JODIUM"
J
alleen weet het
HP
Ki
Hef élan van de Groningse
„PLOEG"
Le Corbusier's
woon-eenheid
WÊm.
Wiegers,
Werkman,
Hendrik de Vries
POLEMISCH
DAGBOEK
BLAD
lil
mm
VB
M'f KAN niet zeggen
>.de experimentelen" be-
een gelukkige hand
0Ver„n Wanneer ze tot het betoog
Schofan (Rodenko buiten be-
gevaj Xv^ng gelaten: hij vormt een
dat aP&rt)Dit kan erop wijzen,
crpgtj6 vóór alles of uitsluitend
V$jj l zijn; ook de schaarsheid
betoog doet dat vermoe-
W*» onbeholpenheid als es-
an men dan welgezind
ïijjj arden. Het is iets anders
Verk^^fnsgevöd, in beelden en
festan ®en belevend, poëtisch
geven d^n datzelfde
^"Seyóèl (i.e. zijn non-confor-
Vajj en nihilisme) op het plan
k ra^° te verantwoorden.
v0el an, poëtisch, een levensge-
^°0MU*Ver en overtuigend ver-
lij^ en, doch in de verstande-
Veej Verantwoording ervan niet
mei02Verder komen dan die vor-
X'eij^® on verwarde platitudes,.
..ary aer Braak eens de term
is en-domheid" ingaven. Er
gen ten reden dat onvermo-
sHied een verwijt om te
?oajsen> allerminst wanneer,
5erjv^ln bet geval van de ex-
en^en, de dichter heeft
btest2f.n poëtisch tot treffende
^eer h eS in staat te ZIJn- Ket is
iet 2j T®11 voldoende dat de dich-
cb als dichter realiseert.
liNen epalen "ten
i' fitai an actuele
e
v %A ies-
>ÉÊr WïXJLi SZ*-~ry
r
«■nip
- iWï j
UII HEI RUKE CULTURELE LEVEN
vager,arorn dan dat gevoel van onbe-
edaC(.ien wrevel als men (b.v.) de
d^'tneri 8 beschouwingen leest
n 'tieu de beide eerste nrs. van
pidat e p°dium-j aargang openen
'S ho0„Ze beginn— met zo allemach-
e« zelfverzekerd van de to-
.fit blazen? Neen. Maar omdat
w voikai"na aan a^ressiviteiten volgt
Vs. 0a:ien zonder niveau is: plat-
^hiw *^waadaardig geruzie en ge-
o^chtv, gedoemd is volmaakt on-
H SentiHiSar te blijven en ook waar
stellingen betrokken en ver-
d w°rden niet verder te ko-
/hoq an ..verhitte" „tirades" en on-
W^ussi!n onnozeibeden. Het heeft als
Zin e; als strijdwijze niet de min-
hboch (hen ,geest>-
i, 8 hip„ D.egmnen we met het begin,
l '-, ^j, e Podium-redactie, zo lezen
iJtl ge baar tijdschrift een vastere
fill Ven, zodat het meer wordt dan
'agM verzameling
'fill eerbare verha-
6n gedichten:
bUrj. door in ieder
St t8r. baar stand-
Sr! 8 en buiten-
fin 'fe gebeurtenis-
v%en d00r het
Jste van enkele
fiarjn rubrieken,
°-a. gerea-
i/tit v w°rdt op re-
„"a v8rschenen boe-
^ficht ?r z°ver deze
„ltlrfisf *^unnen worden binnen de Po-
U
'llt restr[ val'--n". Wat deze laat
A doot!C-tie '"houdt blijft onduide-
rt®diti{w n ,ls geen reden tot argwaan.
