j Fosthume publicaties en biografieën domineren de Engelse boekenmarkt ENTJ GELUIDEN MARCEL MATTHIJS en Londens literair journaal de schrijver van m-x 7/ ■I „Utopia' een staalkaart van exotische klanken ZATERDAG 22 JUNI 1957 VB - J vk'j I '&A. STOFFEERDER EN BURGEMEESTER Kort voor de tweede wereldoorlog vierde Charlotte Kohier triomfen met de voordracht van een oorspronkelijke Vlaamse novelle „Filo- meentje''. Talloze malen heeft zij dit boeiende en knappe verhaal over een ietwat geëxalteerd meisje voorgedragen, en overal maakte het diepe indruk. De naam van de schrijver, Marcel Matthijs, was binnen een paar we ken beroemd. Maar deze snelle roem is hem eiuk- kig niet naar het hoofd ge stegen. Hij heeft, heel be scheiden en onopvallend, een der voordrachten bij gewoond en hij was vól bewondering voor de Ne derlandse kunstenaresse. „Het was prachtig", zegt hij,als hij nu de herinne ring eraan oproept. „Ik weet zeker, dat het onmo gelijk beter zou kunnen". De volgende morgen is Marcel Matthijs naar zijn dorpje in Vlaanderen te ruggekeerd en is hij weer aan zijn dagelijkse werk gegaan: het stofferen van meubelen. Zijn dorpje, Oedelem, ligt onder de rook van Brugge. We ontmoeten er de schrijver in zijn win kel, waar hij bezig is een stoel te overtrekken. Hij is een forsgebouwde man met een grijzende kuif en zeer levendige ogen. Hij spreekt, met zekere overtuiging, die echter niets opdringerigs heeft. Optimistisch is de levensvisie van Marcel Matthijs niet, dat be wijst bijvoorbeeld zijn beklem mende kleine roman „Wie kan dat begrijpen?" Maar hij blijft geloven in de kracht van de lief de. En ook deze avond, na af scheid van ons te hebben geno men, zal hij naar zijn stilJe kamer boven de werkplaats gaan, om daar zijn verbeelding van het leven van gewone mensen, met hun geluk en leed, hun liefde en haat, aan het papier toe 'te ver trouwen. TJ1 R WORDT NOGAL gemopperd in Blooms* bury, van ouds het centrum van de Londense uitgeverswereld. „Waar blijven de veelbelovende jonge schrijvers?" vragen de directies en de manu script-lezers, op zoek naar een nieuw talent. Al klagen sommige uitgevers misschien erg gauw over het gebrek aan best-sellers, het is zeker waar dat vooral in de katholieke uitgeverij in Engeland maar heel weinig nieuwe auteurs naar voren komen. Het gevolg hiervan is dat vertalin gen, herdrukken en publikaties van manuscripten van oudere reeds gestorven schrijvers de boeken markt overheersen. Onder de laatsteneemt uiter aard de figuur van Newman, die 'het christelijk denken van onze eeuw zo sterk bevrucht, een belangrijke plaats in. Daarnaast blijven ook de biografieën nog steeds best-sellers in Engeland. Jen~ H. UIT HET RIJKE CULTURELE LEVEN Leiden Shakespeare Leiden wordt volgende week „Engels". Op een Cambridge-tentoonstelling zullen de bezoekers kun nen rondwandelen op een typische „Court"J van een College, er zal een schil derachtige pub zijn waar men een glas ale kan drin ken zelfs op uren waarop men aan de overzijde van het Kanaal de pubs al lang en breed gesloten heeft, er zullen sportwedstrijden zijn tussen studenten uit Cambridge en Leiden en dit alles vormt, met andere evenementen, de „Cam- bridge-Week" die van 24 tot 29 juni in de sleutelstad wordt gehouden. Tot de andere evenementen be hoort een opvoering van Shakespeare's „As you like it" door de Marlowe- Society, een studenten toneelgroep uit Cambridge, op 25 juni in de Leidse Stadsschouwburg. En in verband hiermee exposeert de Leidse Lakenhal tot 7 juli alles wat er betreffen de Shakespeare te expose ren valt. Althans voorzover in foto's, reprodukties, boeken en maquettes de historie van de Shakespeare-interpreta- tie