j
Fosthume publicaties en biografieën
domineren de Engelse boekenmarkt
ENTJ
GELUIDEN
MARCEL MATTHIJS
en
Londens literair journaal
de schrijver van
m-x
7/
■I
„Utopia'
een staalkaart van
exotische klanken
ZATERDAG 22 JUNI 1957
VB
- J vk'j I
'&A.
STOFFEERDER EN BURGEMEESTER
Kort voor de tweede wereldoorlog vierde Charlotte Kohier triomfen
met de voordracht van een oorspronkelijke Vlaamse novelle „Filo-
meentje''. Talloze malen heeft zij dit boeiende en knappe verhaal over
een ietwat geëxalteerd
meisje voorgedragen, en
overal maakte het diepe
indruk. De naam van de
schrijver, Marcel Matthijs,
was binnen een paar we
ken beroemd. Maar deze
snelle roem is hem eiuk-
kig niet naar het hoofd ge
stegen. Hij heeft, heel be
scheiden en onopvallend,
een der voordrachten bij
gewoond en hij was vól
bewondering voor de Ne
derlandse kunstenaresse.
„Het was prachtig", zegt
hij,als hij nu de herinne
ring eraan oproept. „Ik
weet zeker, dat het onmo
gelijk beter zou kunnen".
De volgende morgen is
Marcel Matthijs naar zijn
dorpje in Vlaanderen te
ruggekeerd en is hij weer
aan zijn dagelijkse werk
gegaan: het stofferen van
meubelen.
Zijn dorpje, Oedelem, ligt
onder de rook van Brugge. We ontmoeten er de schrijver in zijn win
kel, waar hij bezig is een stoel te overtrekken. Hij is een forsgebouwde
man met een grijzende kuif en zeer levendige ogen. Hij spreekt, met
zekere overtuiging, die echter niets opdringerigs heeft.
Optimistisch is de levensvisie
van Marcel Matthijs niet, dat be
wijst bijvoorbeeld zijn beklem
mende kleine roman „Wie kan
dat begrijpen?" Maar hij blijft
geloven in de kracht van de lief
de. En ook deze avond, na af
scheid van ons te hebben geno
men, zal hij naar zijn stilJe kamer
boven de werkplaats gaan, om
daar zijn verbeelding van het
leven van gewone mensen, met
hun geluk en leed, hun liefde en
haat, aan het papier toe 'te ver
trouwen.
TJ1 R WORDT NOGAL gemopperd in Blooms*
bury, van ouds het centrum van de Londense
uitgeverswereld. „Waar blijven de veelbelovende
jonge schrijvers?" vragen de directies en de manu
script-lezers, op zoek naar een nieuw talent. Al
klagen sommige uitgevers misschien erg gauw
over het gebrek aan best-sellers, het is zeker
waar dat vooral in de katholieke uitgeverij in
Engeland maar heel weinig nieuwe auteurs naar
voren komen. Het gevolg hiervan is dat vertalin
gen, herdrukken en publikaties van manuscripten
van oudere reeds gestorven schrijvers de boeken
markt overheersen. Onder de laatsteneemt uiter
aard de figuur van Newman, die 'het christelijk
denken van onze eeuw zo sterk bevrucht, een
belangrijke plaats in. Daarnaast blijven ook de
biografieën nog steeds best-sellers in Engeland.
Jen~
H.
UIT HET RIJKE CULTURELE LEVEN
Leiden
Shakespeare
Leiden wordt volgende
week „Engels". Op een
Cambridge-tentoonstelling
zullen de bezoekers kun
nen rondwandelen op een
typische „Court"J van een
College, er zal een schil
derachtige pub zijn waar
men een glas ale kan drin
ken zelfs op uren waarop
men aan de overzijde van
het Kanaal de pubs al lang
en breed gesloten heeft,
er zullen sportwedstrijden
zijn tussen studenten uit
Cambridge en Leiden en
dit alles vormt, met andere
evenementen, de „Cam-
bridge-Week" die van 24
tot 29 juni in de sleutelstad
wordt gehouden. Tot de
andere evenementen be
hoort een opvoering van
Shakespeare's „As you like
it" door de Marlowe-
Society, een studenten
toneelgroep uit Cambridge,
op 25 juni in de Leidse
Stadsschouwburg. En in
verband hiermee exposeert
de Leidse Lakenhal tot 7
juli alles wat er betreffen
de Shakespeare te expose
ren valt.
