INLEIDING
Beangstigend rapport
wereld
Een
seminarie
Het gaat om tuinmanskunst
Klein Seminarieeen nieuw begrip
voor een jong bisdom
mum
IT
C
Ife
Om onze
jongere
broertjes
Stand van de priestervoorziening
ZATERDAG 5 OKTOBER 1957
£U llféMifK
De bisschop van Rotterdam
staat heden voor een vraag
stuk, dat hem de volle zwaar
te van zijn ambt doet gevoe
len.
Toen hij met de bisschop
van Groningen uit het mid
den van de gelovige gemeen
schap genomen werd en tot
de volheid van het priester
schap verheven, hebben we
beiden in deze kolommen
„onthaald" in 'n eerlijk be
doelde vrijpostige brief bij
wijze van welkomstwoord
We hebben gevraagd om
een verkondiging vooral
tot de jeugd gedragen door
warme menselijkheid, of om
het zo te zeggen: door ge
woonheid. De jeugdige angst
voor traditionalisme en af
stand is groot.
Mogen onze eerbied en hoog
achting voedsel vinden in de
goedmoedige omgang van
bisschop en volk. In die geest
schreven we toen.
En om op dat vraagstuk te
rug te komen waarover we
in de aanhef spraken, heden
gaat het mgr. Jansen om onze
broertjes. Onze jongere
broertjes.
In de vertrouwvolle sfeer
die wij toen bij dat welkom
zo verhoopten richt de bis
schop zich tot ons met een
brochure getiteld „Ons semi
narie".
Mgr. zegt daarin: „Door dit
persoonlijke schrijven aan u
allen hoop ik u nu duidelijk te
mogen maken, hoe ontzaglijk
belangrijk voor ons nieuwe
bisdom een eigen seminarie
is. Ik wil hierover eigenlijk
bij ieder op bezoek komen om
dit gewichtige punt persoon
lijk met u te bespreken, zoals
men dergelijke zaken met di
recte medewerkers bespreekt.
Natuurlijk had ik u op de ge
bruikelijke wijze kunnen aan
sporen „om zoveel mogelijk te
geven voor de bouw van ons
seminarie". Ik zal dit laatste
ook langs deze minder gebrui
kelijke weg niet mogen na
laten. Maar het leek mij voor
al van uitermate groot be
lang, met u in een werkelijk
gesprek te komen over de
diepe geestelijke achtergrond
van dit werk, dat wij allen
gezamenlijk kunnen doen sla
gen". In 200.000 exemplaren
bereikt dit door de bisschop
geopende gesprek de Rotter
damse Diocesanen.
Ook dus degenen van wie
we zoëven zeiden dat het ging
om onze jongere broertjes.
Want zo moeten we het
zien.
Uitgenodigd daarover met
de bisschop en met elkaar in
gesprek te komen zijn deze
kolommen geopend.
Over wat mgr. Jansen in
zijn bisdom gaat realiseren.
'Het klein seminarie.
Wanneer mijn moeder, die de ziel was van het katholieke huis
houden, waartoe ik behoorde, het woord „seminarie" uitsprak, kreeg
ik steeds de indruk, dat er een wolkje van ontroerde en ontroerende
ernst om haar mond hing. Zij was weinig eigen met de „geestelijken",
maar voelde zich veilig bij hun aanwezigheid in de kerk of in andere
huizen. Je kond er bij onze ouders zo moeilijk achter, in hoeverre zij
de binnenkant van het kerkelijk leven zwaar namen; maar met de
uiterlijke dingen waren zij heel tevreden: tot de geklede jas en de al
tijd interessante collaar toe; en ze ergerden zich meer aan de zonden
van de priester dan aan zijn gebreken. Het seminarie leek hun een
geheimzinnig aantrekkelijke plaats, een waardig bolwerk van even
wicht, waar men niet over een nacht ijs ging en huiverig was voor
overdrijving: een duidelijk oord van genade, waar zelfs minder capa
bele figuren hun kansen kregen.
Kritiek uit angst
Voor ons ligt een rapport dat verschrikkelijk
prozaïsch heet: Stand van de priestervoorziening
in het bisdom Rotterdam.
Daaruit putten we interessante gegevens en
tevens een antwoord op de vraag of er in dit
bisdom een priestertekort bestaat.
We leren dat het bisdom beschikt over 953
werkzame priesters, waarvan 442 seculieren
(wereldheren zeggen wij daar tegen). Daarvan
zijn er 598 in de parochies werkzaam en 355 in
de categoriale zielzorg. Dat is een moderne ont
wikkeling, die wel verder voortgang zal vinden.