voor de hedendaagse toneelliefhebber in het ge heugen kan worden geroe pen. De keuze van het ge- exposeerde fotomateriaal is voortreffelijk. Van alles is er wat, vanaf de Elisa- bethaanse Shakespeare- conventie in de ton-achtige openluchtschouwburgen van die dagen tot de laat ste Shakespeare-snufjes van Sielgud en Olivier. Er is een, maquette waar men het kakelbonte Elisa- bethaanse theater in mi niatuur zien kan, al ont breken uiteraard de si naasappelschillende hand werkslieden, passagierende zeelui, soldaten, oudgedien den, wasvrouwen enz. die zich volgens de catalogus inleiding voor één penny met een staanplaats tevre den pleegden te stellen. Wie zich dit bonte pu bliek voorstelt kan zich indenken waarom Shake speare's Richard III ge volgd pleegde te worden door een klucht als „The devil to pay" of ,My grand mother". Reproducties naar oude affiches geven de ten toonstellingsbezoeker hier omtrent zekerheid. Verder wandelend ziet hij alle grootheden die het Brits toneel gedurende drie eeuwen kende, Samuel Phelps, Henry Irving, El len Terry, Herbert Beer- bohm Tree (onder wiens regie de 19e eeuwse tra ditie van weelderige Sha- i Model van een Elisabethaans theater. Een maquette van tentoonstelling in Leiden. kespeare-vertoningen een hoogtepunt bereikten), Gordon Craig, Granville Baker, en al de stars van de huidige periode. Zeer interessant is de prent „In the theatre" door Alfred Bryan, waarbij in de zaal de Prins van Wales, Glad stone, Swinburne, Kardi naal Manning, Trollope en andere beroemdheden het spel van Henry Irving als Hamlet volgen. Behalve de unieke fotocol lectie heeft The British Council, die de expositie Richard Southern op de samenstelde, ook een aan tal boeken over Shakes peare tentoongesteld, een klein gedeelte overigens van de onoverzienlijke berg Shakespeare-lectuur die Groot-Brittannië in drie eeuwen heeft verzwol gen. ten en zich in een tijdsbestek van twaalf uur afspeelt in de eerste trapzaal van de Halletoren te Brugge. „Is het een historische roman?" vragen we. „Maar neen! Voor mij geen histo riegeen vreemde landen. Het leven is hier en nu even interessant als wanneer en waar ook. Het gaat niet om de exotische tint, maar om de geest. De mens is overal dezelfde, en nimmer is het de rede, die rich ting geeft aan het lot, maar altijd het hart!" Marcel Matthijs voelt niets voor romankunst, die meer van een essay heeft. „De zogenaamde problemen roman van tegenwoordig lijkt me een modeverschijnsel, dat wordt over schat uit pseudointellectuele over wegingen. Het eeuwige probleem is en blijft volgens mij: hoe en waarom leef ik. En, daér bezin ik mij op, als ik schrijf." B N JOHN HENRY NEWMAN'S Auto biographical Writings (Sheed and Ward, 18 sh.) heeft de intussen ook overleden Father Henry Tristram bij eengebracht al de biografische aante keningen en geschriften die in zijn ka mer in het Oratorium in Birmingham na zijn dood werden aangetroffen. Zij variëren van korte krabbels gemaakt als schooljongen, dagboek-aantekenin gen geschreven als jong student in Ox ford in het Latijn „opdat de knechts van Trinity College ze niet zouden kunnen lezen" tot een uitvoerig memorandum over zijn werk voor de katholieke universiteit van Dublin. Het is zeker waar dat ook in deze intieme Aantekeningen van deze grote mens 't beeld naar voren treedt van de stren ge, ernstige, diep-vrome christen zo als dit ook tot ons spreekt in zijn pre ken. Maar daarnaast bevat het boek talrijke bemoedigende passages, wan neer het ons Newman laat zien in zijn worsteling voor concentratie in het gebed, wat steeds moeilijker voor hem wordt naarmate hij ouder begint te worden, zodat hij zich