commentaar wereldtentoonstelling HET FOLKLORISTISCH CENTRUM BELGIË 1900 i c 1 9 Een eiland 11®0111Om. 1 Wqq|- niets gebeurt Machtschoonheid hoop en liefde Pinksteren Stiekum eerbewijs van een W Alleen vulkaan werkt ZATERDAG 8 JUNI 1957 N RANDGEBIED O A Theater-poort B Poort der kunstambachten C Poort van 1900 D Poort der aartshertogen E Poort der boogschutters 1 Gaai 2 Uüenspiegelplaats 3 Café-concert 4 „Diable au corps" 5 Plaats der aartshertogen Liparische eilanden Geen haven Vulkaan 6 Stadhuis 7 Podium 8 Fourquetplaats 9 Feestzaal 10 Vaux-hall 11 Galerij van „La belle epoque" 12 Hertogelijke plaats 13 Tuin van het moderne kunstambacht 14 Panorama-restaurant 15 Theater 16 Dancing 17 Restaurant „Paviljoen" 18 Galerij 19 Tuinterrassen Het thema van „Brussel 1958" Het hoogfeest van Pinksteren herinnerd ons aan een van de meest sensationele gebeurtenissen uit de heilsgeschiedenis. Gedruis als van een storm en vurige tongen boven de hoofden van de Apostelen vormden de inleiding op het talen-wonder, en het wonder der begeestering, waaraan de jonge Kerk een onverwachte groei dankte. Met een élan, dat aansloeg in duizenden harten preekten de Apostelen hun nog al précaire boodschap. Petrus wijst de samengestroomde Joden er in alle vrijmoedigheid op, dat dezelfde Jesus, die door hun toedoen de schanddood is gestorven tot Heer en Christus is gesteld. En de bekeringsoogst van die dag omvatte ongeveer drieduizenden nieuwe christenen. Na dit begin neemt het optreden van de twaalf voortdurend in moed en overtuigingskracht toe: „Ge hebt de Heilige en Rechtvaardige verloochend en bjj wjjze van gunst gratie gevraagd voor een moordenaar," werpt Petrus kort daarna zijn gehoor voor de voeten. En het verpletterende van dit ver wijt kan de bekering van tweeduizend mannen niet In de weg staan. De Geest Gods waait zo Hij wil; los van alle over wegingen, die iets met tact of tactiek te maken heb ben, verkondigen de Apostelen hun Christus en Verlosser. En toch winnen zy zozeer de volksgunst dat geen gerechtelijke intrige daar tegen opgewas sen blijkt. En ook naar binnen werkte de II. Geest, want de groep van gelovigen was één van hart en ziel, door trokken van een eendere liefde. Het zal juist de diepte van het gemeenschappelijk beleefde geloof en de in solidariteit bedreven liefde zijn geweest, welke de jonge Kerk zijn onstuitbare bloei en groei heeft begaafd. Maar aan de wortel van dit hele proces moet de ontvankelijkheid hebben gelegen voor de wonderwerken van Gods Geest. En deze ontvankelijkheid is een eis, die evenzeer vandaag geldt als toen. Generaal Speidel is dan toch in Den Haag ge weest, heeft het amper in de krant kunnen lezen. Alles was immers geheim gehouden. De datum van aankomst was alleen aan ingewijden bekend. De generaal kwam in burger. Het motorescorte onder weg naar Den Haag, was vervangen door een groep rijksrechercheurs in civiel. Op de tweede dag van het bezoek mocht de Duitse gast zijn generaalsuniform aantrekken. Begrijpelijk, anders had hij tezeer afgestoken bij de erewacht, die toen, keurig in uniform gestoken en vergezeld van „de muziek" stond opgesteld op het terrein van de Haagse Juliana-kazerne. In „Van Dale" het boek, dat wij altijd naslaan als ons iets niet duidelijk is lezen we, dat een erewacht een troepenafdeling is, die ergens de wacht betrekt „om de luister te verhogen". De Nederland se regering hecht veel waarde aan het eerste bezoek van de Duitse generaal, die nu een hoge NATO- functie bekleedt en in wiens verleden zoals de minister-president op 21 mei in de Kamer uiteen zette geen reden ligt om hem een plaats in de westelijke militaire gemeenschap te weigeren. Van daar deze luister, die zoiets als een binnensmonds gehouden toejuiching werd. Waarom die geheimzinnigheid? Was het om lieden van linkse huizen, die al demonstraties en protesten