JODIUM" J alleen weet het HP Ki Hef élan van de Groningse „PLOEG" Le Corbusier's woon-eenheid WÊm. Wiegers, Werkman, Hendrik de Vries POLEMISCH DAGBOEK BLAD lil mm VB M'f KAN niet zeggen >.de experimentelen" be- een gelukkige hand 0Ver„n Wanneer ze tot het betoog Schofan (Rodenko buiten be- gevaj Xv^ng gelaten: hij vormt een dat aP&rt)Dit kan erop wijzen, crpgtj6 vóór alles of uitsluitend V$jj l zijn; ook de schaarsheid betoog doet dat vermoe- W*» onbeholpenheid als es- an men dan welgezind ïijjj arden. Het is iets anders Verk^^fnsgevöd, in beelden en festan ®en belevend, poëtisch geven d^n datzelfde ^"Seyóèl (i.e. zijn non-confor- Vajj en nihilisme) op het plan k ra^° te verantwoorden. v0el an, poëtisch, een levensge- ^°0MU*Ver en overtuigend ver- lij^ en, doch in de verstande- Veej Verantwoording ervan niet mei02Verder komen dan die vor- X'eij^® on verwarde platitudes,. ..ary aer Braak eens de term is en-domheid" ingaven. Er gen ten reden dat onvermo- sHied een verwijt om te ?oajsen> allerminst wanneer, 5erjv^ln bet geval van de ex- en^en, de dichter heeft btest2f.n poëtisch tot treffende ^eer h eS in staat te ZIJn- Ket is iet 2j T®11 voldoende dat de dich- cb als dichter realiseert. liNen epalen "ten i' fitai an actuele e v %A ies- >ÉÊr WïXJLi SZ*-~ry r «■nip - iWï j UII HEI RUKE CULTURELE LEVEN vager,arorn dan dat gevoel van onbe- edaC(.ien wrevel als men (b.v.) de d^'tneri 8 beschouwingen leest n 'tieu de beide eerste nrs. van pidat e p°dium-j aargang openen 'S ho0„Ze beginn— met zo allemach- e« zelfverzekerd van de to- .fit blazen? Neen. Maar omdat w voikai"na aan a^ressiviteiten volgt Vs. 0a:ien zonder niveau is: plat- ^hiw *^waadaardig geruzie en ge- o^chtv, gedoemd is volmaakt on- H SentiHiSar te blijven en ook waar stellingen betrokken en ver- d w°rden niet verder te ko- /hoq an ..verhitte" „tirades" en on- W^ussi!n onnozeibeden. Het heeft als Zin e; als strijdwijze niet de min- hboch (hen ,geest>- i, 8 hip„ D.egmnen we met het begin, l '-, ^j, e Podium-redactie, zo lezen iJtl ge baar tijdschrift een vastere fill Ven, zodat het meer wordt dan 'agM verzameling 'fill eerbare verha- 6n gedichten: bUrj. door in ieder St t8r. baar stand- Sr! 8 en buiten- fin 'fe gebeurtenis- v%en d00r het Jste van enkele fiarjn rubrieken, °-a. gerea- i/tit v w°rdt op re- „"a v8rschenen boe- ^ficht ?r z°ver deze „ltlrfisf *^unnen worden binnen de Po- U 'llt restr[ val'--n". Wat deze laat A doot!C-tie '"houdt blijft onduide- rt®diti{w n ,ls geen reden tot argwaan. 'i.\j ls ..het enige blad in Ne- »ftet enige blad in Ne- fi'eh, dat zegt wat het te zeggen V Zoti(jpnder aanzien des' persoons ij, Saan'. naoeilïjkheden uit de weg tj.biii K- Geen opportunisme Po- fis h cl' "ppw lunisme i ro- zj^t aaat opportunisme „Men di .het a! °f men enkt 'ets niet, en a,.' hw dan niet op papier, maai 2o een ogenaamd geschikt mo- fihr^dW '-Pneten afwachten om hei ai* g te maken kunnen wij ïaiSbhou-&, volkomen onaanvaardbaar da fir ka -n- Pe redactie van Podium lik.de n ook een eer in stellen juist aa8e®t ongeschikte momenten O Van aar standpunt te geven" ..wh'dtid .°nze dromen zal zijn, Ne- efin jp11^ de droom te helpen"; Wvherk °dium kan de Nederland- V 6 enUflde ongebinderd door po- h6b k-p andere vooroordelen naar jjbat ?