn zwembad en of het al dan niet
verwarmd is, door de grootte van zijn
contract, door zijn waarde als ster en door
de vraag, of zijn succes stijgende dan
wel dalende is". „Er worden eindeloze
conferenties over scenario's gehouden. Het
eerste, was ze in zo'n geval doen, is ze-
nuwstillende middelen ronddelen, kleine
pilletjes in allerlei kleuren en vormen.
Het gebruik van die dingen is fantastisch."
„Ik zou twee weken naar Hollywood
gaan, maar ik had zes weken nodig om
alleen maar de ruwe lijnen van het ver
haal op papier te zetten", ging hij voort.
„Een half jaar geleden wilde ik al be
ginnen aan een nieuw toneelstuk, maar
het ziet er naar uit, dat mijn verplichtin
gen jegens Hollywood met betrekking tot
„Seperate Tables" het me onmogelijk zul
len maken, er vóór het volgende jaar aan
te denken."
„Noël Coward heeft me tevoren gewaar
schuwd, dat ik gek was om naar Holly
wood te gaan. Hij zei, dat het veel ver
standiger was, ze de rechten van mijn stuk
te laten kopen en ze het verder zelf
maar te laten uitzoeken". „Toch", besloot
Rattigan, „heb ik er geen spijt van.
Zo iets moet je zelf hebben ondervonden.
Maar als ik hiermee klaar ben, dan nooit
meer".
NOTO SOEROTO
fluisteringen
Het Amsterdamse Politiemannenkoor
„Euterpe" zal van 30 mei tot 5 juni a.s.
de gastheer zijn van het Norrkopings Po
litiemannenkoor uit Zweden. Dit zal dan
concerten geven te Rotterdam, Utrecht en
Amsterdam en verder het verblijf in ons
land benutten om te genieten van enkele
bezienswaardigheden en toeristische oor
den.
Van de acht deeltjes, die ik voorlopig
onder ogen kreeg, is er een oorspron
kelijk Nederlands. Het bevat gedichten
en fabels, geschreven door een in alle op
zichten uitzonderlijke figuur in onze va
derlandse letteren: Raden Mas Noto Soe
roto. Ik heb altijd een bewondering voor
deze fijnzinnige Javaanse dichter gekoes
terd.
Zijn gedichten en zijn zachtvloeiend,
sierlijk ritmisch proza dat inderdaad
aan het gefluister van d« avondwind doet
denken, zo zacht en zuiver is het, innig
en verstild roepen met grote dichter
lijke bezieling verbeeldingen op van een
ons onbekende wereld een wereld
van wondere verhalen, van wijsheid en
imponerende, mysterieuze schoonheid.
Noto Soeroto heeft, geloof ik, niet de
algemene erkenning ondervonden welke
hij verdiende. Daarom verheugt het mij
bijzonder, dat de Preciosa-reeks thans een
dubbel deel aan zijn werk wijdt. De
dichter is, aldus deelt Ben v. Eysselsteiin
in een inleiding mede, in november 1951
op Java overleden. Deze man van vorste-
lijken bloede stierf „lichamelijk uitge
put en ziek, in bittere armoede". Hij liet
in manuscript een bundel fabels na, die
door zijn vriend Van Eysselsteijn pers
klaar zijn gemaakt.
Deze fabels vormen de tweede afde
ling van het boek „Goden, mensen en
dieren". Geopend wordt met de „Wa
jang-liederen". Even heb ik me afge
vraagd of de figuur van de dichter niet
duidelijker en veelzijdiger zou zijn gete
kend door een keuze uit zijn gehele werk-
dus ook uit bundels als „De fluisterin
gen van de avondwind" en „De geur van
moeders haarwrong". Maar ik geloof
dat de samensteller gelijk heeft: uit de
Wajang-liederen komt Noto Soeroto het
sterkst, meest persoonlijk en volledigst
tot ons als dichter zowel als mens.