'i.\j ls ..het enige blad in Ne-
»ftet enige blad in Ne-
fi'eh, dat zegt wat het te zeggen
V Zoti(jpnder aanzien des' persoons
ij, Saan'. naoeilïjkheden uit de weg
tj.biii K- Geen opportunisme Po-
fis h cl' "ppw lunisme i ro-
zj^t aaat opportunisme „Men
di .het a! °f men enkt 'ets niet, en
a,.' hw dan niet op papier, maai
2o een ogenaamd geschikt mo-
fihr^dW '-Pneten afwachten om hei
ai* g te maken kunnen wij
ïaiSbhou-&, volkomen onaanvaardbaar
da fir ka -n- Pe redactie van Podium
lik.de n ook een eer in stellen juist
aa8e®t ongeschikte momenten
O Van aar standpunt te geven"
..wh'dtid .°nze dromen zal zijn, Ne-
efin jp11^ de droom te helpen";
Wvherk °dium kan de Nederland-
V 6 enUflde ongebinderd door po-
h6b k-p andere vooroordelen naar
jjbat ?°men".
deabVoiSj m°oi, flink en verheugend.
Li 3(je r. nog stemt de aanhef van
\eeh hr, oea: «Teneinde te komen
^>annUding tegenover de tijd
'fiou 'i' on homen verzoeken wij
ben j8 lezers en medewerkers
hijjlon- i dle geen literatuur bedrij-
6 s'„ onmiddellijke reactie en
hh^bte' ndPunt.te willen zenden ten
^rt°bzink?nu denkt misschien
/kfi) «te van André Breton, Gide,
Jfiahgon asp.ers. Camus, Guéhenno,
■'fi - Weil, Amerika,
tv c tniiici lAd
boi biotjg tand, Sjepilof-en-de-kunst
V) staiinae wetenschap en theologie
\iC*he 1Slne etc. Mis. Maar ten
bsil94o ^*2-de mobilisatie, 10
Nüp 15 mei 1940. de februari-
ue iy, x-'uxuöc uvei wiiiiim-
\:.de h- asie in 1944- Doile Dins-
Hl/bia. bgerwinter, 4 mei 1945. Hi-
1 lo8b ant koude oorlog, Korea."
^fifi nn 00rden van personen die
bin op S geen 2r jaar telden wor-
'ijq tot p1Js gesteld". Merkwaardig.
Jik, te t houding tegenover de
'•fiu tfincl ^ee-tt de redactie zich
fip fekenschap van de poli-
,'jh ^oVpa n°g enkel van het oor-
rtfi: jon V3n ken die thans 35 jaar
Nt' ".TVtet Zi-i voegt er nog aan
?fi4h 'j p„ nadruk wijzen wij erop
Sh aari]Pv?. rSacties willen hebben
s 1bPeb 'dtng van recente gebeur-
N eder a Hongarije en Egypte: de
i lt h^an^jj Zlin nog te verhit om tot
A rg11?1 te komen voor zover
V daari s ^verduidelijk is, geen
rub k.'bfiheoi11' kunnen worden getrok-
^dM.'ift ApL,duidelijk is de zin niet.
C dadelijk welke het „c
„over-
PVaifUntfip element in Podium's
i® b' gee„°0sbe'd) is. Maar in iedei
geschr-f over H. en E..
';?iw.er. n.ren zijn nog te verhit,
ffiki.® ver.it?Joederen zÜn (°f raken)
AsSch piV Pr valt dan veel weg
s.erhit P--redactie dan niet
abdD,r "vergaat tot haar eerste
^«htbepaling t.a.v. een „li
teraire gebeurtenis". Dat is (natuur
lijk) het verschijnen van een ander
tijdschrift, t.w. Tirade. Het blad
wordt weggevaagd. Het „draagt een
versleten Bibertinage-pak, een klein
literair bolhoedje en als we het wel
hebben, enigszins vuil politiek onder
goed". Als we het wel hebben schreef
het over recente gebeurtenissen in
H. en E, „Vuil politiek ondergoed
Hoe nu? Bezit Podium tóch een stand
punt over die gebeurtenissen Van
waar anders dat recht op zulk een in
sinuerende schimpscheut.
