Kruispolka en tegenslag op de „Rhenen" GROTE OEFENING - maar voor zoiets heb je zeebenen nodig! Groot gelijk99 zei de kok 9? t was maar een formaliteit99 A. b. Hr. Ms. „Rhenen", donderdag MET DE NEDERLANDSE MARINE OP NATO-MANOEUVRE Van onze speciale verslaggever Risico's Terug. Score-bord ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1957 PAGINA 5 Broodtrommels Méér dan stoffer en blik i Groot gelijk, zegt hij. 't Is maar een formaliteit. Bij mijnenvegen moet je ri sico's kunnen nemen. Het ligt aan de omstandigheden, hoe groot die risico's mogen zijn. Er zijn gevallen- waarin op korte termijn een vaarweg moet wor den vrijgemaakt. In dat geval zijn de risico's groot. Vegen in oorlogstijd is iets anders dan vegen in vredestijd, men heeft bijvoorbeeld rekening te houden met de burgerscheepvaart. Een mijnenveger aan het werk is ge vaarlijk, hij sleept een grote ka bel achter zich aan en al draagt hij dan drie zwarte bollen in top schippers, denk er om! toch is het gevaar voor ravage niet uitgesloten. Daarom is dit vegen tijdens manoeuvres in feite nog moeilijker dan in oorlogstijd. Bovendien moet de commandant alles uitvoerig rapporteren, het geen ook weer extra werk geeft. Het enige voordeel is, dat het minder gevaarlijk is, want de mijnen zijn gevuld met twée- ponds ladingen en geven, bij het ontploffen, alleen maar een klap en veel rook. Bij deze manoeuvre moet men dan ook met van alles rekening houden- en een van die dingen is de vermaledijde windkracht zeven. De „Rhenen" kost zes miljoen gulden en de sleepkabel veertigduizend gulden en het zou onverantwoord zijn, deze dure Nederlandse bezittingen aan gevaar bloot te stellen, als de noodzaak daartoe niet drin gend aanwezig was. Dat vertelt mij de commandant, als ik weer eens bij hem in de hoek ben ge told. Dat betekent duszeg ik hoopvol, y Ja, laten we er maar niet aan beginnen. We keren om. Het squadron gaat draaien en we zetten weer koers naar land. Ik kruip tegen de brugverschan- sing en tuur, met de hand boven de ogen- blij de horizon af. Co lumbus moet zich óók zo heb ben gevoeld, toen hij Amerika ontdekte. Teamgeest Vandaag wordt er dus niet geveegd; de bemanning, die het deze afgelopen week zwaar heeft gehad, kan even uitpuffen Want van het. werk aan boord van een mijnenveger kan een slampamper griezelen: ieder een heeft er zijn taak, men vormt een kleine (ongeveer veertig man sterke) ploeg, die een groot karwei moet verzet ten. De stemming onder beman ning en officieren is amicaal Teamgeest. Men moet op elkan der kunnen vertrouwen. Mij nenvegen eist de uiterste in spanning. Elke fout kan fataal zijn. Het werk is hard. Het werk moet feilloos zijn. Nie mand heeft het mij verteld, maar ik heb het vandaag be grepen. Mijnenvegen is man nenwerk. Terwijl ik, in de hut van de commandant van de -,Rhenen", luitenant ter zee 2 O.C. J. J. V. van Zuidam, nog wat bleekjes dit stukje zit te tikken, naderen w& alweer snel de kust. De „Sittard" en de „Sneek" behoe ven niet te treuren, geen aante kening op het score-bord dit maal. Dat is voor hen een mee valler. Hoewel het natuurlijk puur toeval is, rekent de be manning van elk schip het zich tot een persoonlijke eer- wan neer er een mijn wordt „gevan gen". Twaalf waren het er tij dens deze manoeuvre in totaal. Het wordt nauwkeurig bijge houden. „Wanneer we niets vin den, geeft dat zijn terugslag op de stemming aan boord," werd mij verteld. Wordt er een mijn ontdekt, dan heerst er opeens een juichstemming. Ook in dit opzicht speelt er een sportief element mee. Als de -Rhenen" voor anker gaat, blijft de bemanning aan boord. Het weer kan beter wor den en dan is er elk ogenblik een order tot opnieuw uitvaren te verwachten. Het dek wordt geschrobd; men blijft gereed voor een volgende tocht. „U kunt wachten," zegt de com mandant, „misschien gaat het morgen beter." Doch ik neem af scheid. De hemel is nog even staalblauw als vanmorgen- nét de Rivièra. Maar ik weet nu beter. Ik kèn de zee. Ik heb u nu nog over mijn avonturen kunnen vertellen, maar je moet als landrot het noodlot niet gaan tarten VIC SNIEKERS Squadron-commandant Dz. 2 O.C. J. H. Mendels op de brug. Vol spanning tuurt hij de zee af: het is aan hem, de drie schepen van ons mijncn-veeg squadron in goede banen te leiden. Mijnenvegen is mannenwerk De commandant van de „Rhenen', Itz. vl. 2 O.C. J. van Zuidam STRAKGETROKKEN als een staalblauwe baldakijn overspant de wolkenloze hemel het water van de Noordzee. Wie alleen maar naar hoven kijkt, waant zich aan de Italiaanse Riviera. Maar