Hier zijn enkele voorbeelden uit die groep:
jeugdwerk, bedrijfsapostolaat, leger-, vloot- en
luchtmachtaalmoezeniers, Katholieke Actie,
onderwijsinspectie, zielzorg voor emigranten en
woonwagenbewoners.
We tellen hier 20 categorieën en er staat nog
enz. enz. achter. Deelt men de parochiepriesters
op het aantal gelovigen dan staat er 1 priester
voor 1187 zielen (op 1 jan. 1957).
Dr. J. Dellepoort heeft uitgerekend, dat er
thans 18 nieuwe priesters per jaar nodig zijn
in het Bisdom Rotterdam en dit aantal wordt
feitelijk niet bereikt. En dat is des te erger
omdat in de toekomst het aantal parochies zich
nog sterk zal uitbreiden en de categoriale ziel
zorg eveneens om nog meer priesters zal vragen.
In het licht van deze komende ontwikkeling
stelt de onderzoeker vast dat de eerste 30 jaren
zeker 2530 nieuwe priesters jaarlijks nodig
zullen zijn.
Dit jaar werden 54 seminaristen aangenomen.
Dat is rekening houdend met het percentage,
dat gemiddeld het priesterschap bereikt, onvol
doende om zelfs maar tot 18 priesters te komen-
Laat staan tot die 2530.
Het antwoord op de vraag: „heerst er
priesternood in het bisdom Rotterdam" is hier
mede voldoende duidelijk weergegeven, zo luidt
de conclusie van het rapport.
Voorwaarden
Raakpunt met eeuwigheid
ledereen
te leven
wordt uitgenodigd
en mee te denken
mee
Wijsheid
Wat wij in de inleidende
woorden van de bisschoppelijke
brochure, die deze week werd
verspreid, aantroffen, dat willen
openen van een gesprek over
het klein seminarie, kan niet
anders dan het grootste vertrou
wen inboezemen in de aanpak
van het gehele project. Het is de
openheid waarmee ieder uitge
nodigd wordt mee te leven en
mee te denken.
Discussie
Daarna is het klimaat gescha
pen voor de vestiging van een
eigentijdse priesteropleiding.
De volle zwaarte van de taak
rust op de schouders van het
team opvoeders.
Wijsheid is voor hen de nood
zakelijkste gave.
dere orde van grootte dan die
welke de goede mensen ooit op
te lossen hadden gekregen.
TOEN EEN van onze vriend
jes van weleer (12 jaren oud)
te kennen gaf priester te wil
len worden, schotelde hij daar
mee zijn ouders een moeilijk-
nu gaan we toch een seminarie bou- M heid voor van een geheel an-
wen. Iedere steen die wordt aange- g
dragen, moet de uitdrukking zijn van s
een overtuiging: er wordt aan de
eeuwige civitas gebouwd. Het is de s
hommage van de Godgezindheid. De g
stenen worden aangedragen door men-
sen, die na veel teleurstelling hun g
bezwaren aan kant zetten en hun or,- g
zekere godsdienstigheid opnieuw gaan j§
beleven. Openhartigheid heeft nu zin- s
hartelijkheid nog meer. g
- - 1
m
m
- - - y*#n. f x -'? j't -M
•;>V.
i
>"•- ,.V=:/
Zo zal het nieuwe seminarie in Noordwijkerhout eruit zien Een humaan complexdat zich niet allereerst
als een deftig kasteel gedraagt, maar als een goed bewoonbare wijk.
Bouwen
eeuwige civilas
Wanneer mijn broer, die de leeftijd
had om af te vallen wat hij nooit
deed het woord „seminarie" uit
sprak, kreeg ik steeds de indruk, dat
er een trek van opmerkelijke minach
ting om zijn mondhoeken lag. Het
woord leek hem bruikbaar om een
ervaring van bekrompenheid te objec
tiveren, om uiting te geven aan een
begrip van onverwerkte wijsheid, als
van een kaderschool, waar tradities
gretiger worden overgenomen naar
mate minder begaafdheid aanwezig is,
waar de wereld in tweeën wordt ver
deeld: in goed en kwaad, en waar men
de gewenning krijgt de voorgehouden
tweedeling ook concreet toe te passen.
Hij drukte in het woord uit, wat men
vroeger gevoelde, als de rij weesjon
gens uit het burgerweeshuis ging wan
delen; hij drukte zijn afkeer ermee uit
van de zielzorger, die iedereen tu
toyeerde, die niet rijkelijk hoog in de
belastingen was aangeslagen.