°men". deabVoiSj m°oi, flink en verheugend. Li 3(je r. nog stemt de aanhef van \eeh hr, oea: «Teneinde te komen ^>annUding tegenover de tijd 'fiou 'i' on homen verzoeken wij ben j8 lezers en medewerkers hijjlon- i dle geen literatuur bedrij- 6 s'„ onmiddellijke reactie en hh^bte' ndPunt.te willen zenden ten ^rt°bzink?nu denkt misschien /kfi) «te van André Breton, Gide, Jfiahgon asp.ers. Camus, Guéhenno, ■'fi - Weil, Amerika, tv c tniiici lAd boi biotjg tand, Sjepilof-en-de-kunst V) staiinae wetenschap en theologie \iC*he 1Slne etc. Mis. Maar ten bsil94o ^*2-de mobilisatie, 10 Nüp 15 mei 1940. de februari- ue iy, x-'uxuöc uvei wiiiiim- \:.de h- asie in 1944- Doile Dins- Hl/bia. bgerwinter, 4 mei 1945. Hi- 1 lo8b ant koude oorlog, Korea." ^fifi nn 00rden van personen die bin op S geen 2r jaar telden wor- 'ijq tot p1Js gesteld". Merkwaardig. Jik, te t houding tegenover de '•fiu tfincl ^ee-tt de redactie zich fip fekenschap van de poli- ,'jh ^oVpa n°g enkel van het oor- rtfi: jon V3n ken die thans 35 jaar Nt' ".TVtet Zi-i voegt er nog aan ?fi4h 'j p„ nadruk wijzen wij erop Sh aari]Pv?. rSacties willen hebben s 1bPeb 'dtng van recente gebeur- N eder a Hongarije en Egypte: de i lt h^an^jj Zlin nog te verhit om tot A rg11?1 te komen voor zover V daari s ^verduidelijk is, geen rub k.'bfiheoi11' kunnen worden getrok- ^dM.'ift ApL,duidelijk is de zin niet. C dadelijk welke het „c „over- PVaifUntfip element in Podium's i® b' gee„°0sbe'd) is. Maar in iedei geschr-f over H. en E.. ';?iw.er. n.ren zijn nog te verhit, ffiki.® ver.it?Joederen zÜn (°f raken) AsSch piV Pr valt dan veel weg s.erhit P--redactie dan niet abdD,r "vergaat tot haar eerste ^«htbepaling t.a.v. een „li teraire gebeurtenis". Dat is (natuur lijk) het verschijnen van een ander tijdschrift, t.w. Tirade. Het blad wordt weggevaagd. Het „draagt een versleten Bibertinage-pak, een klein literair bolhoedje en als we het wel hebben, enigszins vuil politiek onder goed". Als we het wel hebben schreef het over recente gebeurtenissen in H. en E, „Vuil politiek ondergoed Hoe nu? Bezit Podium tóch een stand punt over die gebeurtenissen Van waar anders dat recht op zulk een in sinuerende schimpscheut. Tweede „literaire gebeurtenis". We derom een nieuw lit. tijdschrift: Com muniqué, voortzetting van Proef schrift. Wederom bepaalt P. zijn standpunt. Esteban Lopez, ondei wiens leiding Communiqué verschijnt blijkt eveneens in het bezit van vuil ondergoed, ditmaal echter geen 'po litiek. Ook hier zijn twee regels hoon als „standpunt" voldoende. De redac tie heeft haast. Punt dus. Volgend slachtoffer Dat is Cor B. Vaandra ger. Diens open brief aan Lopez, schrijft de P.-redactie, geeft „ons een inzicht in de mentaliteit der aller jongsten" en die getuigt van „een opportunisme dat ontstellend is"; de arme jongen had nl. een stuk over de militaire dienst in de pen, doch schroomde het te voltooien en te pu bliceren „gezien de politieke situatie van het ogenblik". Foei toch Deze eerste inleidende beschouwing eindigt dan met de toezegging, dat in het volgend nr. Paul Rodenko er uitgebreid van langs krijgt. Zulks naar aanleiding van zijn „Met Twee Maten". Waarna de redactie monter besluit; „Ook in „het geval Roden ko" heeft alleen Podium gelijk" Dat zal wel. Maar