De fabels, die Noto Soeroto (alleen zijn
TERENCE RATTIGAN
„zo iets moet je zelf hebben
ondervonden"
Allengs is in ruimer kring het be
sef doorgedrongen, dat wij in Els-
schot een stylist bezitten van welhaast
klassieke allure. Zoals alles bij hem,
die op zichzelf een wereld vormt van
de scherpste tegenstellingen, is ook
dit een paradox. Hij heeft namelijk
de banaalste werkelijkheid tot het
voorwerp van zijr, kunst gemaakt; er
bestond voor hem geen andere keuze,
ze werd de beperking waarin de mees
ter zich toont. Een tweede paradox
is dat hij, van nature overgevoelig,
zich toegelegd heeft op de volstrekt
onbewogen weergave van een harde,
meedogenloze werkelijkheid, afgezien
van de emotionele uitbarstingen in
zijn opstandige verzen.
Maar ook in zijn proza vermocht
hij die voorgenomen impassibiliteit,
welke niet op één lijn te stellen is
met „literaire pose", want Elsschot is
altijd door-en-door echt, niet vol te
houden. Zo het niet de ervaringen zijn
geweest in de handelswereld, zijn da
gelijks jachtterrein, die hem wijzer
en dus milder maakten, dan toch ze
ker die van het eigen, in stilte ge
koesterde familieleven, waarin hij ge
leidelijk en onwillekeurig het feno
meen verwerkelijkt van de ideale
grootvader. Een derde paradox is, dat
Alfons de Ridder, van beroep specia
list in publiciteit, ^wel aan Willem
Elsschot toestond om de minder ortho
doxe knepen van het vak (L ij m e n,
Kaas, Het Tankschip) onder
-w
„Dank je Ton'', sprak Van Royen tot zijn tegenstander, toen deze hem
geestelijk knock-out geslagen had en gaf hem zijn dochter ten huwelijk.
Zo ongeveer eindigt de glorieuse en veel gespeelde draak, die onder het
artistieke en kritische oog van „Ons Lekenspel" ter wereld kwam. Maar
gelukkig heeft „Ons Lekenspel" pas een nieuw orgaan liet licht doen ver
schijnen, zoals wij de vorige week meldden, waarin het de oorlog aan
alle draken verklaart. We mogen dus aannemen, dat ook dit spel eerst
daags in zijn eigen blad onder de bijl valt en het met „De Rani" voorgoed
is gedaan.
W ant een draak ontstaat niet alleen, wanneer er gesold wordt met
heilige dingen, zoals in „dc Kerstnacht van een bandiet", maar ook wan
neer een ernstig verhaal, zoals „De Rani antwoordt niet" wil zijn, je
reinste kolder bevat en onmogelijkheid aan onmogelijkheid wordt
geschakeld, om het publiek op een misleidende manier in spanning te
brengen.
en dit is Jiine Laverick
Zl«h min of meer bezorgd af, wat
sr n
n li
l0" Maurice Cowan en regisseur
y de Hlm voor zich draaien en
t- hu m
;b .verder met haar zou gaan gebeu
j tUssen lieten in Engeland filmpro-
Oft v JE IVTaiim'n„ n^-.
was voor een rol in de drama-
e G„,T.1,newood-film „The Gipsy and
•j, b'leman."
V„°«n
ti,
U» ®eknir^aarb^ to' de conciusie> dat du"
2,e dune van deze beslissing hoorde,
0VQ'ste d?h>elukkig: „Dit is een van de
die me in m'n leven
zijn
te abe r
k,eti ,,ra,Verick is een meisje uit Yorkshi-
V v0QUdeerde hij het Sadler Wells Bal-
'i> JaevriiLat 2met: Cicely Courtneidge
j'iCJjjy, Hulbert haar filmdebuut maakte
dg
s the word"
dm „The Gipsy and the Gent-
fijgt ze Keith Michell en Patrick
atl tot tegenspelers.
