commentaar "S 1 Rc m H. T. LANDMAN ZOON N.V. STAALCONSTRUCTIE Van gotische spoorlempel BETONPALEN! van wie; D I TEGEN DE KODE m m Deepee naar via N.V. SCHOKINDUSTRIE ZWIJNDRECHT K Subsidie voor kerkenbouw? Op de verkeerde weg WÊÊ-ü" mm;»- CONSTRUCTIEWERKPLAATS STATIONSHAL ROTTERDAM C.S. Natuurlijk SCHOKINDUSTRIE! van Moeilijkheden Plannen SATERDAG 18 MEI 1957 h V N DE REUSACHTIGE LICHTGEBOGEN GEVEL van Rot terdams nieuwe Centraal Station zit in een hechte zware omlijsting van donkere natuursteen het grote glazenf venster gevat, dat uitzicht geeft op de stad. Daarachter leeft de wereld, die met een zwak rumoer slechts doordringt in de centrale hal, maar er niet van afgesloten is. Een open venster op de Maasstad, dat reikt van onder tot boven en krachtig de silhouetten van een nieuwe wereld omlijnd houdt. Het raam reikt hemelsbreed en drukt daarmee uit de onont koombare functie van de ingenieus geschapen ruimte, waarin alle tunnels en gangen van en naar de treinen samen komen. Weldra zal de stilte, welke hier nog heerst, worden opge heven en zullen de gracieus gebogen kappen het geroezemoes opvangen van reizende mensen. Dan zal deze plaats in het teken van aankomst en vertrek staan. Er is haast geen betere plek te vinden, die zo sterk doet denken aan het leven van de mens, dan een station. Aankomen, verwelkomen; afscheid nemen, vertrekken. Deze gedachte mag niet somber zijn, ook nu hele stoeten mensen zich opmaken om vrolijk de opening van het nieuwe station mee te maken. Ze mag geen schaduw werpen op de algehele feestelijke verguldheid, die over Rot terdam zal komen te liggen. Wanneer zij dit toch doet, was het juist goed, dat deze gedachte werd uitgesproken. Pf'i- - r m ËHÜ mmmÊê*:-,,. a.s. zal worden geopend en dat door de beheerste architectuu en door de enorme glazen voorpui een gevoel van veradermn& geeft. Er zijn er nog in Rotterdam, die koppig blijven Prat®" over Dee-pee. Maar deze groep wordt steeds kleiner, naarmat de herinnering aan het oude door de welvarendheid van he nieuwe eigenlijk geen kans meer krijgt een woordje mee spreken. De ontwikkeling van deze wereldstad, waar me" tegenwoordig even gemakkelijk door de lucht naar toe ka reizen als over de bekende weg van het water, zou gee" minder representatief spoorwegstation dulden dan dit. Het i een van de belangrijke punten van het zenuwgestel der sta Wanneer het niet goed functioneert, ligt er een niet te ve- waarlozen blokkade op de nieuwe weg, welke men in Rot' terdam met zo veel moed heeft ingeslagen. PANNERDENSTRAAT 13-15 - WAALHAVEN ROTTERDAM - TELEFOON 79540 (3 lijnen) TELEFOON K 1850-7145 ?P De commissie-Sassen, die officieel de Commissie Kerkenbouw heet, heeft de vraag bestudeerd of het uit overheidskassen verstrekken van bijdragen voor de stichting van kerkgebouwen wenselijk moet worden geacht. Dat de commissie dit gecom pliceerde vraagstuk in bevestigende zin meent te moeten oplossen verbaast ons niet bijzonder. In liet tegenwoordige bestel is het stichten van een kerk mei pastorie en bijgebouwen waarachtig geen sinecure. In de kringloop van lonen en prijzen is het overheidsingrijpen zelf beslist niet gebaseerd ge weest op dl gedachte, dat een betrekkelijk ruim deel van het inkomen beschikbaar zou dienen te I omen voor ideële bestemmingen. De kerken zijn zodoende in een enigszins vergelijkbare positie eekomen met de eultuurmanifestaties, die slechts ten del'» worden gefinancierd uit de beurzen der jfefhebbem en vool het andere deel uit de publieke kas. En het zou min of meer een hiaat ra het subsidiebeleid zijn, wanneer niet ook m de stich- tingskosten van kerkenbouw door de