hoe verkwikkend- jong, fel, verwoed en vol esprit zijn nog heden de manifesten die Tristan Zara in* de jaren '16—'20 samenstel de. HET 2de nummer opent opnieuw met een „literaire gebeurtenis" Dif keer is dat 'n ingezonden stuk. Van de heer en mevrouw De Wilde uit Wormerveer Het verscheen in Vrij Nederland n.a.v. een artikel over de experimentelen van Gerrit Kou- wenaar. Gerrit X. krijgt een nog- vriendelijke terechtwijzing: hij ls érg onvoorzichtig geweest met zo maar openlijk te schrijven dat „nu het mo ment gekomen is het misleidend epi- teton experimenteel voor eens en voor altijd uit te bannen." Zulke en andere openhartigheden roepen maar „hoera-geroep" op bij het publiek (in Wormerveer en elders tegen de Vijftigers samenzwerend). U herin nert zich: Vaandrager kreeg een veeg uit de pan omdat hij met bepaalde omstan digheden rekening hield; KouWenaar omdat hij het niét doet en aldus „de zaak van de Vijfti gers schade berok kende" Wél de redac tie maar niet Kouwe- naar heeft blijkbaar het recht op „de meest ongeschikte mo menten uiting aan haar (zijn) standpunt te geven!" Tegelijk met het -ave Wormer- veerse echtpaar krijgt T. S. Hoornik een dreun. Zulks wegens een opmer king die hij zich in 1955 veroorloofde. Nóg een literaire gebeurtenis van be lang blijkbaar, want we hebben nu '57. „In 1955 toont een zgn. poëzie- kritikus in Nederland zich nog ge schokt over het feit dat de punten en de komma's zomaar de taal uithotsten. Had iemand hem toch maar eens ver teld. dat er voor de eerste wereldoor log in Frankrijk al een man bestond die zich Apollinaire noemde 1" Kom. kom, zou Hoornik dat niet weten Zijn we zo achterlijk hier Maar waarom Apollinaire Weet de P.- redactie dan in '57 nog niet, dat reeds omstreeks 1850 de grootste dichter van ons eigen taalgebied gedichten zonder punten, komma's en hoofdlet ters schreef Vervolgens krijgt zoals beloofd Ro denko zijn portie. Wat misdreef de man Hij zag een kans voor de expe rimentele poëzie in de „experimente le her-ontdekking van het verleden": „het verleden politiek en cultu reel. behoort evengoed tot „de ruimte van het volledig leven" als heden én toekomst; het verleden is een in tegrerend bestanddeel van het heden en van de toekomst". Nogal voor da hand liggend zou men zeggen. Men kan aan die stelling conclusies ver binden die betwistbaar zijn (zo de door R. verdedigde heroriëntatie op Verwey), maar daarmee wordt de stelling zelf niet aanj 'tast. Niet min der voor de hand liggend en juist zijn de regels waarmee Podium repli ceert: „Het verleden is dood; Ver wey, Boutens, Nijhoff, Marsman, zij hebben nooit bestaan; onze verzen zijn nooit geschreven: het enige wat ons als dichter, interesseert, is het vers dat wij vandaag en morgen zui len schrijven". Inderdaad, de dichter interesseert alleen het gedicht dat hij gaat schrijv Desondanks is en blijft ook de experimenteel (reeds blij kens de verdwenen punten en kom ma's) op het verleden georiënteerd, zij het dan op andere figuren ervan dan Verwey. Maar alvorens het simpele recht van de dichter, exclusief aandacht voor zijn eigen gedicht te hebben, als tegen-argument uit te spelen (hoewel R. dit uiteraard allerminst betwist), heeft de P-redactie, enigszins „ver hit", nog een geheel ander argument