Ais het verhaal als strip voor achtjari-
gen bedoeld was geweest, hadden we er
vrede mee kunnen nemen, maar nu het
bedoeld is om een volwassen publiek er
mee in een ondragelijke spanning te
brengen en een wijze levensles mee te ge
ven, moeten wij het toch even voor onze
nuchtere lezers ontleden en er de waan-
zjn van trachten aan te tonen, opdat ook
zij niet in de bekoring komen, om hun pu
bliek er abusievelijk op te vergasten.
Want het is er ons toch om te doen om
ons publiek voor t>e gaan in goede smaak
en niet in de eerste plaats om onze kas
aan te vullen met het spelen van een be
neden alle peil blijvende prul.
Ziehier dan de inhoud: Reder Van
Royen is een vent zonder geweten. Hij
heeft verschillende schepen lopen, die drij
vende doodkisten zijn, maar wat kan
hem dat schelen. De schepen zijn hoog
verzekerd cn de bemanning met hun ge
zinnen laat hem koud.
Dit gegeven op zich is al heerlijk ou
derwets en drakerig, maar vooruit, als het
hierbij bleef, wat zou ons dat kunnen
schelen. Het is nu eenmaal niet elke
schrijver gegeven om origineel te zijn.
Reder van Royen heeft natuurlijk een
compagnon, die recht tegenover hem
gesteld de braafheid in persoon is. Ton
Van Maren, een nog jonge kerel, die de
nieuwe generatie vertegenwoordigt.
Ton volgt „de rechte lijn", zoals het
voortdurend in het spel heet. Een simpe
le maar duidelijke beeldspraak voor ie
mand, die zich in dit gecompliceerde le
ven staande tracht te houden. Met deze
„rechte lijn" doorkruist hij finaal de
dwarslijn van reder Van Royen. Hiermee
is de constructie van het spel gegeven.
Een groot kruisvorm. We hopen dat het
nieuwe kritische blad van „Ons Leken
spel" er niet lang mee zal wachten voor
goed het kruis op „De Rani antwoordt
niet" te planten.
En natuurlijk heeft reder Van Royen
een dochter .Een engel van puur wit.
Prachtig effect tegen de pik-zwarte va
der. In die dochter vindt Ton van Maren
het verlengstuk van zijn „rechte lijn" en
later zijn vrouw. Maar ook de vader vindt
natuurlijk zijn verlengstuk voor zijn
dwarslijn, anders zou het evenwicht ont
breken. Daphne Verlaine is zijn kwade
genius. Een vrouw ,van wie men zou me
nen, dat zij recht uit de hel kwam gevlo
gen.
Want wat wil het geval? Stalonië (niet
te verwarren in hemelsnaam met het
land van Stalin!) wil oorlog met Noord-
land. Noordland weet van niets, wil he
lemaal geen oorlog, alleen maar vre
de, maar als Stalonië wel oorlog wil, wat
doet men dan?
Voor een oorlog moet natuurlijk een
aanleiding zijn. En als er helemaal geen
aanleiding is, welnu dan schept men er
één. Wat doet Stalonië dus? Zo simpel als
de dag. Stalonië weet in Noordland wel
enkele verraders te vinden, die graag
wat geld verdienen. Deze verraders stich
ten een redersmaatschappij met kapitaal
van Stalonië en huren een boot met be
manning. Deze boot moet in volle zee
een Stalonisch schip ontmoeten, door
welke het tot stilstand wordt gedwongen.
Het Noordlandse schip vertikt het na
tuurlijk om te stoppen en schiet het Sta.
Ionische schip tot puin. En de aanleiding
tot oorlog is er.