hadden aangekondigd, te verschalken? Maar de openbare orde handhaaft men niet in de eerste plaats met list! Men geneert zich niet voor wie men eert. En de geëerde voelt zich niet geëerd als het in het ver borgene gaat! Deze foto-combinatie geeft een beeld van het bezoek, dat de Nederlandse minister van defen sie brengt aan Nederlands-Nieuw-Guinea. Foto boven: minister ir. C. Staf inspecteert de ere- wacht van de algemene politie na aankomst op het vliegveld te Manokwari. Foto onder: door het overhalen van een scheepstelegraaf stelt de minister de sleephelling van de Scheepswerf Konijnenburgte Manokwari in bedrijf. Brussel 1958: dat is niet al leen een 20 kilometer lange route temidden van pavil joens en met een voortdurend uitzicht op het alom te genwoordige Atomium. Het is ook niet enkel een reeks hoogst interessante uitstallin gen, een opeenhoping van we tenswaardigheden; neen, Brus sel 1958 wordt in zekere zin een stad in de stad met een com plex van eigen problemen en mogelijkheden, een wereld waaraan de bezoeker behalve zijn belangstelling en zijn aan dacht, ook zijn behoefte aan ontspanning en rust voor zich zelf en zelfs voor zijn voertuig kwijt kan. Het aantal restauratiegelegen heden op het tentoonstellingster rein wordt legio, maar we denken nog niet allereerst aan de duurdere en goedkopere gelegenheden waar moegeslofte kijkers in herinnering kunnen verdromen echter een maaltijd of een flesje tonic. We denken allereerst aan de kans om de geconcentreerde aandacht te la ten uitvloeien in een zorgeloos spel met het verleden zoals het Folklo ristisch Centrum terzijde van het eigenlijke tentoonstellingsterrein gaat bieden. Dit centrum ziet er op eerste gezicht uit als een oud stad je, maar naarmate de bouw vor dert in de richting van het grote marktplein met omgeving wordt het duidelijk, dat het nu eens niet gaat om een'opzet als „oud-Am sterdam", „oud-Alkmaar", „oud- Arnhem" of voor ons part „oud- Zeddam". Neen, de Brusselse or ganisatoren hebben er wat anders op bedacht. Inplaats van het co- piëren van bouwsels uit het ver leden hebben ze een Belgische stad ontworpen zoals die op de breuk lijn van Waalse en Vlaamse cul tuurgebieden in 1900 had kunnen bestaan. Niets is daarom „net echt" aan het stadje alles is een nieuwe creatie in oude trant. Dat alles wil zeggen, dat niet een periode, maar een vrijwel compleet verleden wordt opgeroepen door het als ar geloos gegroeide geheel van stra ten, pleinen, geveltjes en grotere paleiselijke gebouwen. Paul Nayaert, die met zijn ver rassende mengeling van humor, spot en ernst, de scepter zwaait over de culturele en artistieke diensten van het folkloristisch centrum, herinnert zich zeer goed het „Oud België" op de tentoon stelling van 1935. „Maar," zegt hij, „wij hebben een ander doel. Wij zullen de grootste zorg besteden aan het architectonische karakter van de folkloristische wijk, doch ons streven gaat uit naar het scheppen van een sfeer de sfeer van 1900, la belle époque die wjj op duizenderlei wijzen zullen oproepen". En deze is kennelijk niet over dreven wanneer we haar naast de plannen leggen zoals die ter ta fel zijn gekomen. Het centrum wordt een groot marktplein van 4000 m2 oppervlakte en daarom komen restaurants, cafés en ande re drankgelegenheden met terras sen in de bloemen. Op het plein kunnen optochten paraderen en in een achthoekige muziektent zul len dag aan dag harmonieën en zangverenigingen de felle époque tot een muzikale werkelijkheid maken. En vanuit dat plein lopen straten, stegen en overdekte onder doorgangen naar de verschillende stadswijken, waarin vertier, am bacht, nering en wandelaars hun spel van de eeuwwisseling spelen. Koks, pasteibakkers, handelaars en ambachtslieden spreiden hun bedrijvigheid en hun produkten ten toon in de van etensgeuren doorwalmde straatjes. Marskra mers