aangesleept. Zij stelt en eist da men het héle verleden voor'zover geen voorbereiding op de. experimentelen ondere alle omstandigheden nïinci- pieel afwijst, want, zo leerde "haar Eluard, „la poésie véri^ble est in- cluse dans tout ce qui ne se conforme pas 5 cette morale qui, pour main- fenir son ordre, son prestige, ne sait construire que des banques, des ca sernes, des églises. des bordels. La poésie véritable est incluse dans tout ce qui affranchit l'homme de ce bien épouvantable qui a le visage de la x*-> Na een wat eigenaardig begin, blijkt „de Beverd" het aantrekkelijk cultureel centrum van de gemeente Breda, met zijn tentoonstellingen een veelbelovende koers te zijn gaan varen. Op het ogenblik wordt deze groeiende indruk bevestigd door een expositie die, nadat zij op 2 juni a.s. in de Beyerd gesloten zal worden, vanaf 8 juni nog een maand lang opnieuw te zien zal zijn m de Lakenhal te Leiden. Eerder is ze reeds in Ven o te zien geweest. Deze omzwervingen hebben hun reden, want het gaat hier om de expositie van werkstukken uit een Groningse schilders- groep of liever: van „Moderne Kunst in Groningen" zoals ook de titel uidt. Er zit iets zeer aantrekkelijks en zeer waardevols in dit interpro vinciaal verkeer van een kunst, die in een enkele provincie onstaan is temeer als die kunst, gelijk hier het geval is, aan haar geboortestreek wel zekere kenmerken ontleent en toch in het geheet niet „provin ciaals is m de pejoratieve betekenis waarin dit woord algemeen ge bezigd wordt. w y DIE BRüCKE De moderne Groningse schilder kunst is niet los te denken van de kunstkring „De Ploeg", die al in 1918 is opgericht en eigenlijk eerst na zijn ontbinding haar verdiende faam heeft veroverd. „De Ploeg" op haar beurt is niet los te denken van de invloed van „Die Brücke" (de Dresdener expres sionisten-groep die in 1903 door Kir- chner Heckel en Schmidt—Rottloff is gesticht) en wel speciaal niet van de invloed van Kirchner. Dit wil niet zeggen dat „De Ploeg" van meet af die invloed onderging. De eerste prestaties door deze kring geievera waren nog vrij academisch en conventioneel, ook ai ziin er toen reeds door enkele leden ernstige po gingen gedaan om het epigonisme Van de Haagse school te doorbreken. De grote mannen van de Ploeg wa ren Jan Wiegers de huidige hoog leraar in de vrije schilderkunst aan de Rijks-academie te Amsterdam en Johan Dijkstra. Met Altink en het echtpaar Martens waren zij de oprichters. Later hebben de schilders Jordens, Van der Zee, Werkman de befaamd ge worden drukker Alkema en de dichter-tekenaar Hendrik de Vries zich bij hen gevoegd, nog later ook de schilder Hansen. Daarenboven maakten de schrijver Herman Poort en de musicus- Daniel Ruyneman deel uit van de Ploeg. Het is Jan Wiegers geweest die Kirchners invloed in de Ploeg ge ïntroduceerd heeft. Hij ontmoette die grote Duitser tijdens een ver blijf 'in Davos en raakte er bezeten van Kirchners kleurgloed en hevig expressieve vormenschrift. Door mort". Wég met dat verleden Weg met die bende imbecielen bedriegers misleiden, corrupten en anti-huma nisten. „Changer la vie", „transfor mer le monde". Revolteren „Haat hoon, sarcasme, principieel, non-con- formisme zijn het enige antwoord ook in de poëzie". Humanisme Dót is humanisme