meer en meer gaat verbazen, zoals hij schrijft, over een oude heilige als een Philippus Ne- rius. Verschillende gedeelten van dit autobiografisch materiaal zijn reeds eerder gepubliceerd in Anne Mozley's Letters and Correspondence of J. H- Newman en in Ward's Life of J. H. Cardinal Newman, maar hierin heeft Victoriaanse gereserveerdheid of ondergeschiktheid van het citaat aan de opbouw van de levensbeschrijving dikwijls gaafheid en directheid van de tekst aangetast. Naast deze waardevolle publikatie voor het verkregen van een volledig levensbeeld van Newman, is onlangs ook verschenen een collectie van Ca tholic Sermons of Cardinal Newman (Burns and Oates, 10 s. 6 d.). Dit zijn negen door Newman na zijn overgang naar Rome met de hand geschreven preken die nog niet gepubliceerd wa ren. Daarnaast bestaan er nog een 140- tal onuitgegeven preken van New man die door anderen tijdens het uit spreken zijn opgeschreven en in som- De familie Matthijs is oorspronke lijk van Breskens in Zeeland, maar sjj heeft zich reeds in 1652 in Oedelem Bevestigd. Sindsdien heeft zij er een vooraanstaande rol gespeeld. Menige Matthijs heeft er als schepene of bur gemeester grote invloed uitgeoefend, en ook Marcel heeft aan het hoofd van de gemeente gestaan. In Vlaan deren (waar hjj door de bevolking Bekozen wordt) is het ambt van dorpsburgemeester een bijfunctie, dus overdag bleef Matthijs werken 'n zijn stoffeerderij, 's avonds be hartigde hij de belangen van de ge beente, en daarna wijdde hij zich n°B een paar uur aan de literatuur. Want dat slaat hjj geen enkele dag "Ver het is een levensbehoefte voor hem, „zoals voor de dronkaards de dagelijkse borrel". Hij vindt het sehrjjven een moeilijk vak, maar te- Beljjk toch ook zo onweerstaanbaar 'eerljjk, dat hjj het niet zou kunnen 'aten. Hoe hij er toe gekomen is? Hij ,®eft de weg naar de literatuur he rbaal zelf moeten ontdekken, zon- de voorsprong van een goede cnoolopleiding. „Mijn vader was een deine zelfstandige en er waren bij bs thuis negen kinderen; na de la- ,ei'c schooi moest ik dus direct aan slag. Nauwelijks was ik twaalf /b of ik ging naar Brussel om me het vak van garneerder te be- amen. Het was rijkelijk jong, maar det heeft d„nen te staan. En het rondkijken in K - '«ca me vroeg geleerd, op eigen Ploi wereld heeft, geloof ik, de ont- °ming van mijn natuurlijke aanleg °gelijk gemaakt." Marcel was van jongsaf een ijverig lezer. „Toen ik veertien was," vertelt hij, „had ik al een sterk vermoeden van wat literatuur was. Ik las bijv. Vondel.... op mijn eigen houtje, zonder dat iemand hem had ingeleid. En natuurlijk las ik de „tachtigers" en Engelse en Franse boeken, en Duitse ook wel. Ik heb dus veel over de grenzen gekeken maar naar mijn gevoel tóch nog te weinig. „Ja, ik ben geheel en al een auto didact. Toen ik zestien of zeventien was, probeerde ik al een verhaaltje te schrijven. Natuurlijk erg gebrekkig en krom van taal, maar ik geloof dat ik er iets van mezelf in gaf. Als oefe ning waren deze verhaaltjes heel nuttig, want ik heb hard moeten wer ken om mijn stijl en Nederlands te verbeteren." In 1926' de schrijver was 27 verscheen „De doodslag", dat hier niet werd opgemerkt. Dit was wel het geval met „De ruitentikker" en meer nog in 1936 met de wrange, aangrijpende korte roman „Doppen", die trouwens door een Nederlandse uitgeverij werd gepubliceerd. (Het „doppen" was het beruchte „stempe len" der werklozen in de crisistijd). Filomecntje In 1938 verscheen „Het spook op z&der", het verhaal over Filomeentje. Het verwierf de letterkundige prijs van West-Vlaanderen en werd in het Frans en Duits vertaald. Daarna pu bliceerde Marcel Matthijs nog