overheid zou worden bijgedragen. hii De betrekkelijke waarde van een beleid, waarbij de overheid en niet de burger rechtstreeks beslis wat aan de kunst en wat aan de kerk toekomt wordt echter wel bewezen door een van de voor naamste overwegingen, die de commissie-Sassen hanteert: nl. de in brede lagen van het Nederlandse volk bestaande overtuiging, dat een krachtig ker kelijk leven van zodanig openbaar belang is, dat het de overheid niet onverschillig kan laten of de kerkgenootschappen in het huidige bestel ook materieel in staat zijn hun taak en zending op adequate wijze te volvoeren. Wy vragen ons namelijk af of het op de overheid rfwcntelen van een deel der stichtingskosten van kerkgebouwen, op zichzelf wel zo verenigbaar is met het krachtige kerkelijke leven, dat wordt na gestreefd. Het besef Van mede-verantwoordelijkheid voor de totale gang van zaken in het kerkgenootschap wordt er zeker door gekortwiekt en dit besef is nog steeds een van de pijlers, waarop een krachtig kerkelijk leven moet worden gebouwd. De regering heeft gesproken. Haar beslissing in zake de huurbijslag op de lonen, die gisteren in ons blad werd gepubliceerd, ligt zo ongeveer mid den tussen de standpunten, welke door werkgevers en werknemers in de Stichting van den Arbeid waren ingenomen. Iets dergelijks hebben we ook beleefd toen men het in 1956 in de Stichting niet eeiiN kon worden over de loonsverhoging, welke in dat jaar tot stand zou moeten komen. Voor de regering is het wel het gemakkelijkst steeds maar het midden te houden, maar dit is niet bepaald een blijk van karakter. Een slap handje "dat door sommigen graag zal worden ge grepen als het hem van pas komt! Het natuurlijke gevolg van dit midden-koers beleid moet zijn, dat de betrokken partijen de nei ging zullen tonen uiterste standpunten in te nemen. Alleen liggen de kaarten zo, dat de werkgevers zelf uit tactische overwegingen niet beneden de maat kunnen blijven, terwijl de vertegenwoordi gers der arbeidersvakcentralen, door overvragen aileen maar een goede beurt bij hun leden kunnen i maken. Later leggen zij zich dan, zij het met enig tegenstribbelen, neer bij de regeringsbeslissing, maar intussen is de buit binnen. Tenminste dat lijkt zc. Het is immers wel duidelijk geworden, dat algemene loonsverhogingen, die niet realistisch zijn, zich zelf weer op een harde manier corrige ren, waardoor niet alleen de arbeiders en vooral de iaagstbezoldigden onder hen, maar ook alle andere burgers getroffen worden, om van de ver geten groepen nog maar niet te spreken. Ook nu weer zien we, dat als gevolg van een en ander per saldo een tamelijk sterke overcompensa tie aan loontrekkenden voor de huurverhoging zal plaats vinden, een overcompensatie, die door werk gevers wordt berekend op een kleine 100 mil joen, welke de bestaande inflatie alleen maar kan aanwakkeren en beslist niet in overeenstemming is met de politiek van bestedingsbeperking. De rekening zal vermoedelijk over enige tijd wel weer op een of andere wijze worden gepre senteerd en m.n. valt te verwachten, dat de boeren zullen trachten, de voor hen te zware lasten weer af te wentelen. Dit streven zal zich trouwens ook elders wel manifesteren. Men hoeft er zich dan ook niet over te verwonderen, indien de eenmaal aan vaarde stijging van de kosten van levensonder houd zal worden overschreden. Dan maar weer de lonen aanpassen? Kibbelen in de Stichting en de regering weer het midden laten bepalen? Met deze procedure zijn we op de verkeerde weg. Wij meenden tot voor kort in de Stichting de verwezenlijking van een stuk medezeggenschap te mogen zien. Daar is nu geen sprake