óns vertwijfeld protest van de geest (van de geest, ja U bemerkt het: dat Rod nko Eluard's particuliere mening over de Europe se cultuur niet deelt een mening die reeds in „1936, al weer 21 jaar geleden dus" een betrekkelijk „versle ten" revoltekostuum was, dat zijn geest minder panisch en „vertwij feld" reageert is zijn grote misdrijf onverstand en, v'erraad aan de poëzie. Hoe absurd. De houding door Podium verdedigd is, als de reactie van een jeugd op de. algemene verschijnings vorm van een tijd, psychologisch zeer wel verklaarbaar, maar heeft als ar gument in een discussie generlei waarde; en met zulk lomp, dom dé dain gevoerd blijft elke „discussie' zinloos. Henri Bruning. zijn krachtige verwerkingen van die brandende indrukken wist hij zijn sterkste mede-ploegers aan stonds in die te Groningen geheel nieuwe schildersvurigheid mee te slepen. Men kan op de tentoonstel ling heel goed zien hoe ook de toch vrij zwakke Altink in die ja ren door het élan van zijn grote ploeggenoten werd meegetrokken en toen soms prestaties leverde die een heel eind boven zijn persoon lijk niveau lagen. De figuur Werkman is in het ge zelschap wellicht de boeiendste, mede omdat hij er toch enigszins singulier in verschijnt. Zijn geest was minder Duits, meer Frans ge richt dan die van Wiegers, van wie j nooit de felle Noorse expressi- viteit heeft gehad, maar van wie hij zeker niet de mindere was. Doet bij Wiegers en Dijkstra in hun beste jaren de kleur denken aan de definities van de kleur die Derain en Maurice de Vlaminck hebben gegeven: „kleuren zijn dynamiet- patronen" zei De Vlaminck niet, na betuigd te hebben dat hij Van Gogh liever mocht dan zfjn eigen vader, dat hij lust had om met een lading cobaltblauw -en vermiljoen de Rijksakademie van Schone Kun sten in de lucht te laten springen? Werkmans kleur is altijd subtieler, transparanter om minstens gevari eerder. SUBTIEL GRAFICUS Het tonen van Werkmans overge bleven schilderijen en etsen helaas is de helft van zijn schilderijen waaronder al zijn late grote doeken, met een groot aantal van zijn druk-' seis verbrand of vernietigd is een apart compliment waard aan de or ganisatoren van de tentoonstelling. Want die schilderijen zijn maar ter nauwernood enigszins bekend gewor den in schilderskringen. Het publiek kent ze in het geheel niet. Ze zijn nochtans zeer de moeite waard en geven op de kunstenaar Werkman een veel ruimer zicht dan de zeer bekend geworden druksels alleen vermogen. Hij blijkt een subtiel gra ficus en een beduidend schilder te zijn geweest, op beide terreinen al vroeg blijk te hebben gegeven van een oorspronkelijkheid die de overige „Ploegers" wat dat betreft allen in de schaduw laat en reeds vol van die spitse vindingrijkheid die zijn latere druksels altijd tot iets persoonlijks maakte, zelfs nog als zij in andere opzichten als kunstwerk weinig ge slaagd waren hetgeen naar het mij voorkomt wel vaker het geval is geweest dan de algemene opinie toegeeft. Waarmee nu niet boudweg beweerd wil zijn dat zijn „druksel- oeuvre" ten onrechte faam geniet tot over de grenzen, (een late faam, want zij gewerd hem eerst na zijn dood in '45). TYPE BERLIJN BerRjn ls hard aan z(jn wederop bouw bezig; overal verrijzen nieuwe openbare gebouwen en woningen. Al