een aantal romans en verhalen. En iedere dag weer trekt hij zich na zijn werk terug, om voort te schrijven aan zijn verhalen. Op het ogenblik werkt hij aan een lijvige roman> die „Onder de toren" zal he- Op nog meer consequente uiijze dan in Messiaen's werk „Trois Liturgies" (waarover wij onlangs schreven) is in „Utopia" baan gebroken voor een nieuw instrumentarium. En het merkwaardige is dat deze muziek ontstaan is in het hart je vanAmsterdam. We vonden daar enige tijd geleden een even zeldzame als rijke collectie van exotische instrumenten bij een muzikant van de radio, Willy Lange- straat genaamd, een van die all-round muzikantennaturen waarin een onblusbaar vuur smeult om zich met nieuwe, ongekende klanken te voeden en daardoor zijn eigen bestaan en klankentvereld voortdurend levend te houden. Weinig muzikanten zijn er heden ten dage die nog zulk een ontvankelijkheid en liefde voor het wonder der toonkunst aan de dag leggen, versuft als zij zijn en uitgedoofd door routine of sleur. Willy Langestraat verza melde in de loop van de jaren instrumenten van Oost en West, Zuid en Noord van onze aardbol. Nu eens stak een missionaris hem een bereidwillige hand toe op zijn onderzoekings tochten, dan weer liet hij zich, drentelend langs Am sterdams grachten door een antiquair verleiden om daar een zeldzaam geworden exemplaar aan te schaffen. Een enkele maal bracht een collectie als van wijlen dr. W. Mengelberg hem in het bezit van een mooie basset hoorn. Op deze wijze verwierf de heer Langestraat een verzameling van de meest uiteenlopende en hier onbekende instrumenten waaronder die uit Afrika's binnenlanden en uit Ja vaanse kampongs het me rendeel vormden. De belangrijkheid hier van wordt nog verhoogd door het feit dat ze bijna alle in bespeelbare toe stand zjjn en niet in staat van verpulvering of minstens van verval waarin de meeste museumexempla ren verkeren. Deze bespeel baarheid werd duidelijk toen deze muzikant-collec tioneur verscheidene instru menten ter hand nam en daaruit de meest vreemd soortige geluiden te voor schijn toverde. Het waren niet alleen de bassethoorns, Arabische dubbel-klarinet- ten, antieke en exotische trompetten, blokfluiten en fagotten, die hier tot klin ken werden gebracht Langestraat bespeelde ze alle alsof hij dagelijks met hen omgang had: hij roerde ook de vele soorten van trommen met een heel gamma van stokken: van ivoor, van ebbenhout, en de kop omkleed met een varië teit van viltsoorten of an dere stoffen. Hij haalde van de muur een machtige oli fantstand. sierlijk gebogen en bewerkt tot een Kongo lese hoorn en blies er op dat horen en zien verging...- De grote instrumentkun- digen Van Hornborstel en Kurt Sachs zouden hier een nóg rijker instrumentari um hebben ontdekt in de dagen toen zij de instru menten in vier groepen: in chordofanen, idiofanen, membranofanen en aero- fanen verdeelden. Zij zouden dan bovendien een instrumentarium ten leven zien gewekt in een eigen compositie van Lan gestraat, die onder het pseudoniem van Laguestra een grammofoonopname bij Telefunken deed verschij nen. Want deze muzikant werd door zijn collectie van exo tische instrumenten gebio logeerd als door levende wezens rond hem. Voor hem waren deze instrumenten die rond zijn huistafel en zijn bed staan gerangschikt geen zielloze curiosa: zij fluisteren hem een taal toe zoals zijn kinderen zelf doen, en zij nodigen hem voortdurend uit tot een sa menspraak. Deze samenspraak heeft tot een compositie aanlei ding gegeven die zich onder de naam van „U t o p i a" aan de gemeenschap voor stelt. Het mag als een com pendium van zeer wellui dende klank gelden, een staalkaart van veel