prijzen hun waren aan en overal wordt geleurd met dropwa ter, bloemen, ballonnetjes, ge droogde schelvis, bokking, garnaal en escargots. Het pierement in al zijn barokke vormen zal de sen timentele deuntjes van 1900 daar tot in de verste uithoeken van ste gen en sloppen laten dreinen en wie met aandacht luistert loopt kans een biervat op transport over zijn tenen te krijgen. Met tram, dog-car of aapjeskoets kunt ge u langs de hele belle époque laten zeulen en overal zult ge stuiten op muziek en leven uit het tot in de tails doortekende tijdvak. ■r; Men kan om vele redenen en op vele manieren naar het buitenland reizen en straks, als de jaarlijkse volksverhuizing van de stam der toeristen die van de Hunnen in omvang en intensi teit vele malen overtreft en West-Europa overspoelt, dan kunt ge ze weer overal vinden, uw landgenoten. Van Stockholm tot Napels, van Athene tot Edinburgh. Sint-Pieter zal weer vol zijn van de haastige kijkers en in Florence zullen wederom duizenden de hemeltergende arrogantie bezitten deze stad in enkele uren of dagen te willen „doen". Niets zo vermoeiend als „toerist" te zijn. Niets zo leer zaam als toeristen te observeren. Wat Italië betreft, als ge alleen wilt zijn, althans zonder landgenoten, dan moet ge voorbij Napels gaan en des noods deze stad overslaan. Ook zon der Napels kunt ge sterven. Ge moet het eens wagen de zeereis te onder nemen naar Stromboll, een van de zeven Aeolische of Lipari *che eilan den ten Noorden van Sicilië. De klassieke mythologie plaatst hier het rijk van de God van de Winden Aeolus. Aanvankelijk dreven diens zeven rijksdelen zelfs rond in zee en niet elke schipper kon ze vinden. De werkelijkheid is eigenlijk niet veel anders. De eilanden, waarvan Lipari het voornaamste is, vormen een eigen gemeente met een christen-democra tisch gemeentebestuur. En ook een zelfstandig bisdom, een van die veel te kleine, veel te arme, veel te inefficiënte bisdommen waar Italië zo rijk aan is. Misschien lekt het wel in het seminarie zoals in dat van Lecce in Apulië en zoals ondanks het moedig optreden van de regering sinds 1945, nog steeds zoveel lekt beneden Eboti, dat overigens nog ver naar het Noorden ligt. De wereld schijnt hier op te houden en de Voor zienigheid, althans de menselijke Voorzienigheid, is meestal absent. Dit alles moet Mussolini ook gewe ten hebben, want verscheidene van zijn tegenstanders werden hier heen verbannen. Toch zijn er nog ont snapt, maar ja, daar waren het glad de Italianen voor. Het meest interessante eiland is Stromboli, niet veel meer dan een door de nog werkende vulkaan op gebouwde rots. Het is klein, slechts enkele kilometers in omtrek. Twee dorpen zijn er, alleen over zee met elkaar verbonden. Ginostra met 60 inwoners, eigen kerk en eigen pas toor, en Stromboli met ongeveer 1200 inwoners. Ge bereikt het vanuit Na pels. Elke zondag en donderdag, 's avonds omstreeks 6 uur, gaat er een schip vla deze eilanden naar Messina. Neemt geen kaartje voor de eerste klas. ook al is het goed koop, want het maakt geen verschil. Iedereen loopt overal en niemand, die u tegenhoudt. Plaatsbewijzen, toegangskaarten, zelfs voor de audiënties te Castel-Gandolfo. och, men slaat er vaak geen acht op, het maakt geen Indruk. 12 uur duurt de reis, ge hebt ech ter de t'1d en er is slechts één Mid dellandse Zee, werkelijk blauw, zo als men het u altijd heeft ingefluis terd. In de haven van Napels wordt ge voor het laatst geconfronteerd met de hedendaagse politiek. Altijd wel ligt er een deel van de legenda rische Amerikaanse Zesde Vloot, een vliegkampschip met wat klein goed. Daarna niets dan de sterren en de zee, een eeuwige rust. Be halve natuurlijk wanneer kort te vo ren de „Stockholm" de „Andrea Do- ria" heeft overvaren en iedereen aan boord in gespannen aandacht via de radio de berichten vplgt. Toen was het