les wordt groots en met de bekende Duitse „Gründlichkeit" opgezet en uitgevoerd. Een voorbeeld hiervan is de Internationale Bouwtentoonstelling 1957, jn het kader waarvan verschil lende Duitse en niet-Duitse architec ten uitgenodig zijn in Berlijn het een en ander te komen bouwen. Zo ont wierp de wereldvermaarde Franse bouwmeester Le Corbusier, wiens in vloed over de gehele wereld merkbaar is, voor Berlijn een wat hij noemt „Unité d'Habitation" of, zoals het in het Duits heet een „Wohneinheit". Hieronder wordt verstaan een gewel dige woonruimte, waarin tevens alle inrichtingen, die voor het leven Van iedere dag noodzakelijk zijn, worden ondergebracht, zoals winkels, een was serij, een praktijk voor een dokter en een advocaat, kinderbewaarplaatsen etc. etc. De Berljjner Wohneinheit telt 17 verdiepingen en bevat 527 wonin gen. Men streeft met deze „Unité d'Ha bitation" om het zo maar uit te druk ken een woonautarkie na, die de huur der niet alleen zijn woning, maar nog veel meer biedt aan gemakken en ont- spaningsgeiegenheid. Het is begrijpe lijk dat iets dergelijks slechts rendabel is bjj een groot aantal woningen. Aan dergelijke vernieuwingen zijn natuurlijk voor- en nadelen verbonden. Bewoners van de parterre missen hun voor- en achtertuintje, op de eerste plaats omdat er geen voor- en achter kant meer bestaat en op de tweede plaats omdat privé-tuintjes bij derge lijke gebouwen niet meer worden aan gelegd. Wel, en dit is een voordeel, is er veel beplanting rond het gebouw mogelijk, zelfs met behoud van dezelf de bevolkinsdichtheid in een bepaald stadsdeel. Dit is dan het voordeel van de hoogte, die ook maakt, dat aanleg en onderhoud van gebouw en inrich ting goedkoper wordt. Toch heeft dit gebouw van 135 bij 23 bij 56 meter, het nadeel slechts geschikt te zijn voor vrijgezellen of kinderloze gezinnen, daar er bijna uitsluitend een- of twee kamerwoningen zijn. Wegens de woningnood die ook ln Berlijn heerst heeft men Le Corbusier te verstaan gegeven dat zijn systeem niet onvoorwaardelijk in Berlijn kon worden toegepast, waarop de architect besloot het huis als proef te ontwer pen, dat hij zelf „Type Berlijn" noemt. In het gebouw is rekening gehouden met de eisen van de Berlijnse situatie, maar toch draagt het gebouw de on miskenbare kenmerken van Le Cor busier. Karakteristiek voor het gebouw zjjn de totaal negen inwendige straten, die op yerschillende etages midden in het huis liggen en het in z(jn gehele lengte doorkruisen. Alle woningen zijn met deze kunstmatig verlichte straten aan gesloten. Le Corbusjer is voor de ver schillende woningen van drie cellen uitgegaan. Combinaties van deze drie cellen leveren verschillende woning typen op. Tot cel no. 1 behoren de huisdeur, de keuken en de huiskamer, de tweede cel omvat slaapkamer, bad kamer, toilet, de derde cel tenslotte nog een kamer. Slechts in een woning met drie cellen kan een gezin met en kele kinderen wonen. Keuken en huiskamer zijn van el kaar gescheiden door een half-glazen wand. Inrichting van keuken en ka mers is zo, dat modernisering mogelijk is. Alle muren zijn sterk warmtewe rend en geluiddempend. Vedere bijzon derheden over inrichting e-d. zijn nog niet bekend. Het project betekent weer een stap verder in de moderne woning bouw; of het een stap vooruit betekent zal de praktijk leren. 