wat er leeft in de schaduwen van oerwouden en woestijnen. Deze primitieve klanken vermengde de auteur op be scheiden wijze met die van ons westers instrumentari um en dit met zulk een be grip van beider klanken- aard dat een zeer acceptabel „gemengd-huwelijk" van blank en zwart tot stand is gekomen. Het was vóór alles zijn intentie om dit instrumen tarium zijn maximum klankrijkdom te verlenen en minder om hier een com positie te scheppen vol gens de strenge en gecom pliceerde codex der symfo nische muziek onzer Avond landen. Een dubbelzijdige Long Play van Telefunken (nr. TW-30103) ontsluit in een perfecte weergave een weids klankgebied, vanaf geschraapte tanden op een kalabas, de Antilliaanse en Zuidamerikaanse g u i r o tot de b e n d i r, een Noord- afrikaanse tambourijn; van de a r g h u 1, een Arabische dubbelklarinet tot 't Egyp tisch tystrum (rammel instrument); van spleet- trommen tot Indiaanse bel len; van de en nega (een harpsoort) tot de (mara- ca (ratelsoort) welke even eens door Messiaen in voor noemde compositie werd aangewend. Men betreedt hier een Utopia, een wonderland, waarvan de wonderlijkste hoedanigheid is dat ze tot realiteit werd gekristalli seerd. MARIUS MONNIKENDAM migc gevallen daarna door Newman zijn gecorrigeerd. Deze serie opent met de eerste preek die Newman hield in de kathedraal van Birmingham in januari 1848. Dit was niet de eerste preek na zijn priesterwijding. Tevoren had hij ai gepreekt in Rome voor de Engels-sprekende studenten van het college van de Propaganda. De col lectie wordt besloten met de preek die hij gehouden heeft bij de opening van het seminarie te Olton in 1873. Inte ressant in deze verzameling is vooral ook Newman's visie op de rol van Maria zoals die in het Evangelie wordt getekend. I Je GELEERDE, de ordestichteres en de heilige vormen het onder werp van een drietal uitstekende bio grafieën die In dit boekenseizoen ver schenen zijn. In deze kolommen is reeds maanden voor de publikatie uit voerig geschreven over de officiële levensbeschrijving van Belloc naar aanleiding van een interview met de biograaf Robert Speaight. Een uitvoe rige bespreking is hierom overbodig. Hier dient alleen nog toegevoegd te worden dat Robert Speaight The Life of Hilaire Belloc (Hollis and Carter, 30 sh.) in een uitermate boeiende stijl geschreven heeft, zoals van deze ge voelvolle toneelspeler en auteur ver wacht kon worden. Het is echter enigszins teleurstellend dat Speaight niet meer plaats in zijn boek heeft ge reserveerd voor Belloc als schrijver van een lucide en gespierd proza. Ro bert Speaight zou hiervoor de bij uit stek geschikte literaire criticus zijn geweest. Waarschijnlijk vondemde uit gevers een boek van 552 pagina's al omvangrijk genoeg als zij het voor een redelijke prijs op de boekenmarkt wilden brengen. The Case of Cornelia Connelly (Col lins, 16 s.) van Juliana Wadham is weer een boek over een zuster. Het behoort echter niet tot de categorie mode-boeken over religieuzen, die hun heengaan uit het klooster trachten te verklaren maar hierin als regel in het geheel niet of slechts matig slagen. Dit boek is een biografie van een die blééf, en stichteres werd van een reli gieuze orde. Een gedeelte van dit won derlijke Teven hoorde ik voorlezen tij dens het souper in de gastvrije Be- nedicter-abdij van Downside, en was hierdoor onmiddellijk zo gefascineerd dat ik dadelijk een bestelkaart weg stuurde. Het is een allerwonderlijkst leven van een getrouwde vrouw, de gelukkige moeder van vijf kinderen, Haar man Pierce was dominee in Phi ladelphia, waar hij later katholiek werd. Zijn vrouw volgde hem, tegen haar wil bij zijn overgang naar