Wanneer ik het woord „seminarie"
uitspreekt, krijg ik een visioen van
een huis, waar jongens bij elkaar zijn
in zalige onwetendheid omtrent al wat
in ditzelfde huis over hen wordt ge
dacht en gesproken, maar waar zij
het voorwerp zijn van discussie en
onzekerheid; een huis, dat tegenstel
lingen kan herbergen, waar niets is
van de veronderstelde zelfverzekerd
heid of het is er een die wordt aange
vallen, waar weinig is van dat vanzelf
sprekende vertrouwen in het genade
oord. Voor mij is het seminarie op het
ogenblik de concretisering van de
geestelijke spanningen, die het leven
even onrustig als aantrekkelijk ma
ken. Nooit is het seminarie mij zo
sympathiek geweest, als toen ik mij
bewust werd, dat de Kerk hier levend
werd.
Ik wil er ook wel objectief over
schrijven.
Het seminarie heeft bestaansrecht.
Het heeft alleen al hierom bestaans
recht, omdat het een goede werkelijk
heid is; het is er nu eenmaal. Weinig
zin heeft het een eeuwenlang geves
tigde organisatie over boord te willen
werpen. De houding van een wat
rijpere denker moet tegenover be
staande situaties niet zijn; al of niet,
maar: hoe.
Weinigen zullen willen twijfelen
aan de noodzaak, dat toekomstige
priesters een speciale opleiding krij
gen; vrijwel allen zullen aanvaarden
dat jongens met uitgesproken wensen
ten aanzien van hun toekomst recht
hebben op een vorming, die hen uit
het cocon van aardse overwegingen,
als carrière, geld, macht, ontwikkeling
doet breken, om een vrij zicht te krij
gen op God, Die zij vertegenwoordigen
moeten.
De meeste kritiek is evenwel ge
boren uit angst, dat deze doorbraak
Uit genoemde binnenwereldlijke waar
den zou worden gezocht in andere ook
betrekkelijke waarden, als speciale
vormen van gebed, onwrikbare ge
woonten van ascese, al te traditionele
godsdienstbeleving. Angst dus, dat het
seminarie juist niet de voorwaarden
zou scheppen voor de noodzakelijke
heiliging; dat de afzondering zelf weer
een instituut zou worden, terwijl een
vrij zicht op God inhoudt een per
soonlijk uittrekken uit instituten, die
te zeer aan tijd gebonden zijn.
Een ware heiligheid, d.i. een be
wustzijn van niet een blijvende civitas
te willen scheppen, van te raken aan
de absoluutheid van de liefde, die
God weerspiegelt, betekent de beste
aanpassing aan de wereld, waarin de
priester moet staan. De angst nu,
dat dit bewustzijn zou verzanden, is
vaak op onbeholpen wijze geuit in kri
tiek op allerlei toestanden in het semi
narie, waar het onderwijs niet ver
antwoord was, waar aan jongens in
ontwikkeling te vroeg een levensorga
nisatie werd opgelegd, waar te weinig
levensstrijd werd gevoerd, waar zon
deloosheid angstvallig en daardoor on
waar werd nagestreefd, waar een dam
werd opgeworpen tegen weliswaar
wereldse, maar toch zo echte mense
lijkheid.
Deze kritiek is veelal verkeerd ge
situeerd geweest, omdat ze gericht
was op algemeenheden en door con-
creta gemakkelijk kon worden weer
legd, zonder dat de angst werd weg
genomen. Jfr was veel kritiek op het
klein Seminarie, culminerend in een:
waarvoor is het nodig.
Kritiek is in zekere zin een cultuur
beeld, een uitingsvorm: men gaat er
niet dood van; ook de seminaries
hebben zich gehandhaafd: het was
trouwens te verwachten. Men moet
kritiek goed verstaan; een antwoord
van; praat er niet over, je weet er
niets van geeft blijk de kritiek niet
naar waarde te kunnen schatten. Als
uiting van bezorgdheid en angst heeft
de kritiek veel waarde en is zij ook
geenszins een gezagsondermijning.
Wel wijst het verschijnsel erop, hoe
het gezag in andere verhoudingen is
komen te liggen. Het gezag wordt nog
wel degelijk gevolgd, ook zonder ar
gumenten, wanneer het de morrende
massa op een ideaal weet te wijzen en
meeslepend is, wanneer het gezag
zich dus niet alleen op de onderdanen
richt, wat ook wezenlijk is, maar op
waardig goed.