7m»ï-.s;ï MM» In de nabijheid van het Olympisch Stadion bouwt de Franse architect Le Corbusier een 17 verdiepingen hoge flat met 527 woningen. Het flat, nog slechts als proef bedoeld, noemt hij „Type Berlijn". Om een voorstelling te krijgen van de afmetingen van het gebouw verge lijke men het met de woningen er rond om heen. HENDRIK DE VRIES Wat Hendrik de Vries betreft, zijn penseeltekeningen zijn tamelijk machteloos, hetgeen temeer opvalt zodra men de formeel goyeske ten denties door de poging heen heeft zien doorschemeren. Iets meer waar dering kan men voor de pentekenin gen opbrengen, al reikt hun spelend, lustig en trippelend schrift nergens tot vorm. Een dergelijk onvermogen tot vormbereik valt ook in de pein- ture van Hansen waar te nemen, in wiens „Stitswerd" toch wel coloris- tisch besef 'n ogenblik boeit. Veel meer de moeite waard is Jan Jordens, wiens vroege werken uit de jaren 20 zo al duidelijke waarde hadden, maar die in zijn tamelijk ab stracte composities in olieverf uit 1956 en zijn reeks luchtige, verrukke lijke transparante aquarellen uit de laatste jaren zich zeer onafhankelijk ontwikkeld blijkt te hebben tot een beduidend schilder die zich tegelijk helder, bondig, sterk en gevoelig weet uit te drukken in een volkomen moderne picturale taal. Dat kan men van de andere ab stracted uit het gezelschap niet zeg gen: Wobbe Alkema en Siep van den Berg zijn nette en accurate schilders maar ze doen te veel aan lineaal en tekenplank denken en te weinig aan iets anders. Piet Snel met zijn voort zettingen van Werkmans druktech niek laat in zijn grijze „vormver- beelding" wei een waardeerbare ma teriaal-gevoeligheid zien, maar boeit er niet zeer lang mee; en zijn „fanta sie-architectuur" doet wel aan Fei- ninger denken, maar dan toch een akelig versnerpte Feininger. Sterk daarentegen is Abe Kuipers die zijn „dynamiet-patronen" de zelfde die Dijkstra dertig jaar ge leden ook ontlaadde ontlaadt in krachtiger vlakken dan de oudere generatie der „Ploegers" deed, en daardoor de explosie directer, hevi ger maakt. Hij is als een Beuver die bijna de hevigheid van een Appel verwierf en daarin zijn dromerige aanleg volstrekt overwon; en dus toch géén Beuver, maar ik kan het niet helpen, hij doet er mij toch aan denken. Op de collages van Hardie Siek- man is men niet aanstonds uitge keken, maar heel lang duurt het toch niet. Martens is aantrekkelijk in zijn Dame met paraplu, maar die is uit '27. En Jan van der Zee biedt -uitstekende fragmenten in zijn gouache „Nijmegen", welk stuk het overigens aan eenheid schort. Maar laat ons liever geen groslijstjes gaap samenstellen. Het eerste élan van de Ploeg is wel wat verflauwd in Groningen. (Dijkstra bijv. maakt alweer pen seeltekeningen van landschappen die tamelijk verhalend van aard zijn en een regressie in de richting van de eens zo fel door hem ver worpen Haagse school betekenen). Maar het is niet gedoofd en er zijn weer jonge beloften. En dit wordt ons getoond in een goede tentoon stelling, die waarschijnlijk menig bezoeker in Breda en straks in Leiden nog zeer zal verrassen. K. S. - Y'-v x Portret van H. AWerkman, door J. Altink.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 7