Maar het plan is gemakkelijker in el
kaar gezet, dan uitgevoerd. De vraag is:
van wie moet de Noordlandse maat
schappij de boot huren? En er moet na
tuurlijk ook een kapitein zijn, die zich
voor dit karwei lenen wil. Want al behoeft
deze kapitein niet precies te weten, dat
ook hij in de grond geboord wordt (an
ders zou hij later toch alles kunnen ver
raden!), hij voelt toch met zijn klompen
aan, dat het een gewaagd en vuil kar
weitje is. Want wie schiet er nu in 's he
melsnaam in vredestijd een andere boot
in puin? Zelfs al wordt men onrechtma
tig tot stoppen gedwongen.
Daphne Verlaine nu heeft de vereerde
opdracht om dit plan ten uitvoer te bren
gen. En in reder Van Royen ziet zij
haar kans. Zij maakt hem eerst het hof,
doet alsof zij met hem wil trouwen (zij
passen immers uitstekend bij elkaar!)
en komt dan met haar plan op de prop
pen.
Maar de schrijver is ook niet gek. Hij
laat Van Royen zo maar niet toehappen.
Dit zou het verloren gaan van een pracht
scene betekenen. Van Royen is tot al
les in staat, maar om zomaar een oorlog
te ontketenen en zoveel mensenlevens er
aan te wagen, neen, daar is hij toch te
veel mens voor!
Nu komt Verlaine met haar miljoenen
op de proppen. Van Royen is al half ge
wonnen. Want wat doet men niet voor
geld, niet? Je krijgt niet elke dag de kans
een miljoentje binnen te slepen. En als
Verlaine hem dan met haar vrouwelijk
schoon bekoort en hem chanteert omdat
zij weet, dat Van Royen heel dikwijls
met zijn schuiten gesmokkeld heeft, dan
moet hij wel doorslaan. Goed, hij zal zich
lenen voor dit duivels spel. Doet hij het
immers niet, dan doet een ander het. En
welke duivel gunt een andere duivel een
winstje van een miljoen?
Maar Ton Van Maren is er ook nog.
Die doet natuurlijk niet mee. Dat gaat te
gen zijn „rechte lijn" in. Verlaine kent
deze lastige Van Maren bliksems goed,
maar dat belet haar toch niet om haar
plannen in zijn tegenwoordigheid te ont
hullen. Die goeie Ton loopt immers
toch niet naar de politie. En wat dan nog?
Hij heeft immers geen enkel bewijs, al
dus de schrijver.
Maar Ton wordt door Van Royen ge
dwongen om mee te doen, anders kan hij
de straat op en is hij doodarm. O lala, dat
verandert de kwestie voor Ton een wei
nig, ondanks zijn rechte lijn. Doodarm
vindt hij niet erg, als hij daarmee aan
zijn rechte lijn vat kan houden, maar
Ton is verliefd op de dochter van Van
Royen en hoe denkt deze over straat
arm zijn? Gelukkig, het valt mee, ook
Vera verkiest de rechte lijn boven rijk
dom (al vertelt hij haar niets van vaders
duivelse plannen, want Vera heeft zo
als het iedere brave dochter behoort
een heilig geloof in de oprechtheid en de
goede bedoelingen van haar vader en wee
degene, die haar iets anders durft aan te
praten).
Maar Vera staat aan zijn zijde en dus
verkiest Ton de armoe, waardoor Van
Royen de zaak zelf maar moet opknap
pen.
Maar we zijn er nog niet. Van Royen
moet nog een kapitein hebben, die de
schuit varen wil. Daarover niet ge
treurd: Van Royen heeft bij voorbaat ge
zorgd, dat hij een kapiteintje in zijn
macht had voor het geval, dat hij deze
eens mocht nodig hebben voor een vuil
karweitje. Dus kapitein Smulders wordt
gedwongen, om dit karwei op te knappen
en anders weet Van Royen wel zoveel
van hem aan de politie te vertellen over
smokkelen, dat hij voorgoed zijn eer kwijt
is.
Kapitein Smulders zit met het geval en
praat met Ton, waar wij niet bij zijn. Als
zij uitgepraat zijn, komen beiden bij Van
Royen om hem mede te delen, dat zij
zich gedwongen door de omstandigheden
bij zijn duivelse plannen neerleggen.