Rome. Wanneer haar man priester wil wor den gaat Cornelia in het klooster. De rollen zijn daarna precies omgekeerd: de eerst zo vurige convertiet Pierce blijkt alleen maar gedreven te zijn door eerzucht het was zijn grote ambitie een soort „Éminence Grise" te Studeerlessenaar van kardinaal Newman in de Oratory te Birmingham Pamela Frankau zijn terwijl onder de zichtbare werking van Gods genade de onwil lige bekeerlinge Cornelia uitgroeit tot een heilige en stichteres van de be kende orde, the Society of thé Holy Child Jesus, die zich verspreidde over heel Engeland en Amerika. Met onver zettelijke energie en toewijding intro duceerde zij haar nieuwe onderwijs- en opvoedingsmethode. Cornelia Con nelly kwam in de belangstelling van het grote publiek, toen Pierce Connelly van zijn geloof afviel en eiste dat ook Cornelia het klooster weer zou verla ten. Cornelia weigerde en in het proces dat door Pierce tegen haar werd aan hangig gemaakt besliste de rechter ten gunste van Cornelia. Het is een fasci nerend boek met een interessante ach tergrond-tekening van een uiterst on gewoon leven. Vermelding dient ook gemaakt te worden van een nieuwe biografie over Thomas More, wiens aantrekkelijke persoonlijkheid steeds weer nieuwe levensbeschrijvers weet te bekoren. Deze recente biografie, getiteld „The Story of Thomas More" (Collins, 1956, 16 sh.) is van de Amerikaan John Far row. Zijn schildering van de heilige kanselier en humanist wil niet de pre tentie hebben van een wetenschappe lijke biografie als die van R. W. Cham bers. John Farrow, die ook in ons land reeds bekend is als schrijver van het interessante boek over Pater Damiaan, en als film-regisseur van „Two years before the Mast", is er ook in dit boek in geslaagd in een vlot geschre ven stijl het beeld op te roepen van deze ook voor onze eeuw zo sprekende figuur. Voor de liefhebbers van Memoires is zeer interessant het boek van de En gelse diplomaat Sir Alec Randall, die in zijn Vatican Assignment (Heine- mann, 21 sh.) een boeiend beeld schetst van vijf jaren diplomatieke activiteit in het Vaticaan sinds het herstel van de Britse Legatie in 1925. Sir Randall's ontmoetingen met allerlei bekende persoonlijkheden in Rome verhogen nog de aantrekkelijkheid van dit boek, Douglas Hyde, de vroegere commu nist en thans ook medewerker aan de Maasbode, vertelde mij, dat hij spoe dig zijn biografie over William Morris hoopt te beëindigen. „Ik wil laten zien dat de communisten de grote versatie- le kunstenaar William Moris niet al leen voor zich mogen opeiser*8 Er zijn bijzondere uitschietende hoogtepunten in de romanliteratuur van de laatste maanden. Een goed ge schreven boek Is Pamela Frankau's nieuwe roman The Bridge (Heinemann 16 sh.). De hoofdpersoon Neilson ziet in dit neuwe boek van deze conver- tlete zijn hele leven aan zich voorbij trekken terwql hij over de brug wan delt die hem van het heden in het hiernamaals brengt. Dit procédé, een van de vele die dooi onze huidige ro manciers gezocht worden oen een nieuw uitgangspunt te vinden, maakt deze overigens goed geschreven en pakkende roman enigszins artificieel. Voor de lezers die iets willen begrijpen van het mvsterieuze oosten en van India in het bijzonder, geeft Hallam Tennyson in The Dark Goddess (Valen tine, Mitchell, 13 sh. 6 d.) een interes sante sociale en psychologische studie van de jonge idealistische Engelse, Joan Raydon, die ais maatschappelijk werkster in Calcutta zich geconfron teerd ziet zowel met de inerte bureau cratie als met de intriges van de com munisten tegen de achtergrond van de religieuze mystiek van de oosterling.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 7