er is aan boord van Ilarer Majestcits mijnenveger „Rhenen" op liet ogenblik geen mens, die het in zijn hoofd haalt naar hoven te kijken, want ginds, aan de romantische blauwe horizon, spelen een paar depressies op enthousiaste manier krijgertje en van zoiets krijg je aan boord van een kleine mijnenveger, naar oud zecmans- gebruik, een behoorlijke portie mee. De „Rhenen" danst onder mijn landrotsvoeten alle variaties van de kruispolka; voor de bemanning is dat ze eng niet, maar de journalistieke gast, die even zou komen meehelpen in Nato-verband de oorlog te winnen, begint zichtbaar over volledige overgave te denken en dat is dan de juiste omschrijving. spoken. Wind- hadden ze ge zegd, toen ik aan boord stapte. Harde wind, zeiden ze, toen we eenmaal voeren en ik mag doof zijn als ik zojuist het woord storm niet hoorde mompelen. De commandant had het over wind kracht zeven en dit geluksgetal heeft mij tot dusverre nooit zwaar op de maag gelegen, maar nu wel, tezamen met het ontbijt. „Is dit normaal?" vraag ik de De zee is nog rustig. Met de Rhenenvoorop zet het squadron koers naar het geheime plekje op de Noordzeewaar mijnen moeten worden geveegd. vliegtuigen. En dat is belang rijk, want veel mijnenvelden worden per vliegtuig gelegd. Dat gaat sneller dan per schip en bovendien kan een mijnen veld op veilige wijze worden aangevuld. Indien dit door een schip wordt gedaan- loopt men de kans zelf op de „eerste zen ding" te stuiten Een vliegtuig gaat er zonder gevaar overheen. Moderne mijnen zijn ovale bom men, gelijkend op grote, meters lange broodtrommels, maar dan zonder handvat. Achterblijvers nen" is geheel van hout en alle noodzakelijke metalen onder delen zijn -,geneutraliseerd", zodat wij er weinig last van heb ben. De mijnen zullen dan ook pas ontploffen, wanneer wij voorbij zijn en de grote sleepka bel, die achter het schip aan drijvers is opgehangen, eeti eigen magnetisch veld zal op wekken, dat in theorie de ijzer massa van een „echt" schip ver vangt. De mijn kan dan geen drijvende buis met een elek trisch bediende klepel er in, die voor het lawaai zorgt. Dat weet ik nu: pas aan boord heb ik, net als alle nieuwbakken matrozen, met open mond staan luisteren naar het enthousiast vertelde verhaal, hoe, vlak vóór het vegen, een lid van de beman ning in de buis kruipt om straks, onder water, de hamer te kun nen bedienen. Dat is dan de „klopgast", zeiden de gnuiven de officieren- voordat ze hun gast schaterlachend op de schou der klopten. Zoals ik al zei, het gaat dus elektrisch Sleepkabel Omdat de deskundigen in de loop der jaren ook andere mij nen hebben uitgevonden, krij gen we met kloppen alleen de zaak niet rond. In het veld lig gen ook magnetische mijnen, die tot ontploffing komen wanneer de ijzermassa van een schip het magnetisch krachtenveld ver stoort. De romp van de „Rhe- kwaad meer en helpt hoogstens een paar passerende visjes naar de oppervlakte. Messen Er zijn nog andere soorten mijnen, de verankerde bommen, en ook daartegen heeft de -,Rhe nen" een probaat middel. Aan de sleepkabel zitten mesjes, die het ankertouw van de zich meestal enkele meters onder water bevindende mijn doorsnij den. De mijn stijgt dan naar bo ven en komt als een balletje op de golven drijven: het is voor de bemanning een klein kunstje met een geweer het onding on schadelijk te maken. En de mooie, op een egel ge lijkende mijn, waaraan wij bur gers denken als we het over mijnen hebben. De ronde bal met de stekels, bekend van zo vele plaatjes. „Praktisch uit de tijd", zeggen de experts. Boven dien moeilijk te leggen door want wie weet, of die kaarten wel volledig zijn? Na de tweede wereldoorlog kreeg men ook van die kaarten. Maar er zijn mijnenvegers ge weest, die vlak na hun werk in de grond werden geboord. De kaarten liggen nog steeds op de bodem van de zee. En er zijn vliegtuigen die, in nood verke rend- de mijnen haastig laten vallen. Op zulke ogenblikken heeft de piloot iets anders te doen dan nauwkeurig de plaats te registreren. Zekerheid heeft men dus nooit. In de afgelopen oorlog werden in totaal een half miljoen mijnen „uitgezet". Een groot deel daarvan werd nooit gevonden. Gelukkig is de Ie* vensduur van een mijn niet overdreven lang, zodat ze na verloop van tijd, een „natuur lijke dood" zullen sterven. Ha, ik voel me alweer een stuk prettiger. Wat is normaal? Als we het mijnenveld nade ren, begint het op de brug te commandant, als ik weer eens bij hem in de hoek wordt ge schoven. Hij haalt de schouders op. -,Wel een beetje wild," zegt