Tweede „literaire gebeurtenis". We
derom een nieuw lit. tijdschrift: Com
muniqué, voortzetting van Proef
schrift. Wederom bepaalt P. zijn
standpunt. Esteban Lopez, ondei
wiens leiding Communiqué verschijnt
blijkt eveneens in het bezit van vuil
ondergoed, ditmaal echter geen 'po
litiek. Ook hier zijn twee regels hoon
als „standpunt" voldoende. De redac
tie heeft haast. Punt dus. Volgend
slachtoffer Dat is Cor B. Vaandra
ger. Diens open brief aan Lopez,
schrijft de P.-redactie, geeft „ons een
inzicht in de mentaliteit der aller
jongsten" en die getuigt van „een
opportunisme dat ontstellend is"; de
arme jongen had nl. een stuk over de
militaire dienst in de pen, doch
schroomde het te voltooien en te pu
bliceren „gezien de politieke situatie
van het ogenblik". Foei toch
Deze eerste inleidende beschouwing
eindigt dan met de toezegging, dat
in het volgend nr. Paul Rodenko er
uitgebreid van langs krijgt. Zulks
naar aanleiding van zijn „Met Twee
Maten". Waarna de redactie monter
besluit; „Ook in „het geval Roden
ko" heeft alleen Podium gelijk"
Dat zal wel. Maar hoe verkwikkend-
jong, fel, verwoed en vol esprit zijn
nog heden de manifesten die Tristan
Zara in* de jaren '16—'20 samenstel
de.
HET 2de nummer opent opnieuw
met een „literaire gebeurtenis"
Dif keer is dat 'n ingezonden stuk.
Van de heer en mevrouw De Wilde
uit Wormerveer Het verscheen in
Vrij Nederland n.a.v. een artikel over
de experimentelen van Gerrit Kou-
wenaar. Gerrit X. krijgt een nog-
vriendelijke terechtwijzing: hij ls érg
onvoorzichtig geweest met zo maar
openlijk te schrijven dat „nu het mo
ment gekomen is het misleidend epi-
teton experimenteel voor eens en
voor altijd uit te bannen." Zulke en
andere openhartigheden roepen maar
„hoera-geroep" op bij het publiek
(in Wormerveer en elders tegen de
Vijftigers samenzwerend). U herin
nert zich: Vaandrager kreeg een veeg
uit de pan omdat hij
met bepaalde omstan
digheden rekening
hield; KouWenaar
omdat hij het niét
doet en aldus „de
zaak van de Vijfti
gers schade berok
kende" Wél de redac
tie maar niet Kouwe-
naar heeft blijkbaar
het recht op „de
meest ongeschikte mo
menten uiting aan
haar (zijn) standpunt
te geven!"
Tegelijk met het -ave Wormer-
veerse echtpaar krijgt T. S. Hoornik
een dreun. Zulks wegens een opmer
king die hij zich in 1955 veroorloofde.
Nóg een literaire gebeurtenis van be
lang blijkbaar, want we hebben nu
'57. „In 1955 toont een zgn. poëzie-
kritikus in Nederland zich nog ge
schokt over het feit dat de punten en
de komma's zomaar de taal uithotsten.
Had iemand hem toch maar eens ver
teld. dat er voor de eerste wereldoor
log in Frankrijk al een man bestond
die zich Apollinaire noemde 1" Kom.
kom, zou Hoornik dat niet weten
Zijn we zo achterlijk hier Maar
waarom Apollinaire Weet de P.-
redactie dan in '57 nog niet, dat reeds
omstreeks 1850 de grootste dichter
van ons eigen taalgebied gedichten
zonder punten, komma's en hoofdlet
ters schreef
Vervolgens krijgt zoals beloofd Ro
denko zijn portie. Wat misdreef de
man Hij zag een kans voor de expe
rimentele poëzie in de „experimente
le her-ontdekking van het verleden":
„het verleden politiek en cultu
reel. behoort evengoed tot „de ruimte
van het volledig leven" als heden én
toekomst; het verleden is een in
tegrerend bestanddeel van het heden
en van de toekomst". Nogal voor da
hand liggend zou men zeggen. Men
kan aan die stelling conclusies ver
binden die betwistbaar zijn (zo de
door R. verdedigde heroriëntatie op
Verwey), maar daarmee wordt de
stelling zelf niet aanj 'tast. Niet min
der voor de hand liggend en juist zijn
de regels waarmee Podium repli
ceert: „Het verleden is dood; Ver
wey, Boutens, Nijhoff, Marsman, zij
hebben nooit bestaan; onze verzen
zijn nooit geschreven: het enige wat
ons als dichter, interesseert, is het
vers dat wij vandaag en morgen zui
len schrijven". Inderdaad, de dichter
interesseert alleen het gedicht dat
hij gaat schrijv Desondanks is en
blijft ook de experimenteel (reeds blij
kens de verdwenen punten en kom
ma's) op het verleden georiënteerd,
zij het dan op andere figuren ervan
dan Verwey.