Althans voorzover in foto's,
reprodukties, boeken en
maquettes de historie van
de Shakespeare-interpreta-
tie voor de hedendaagse
toneelliefhebber in het ge
heugen kan worden geroe
pen. De keuze van het ge-
exposeerde fotomateriaal is
voortreffelijk. Van alles is
er wat, vanaf de Elisa-
bethaanse Shakespeare-
conventie in de ton-achtige
openluchtschouwburgen
van die dagen tot de laat
ste Shakespeare-snufjes
van Sielgud en Olivier.
Er is een, maquette waar
men het kakelbonte Elisa-
bethaanse theater in mi
niatuur zien kan, al ont
breken uiteraard de si
naasappelschillende hand
werkslieden, passagierende
zeelui, soldaten, oudgedien
den, wasvrouwen enz. die
zich volgens de catalogus
inleiding voor één penny
met een staanplaats tevre
den pleegden te stellen.
Wie zich dit bonte pu
bliek voorstelt kan zich
indenken waarom Shake
speare's Richard III ge
volgd pleegde te worden
door een klucht als „The
devil to pay" of ,My grand
mother". Reproducties naar
oude affiches geven de ten
toonstellingsbezoeker hier
omtrent zekerheid.
Verder wandelend ziet hij
alle grootheden die het
Brits toneel gedurende drie
eeuwen kende, Samuel
Phelps, Henry Irving, El
len Terry, Herbert Beer-
bohm Tree (onder wiens
regie de 19e eeuwse tra
ditie van weelderige Sha-
i
Model van een Elisabethaans theater. Een maquette van
tentoonstelling in Leiden.
kespeare-vertoningen een
hoogtepunt bereikten),
Gordon Craig, Granville
Baker, en al de stars van
de huidige periode. Zeer
interessant is de prent „In
the theatre" door Alfred
Bryan, waarbij in de zaal
de Prins van Wales, Glad
stone, Swinburne, Kardi
naal Manning, Trollope en
andere beroemdheden het
spel van Henry Irving als
Hamlet volgen.
Behalve de unieke fotocol
lectie heeft The British
Council, die de expositie
Richard Southern op de
samenstelde, ook een aan
tal boeken over Shakes
peare tentoongesteld, een
klein gedeelte overigens
van de onoverzienlijke
berg Shakespeare-lectuur
die Groot-Brittannië in
drie eeuwen heeft verzwol
gen.
ten en zich in een tijdsbestek van
twaalf uur afspeelt in de eerste
trapzaal van de Halletoren te Brugge.
„Is het een historische roman?"
vragen we.
„Maar neen! Voor mij geen histo
riegeen vreemde landen. Het
leven is hier en nu even interessant
als wanneer en waar ook. Het gaat
niet om de exotische tint, maar om
de geest. De mens is overal dezelfde,
en nimmer is het de rede, die rich
ting geeft aan het lot, maar altijd het
hart!"
Marcel Matthijs voelt niets voor
romankunst, die meer van een essay
heeft. „De zogenaamde problemen
roman van tegenwoordig lijkt me een
modeverschijnsel, dat wordt over
schat uit pseudointellectuele over
wegingen. Het eeuwige probleem is
en blijft volgens mij: hoe en waarom
leef ik. En, daér bezin ik mij op, als
ik schrijf."
B
N JOHN HENRY NEWMAN'S Auto
biographical Writings (Sheed and
Ward, 18 sh.) heeft de intussen ook
overleden Father Henry Tristram bij
eengebracht al de biografische aante
keningen en geschriften die in zijn ka
mer in het Oratorium in Birmingham
na zijn dood werden aangetroffen. Zij
variëren van korte krabbels gemaakt
als schooljongen, dagboek-aantekenin
gen geschreven als jong student in Ox
ford in het Latijn „opdat de knechts
van Trinity College ze niet zouden
kunnen lezen" tot een uitvoerig
memorandum over zijn werk voor de
katholieke universiteit van Dublin. Het
is zeker waar dat ook in deze intieme
Aantekeningen van deze grote mens 't
beeld naar voren treedt van de stren
ge, ernstige, diep-vrome christen zo
als dit ook tot ons spreekt in zijn pre
ken. Maar daarnaast bevat het boek
talrijke bemoedigende passages, wan
neer het ons Newman laat zien in zijn
worsteling voor concentratie in het
gebed, wat steeds moeilijker voor hem
wordt naarmate hij ouder begint te
worden, zodat hij zich meer en meer
gaat verbazen, zoals hij schrijft, over
een oude heilige als een Philippus Ne-
rius. Verschillende gedeelten van dit
autobiografisch materiaal zijn reeds
eerder gepubliceerd in Anne Mozley's
Letters and Correspondence of J. H-
Newman en in Ward's Life of J. H.