De kritiek heeft in ieder geval
meegewerkt aan een gezonde ontwik
keling, waardoor men kans loopt nu
tegen windmolens te vechten.
De angst is nog niet opgeheven,
omdat daartoe meer moet gebeuren
dan alleen maar „mistoestanden ver
beteren": tenslotte kan men niet eisen,
dat een Instituut volmaakt is. Slechts
wanneer het kerkelijk leven, dat in
zijn huidige verschijningsvorm van
moraalbeleving, godsdienstoefening,
leerweergave in preek en handboek,
gezagsbeleving zo velen niet meer
aanspreekt, wanneer dit leven het ex
periment toelaat en het persoonlijk
element van de verantwoordelijke
personen weet te waarderen, zal het
aan het klein seminarie een waarde
geven, die het vertrouwen krijgt van
een gekwelde maar nog steeds aan
hankelijke christenheid.
Het seminarie behoeft geen keuze
te doen tussen integralisme cn mo
dernisme, tussen conservatisme en
progressisme; deze termen slaan op
tegenstellingen, die op een te laag plan
staan, dan dat het seminarie hierin
kan spreken. Wel moet het bedacht
zijn op een voortdurend zoeken naar
vormen, en mag het aangenomen vor
men niet te veel vertrouwen.
merk van degenen die door God zijn
uitverkoren tot het Heil. „Uitverkie
zing" en „afzondering" gaan onver
brekelijk samen", zo schrijft mgr.
Jansen.
Het is het mysterie van het „uit
ons midden genomen zijn".
Men kan het zich immers ook zo
voorstellen:
Met de financiële krachtsinspan
ningen van het katholieke volk komt
een klein-seminarie tot stand, voor
de jeugd bestemd. Over deze jeugd
wordt gehandeld in de afgesloten
wereld van het seminarie-oude
stijl geeft de volwassen priesterlijke
wereld alleen en enig het antwoord
op een schuchter geuit kinderver
langen: „ik wil zo graag priester
worden."
Deze sfeer wordt heden doorbro
ken. En het is deze doorbraak die
het seminarieprobleem tot oplossing
zal brengen.
Rond het klein-seminarie spelen
allen mee. Op de eerste en belang
rijkste plaats de jeugd zelf; de Kerk
die als opvoeder een gewichtiger rol
speelt dan in andere opvoedings
milieus; het gezin waaruit de knaap
genomen is; de gemeenschap van ge
lovigen waarin de priester arbeiden
zal en zelfs de gehele maatschappij
waarin hij de katholieke apostolische
zending wel heel in het bijzonder te
vervullen krijgt.
Het is de afgezonderde exclusivi
teit geweest die niet bijtijds het ge
wicht van al deze bindingen heeft
doorschouwd en het seminarie in de
eenzaamheid hebben gelaten mid
den in een van leven gonzende we
reld. De deuren en vensters waren
toe.
Deze ontwikkeling heeft er in niet
geringe mate toe bijgedragen het
seminarie in discussie te brengen
met alle waardeoordelen van „stille
kweekplaats voor godgewijde zie
len" tot „muffe broeikas" toe.
En toch moge die irreële afgeslo
tenheid de kritiek tot mildheid stem
men omdat het hoogstens een over
drijven was en geen fundamentele
blunder.
Men bedenke dat het potdichte in
ternaat voor jeugd die voor de we
reld wordt opgevoed meer in aan
merking komt voor felle kritiek dan
het seminarie. Want „roeping vraagt
afzondering" zoals de bisschop in
zijn brochure zegt. En dat is alleen
voor het seminarie een zeer speciale
moeilijkheid die vandaar die mild
heid kan leiden tot deuren en
vensters toe, hoe betreurenswaardig
die ontwikkeling overigens is.
„In de goddelijke heilsgeschiedenis
is de afzondering het typische ken-
Alleen wijze mensen zijn in staat
bij de opvoeding van de seminarie-
jeugd het juiste evenwicht te vin
den tussen deze afzondering en op
voeding tot priesterlijke arbeid mid
den in de wereld.
Maar beide elementen hebben
recht van bestaan. Daarom, moet
men oppassen met de keuze tussen
gymnasium en seminarie, afgezien
nog van het feit dat er ruimte moet
zijn voor jongens die qua capacitei
ten een gymnasium niet kunnen
halen.
Aan een tweede discussiepunt
heeft het seminarie een net zo grote
bijdrage geleverd als alle andere
vormen van onderwijs. Ook het se
minarie behoeft onderwijsvernieu
wing.