Maar alvorens het simpele recht
van de dichter, exclusief aandacht
voor zijn eigen gedicht te hebben, als
tegen-argument uit te spelen (hoewel
R. dit uiteraard allerminst betwist),
heeft de P-redactie, enigszins „ver
hit", nog een geheel ander argument
aangesleept. Zij stelt en eist da men
het héle verleden voor'zover geen
voorbereiding op de. experimentelen
ondere alle omstandigheden nïinci-
pieel afwijst, want, zo leerde "haar
Eluard, „la poésie véri^ble est in-
cluse dans tout ce qui ne se conforme
pas 5 cette morale qui, pour main-
fenir son ordre, son prestige, ne sait
construire que des banques, des ca
sernes, des églises. des bordels. La
poésie véritable est incluse dans tout
ce qui affranchit l'homme de ce bien
épouvantable qui a le visage de la
x*->
Na een wat eigenaardig begin, blijkt „de Beverd" het aantrekkelijk
cultureel centrum van de gemeente Breda, met zijn tentoonstellingen
een veelbelovende koers te zijn gaan varen. Op het ogenblik wordt deze
groeiende indruk bevestigd door een expositie die, nadat zij op 2 juni
a.s. in de Beyerd gesloten zal worden, vanaf 8 juni nog een maand lang
opnieuw te zien zal zijn m de Lakenhal te Leiden. Eerder is ze reeds in
Ven o te zien geweest. Deze omzwervingen hebben hun reden, want het
gaat hier om de expositie van werkstukken uit een Groningse schilders-
groep of liever: van „Moderne Kunst in Groningen" zoals ook de titel
uidt. Er zit iets zeer aantrekkelijks en zeer waardevols in dit interpro
vinciaal verkeer van een kunst, die in een enkele provincie onstaan is
temeer als die kunst, gelijk hier het geval is, aan haar geboortestreek
wel zekere kenmerken ontleent en toch in het geheet niet „provin
ciaals is m de pejoratieve betekenis waarin dit woord algemeen ge
bezigd wordt. w y
DIE BRüCKE
De moderne Groningse schilder
kunst is niet los te denken van de
kunstkring „De Ploeg", die al in 1918
is opgericht en eigenlijk eerst na zijn
ontbinding haar verdiende faam heeft
veroverd. „De Ploeg" op haar beurt is
niet los te denken van de invloed van
„Die Brücke" (de Dresdener expres
sionisten-groep die in 1903 door Kir-
chner Heckel en Schmidt—Rottloff
is gesticht) en wel speciaal niet van
de invloed van Kirchner.
Dit wil niet zeggen dat „De Ploeg"
van meet af die invloed onderging.
De eerste prestaties door deze kring
geievera waren nog vrij academisch
en conventioneel, ook ai ziin er toen
reeds door enkele leden ernstige po
gingen gedaan om het epigonisme
Van de Haagse school te doorbreken.
De grote mannen van de Ploeg wa
ren Jan Wiegers de huidige hoog
leraar in de vrije schilderkunst aan
de Rijks-academie te Amsterdam
en Johan Dijkstra. Met Altink en
het echtpaar Martens waren zij
de oprichters. Later hebben de
schilders Jordens, Van der Zee,
Werkman de befaamd ge
worden drukker Alkema en de
dichter-tekenaar Hendrik de Vries
zich bij hen gevoegd, nog later ook
de schilder Hansen. Daarenboven
maakten de schrijver Herman Poort
en de musicus- Daniel Ruyneman deel
uit van de Ploeg.