trotse Italiaanse hart tot in het diepst gekrenkt, en hadden ze een oorlogsvloot gehad, ze zouden deze hebben willen uitsturen om de Zweedse hoofdstad te tuchtigen. Stromboli heeft geen haven. En kele honderden meters uit de kust gaat het schip voor anker en met roeibootjes brengt men u naar het eiland. Houdt u vast. In Italië is een bootje, een bus of tram niet spoedig te vol en hier zijn de golven de kalmste niet. Zijt ge droog aan land gestapt, dan weet ge niet ze ker meer of menige geallieerde lan ding tijdens wereldoorlog II niet veel minder primitief verlopen is. Om u te verwelkomen is de gehele bevolking uitgelopen onder leiding van mijnheer pastoor van „San Vineenzo", die tevens voorzitter is van de plaatselijke V.V.V. De komst van uw schip behoort tot de grote gebeurtenissen. Het is de verbinding met de grote wereld, waarvan het leven aan Stromboli volkomen voor bij gaat. En alles, maar dan ook al les, wat men nodig heeft; bedden, voedselvoorraden, sanitaire artikelen etc. moet aangevoerd worden. Het toeristenverkeer is een van de bron nen van bestaan op dit armoedige eiland. Een welkome aanvulling op rine aangevoerd Aait Messina. Brand slangen pompen het het dorp in. Ook moet ge niet komen om heer lijk te eten, want de keus is niet groot en de befaamde chianti en an dere wijnen bewaart men al te vaak in grote plastic kruiken en ze wor den even warm als alles op dit eiland. Wandelende kapper Natuurlijk bracht ge, slaaf van de techniek, uw elektrisch scheer- apparaat mee. Maar dit kan tot niets dienen, omdat er geen elektri citeit is. Er is echter een rondwan delend kappertje, een felle zwarte jongeman, armoedig gekleed, zoals iedereen, maar van een aangeboren beschaving, waar ge jaloers op kunt zijn. Overal I unt ge hem aanhouden. Hij zet u buiten op een stoel en uit een oud sigarenkistje komt een sme rige doek een fles water, wat zeep en een gebarsten kommetje. Het gaat erg primitief en In uw eigen land zoudt ge al lang weggelopen zijn. Maar het roestige mes is scherp en als het kappertje klaar is, dan zijt ge glad als nooit tevoren. Want sche ren kan hij, de barbierre Guiseppe. Ge moet zelf maar zien wat ge wilt betalen en natuurlijk geeft ge de eer ste keer te veel en alle volgende ke ren ook, omdat ge de door u zelf bepaalde standaard niet wilt ver lagen. En tegen zoveel charme wilt ge niet altijd optornen. Toch zijt ge voor andere gevallen gewaarschuwd. Een ramp echter als de kapper overzee gaat naar Linari en u enke- Aan de kust van Stromboli wat veeteelt en tuinbouw tegen de helling van de vulkaan an op de vis serij. Nee, uw gastheren zjjn niet rjjk. Vele huizen, meest éénkamer woningen, staan eenvoudigweg leeg, omdat de bewoners zoals miljoenen Zuid-Italianen getrokken zqn naar het oneindig verre en onmetelijk rij ke Amerika, het nieuwe beloofde land. Niet voor niets vindt men voor bij Napels naast de Madonna, die zelfs de grootste Godshater nooit ver geet op te hangen, het portret van een andere moderne, volkomen aard se „heilige". Franklin Delano Roose velt. De emigranten vergeten de ach terblijvers niet en velen sturen zo veel mogelijk dollars over, een aan vulling van de deviezenvoorraad, die een vaste plaats heeft op de Ita- 'iaanse begroting. Comfort moet ge op Stromboli niet gaan zoeken. Er is geen waterleiding, behalve in enkele grote hotels als „La Slrenetta" en de „Miramare", dat u van verre met grote letters toeschreeuwt „Visitate Stromboli". Er is een scooter (waarom toch?) geen enkele auto, fietsen heeft geen zin en men kan er geen kranten ko pen. Voor de belichting behélpt men zich met butagas en een enkel ra diotoestel staat ongebruikt en wacht op aansluiting. Men vindt hier en daar wasbakken met kraan er zijn plannen voor de aanbouw van een groot waterreservoir maar de kraan loont nog niet en het water, dat ge in de bak