Dus de zaak kan doorgaan met volle
medewerking van Ton en kapitein Smul
ders. De RANI vaart uit. om het Stalo
nisch schip De Wodan (een heerlijk hei
dense naam voor een schip van een land
waar Satan regeert!) in volle zee quasi
heel toevallig te ontmoeten.
De spanning groeit met de minuut, dat
het tijdstip nadert van de ontmoeting tus
sen beide schepen. Nog kan Van Royen
De Rani opdracht geven te keren en hier
mede zijn geweten zuiveren, maar Van
Royen denkt er niet over. Hij denkt al
leen maar aan geld! Totdat het be
richt komt. dat zijn enige zoon „heel toe
vallig" met De Wodan mee vaart! Mijn
God, zijn enige zopnü Om niets geeft
Van Royen dan alleen om zichzelf en om
geld, met een duivelin als Verlaine wil
hij trouwen, heel zijn bemanning mag
voor zijn part met man en muis vergaan,
ma-ar zijn zoon, zijn zoon en zijn dochter
zijn zijn afgoden! (waar haalt de schrij
ver het vandaan!?) De Rani antwoordt
niet meer. En de klok kruipt onbarmhar
tig voort naar het afgesproken tijdstip,
waarop de Wodan de lucht in zal vliegen
met zijn zoon erbij. Daar ligt nu het zwijn
de duivel, te schreien als een kind. hul
peloos, smekend, schokkend van verdriet
en berouw. En zijn dochter staat er al
even hulpeloos bij. Want ook zij is nu al
les te weten gekomen. Haar vader is van
zijn hoog voetstuk voor haar gevallen.
Hoe had zij ooit zoiets kunnen vermoeden.
Maar er is geen tijd te verliezen. Ze heb
ben nog een paar minuten. De vergeef
se pogingen om De Rani op te roepen
worden herhaald. Maar het is te laat.
En dan opeens antwoordt De Rani,
maar niet vanuit volle zee, maar van heel
dichtbij. Ton glundert. Want De Rani is
nooit in de buurt van De Wodan geweest.
Die Wodan ligt ergens ver weg nog steeds
op De Rani te wachten. Ton en kapi
tein Smulders zijn niet gek geweest. Ze
hebben slechts met Vera en Van Royen
een spel gespeeld, om Van Royen op zijn
knieën te krijgen (en waarschijnlijk om
Vera van de slechtheid van haar vader
te overtuigen. Dit laatste is niet heel dui
delijk). En het is hen nog gelukt ook.
Want Van Royen barst niet in woede
uit, zoals wij van hem verwacht zouden
hebben en Vera keert Ton niet voorgoed
de rug toe om dit spel van hem, waar
door hij haar enkele uren tot uiterste
spanning en ongerustheid heeft gebracht,
neen, Van Royen zegt: „Dank je Ton"
en geeft hem zijn dochter ten huwelijk,
hoewel hij altijd gezworen heeft dat Ton
zijn dochter nooit, nooit krijgen zou.
Maar ja. nu hij Van Royen zo handig
klein gekregen heeft, hem heeft doen
schreien als een kind, nu verandert dat
allemaal natuurlijk wel een beetje. En
Vera valt Ton in de armen en sluit het
spel met de orginele woorden: „Lieve
jongen".
We zouden nog veel kunnen schrijven
over de stijl, de reacties, de hoogdraven
de zinnen, of liever gezegd: de volkomen
lege zinnen, maar het voert te ver. Dat
het spel baarlijke onzin bevat, is u nu wel
duidelijk. Maar voor achtjarigen is het
toch wel een mooi verhaaltje, waarover
als zij veertien zijn nog eens hartelijk
kunnen lachen, dat zij zich zo hebben la
ten bedotten, toen ze nog klein waren.
een sardonische schijnwerper te be
lichten, doch nimmer een hand heeft
uitgestoken om diens werk ook maar
op normale wijze te helpen propage
ren. Literaire roem maakte geen deel
uit van zijn bekommernissen; de am
bitie van deze, overigens van zijn
waarde bewuste kunstenaar, bepaalde
zich en hij is er ons slechts te sym
pathieker om bij de vervolmaking
van zijn werk.