Het is Jan Wiegers geweest die
Kirchners invloed in de Ploeg ge
ïntroduceerd heeft. Hij ontmoette
die grote Duitser tijdens een ver
blijf 'in Davos en raakte er bezeten
van Kirchners kleurgloed en hevig
expressieve vormenschrift. Door
mort". Wég met dat verleden Weg
met die bende imbecielen bedriegers
misleiden, corrupten en anti-huma
nisten. „Changer la vie", „transfor
mer le monde". Revolteren „Haat
hoon, sarcasme, principieel, non-con-
formisme zijn het enige antwoord ook
in de poëzie". Humanisme Dót is
humanisme óns vertwijfeld protest
van de geest (van de geest, ja
U bemerkt het: dat Rod nko Eluard's
particuliere mening over de Europe
se cultuur niet deelt een mening
die reeds in „1936, al weer 21 jaar
geleden dus" een betrekkelijk „versle
ten" revoltekostuum was, dat zijn
geest minder panisch en „vertwij
feld" reageert is zijn grote misdrijf
onverstand en, v'erraad aan de poëzie.
Hoe absurd. De houding door Podium
verdedigd is, als de reactie van een
jeugd op de. algemene verschijnings
vorm van een tijd, psychologisch zeer
wel verklaarbaar, maar heeft als ar
gument in een discussie generlei
waarde; en met zulk lomp, dom dé
dain gevoerd blijft elke „discussie'
zinloos.
Henri Bruning.
zijn krachtige verwerkingen van
die brandende indrukken wist hij
zijn sterkste mede-ploegers aan
stonds in die te Groningen geheel
nieuwe schildersvurigheid mee te
slepen. Men kan op de tentoonstel
ling heel goed zien hoe ook de
toch vrij zwakke Altink in die ja
ren door het élan van zijn grote
ploeggenoten werd meegetrokken
en toen soms prestaties leverde die
een heel eind boven zijn persoon
lijk niveau lagen.
De figuur Werkman is in het ge
zelschap wellicht de boeiendste,
mede omdat hij er toch enigszins
singulier in verschijnt. Zijn geest
was minder Duits, meer Frans ge
richt dan die van Wiegers, van wie
j nooit de felle Noorse expressi-
viteit heeft gehad, maar van wie
hij zeker niet de mindere was.
Doet bij Wiegers en Dijkstra in hun
beste jaren de kleur denken aan de
definities van de kleur die Derain
en Maurice de Vlaminck hebben
gegeven: „kleuren zijn dynamiet-
patronen" zei De Vlaminck niet, na
betuigd te hebben dat hij Van
Gogh liever mocht dan zfjn eigen
vader, dat hij lust had om met een
lading cobaltblauw -en vermiljoen
de Rijksakademie van Schone Kun
sten in de lucht te laten springen?
Werkmans kleur is altijd subtieler,
transparanter om minstens gevari
eerder.
SUBTIEL GRAFICUS
Het tonen van Werkmans overge
bleven schilderijen en etsen helaas
is de helft van zijn schilderijen
waaronder al zijn late grote doeken,
met een groot aantal van zijn druk-'
seis verbrand of vernietigd is een
apart compliment waard aan de or
ganisatoren van de tentoonstelling.
Want die schilderijen zijn maar ter
nauwernood enigszins bekend gewor
den in schilderskringen. Het publiek
kent ze in het geheel niet. Ze zijn
nochtans zeer de moeite waard en
geven op de kunstenaar Werkman
een veel ruimer zicht dan de zeer
bekend geworden druksels alleen
vermogen. Hij blijkt een subtiel gra
ficus en een beduidend schilder te
zijn geweest, op beide terreinen al
vroeg blijk te hebben gegeven van
een oorspronkelijkheid die de overige
„Ploegers" wat dat betreft allen in
de schaduw laat en reeds vol van die
spitse vindingrijkheid die zijn latere
druksels altijd tot iets persoonlijks
maakte, zelfs nog als zij in andere
opzichten als kunstwerk weinig ge
slaagd waren hetgeen naar het
mij voorkomt wel vaker het geval
is geweest dan de algemene opinie
toegeeft. Waarmee nu niet boudweg
beweerd wil zijn dat zijn „druksel-
oeuvre" ten onrechte faam geniet tot
over de grenzen, (een late faam,
want zij gewerd hem eerst na zijn
dood in '45).