Cardinal Newman, maar hierin heeft
Victoriaanse gereserveerdheid of
ondergeschiktheid van het citaat aan
de opbouw van de levensbeschrijving
dikwijls gaafheid en directheid van de
tekst aangetast.
Naast deze waardevolle publikatie
voor het verkregen van een volledig
levensbeeld van Newman, is onlangs
ook verschenen een collectie van Ca
tholic Sermons of Cardinal Newman
(Burns and Oates, 10 s. 6 d.). Dit zijn
negen door Newman na zijn overgang
naar Rome met de hand geschreven
preken die nog niet gepubliceerd wa
ren. Daarnaast bestaan er nog een 140-
tal onuitgegeven preken van New
man die door anderen tijdens het uit
spreken zijn opgeschreven en in som-
De familie Matthijs is oorspronke
lijk van Breskens in Zeeland, maar
sjj heeft zich reeds in 1652 in Oedelem
Bevestigd. Sindsdien heeft zij er een
vooraanstaande rol gespeeld. Menige
Matthijs heeft er als schepene of bur
gemeester grote invloed uitgeoefend,
en ook Marcel heeft aan het hoofd
van de gemeente gestaan. In Vlaan
deren (waar hjj door de bevolking
Bekozen wordt) is het ambt van
dorpsburgemeester een bijfunctie,
dus overdag bleef Matthijs werken
'n zijn stoffeerderij, 's avonds be
hartigde hij de belangen van de ge
beente, en daarna wijdde hij zich
n°B een paar uur aan de literatuur.
Want dat slaat hjj geen enkele dag
"Ver het is een levensbehoefte voor
hem, „zoals voor de dronkaards de
dagelijkse borrel". Hij vindt het
sehrjjven een moeilijk vak, maar te-
Beljjk toch ook zo onweerstaanbaar
'eerljjk, dat hjj het niet zou kunnen
'aten.
Hoe hij er toe gekomen is? Hij
,®eft de weg naar de literatuur he
rbaal zelf moeten ontdekken, zon-
de voorsprong van een goede
cnoolopleiding. „Mijn vader was een
deine zelfstandige en er waren bij
bs thuis negen kinderen; na de la-
,ei'c schooi moest ik dus direct aan
slag. Nauwelijks was ik twaalf
/b of ik ging naar Brussel om me
het vak van garneerder te be-
amen. Het was rijkelijk jong, maar
det heeft
d„nen te staan. En het rondkijken in
K - '«ca me vroeg geleerd, op eigen
Ploi
wereld heeft, geloof ik, de ont-
°ming van mijn natuurlijke aanleg
°gelijk gemaakt."
Marcel was van jongsaf een ijverig
lezer. „Toen ik veertien was," vertelt
hij, „had ik al een sterk vermoeden
van wat literatuur was. Ik las bijv.
Vondel.... op mijn eigen houtje,
zonder dat iemand hem had ingeleid.
En natuurlijk las ik de „tachtigers"
en Engelse en Franse boeken, en
Duitse ook wel. Ik heb dus veel over
de grenzen gekeken maar naar
mijn gevoel tóch nog te weinig.
„Ja, ik ben geheel en al een auto
didact. Toen ik zestien of zeventien
was, probeerde ik al een verhaaltje
te schrijven. Natuurlijk erg gebrekkig
en krom van taal, maar ik geloof dat
ik er iets van mezelf in gaf. Als oefe
ning waren deze verhaaltjes heel
nuttig, want ik heb hard moeten wer
ken om mijn stijl en Nederlands te
verbeteren."
In 1926' de schrijver was 27
verscheen „De doodslag", dat hier
niet werd opgemerkt. Dit was wel
het geval met „De ruitentikker" en
meer nog in 1936 met de wrange,
aangrijpende korte roman „Doppen",
die trouwens door een Nederlandse
uitgeverij werd gepubliceerd. (Het
„doppen" was het beruchte „stempe
len" der werklozen in de crisistijd).