Zoals men weet debuteerde Elsschot
in 1913 met de Parijse roman Villa
des Roses; in 1921 volgde de novelle
Een ontgoocheling en de roman
De verlossing, in 1924 kwam het
fameuze Lij m en uit, met de twee on
vergetelijke figuren van Laarmans en
Boorman. Maar het zou tot 1933 duren
alvorens Elsschot bekendheid in rui
mer kring verwierf. Hij werd door de
Forum-groep ontdekt en de vijftigjarige
debuteerde in dit tijdschrift als dichter,
met verzen uit 1910 (die door de zorgen
van anderen bewaard waren gebleven!
Vooral het optreden van Jan Greshoff
is beslissend geweest voor Elsschots her
vatte activiteit. Sindsdien ontstond het
grootste deel van een oeuvre dat meer
dan enige ander Vlaams werk van Els-
schots voorgangers en generatiegenoten
de eenheid van Zuid- en Noordneder
landse letterkunde demonstreert.
Intussen kan de twlntigjaarlange on
bekendheid, waarmee Elsschot genoegen
nam, niet worden verklaard uit zijn on-
verschlligheid om tot gelding te komen
Ze hangt samen met het karakter van
zijn werk en de toestanden in Vlaande
ren. Immers, in het Vlaanderen van voor
de eerste wereldoorlog was de schrijver
van Villa des Roses nauwelijks te
situeren. Vooreerst speelt dit boek in
Parijs, vervolgens is het, zoals al het
latere werk van Elsschot, geschreven
in een taal die slechts in luttele details
van het algemeen Nederlands afwijkt.
Maar meer nog dan de uiterlijke taal
vorm, die overigens reeds op grote oor
spronkelijkheid wijst, is het de aard van
Elsschots onderwerpen, zijn ironische,
bij wijlen sarcastische visie op de stof,
zijn aanvankelijke onbewogenheid, die
hem buiten elke bodemvaste Vlaamse
traditie plaatst. Die houding, welke in
dat eerste, wrange boek trouwens ietwat
geforceerd lijkt, maar in volgende wer
ken natuurlijker en meer genuanceerd
wordt, was in Vlaanderen totaal nieuw.
Een werk als De wandelende
Jood van Vermeylen, die toch niet
minder conformist was in zijn tijd dan
Elsschot, kan men niet buiten de Vlaam
se traditie zien, ondanks het filosofische,
aan vreemde letteren ontleende thema,
ondanks ook hetgeen Vermeylen in die
traditie principieel afwees. Vermeylen
zocht continuïteit en vond haar in een
humanistisch verleden, evenzeer als in
de steeds aanwezige Vlaamse volks
kracht.
Bjj Elsschot staan wjj voor een geheel
andere geestesgesteltenis en ervarings
wereld. Bij hem geen sprake van tra
ditie, niet in religieuze, noch in fami
liale zin.Er is geen voortzetting en geen
breuk, en er volgen dan ook geen „af
rekeningen" op dit gebied. Hij vangt
aan als een autonoom individualist, op
standig tegen alle vormen van macht,
solidair met de verdrukten en berooiden.