TYPE BERLIJN
BerRjn ls hard aan z(jn wederop
bouw bezig; overal verrijzen nieuwe
openbare gebouwen en woningen. Al
les wordt groots en met de bekende
Duitse „Gründlichkeit" opgezet en
uitgevoerd. Een voorbeeld hiervan is
de Internationale Bouwtentoonstelling
1957, jn het kader waarvan verschil
lende Duitse en niet-Duitse architec
ten uitgenodig zijn in Berlijn het een
en ander te komen bouwen. Zo ont
wierp de wereldvermaarde Franse
bouwmeester Le Corbusier, wiens in
vloed over de gehele wereld merkbaar
is, voor Berlijn een wat hij noemt
„Unité d'Habitation" of, zoals het in
het Duits heet een „Wohneinheit".
Hieronder wordt verstaan een gewel
dige woonruimte, waarin tevens alle
inrichtingen, die voor het leven Van
iedere dag noodzakelijk zijn, worden
ondergebracht, zoals winkels, een was
serij, een praktijk voor een dokter en
een advocaat, kinderbewaarplaatsen
etc. etc. De Berljjner Wohneinheit telt
17 verdiepingen en bevat 527 wonin
gen. Men streeft met deze „Unité d'Ha
bitation" om het zo maar uit te druk
ken een woonautarkie na, die de huur
der niet alleen zijn woning, maar nog
veel meer biedt aan gemakken en ont-
spaningsgeiegenheid. Het is begrijpe
lijk dat iets dergelijks slechts rendabel
is bjj een groot aantal woningen.
Aan dergelijke vernieuwingen zijn
natuurlijk voor- en nadelen verbonden.
Bewoners van de parterre missen hun
voor- en achtertuintje, op de eerste
plaats omdat er geen voor- en achter
kant meer bestaat en op de tweede
plaats omdat privé-tuintjes bij derge
lijke gebouwen niet meer worden aan
gelegd. Wel, en dit is een voordeel, is
er veel beplanting rond het gebouw
mogelijk, zelfs met behoud van dezelf
de bevolkinsdichtheid in een bepaald
stadsdeel. Dit is dan het voordeel van
de hoogte, die ook maakt, dat aanleg
en onderhoud van gebouw en inrich
ting goedkoper wordt. Toch heeft dit
gebouw van 135 bij 23 bij 56 meter,
het nadeel slechts geschikt te zijn voor
vrijgezellen of kinderloze gezinnen,
daar er bijna uitsluitend een- of twee
kamerwoningen zijn.
Wegens de woningnood die ook ln
Berlijn heerst heeft men Le Corbusier
te verstaan gegeven dat zijn systeem
niet onvoorwaardelijk in Berlijn kon
worden toegepast, waarop de architect
besloot het huis als proef te ontwer
pen, dat hij zelf „Type Berlijn" noemt.
In het gebouw is rekening gehouden
met de eisen van de Berlijnse situatie,
maar toch draagt het gebouw de on
miskenbare kenmerken van Le Cor
busier.
Karakteristiek voor het gebouw zjjn
de totaal negen inwendige straten, die
op yerschillende etages midden in het
huis liggen en het in z(jn gehele lengte
doorkruisen. Alle woningen zijn met
deze kunstmatig verlichte straten aan
gesloten. Le Corbusjer is voor de ver
schillende woningen van drie cellen
uitgegaan. Combinaties van deze drie
cellen leveren verschillende woning
typen op. Tot cel no. 1 behoren de
huisdeur, de keuken en de huiskamer,
de tweede cel omvat slaapkamer, bad
kamer, toilet, de derde cel tenslotte
nog een kamer. Slechts in een woning
met drie cellen kan een gezin met en
kele kinderen wonen.