moet scheppen wordt door schepen van de Italiaanse ma le dagen in de steek laat. Dan moet ge maar zien hoe ge van uw baard af komt en na lang zoeken vindt ge een „Kapsalon". Natuurlijk ge sloten. Waarom immers zou de kap per u op staan wachten. Buurvrouw en nog een buurvrouw gaan hem roepen. In de „salon" slaat de schrik u om het hart. De kapper is doof en stom, de grote spiegel on bruikbaar door de duizenden bars ten. Het hok is vol vliegen en heet. De handdoek is al weken in gebruik en dit mes is niet scherp. Niets kunt ge zeggen, het is volkomen overbo dig. Langzaam, veel te langzaam, loopt het gewone proces van inze pen en scheren ten einde. En als ge betaald hebt na doodsangsten te hebben uitgestaan, dan dankt ge al le heiligen van Italië, die ge kent. dat ge dit hebt mogen overleven en ge zweert: „Dit nooit, nooit meer". Twee kerken Het dorp Stromboli heeft twee ker ken, San Vineenzo en San Bartolo- meo. De pastoor van de eerste kerk, in het centrum van het dorp, heb ik u al genoemd. Hij is eeti belangrijk man en behoort tot de „plaatselijke autoriteiten", tezamen met o.a. de loco-burgemeester, die In het dage lijkse leven telegrafist is. Een te leurgesteld man is de pastoor van San Bartolomeo. Ge kunt hem vaak ongeschoren en in halve hemdsmou wen zien zitten op het kerkplein voor de pastorie met zijn oude huishoud ster, zich verkwikkend in de scha duw van opgehangen lakens. Vroe ger was hij aalmoezenier onder de emigranten in Australië. Sinds en kele jaren is hij op Stromboli en hij heeft nog maar een groot ideaal: te rug te keren naar zijn geboorte eiland Panarea, een van de andere Aeolische eilanden. Ge kunt hem be zoeken in zijn pastorie, evenals de kerk en bijna alle andere kerken in Italië keurig onderhouden en stofvrij. Wat verlegen zit hij tegenover u en weet eigenlijk niets te vertellen, maar is u zo intens dankbaar, omdat ge op een keer. toen er slechts twee vrouwen in de kerk waren, en hij aan het altaar stond zonder misdienaar, zomaar in uw toeristenkostuum de mis hebt gediend. Maar vöor dit alles zijt ge niet ge komen. Ge komt voor wat de groot ste attractie is van het rijk van wij len Aeolus. De Vulkaan een van de weinige werkende vulkanen, die Europa nog bezit. Een berg van ongeveer duizend meter hoog, die zeker fTrie"kw"' van het eiland beslaat, s Nachts, als het doodstil is kunt ge hem horen donderen en als ge toevallig een nacht buiten doorbrengt ziet ge rond de krater een rode gloed hangen als van een geweldige brand. De Stromboli moet ge 's avonds gaan beklim men. Het kost u veel moeite en drie uur. Ge komt aan op de top en op enkele honderden meters afs'a"d schuin beneden u liggen de twee kra ters. Reusachtige walmende vuren, kolkende vlammen vullen de gaten en ongeveer elke twintig minuten spuit er een.grote vuurkolom hon derden meters omhoog, een fascine rend vuurwerk, dat u boeit door zijn grootsheid en zijn regelmaat. Na el ke uitbarsting voert de wind u de adembenemende zwaveldamp toe. Het is alsof iemand een ontzaggelij ke lucifer heeft aangestoken en de walm naar u toe blaast. Een beklem mende sfeer hangt rond de kraters Ge kijkt de hel in. Zou Dante niet ook in een vulkaan gekeken heb ben, zoals gij nu doet. voor hij ons de verschrikkingen van de hellecir kels beschreef? Veel en ver zult ge misschien nog reizen, maar wanneer zult ge weer dit grootse schouwspel beleven van een losgeslagen schep ping, een elementaire kracht, die de ingewanden van deze goede aarde gloeiend heet het luchtruim inslm- gert? Ge voelt u klein en nietig en blijft steeds kijken, aangetrokken door de geheimzinnige kracht van dit gigantische en bovenmenselijke De ontmoeting met deze ontemba- re machten stemt tot diep zwijgen en voortdurend beschouwen. Als er geen gidsen waren, voor wie de spu wende krater slechts een stuk van het dagelijks leven is, dan