Doch hij verbergt die gevoelens in zijn
eerste werken en bepaalt zich tot de
nauwkeurige notering van het waarge
nomen drama, een drama dat absurd
maar werkelijk is. Iets, wat zich moei
lijk anders laat omschrijven dan door
„modern levensgevoel", is van het be
gin af bij Elsschot aanwezig. Hierin
schuilt mede het geheim van zijn ac
tuele betekenis. Het zou evenwel niet
juist zfln te menen, dat de „traditieloze"
levensbeschouwing daartoe bijdraagt,
want deze heeft hij vanzelfsprekend op
gegeven. Elsschot moge dan geen fami
lietraditie hebben geërfd (daar blijkt
inderdaad nagenoeg niets van), hij heeft
er zelf een gesticht (men leze T s j i p en
De Leeuwentemmer). En wat
die andere ruimere traditie betreft, ook
die heeft hij gevonden, zonder daarom
zijn positie van nonconformist op te ge
ven. Veelbetekenend in dit opzicht is
de hoogst merkwaardige novelle Het
dw aailicht, waarmede hij in 1947
voorlopig zijn oeuvre afsloot, althans
wat het proza betreft. Het mag als een
bijzonderheid worden aangemerkt, dat
hetzelfde jaar de dichter in hem nog
eenmaal aan het woord kwam en een
daad van moed stelde door zijn veront
waardiging over de executie van Borms
in anathemische verzen uit te zeggen.
Dit aangrijpende gedicht, destijds af
zonderlijk in privé-druk verschenen,
vormt het sluitstuk van Elsschots Ver
zameld Werk, dat onlangs in één kloek
boekdeel bij Van Kampen het licht zag.
Litterair werk van betekenis is al
tijd werk van ethische waarde en deze
kan bij Elsschot (alle verhoudingen in
acht genomen) nauwelijks hoog ge
noeg worden aangeslagen. Want, wat
naam is al een gedicht!) in de moeilijke
laatste jaren van zijn leven heeft geschre
ven, met de wijsheid van een man die
veel heeft geleden en die het bedrijf der
mensen doorziet, spelen zich af onder de
dieren, die geamuseerd, beangst of vol
verachting het doen der mensen gade
slaan. Ze zijn vederlicht geschreven,
met de doorzichtigheid die het ritmische
proza van de dichter kenmerkt.
Verscheidene dezer fabels moeten zijn
ontstaan uit persoonlijke teleurstelling
om 's mensen kwaadaardigheid, onbe
trouwbaarheid en sluwheid. Toch, gela
den als zij zijn van (bovenpersoonlij
ke) scepsis en vlijmscherpe ironie, treft
ook in deze kleine verhalen de fijne dich
terlijkheid, die deze begenadigde mens
zelfs in zijn bitterste uren blijkbaar niet
verlaten heeft. Het is te hopen, dat „Go
den, mensen en dieren" velen de weg
naar het werk van de Javaanse dichter
zal wijzen.
Van Thomas Mann, de Duitse meester,
werd in de reeks opgenomen de machti
ge Bijbelse verbeelding „De wet". De
figuur van Mozes komt in dit met gloed
en overtuiging geschreven verhaal voor
ons tot leven. De vertaling is van de hand
van C.J.E.Dinaux, die reeds meer wer-
ken van Mann op bewonderenswaardi
ge wijze heeft vernederlandst.
Louis Bromfields kleine roman „At
lantische nacht" is vertaald door Hans
Edinga. In weinige bladzijden heeft
de schrijver een navrant tijdsbeeld sa
mengevat: de woelige jaren na de eer
ste wereldoorlog, de zogenaamde crazy
twenties, toen vele losgeslagen rijken zich
in bizarre, dwaze, vaak lichtzinnige
vermaken stortten. Op zeer knappe wijze
heeft Bromfield dit tijdsbeeld op een iu-
xe-oceaanstomer gestimuleerd. De ge
beurtenissen voeren onafwendbaar naar
het dramatische hoogtepunt, in adem
benemende vaart. Het is ongetwijfeld een
der knapste geschriften onder de vele
beroemde boeken, die Bromfield op zijn
naam heeft staan.