Keuken en huiskamer zijn van el
kaar gescheiden door een half-glazen
wand. Inrichting van keuken en ka
mers is zo, dat modernisering mogelijk
is. Alle muren zijn sterk warmtewe
rend en geluiddempend. Vedere bijzon
derheden over inrichting e-d. zijn nog
niet bekend. Het project betekent weer
een stap verder in de moderne woning
bouw; of het een stap vooruit betekent
zal de praktijk leren.
7m»ï-.s;ï
MM»
In de nabijheid van het Olympisch Stadion bouwt de Franse architect Le Corbusier een 17 verdiepingen hoge
flat met 527 woningen. Het flat, nog slechts als proef bedoeld, noemt hij „Type Berlijn". Om een voorstelling
te krijgen van de afmetingen van het gebouw verge lijke men het met de woningen er rond om heen.
HENDRIK DE VRIES
Wat Hendrik de Vries betreft, zijn
penseeltekeningen zijn tamelijk
machteloos, hetgeen temeer opvalt
zodra men de formeel goyeske ten
denties door de poging heen heeft
zien doorschemeren. Iets meer waar
dering kan men voor de pentekenin
gen opbrengen, al reikt hun spelend,
lustig en trippelend schrift nergens
tot vorm. Een dergelijk onvermogen
tot vormbereik valt ook in de pein-
ture van Hansen waar te nemen, in
wiens „Stitswerd" toch wel coloris-
tisch besef 'n ogenblik boeit.
Veel meer de moeite waard is Jan
Jordens, wiens vroege werken uit de
jaren 20 zo al duidelijke waarde
hadden, maar die in zijn tamelijk ab
stracte composities in olieverf uit
1956 en zijn reeks luchtige, verrukke
lijke transparante aquarellen uit de
laatste jaren zich zeer onafhankelijk
ontwikkeld blijkt te hebben tot een
beduidend schilder die zich tegelijk
helder, bondig, sterk en gevoelig
weet uit te drukken in een volkomen
moderne picturale taal.
Dat kan men van de andere ab
stracted uit het gezelschap niet zeg
gen: Wobbe Alkema en Siep van den
Berg zijn nette en accurate schilders
maar ze doen te veel aan lineaal en
tekenplank denken en te weinig aan
iets anders. Piet Snel met zijn voort
zettingen van Werkmans druktech
niek laat in zijn grijze „vormver-
beelding" wei een waardeerbare ma
teriaal-gevoeligheid zien, maar boeit
er niet zeer lang mee; en zijn „fanta
sie-architectuur" doet wel aan Fei-
ninger denken, maar dan toch een
akelig versnerpte Feininger.
Sterk daarentegen is Abe Kuipers
die zijn „dynamiet-patronen" de
zelfde die Dijkstra dertig jaar ge
leden ook ontlaadde ontlaadt in
krachtiger vlakken dan de oudere
generatie der „Ploegers" deed, en
daardoor de explosie directer, hevi
ger maakt. Hij is als een Beuver die
bijna de hevigheid van een Appel
verwierf en daarin zijn dromerige
aanleg volstrekt overwon; en dus
toch géén Beuver, maar ik kan het
niet helpen, hij doet er mij toch aan
denken.
Op de collages van Hardie Siek-
man is men niet aanstonds uitge
keken, maar heel lang duurt het
toch niet. Martens is aantrekkelijk
in zijn Dame met paraplu, maar
die is uit '27. En Jan van der Zee
biedt -uitstekende fragmenten in
zijn gouache „Nijmegen", welk
stuk het overigens aan eenheid
schort. Maar laat ons liever geen
groslijstjes gaap samenstellen. Het
eerste élan van de Ploeg is wel
wat verflauwd in Groningen.
(Dijkstra bijv. maakt alweer pen
seeltekeningen van landschappen
die tamelijk verhalend van aard
zijn en een regressie in de richting
van de eens zo fel door hem ver
worpen Haagse school betekenen).
Maar het is niet gedoofd en er zijn
weer jonge beloften. En dit wordt
ons getoond in een goede tentoon
stelling, die waarschijnlijk menig
bezoeker in Breda en straks in
Leiden nog zeer zal verrassen.
K. S.
- Y'-v x
Portret van H. AWerkman, door J. Altink.