meer van. Het is mede door de slappe houding van de rege ring een onderhandelingsinstituut geworden en de ariieidersvakbeweging schijnt nog het liefst te zien, dat de onderhandelingen geen resultaat op leveren. Onze volksaard vertoont curieuze trekken. Zo houden wij ervan ergens de spot mee te drijven door de zaak te simplificeren. Door bijvoorbeeld een politiek thema te noemen met de naam van een politicus. Zulk een betekenisoverdracht van de zaak naar de persoon heeft onder landgenoten de ge voelswaarde van een begrijpend knipoogje. Wij be grijpen elkaar als we Lieftinck zeggen of Drees. In werkelijkheid steekt daar niets oneerbiedigs in. Wie iets begrijpt van de bondigheidsbehoefte onzer vaderlandse humor, zal dit zonder moeite inzien. Welnu, zo is dan onze taalschat in de na oorlogse jaren verrijkt met het woord drees. Geen woordenboek maakt melding van het neologisme, maar niettemin ligt zijn waarde zeer nauwkeurig vast. Het is een leuk woord, een woord voor leu kerds. Maar het is alleen leuk in een bepaalde a!s door een mysterieuze afspraak voor ons hele volk geldende kode. Het Is alleen leuk ten koste van de politieke idee waarvoor het woord de simplifi catie is. Niemand zou dat beter dienen te weten dan „Het Vr|je Volk", dat met het nieuwe woord propagandisch gesproken, heeft weten te woekeren. Maar wat zien wij in het Vrije Volk van donderdag jlï Daar krijgen twee verdienstelijke concertzan gers, toevalligerwijze beide in deze maand aan hun 65ste verjaardag toe, de hulde van het cultuurgre- tige blad opgediend in een kop „Zij zingen van Drees". Kijlk, dat is nu niet leuk meer. Daar is de kode aangerand, de stilzwijgende afspraak geschon den. Het woord verbergt volgens deze afspraak een glimlach om het politieke spel, niet om mogelijke slachtoffers of bevoordeelden. Rondweg banaal wordt echter de toepassing op achtenswaardige kunstenaars bil het bereiken van een leeftijd die hen hoogstens achtenswaardiger maakt. Wij hadden bij het Vrije Volk een fijner taalgevoel aanwezig geacht. ROTTERDAM Toen men eenmaal besloten had te gaan bouwen, heeft de archi tect ir. S. van Ravesteyn zijn troepen verzameld en is het er op los gegaan. Eigenlijk is 21 mei a.s. geen openingsdag voor geheel nieuw C S. Pas einde volgend jaar zal men van een voltooiing kun nen spreken, als ook het eerste, tweede en derde perron gereed zullen zijn voor het gebruik. Maar Rotterdam heeft 110 jaar moeten wachten, voordat zij een waardig station kreeg. Het geduld kon niet meer worden opgebracht. Men schreef toen 8 mei 1954. Een belangrijke eerste paal. In het najaar werd met de eigenlijke bouw begonnen. De aannemings maatschappij P. Voormolen en Zn. N.V. te Rotterdam kreeg de op dracht en zelden, uitgezonderd bij een groot warenhuis, dat nu aan de Coolsingel staat, hebben wij zo snel een gebouw uit de grond zien stampen als hier. Wij bedoelen voornamelijk het geweldige voor gebouw van het nieuwe station. Het leek wel, of men jaren van luieren had in te halen. In 1955 werd dezelfde aannemer met de afbouw belast. Het voorgebouw is eigenlijk, in drie grote delen te verdelen. In het midden van de 120 meter lange gevel de centrale hal; aan weerszijden daarvan de zijvleu gels, waarin de dienstruimten zijn geprojecteerd. Aldus zijn drie voor het oog goed waar neembare geveldelen ontstaan, die in de beide poorten met de spectaculaire plastieken een eind- en rustpunt hebben ge vonden en harmonisch het plein „afsluiten". Eigenlijk niet héle maal afsluiten, want door de transparantheid van de centrale hal en door de uiteinden van de zijgevels is er een ruimtelijke werking ontstaan, die