Filomecntje
In 1938 verscheen „Het spook op
z&der", het verhaal over Filomeentje.
Het verwierf de letterkundige prijs
van West-Vlaanderen en werd in het
Frans en Duits vertaald. Daarna pu
bliceerde Marcel Matthijs nog een
aantal romans en verhalen.
En iedere dag weer trekt hij zich
na zijn werk terug, om voort te
schrijven aan zijn verhalen. Op het
ogenblik werkt hij aan een lijvige
roman> die „Onder de toren" zal he-
Op nog meer consequente
uiijze dan in Messiaen's werk
„Trois Liturgies" (waarover
wij onlangs schreven) is in
„Utopia" baan gebroken voor
een nieuw instrumentarium. En
het merkwaardige is dat deze
muziek ontstaan is in het hart
je vanAmsterdam.
We vonden daar enige tijd
geleden een even zeldzame als
rijke collectie van exotische
instrumenten bij een muzikant
van de radio, Willy Lange-
straat genaamd, een van die
all-round muzikantennaturen
waarin een onblusbaar vuur
smeult om zich met nieuwe,
ongekende klanken te voeden
en daardoor zijn eigen bestaan
en klankentvereld voortdurend
levend te houden.
Weinig muzikanten zijn
er heden ten dage die nog
zulk een ontvankelijkheid
en liefde voor het wonder
der toonkunst aan de dag
leggen, versuft als zij zijn
en uitgedoofd door routine
of sleur.
Willy Langestraat verza
melde in de loop van de
jaren instrumenten van
Oost en West, Zuid en
Noord van onze aardbol. Nu
eens stak een missionaris
hem een bereidwillige hand
toe op zijn onderzoekings
tochten, dan weer liet hij
zich, drentelend langs Am
sterdams grachten door een
antiquair verleiden om daar
een zeldzaam geworden
exemplaar aan te schaffen.
Een enkele maal bracht een
collectie als van wijlen dr.
W. Mengelberg hem in het
bezit van een mooie basset
hoorn.
Op deze wijze verwierf
de heer Langestraat
een verzameling van de
meest uiteenlopende en hier
onbekende instrumenten
waaronder die uit Afrika's
binnenlanden en uit Ja
vaanse kampongs het me
rendeel vormden.
De belangrijkheid hier
van wordt nog verhoogd
door het feit dat ze bijna
alle in bespeelbare toe
stand zjjn en niet in
staat van verpulvering of
minstens van verval waarin
de meeste museumexempla
ren verkeren. Deze bespeel
baarheid werd duidelijk
toen deze muzikant-collec
tioneur verscheidene instru
menten ter hand nam en
daaruit de meest vreemd
soortige geluiden te voor
schijn toverde. Het waren
niet alleen de bassethoorns,
Arabische dubbel-klarinet-
ten, antieke en exotische
trompetten, blokfluiten en
fagotten, die hier tot klin
ken werden gebracht
Langestraat bespeelde ze
alle alsof hij dagelijks met
hen omgang had: hij
roerde ook de vele soorten
van trommen met een heel
gamma van stokken: van
ivoor, van ebbenhout, en de
kop omkleed met een varië
teit van viltsoorten of an
dere stoffen. Hij haalde van
de muur een machtige oli
fantstand. sierlijk gebogen
en bewerkt tot een Kongo
lese hoorn en blies er op
dat horen en zien verging...-
De grote instrumentkun-
digen Van Hornborstel en
Kurt Sachs zouden hier een
nóg rijker instrumentari
um hebben ontdekt in de
dagen toen zij de instru
menten in vier groepen: in
chordofanen, idiofanen,
membranofanen en aero-
fanen verdeelden.
Zij zouden dan bovendien
een instrumentarium ten
leven zien gewekt in een
eigen compositie van Lan
gestraat, die onder het
pseudoniem van Laguestra
een grammofoonopname bij
Telefunken deed verschij
nen.
Want deze muzikant werd
door zijn collectie van exo
tische instrumenten gebio
logeerd als door levende
wezens rond hem. Voor hem
waren deze instrumenten
die rond zijn huistafel en
zijn bed staan gerangschikt
geen zielloze curiosa: zij
fluisteren hem een taal toe
zoals zijn kinderen zelf
doen, en zij nodigen hem
voortdurend uit tot een sa
menspraak.