zoudt ge wellicht de tijd vergeten en alleen nooit meer de weg terug vinden door het diepe rulle lavazand zwart als het beroemde zwarte strand van dit eiland. Hebt ge Stromboli eenmaal aan schouwd, dan is het tijd om u los té maken van dit stille vulkaaneiland, waar eigenlijk nooit iets gebeurt en waar ge zelf maar gekeken hebt, ge luisterd en meegevoeld en niets ge daan. De felle zomerhitte en de hete Zuidelijke wind, de scirocco, doden alle activiteit en laten u lijden aan de „stanchezza", de vermoeidheid, die alles vervult. Als de monotonie u gaat belagen, gaat dan weer heen en hebt ge nog tijd en geld. reist dan verder met de boot naar de andere eilanden, naar Lipari. Panarea, Salina en als apotheose Sicilië, waar gè weer in de wereld komt, die echter de Uwe nog niet is. Vergeet vooral niet Pa lermo, aan de Gouden Schelp, de schoonste stad van Trinacria, het driehoekseiland, zoals Sicilië ook wel heet. Maar dit alles vormt weer een ander verhaal. J. H. M. Verdegaal Het fenomeen van de grote wereldtentoonstellingen is niet van vandaag of gisteren, maar ook niet zo oud dat het klimaat, waarin het geboren werd ons volko men vreemd zou zijn. Hoe verwant immers is de idee niet aan boekjes die tot titel dragen „Kennis is macht" of „Weten is kunnen". Het is de rationalistische ideo logie van de vorige eeuw, die wetenschap en techniek zag en van daaruit stimuleerde tot exposities, die voor hun tijd even gedurfd als eenzijdig waren. Iedere coöperatie heette in die dagen „De Vooruitgang" of „De Tijdgeest" en het leek of de mensheid de grenzen om haar stoffelijke welvaart voorgoed doorbroken had met wetenschappelijk uitgekiende machines en een rationeel opgezette industrie massa-produktie. Dat niet alleen de produkten tot massa werden maar ook het grootste deel van de producenten was de inhoud van latere ontdekkingen. Dat alleen de menselijke mogelijkheden vergroot waren, maar daaraan nog richting moet worden gegeven, willen zij het menselijk welvaren in de breedste en diepste zin dienen, werd nog langzamer tot gemeengoed. Maar nu in 1957 is er wel iets veranderd ook als het gaat om een uitstalling van menselijk vernuft en menselijk kunnen. Naast 't thema, dat de mens naar meer macht streeft, staat dat van de drang naar meer schoonheid en meer hoop en liefde. En dat leidt als vanzelf naar het besef dat alle streven matigt en in evenwicht brengt: ,,De aarde weet dat zij één is, dat al haar bewoners eenzelfde lotsbestemming hebben". Vanuit deze gedachten werd dan ook Brussel 1958 ge componeerd; niet alleen meer manifestaties van menselijk vernuft en constructief vermogen. Zeker elke expositie is in dit opzicht een prachtig experimenteer-terrein. De archi tectuur pleegt op een tentoonstelling gedurfder te zijn dan daarbuiten. Capriolen zijn nu eenmaal uitstekend als zV maar van voorbijgaande aard zijn. En overdrijven is daar om een woord, dat buiten het vocabulaire van een expositie wordt gehouden, maar de dartele lust aan techniek is be slist niet de enige manifestatie van de „homo ludens" OP het Brusselse Heizelterrein en het park van Laeken. De kunst en de internationale samenwerking zullen er even sterk aan bod komen als de waterbouwkunde, aardolie winning of de tabakscultures. Blijft slechts de vraag of Brussel 1958 erin slagen zal de band tussen de prestaties van de spelende mens voelbaar te maken. Zullen de sociale en spirituele elementen de synthese kunnen bieden, de uit eenlopende gegevens ordenen onder een groots perspectief Of zal hun hogere orde verdwijnen achter de gevels van paviljoen nummer zoveel en nummer zoveel? Dat is een vraag, die voor de toekomst van het wereldtentoonstellings- bedrijf van beslissende betekenis kan korden. F.en van de bouwkundige capriolen voor Brussel 1958: pavil joen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 6