de indruk van verbondenheid van buiten naar binnen benadrukt. De verscheidenheid van func ties van de geveldelen wordt bovendien duidelijk door het gebruik van verschillende mate rialen; voor de vleugels een zeer licht soort natuursteen (Beiers graniet) voor de hal de glazen wand en voor de om- liisting hiervan een zwarte band van Zdhbasaltlava, welke zich op geringe hoogte boven de be gane grond voortzet langs de vleugels naar de rustende uit einden toe. De poorten opzij ge ven toegang tot de zijpleinen, die uitmunten door een zeer fraaie architectonische schoon heid. Op een van deze pleinen (het linkse) komt een tunnel uit voor voetgangers, die voert naar de Stationssingel en de Spoorsingel aan de noordkant- Zowel deze tunnel, die geen verbinding heeft met het eigen lijke station als de tunnels in het station liggen op straat-niveau. De reizigers behoeven slechts gebruik te maken van een trap om naar de perrons te gaan. De bagagetunnel heeft door middel van een lift ver binding met de zes perrons. Via het oostelijk uitgespaarde pleintje kunnen de reizigers met fietsen langs een lichte helling een stal ling bereiken, waar plaats is voor 3500 fietsen. Dit plein loopt uit in zuid-oostelijke richting tot aan een groot autobusstation, dat echter eerst in 1960 gereed zal zijn. Het is niet steeds bij de plannen van het nieuwe station over rozen gegaan. Toen eindelijk overeen stemming werd bereikt tussen de gemeentelijke en spoorwegautori teiten, mede ook door de plooi baarheid van ir. Van Ravesteyn en de Spoorwegmensen alléén niet wilden afwijken van de eenmaal gestelde hoogte der gevel, werd bij het bekijken en verwezenlijken van de plannen al gauw duidelijk, dat het station van een forse con ceptie zou zijn. Opmerkelijk is, als wij nog even de gevel bekijken, dat de indruk wordt gewekt, door de raamverdeling ojj de beide etages van de zijvleugels dat er niet twee maar vier verdiepingen zijn. Hiermee is bereikt, dat de gevel een krachtiger aspect krijgt. Er zijn nu sleuven ontstaan, waardoor vooral, wanneer in het gebouw licht brandt, de moderne doorzich tigheid des te beter uitkomt. Op de eerste etage van de zijvleugels, welke ter hoogte van de perrons ligt, en op de tweede etage, zijn dienstlokalen ondergebracht, die vanaf het eerste perron bereikbaar zijn via bordessen en trappen, die langs de korte zijden van de cen trale hal zijn gebouwd. In de mid denpartij (achter de hal) ligt aan het eerste perron de restauratie met de keuken, die aan de hal grenst. Verder vindt men hier het stationsbureau en andere dienst ruimten. Op elk der zes perrons, waarvan er dus nu drie in gebruik zijn, vindt men restauraties, die architectonisch een fraai geheel vormen met de lange sierlijke per rons. Het eerste perron komt zeer binnenkort al klaar, zodat de nood zakelijke aansluiting met de hal CS tot stand is gekomen. Voor de centrale hal zijn twee grote ingangen, des te meer in het oog lopend omdat er vlinöervor- mige luifels voor zijn gebouwd, die uitkomen bij op het trottoir staande hoge aluminium pilonen met vlaggemast. Dit station is een betekenis volle daad voor de Maasstad. D.P. zal pas goed dood zijn als volgende week de reizigerstrek zich zal hebben verplaatst. Dan eindigt het bestaan van het oude afgeleefde lelijke D.P. eerst goed. Dan komt een nieuw tijdperk, het begin van een langdurende volwassen heid en zal het rustieke plein tje van het oude station en alles wat er bij hoorde alleen nog maar leven in de herinne ring. In 2057 zal, als de tekenen ons niet bedriegen, er wel mil der over Rotterdam C.S. (uit de tijd dat er nog treinen reden) geoordeeld