Het juweel, dat Hermann Hesse aan de
reeks bijdraagt, is een kleine novelle
over St.-Franciscus van Assissi, „Poverel-
lo", een poëtisch en met liefde geschre
ven verhaal. „Intermezzo in Meissenheim"
door Ludwig Bate ontroert door de innig
heid en dichterlijkheid, waarmede ons
bijna onuitgesproken dingen worden me
degedeeld. De tekeningen in dit boek
je konden mij helaas niet bekoren. De
bestgeslaagde, op bladzijde 27, is nog
minder dan middelmatig.
Verhalen uit Lambarene, geschreven
door niemand minder dan Albert Sehweit-
ze.rAlleen al om de menselijke inhoud
zijn zij van belang; maar bovendien is
de grote geneeskundige-filosoof-musicus
een begaafd verteller. „Ojembo", ver
taald door K.H.R. de Josselin de Jong,
is dan ook zeer de moeite waard.
Over de kleine roman,,De minnaar"
van de Engelse schrijver H. E. Bates
kan ik kort zijn, want de oorspronkelij
ke versie van dit meesterlijke verhaal
is hier kortgeleden al enthousiast en uit
voerig besproken. Tot mijn grote vreug
de kon ik vaststellen, dat het verhaal het
in deze verzorgde Nederlandse bewer
king heel goed doet. Het heeft weinig of
niets aan spanning en geladenheid ver
logen, noch aan de poëtische zeggings
kracht.
Tenslotte een boekjè, dat mij bijzonder
lief is: „Oude wegen en jonge mensen"
door André Chamson, een Fransman
die overschreeuwd is door de naoorlog
se Parijse nihilisten, maar die alle aan
dacht verdient. Zijn roman „Sneeuw en
bloemen" acht ik een groots boek en
ook de verhalen in dit Preciosa-deeltje
getuigen van een wijs inzicht, rustige be
zonkenheid en grote dichterlijke kracht.
Verhalen als deze verrijken de lezer. Zij
geven meer dan alleen literair genot,
want er is niet slechts de uiterlijke schit
tering van het juweel, er is ook een kern
het hart!
men ook van het onderwerp en de
voorstellingswijze moge denken, zijn
oeuvre is door-en-door echt en weer
spiegelt de authentieke ontwikkeling
van zijn persoonlijkheid. Eenmaal
heeft Elsschot zijn opvatting van lit
teraire kunst expliciet te kennen ge
geven, en wie ernst maakt met de lit
teratuur zal hem daar altijd dankbaar
voor blijven. In de merkwaardige in
leiding op het boek Kaas zegt hij
o.m-: „In kunst mag niet geprobeerd
worden. Probeer niet te schelden als
gij niet toornig zijt, niet te schreien
als uw ziel droog staat, niet te juichen
zoalng gij niet vol zijt van vreugde.
Men kan proberen een brood te bak
ken, maar men probeert geen schep
ping. Men probeert ook niet te baren.
Waar zwangerschap bestaat volgt het
baren vanzelf, te gepasfen tijde".
Deze uitspraak is evenzeer ethisch
als esthetisch van strekking; zij
vormt een Credo, dat iedere kun
stenaar kan onderschrijven. Iemand
die met zulk een overtuiging achter
zijn werk staat, verdient daarom reeds
onze helangstelling, een belangstelling
die bij Elsschot spoedig overgaat in
bewondering.
Want door de consequente toepas
sing van deze grondregel spréékt hij
evenzeer als hy schrijft en kreeg zijn
taal die eenvoudige, vaste vorm en
nobele klank, welke wij gaarne „klas
siek" noemen. Het moet dunkt ons de
litteraire eenzaat uit de Lemméstraat
te Antwerpen toch genoegen doen, op
zijn vijfenzeventigste verjaardag te
kunnen terugzien op een geslaagd
oeuvre, dat met een vertraging van
enkele decennia, maar dan voorgoed,
waardering vond in ruimere kring. In
deze veronderstelling wensen wij de
jubilaris nog vele, goede jaren!
J- ROELAND VERMEER