Deze samenspraak heeft
tot een compositie aanlei
ding gegeven die zich onder
de naam van „U t o p i a"
aan de gemeenschap voor
stelt. Het mag als een com
pendium van zeer wellui
dende klank gelden, een
staalkaart van veel wat er
leeft in de schaduwen van
oerwouden en woestijnen.
Deze primitieve klanken
vermengde de auteur op be
scheiden wijze met die van
ons westers instrumentari
um en dit met zulk een be
grip van beider klanken-
aard dat een zeer acceptabel
„gemengd-huwelijk" van
blank en zwart tot stand is
gekomen.
Het was vóór alles zijn
intentie om dit instrumen
tarium zijn maximum
klankrijkdom te verlenen
en minder om hier een com
positie te scheppen vol
gens de strenge en gecom
pliceerde codex der symfo
nische muziek onzer Avond
landen.
Een dubbelzijdige Long
Play van Telefunken
(nr. TW-30103) ontsluit in
een perfecte weergave een
weids klankgebied, vanaf
geschraapte tanden op een
kalabas, de Antilliaanse en
Zuidamerikaanse g u i r o
tot de b e n d i r, een Noord-
afrikaanse tambourijn; van
de a r g h u 1, een Arabische
dubbelklarinet tot 't Egyp
tisch tystrum (rammel
instrument); van spleet-
trommen tot Indiaanse bel
len; van de en nega (een
harpsoort) tot de (mara-
ca (ratelsoort) welke even
eens door Messiaen in voor
noemde compositie werd
aangewend.
Men betreedt hier een
Utopia, een wonderland,
waarvan de wonderlijkste
hoedanigheid is dat ze tot
realiteit werd gekristalli
seerd.
MARIUS MONNIKENDAM
migc gevallen daarna door Newman
zijn gecorrigeerd. Deze serie opent
met de eerste preek die Newman hield
in de kathedraal van Birmingham in
januari 1848. Dit was niet de eerste
preek na zijn priesterwijding. Tevoren
had hij ai gepreekt in Rome voor de
Engels-sprekende studenten van het
college van de Propaganda. De col
lectie wordt besloten met de preek die
hij gehouden heeft bij de opening van
het seminarie te Olton in 1873. Inte
ressant in deze verzameling is vooral
ook Newman's visie op de rol van
Maria zoals die in het Evangelie wordt
getekend.
I Je GELEERDE, de ordestichteres
en de heilige vormen het onder
werp van een drietal uitstekende bio
grafieën die In dit boekenseizoen ver
schenen zijn. In deze kolommen is
reeds maanden voor de publikatie uit
voerig geschreven over de officiële
levensbeschrijving van Belloc naar
aanleiding van een interview met de
biograaf Robert Speaight. Een uitvoe
rige bespreking is hierom overbodig.
Hier dient alleen nog toegevoegd te
worden dat Robert Speaight The Life
of Hilaire Belloc (Hollis and Carter,
30 sh.) in een uitermate boeiende stijl
geschreven heeft, zoals van deze ge
voelvolle toneelspeler en auteur ver
wacht kon worden. Het is echter
enigszins teleurstellend dat Speaight
niet meer plaats in zijn boek heeft ge
reserveerd voor Belloc als schrijver
van een lucide en gespierd proza. Ro
bert Speaight zou hiervoor de bij uit
stek geschikte literaire criticus zijn
geweest. Waarschijnlijk vondemde uit
gevers een boek van 552 pagina's al
omvangrijk genoeg als zij het voor een
redelijke prijs op de boekenmarkt
wilden brengen.
The Case of Cornelia Connelly (Col
lins, 16 s.) van Juliana Wadham is
weer een boek over een zuster. Het
behoort echter niet tot de categorie
mode-boeken over religieuzen, die hun
heengaan uit het klooster trachten te
verklaren maar hierin als regel in het
geheel niet of slechts matig slagen.
Dit boek is een biografie van een die
blééf, en stichteres werd van een reli
gieuze orde. Een gedeelte van dit won
derlijke Teven hoorde ik voorlezen tij
dens het souper in de gastvrije Be-
nedicter-abdij van Downside, en was
hierdoor onmiddellijk zo gefascineerd
dat ik dadelijk een bestelkaart weg
stuurde. Het is een allerwonderlijkst
leven van een getrouwde vrouw, de
gelukkige moeder van vijf kinderen,
Haar man Pierce was dominee in Phi
ladelphia, waar hij later katholiek
werd. Zijn vrouw volgde hem, tegen
haar wil bij zijn overgang naar Rome.