worden dan wij gedaan hebben over het gebouw D.P., dat het tachtig jaar heeft uitgehouden. i-> m OTTERDAM HEEFT EINDELIJK ZIJN CEE-ES. Dee-pee heeft zijn langste tijd gehad en zodra het zal vallen onder de mokerslagen van de sloper, is er voor de Maasstad een periode afgesloten, die noodzakelijk schijnt geweest te zijn voor de huidige ontwikkeling. Het is een lange weg vol vergissingen en wansmaak geweest. Zij begon bij het hoogmoedige Neo-Gotische gedrocht, dat de Hol- landsche IJzeren Spoorweg Maatschappij in 1847 aan het voor malige Slagveld liet bouwen; een produkt zoals de tijd was: pompeus en zelfvoldaan. Gelijke tred houdend met de voort schrijdende beschaving kwam men in 1877 met het nu op sterven liggende DP-station voor de dag als belangrijk voor beeld van architectonische stijlloosheid, een al uit haar krachten groeiende provinciestad onwaardig, en de lijdensweg eindigt nu in het strakke sobere nieuwe station, dat op 21 mei De stationshal met het lobben- plafond in het nieuwe C. S. 1 ït? v:' siii&I we dicLiiuii, udi up mei grootsteeds Cee e woelingen, welke Europa uil haar slaap hielden aan het begin van het tweede deel van de ne gentiende eeuw, maakten in de Ne derlanden helemaal geen indruk. Wij werkten aan een nieuwe grondwet, waaraan w(j tussen haakjes heel ge zellig bleven werken tot de twin tigste eeuw, en rekenden tot onze kleinere zorgen de bouw van ver schillende ..grootse" ijzeren spoorweg stations. Zo ook in Rotterdam. Wij vonden het in 1847 aanvankelijk een schande, wij, de nabloeiers van een groot en dapper vissers- en zee vaardersvolk, die de zeven zeeën hadden bevaren en beheerst, die zich zeker wisten van onnoemelijke rijk dommen in de Oost en met minder belangstelling de zaken in de West volgden, dat wij in Rotterdam ons even tevreden moesten stellen met een ijzeren loods, omdat het eigenlijke stationsgebouw nog niet gereed ge komen was. Maar het enthousiasme over een „ijzeren band", welke de twee koopmanssteden Amsterdam en Rotterdam via het Haagje voor eeuwig met elkaar zou verbinden, verdreef onze valse schaamte, omdat wij toen reeds voelden dat ofschoon in deze stedenrij wel het laatst ge noemd, wij niet de minst belangrijke zouden worden. Wij geven toe, dat het 110 jaar heeft moeten duren voor dit gevoel aan de realiteit be antwoorden zou. Goed. Wij kregen dus in Rotterdam in 1847 ons eerste station. 1 novem ber van dat jaar werd het officieel geopend, door heren in keurig zwarte pakken, die reeds een goed glas sherry wisten te appreciëren. Het bevond zich ongeveer op de plaats waar nu het Hofplein krampachtige pogingen doet groots te zijn. In een beschrijving uit die tijd lezen wij: „Het is geheel opgetrokken in Go- thische stijl. Van de stad uit komende ziet men terstond (sic) een fraaije colonade, dewelke aan het gebouw een indrukwekkend voorkomen geeft en het geheel in twee vleugels ver deelt. Boven de ingang prijken de wapens van de zeven steden, waar langs de spoorweg loopt. De vesti bule en de wachtkamer munten uit door een fraaij stucadoorwerk" In ieder geval was dit station een voorlopertje van het huidige Cee-es: De volgende zorg van de Rotterdam mers was de oeververbinding, want men wilde óók een ijzeren band met Dordrecht. Bedenk, o Maasstedeling als ge nu de stroom oversteekt via de bruggen, dat ge gaat over histo rische binten en dat wij met onze te genwoordige moeilijkheid bij de oeververbindingen in een misschien wat lastiger bestuurbaar maar zelf de schuitje zitten als onze noeste voor vaderen. Zij deden er dertig jaar over om tot een oplossing te komen, door een brug te bouwen en een viaduct door de stad te leiden. Wii hopen met de uitbreiding van oeververbindingen er iets korter over te doen. Tenslot te zijn wij dit tegenover andere ste den met dezelfde moeilijkheden ver plicht. Een waarschuwing is hier op haar plaats! 