de man met tien jaren zee-avontu ren achter zich, en zoiets geeft de burger géén moed, maar wel een beetje zelfrespect. Het is dus niet normaal? Ik wil beslist weten hoe het zit. want naar mijn gevoel zou ik hier met de hand op mijn hart het woord orkaan willen ge bruiken. Maar daar ben ik dan ook landrot voor en dat het zó erg niet is, blijkt mij wel wan neer op het ogenblik waarop ik alvast naar de reddingsboten wil kruipen, de kok naar mij toe komt en daarboven op de dei nende brug beleefd, gelijk een kelner op een terrasje, vraagt: ,-een kopje koffie, mijnheer?" Met uw permissie, lezer, ik weiger. Ik ben dol op koffie, maar dan moet je 'm ook mogen houden. De kok lacht niet, maar kijkt me wijs aan. Dit even te uwer oriëntatie, lezer, ik ben u dat verplicht, ge lijk gij mij het ontbijt van don derdagmorgen schuldig bent. Voor de rest voer bemanning en passagier van de „Rhenen" wel, toen het er om ging een opdracht uit te voeren, die was gegeven in het kader van de grootse NATO-vlootoefening, waaraan ook door een aantal Nederland se mijnenvegers wordt deelgeno men. Ge hebt er wellicht al meer over gehoord: het is de grootste oefening sedert 1953: tweehonderd schepen en zes honderd en vijftig vliegtuigen (totaal 80.000 man oefenen van Noorwegen tot Gibraltar. Een van onze -,inzendingen" wordt gevormd door de mijnenvegers. Een van die mijnenvegers is de „Rhenen". En vanuit een hoekje op de commandobrug van die „Rhenen" mag ik, mij vastklem mend aan alle solide uitsteeksels die binnen mijn bereik liggen, van dit programma-onderdeel getuige zijn. Ergens in de hut van de com mandant ligt de gecodeerde „veegopdracht". Het papiertje wordt weggehouden- omdat er uit de aard der zaak geheimen in staan, maar het moet toch hier op neerkomen dat ginds, in het water van de Noordzee, een stel mijnen ligt, dat er niet mag lig gen en het is aan squadron-com mandant ltz 2 O.C. J. H. Men- dels om met zijn drie schepen de „Rhenen"- de „Woerden" en de „Veere", dit huishoudelijke maritieme karweitje op te knap pen. In feite bestaat ons squa dron uit vijf schepen, maar de „Sittard" heeft motorpech en aan boord van de Sneek" wor stelen de mannen met de popu laire A-griep bacillen, weshalve we er dan maar met z'n drieën op uit trekken. Veeg ginds de mijnenhet is, neemt u maar van mij aan, gemakkelij ker gezegd dan gedaan, want bij dit vegen komt héél wat meer kijken dan een stoffer en een blik Hamer Op het dek van de „Rhenen" staat de hamer. Het is het meer pompeuze dan ingewikkelde in strument, waarmee men de zgn. akoestische mijnen kan opspo ren. Een akoestische mijn ligt meestal op de bodem van de zee en reageert op het geluid van de machines: een klein mi crofoontje geeft, na het opvan gen van de geluidstrillingen, aan de (zware) springlading het seintje door: Ploffen, en dat is dan meestal het einde van het overvarende schip. Komt de „Rhenen" in een mijnenveld, dan wordt de hamer over boord gezet; het is een grote holle De beste stisurhii staan vandaag niet aan wal. Terwijl de „Rhenen" bokkesprongen maakt doet de roerganger rustig zijn plicht. En wel, die mijnen liggen nu ergens in de Noordzee en het is aan ons, ze op te sporen. Eigen lijk is het een -makkie", wam de theoretische oorlog is al thans voor ons zojuist afge lopen, de vijand heeft de kaar ten overgegeven en we weten nu waar we het zoeken moeten. Hoewel, zo eenvoudig is het ook weer niet, zegt de commandant, Windkracht zeven, zeiden de meteorologen, maar desondanks wilde ik niet naar huis zonder een plaatje van de commandobrug en de mast. Terwijl de „Rhenen" alles in het werk stelde om dit fotogra fisch waagstuk een vroegtijdig einde te doen vinden, kroop ik op iianden en voeten over het voordek, links en rechts grijpend naar de bengelende camera, die het allemaal zou moeten registreren. Met de rug tegen de boegverschansing, waarover zo af en toe een paar iiter zeewater een gooi naar mijn humeur deed, knipte ik tenslotte, met gesloten ogen, deze experimentele foto's. Met recht experi menteel, want eerst in de ontwikkelkamer kwam ik er achter wat er op stond. Geloof mij, voor dit soort fotografie moet je zeebenen hebben, en kijk niet te lang naar deze drie opnamen, want anders zou u wel eens hetzelfde kunnen overkomen als mij Een keer werd het squadron aangevallen door vijandelijke vlieg tuigen. Mijnenvegers zijn geen aanvalsschepen, maat toch hebben ze iets aan boord om piloten-met-boze-bedoelingen naar huis te doen verlangen

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 5