Wanneer haar man priester wil wor
den gaat Cornelia in het klooster. De
rollen zijn daarna precies omgekeerd:
de eerst zo vurige convertiet Pierce
blijkt alleen maar gedreven te zijn
door eerzucht het was zijn grote
ambitie een soort „Éminence Grise" te
Studeerlessenaar van kardinaal
Newman in de Oratory te
Birmingham
Pamela Frankau
zijn terwijl onder de zichtbare
werking van Gods genade de onwil
lige bekeerlinge Cornelia uitgroeit tot
een heilige en stichteres van de be
kende orde, the Society of thé Holy
Child Jesus, die zich verspreidde over
heel Engeland en Amerika. Met onver
zettelijke energie en toewijding intro
duceerde zij haar nieuwe onderwijs-
en opvoedingsmethode. Cornelia Con
nelly kwam in de belangstelling van
het grote publiek, toen Pierce Connelly
van zijn geloof afviel en eiste dat ook
Cornelia het klooster weer zou verla
ten. Cornelia weigerde en in het proces
dat door Pierce tegen haar werd aan
hangig gemaakt besliste de rechter ten
gunste van Cornelia. Het is een fasci
nerend boek met een interessante ach
tergrond-tekening van een uiterst on
gewoon leven.
Vermelding dient ook gemaakt te
worden van een nieuwe biografie over
Thomas More, wiens aantrekkelijke
persoonlijkheid steeds weer nieuwe
levensbeschrijvers weet te bekoren.
Deze recente biografie, getiteld „The
Story of Thomas More" (Collins, 1956,
16 sh.) is van de Amerikaan John Far
row. Zijn schildering van de heilige
kanselier en humanist wil niet de pre
tentie hebben van een wetenschappe
lijke biografie als die van R. W. Cham
bers. John Farrow, die ook in ons land
reeds bekend is als schrijver van het
interessante boek over Pater Damiaan,
en als film-regisseur van „Two years
before the Mast", is er ook in dit
boek in geslaagd in een vlot geschre
ven stijl het beeld op te roepen van
deze ook voor onze eeuw zo sprekende
figuur.
Voor de liefhebbers van Memoires
is zeer interessant het boek van de En
gelse diplomaat Sir Alec Randall, die
in zijn Vatican Assignment (Heine-
mann, 21 sh.) een boeiend beeld schetst
van vijf jaren diplomatieke activiteit
in het Vaticaan sinds het herstel van
de Britse Legatie in 1925. Sir Randall's
ontmoetingen met allerlei bekende
persoonlijkheden in Rome verhogen
nog de aantrekkelijkheid van dit boek,
Douglas Hyde, de vroegere commu
nist en thans ook medewerker aan de
Maasbode, vertelde mij, dat hij spoe
dig zijn biografie over William Morris
hoopt te beëindigen. „Ik wil laten zien
dat de communisten de grote versatie-
le kunstenaar William Moris niet al
leen voor zich mogen opeiser*8
Er zijn bijzondere uitschietende
hoogtepunten in de romanliteratuur
van de laatste maanden. Een goed ge
schreven boek Is Pamela Frankau's
nieuwe roman The Bridge (Heinemann
16 sh.). De hoofdpersoon Neilson ziet
in dit neuwe boek van deze conver-
tlete zijn hele leven aan zich voorbij
trekken terwql hij over de brug wan
delt die hem van het heden in het
hiernamaals brengt. Dit procédé, een
van de vele die dooi onze huidige ro
manciers gezocht worden oen een
nieuw uitgangspunt te vinden, maakt
deze overigens goed geschreven en
pakkende roman enigszins artificieel.
Voor de lezers die iets willen begrijpen
van het mvsterieuze oosten en van
India in het bijzonder, geeft Hallam
Tennyson in The Dark Goddess (Valen
tine, Mitchell, 13 sh. 6 d.) een interes
sante sociale en psychologische studie
van de jonge idealistische Engelse,
Joan Raydon, die ais maatschappelijk
werkster in Calcutta zich geconfron
teerd ziet zowel met de inerte bureau
cratie als met de intriges van de com
munisten tegen de achtergrond van de
religieuze mystiek van de oosterling.