'n 1877 was de brug er en het via duct. En daarmee was er ook een nieuw stationsgebouw, aanvanke- i C.S. genoemd, maar een tijdje later D.P., en het ligt er, althans gedeeltelijk, nog steeds. Als dank voor tachtig jaar trouwe dienst, waarbij zeer moeilijke perioden, o.a. ten gevolge van evenwichtsstoringen bij niet nader te noemen Germaanse stammen zal het nu worden afge broken. Ongetwijfeld zullen vele bur- lijk Ze wisten het wel te versieren toen. R valt gewoon geen vergelijking te trekken tussen het eerste E spoorwegstation in Rotterdam en het nieuwe gebouw. De archi tectuur was toen een zwak aftreksel van wat was overgeleverd uit een grootse tijd. Men kwam in deze dagen (het station deed dienst van 1847 tot 1877) niet tot een eigen bouwkunst. Hoe dicht men nog bij de tijd van de levende paardentrekkracht stond, kan men zien aan de omnibusjes en koetsjes, waarmee de goede burgers zich naar hun ijzeren spoorweg moesten begeven, een taxi-dienst die voor ons misschien romantische taferelen oproept, maar die wij in de praktijk bi jzonder traag zouden vinden. Links ziet men nog een echte kruier in de juiste betekenis van het woord. Rechts staat een man (voor loper van de propagandadienst der N.S.?) die aan twee gegoede koop lieden de veiligheid, de vlugheid en het voordeel van reizen per trein uitlegt. gers niet zonder brok in de keel dit zien gebeuren, maar het is even ze ker dat zij een sterke ontroering zul len ondervinden als zij het nieuwe station betreden. Wij hopen, dat het nieuwe station niet zoveel verande ringen zal ondergaan als het oude Dee-pee. Na elke schoonheidskuur moest men daarvan zeggen, dat het even lelijk was gebleven. Ook wensen wij het geweldige plein voor het ge bouw meer bedrijvigheid toe dan het pleintje voor het afgedankte geval. Dat is altijd een toonbeeld van rust geweest en dat kwam omdat er o.a. geen hotels en café's te vinden wa ren, laat staan winkels. Alleen op de hoek van de Kruisstraat was één ca fé, dat als waarschuwing op de rui ten had staan: „Eerste café van het station, laatste café naar het station" Daarom alleen al prefereren wij de huidige ontwikkeling. Maar voordat deze huidige toestand zo ver was, is er ongelofelijk veel gepraat. In de oorlogsjaren waren er plannen voor een nieuw gebouw. On middellijk na de bevrijding was er sprake van een station, waardoor de Maasstad in één klap alle bestaande staties zou overtreffen. C.S. in Am sterdam zou er een kleine jongen bij zijn. Deze spoorwegplannen kwamen echter in de prullemand terecht. Toen kwamen vooraanstaande za kenlieden op de idee een groot verzamelgebouw te stichten, waarin een station en een hotel gevestigd zouden worden. Ook dit plan ver dween. Wat nu tot stand is gekomen wordt door deskundigen het vereen voudigd spoorwegplan Rotterdam ge noemd. Wij kunnen ons nu een beet je voorstellen wat de andere plannen geweest moeten zijn. De vormgeving bleef echter het grote probleem. Een kostbare tijd verstreek, onderhandelingen werden voortgezet en er scheen geen eind aan te komen. Ondertussen werden beschikbare krachten al vast op geweldige plein geconcentreerd, zodat met echte Rotterdamse snel heid een ruimte werd «eschapen. die absoluut een voortreffelijk gebouw behoefde. Dit gebouw staat er nu. Het sluit in zijn langgerekte vorm op in drukwekkende wijze de ruimte at de het

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 8