Daarover spreken gaat hier te ver.
Het intellectualisme dat de jonge
mens eenzijdig benadert, de methode
van benaderen (éénrichtingsverkeer)
het gebrek aan menselijke verhou
dingen, de geringe ontplooiingskan
sen, die fouten kleven ons gehele
onderwijs aan.
En ook hier gaat het alleen om
wijze mensen die bij de tijd zijn om
deze vernieuwing door te voeren. In
de brochure „ons seminarie" wijdt
de bisschop aan al deze zaken nauw
keurige aandacht.
F. B.
Nu heeft het gezag van de bisschop
van Rotterdam gesproken. Hij heeU
zijn gezag laten gelden als een mee- §f
slepende kracht. Hij heeft zijn doel-
stelling verantwoord. Hij heeft aan- s
gespoord door eventueel verstarde g
kritiek heen te breken. Hij heeft toe- g
zeggingen gedaan over de geest, die
het nieuw te bouwen seminarie zal g
bezielen.
Eigenlijk is deze bouw een soort j=
reveil voor de randstad Holland. Het
mag er dan allemaal zo best niet zijn- H
De bouw geschiedt door mensen, g
die het bewustzijn hebben aan een j[
eeuwigheid te bouwen. Iedere daad g
heeft zijn eeuwig moment; de daad zelf
gaat voorbij. Ja, zelfs het seminarie g
zal verdwijnen; maar zolang het er
staat, zal het mogen dienen als uit- g
drukking van het geheimzinnig raak- g
punt van tijd en eeuwigheid, welk g
raakpunt aan het priesterschap het =j
aanschijn heeft gegeven.
Wanneer ik uit mijn raam in het
tijdelijk seminarie kijk, zie ik jongens g
spelen. Zo nu en dan stijgt er uit hun g
midden een Zuidhollandse krachtterm g
omhoog. Aan hun energie zal het niet =f
liggen. Ik gun hun energie een goed
huis.
t"V fl*'j-p
v
term
Dit is het oude type seminarie. In zichzelf besloten en zonder een indeling, die naar buiten spreekt.
Het is jammer maar met de eer
ste gedachten omtrent de plannen
van hun zoontje zetten ze meteen
de eerste stap.in de verkeerde
richting.
„Wat weet zo'n jong ervan?"
De conclusie lag nl. in het ver
schiet; „Laat hem maar eerst een
jaar hier blijven, dan kan hij er
over nadenken en als hij volhoudt,
g kan hij nog gaan".
We vragen ons af wat het er toe 1
s doet, wat zo'n jong ervan af weet. g.
H Hij heeft er zin in gekregen door
jg een sterk missionarisverhaal door jg
s de sympathie voor een kapelaan of
f; een heeroom of omdat hij het nog j§
sj al leuk vond de Mis te dienen en g
If in processie te lopen. Wat valt er g
g meer van te verwachten? Voor die g
knaap zijn dat hele belangrijke g
1| redenen. Het gaat er alleen maar g
g om wijze opvoeders te vinden die g
j de knaap de ruimte en de moge- H
g lijkheden bieden op zijn primitie- p
ve eerste verlangen door te bor- |j
ff duren of om tot de conclusie te g
g komen, dat het toch niet voor hem g
is weggelegd of om te concluderen, g
dat hij inderdaad op de weg is.
HET IS WEL JUIST een onder- I ii
-- zoek in te stellen naar de oor- f§ I
g sprong van dat verlangen.
g En dat is soms zelfs hard nodig. -
g Want er zijn zeer brave lieden op g
H de been, die van de beïnvloedbaar- g
heid van een kind nogal onverant- g
g woord gebruik maken om de semi- §j
naria te bevolken.
Als kind hingen we aan de lip-
jg pen van een onderwijzer, die het
g beslist zover bracht, dat we op g
g staande voet voor O.L. Heer wen- g
g sten te sterven als er lelijke man- g
g nen kwamenen die heeft wat g
g vriendjes hun koffertjes doen pak- g
g ken. Voor niet lang natuurlijk wat g
g de meesten betreft. Op een semi- g
g narie zijn ze ook niet gek.
MAAR DAN is er een andere
moeder voor wie het verlangen
van haar zoontje een soort bevrij
ding was. Een innige vreugde
maakte zich van haar meester,
„omdat haar gebed verhoord was".
Beslist inopportuun en op zijn
minst voorbarig zo'n houding en
óók een stap op de verkeerde weg.
Hier dreigt het gevaar van de spe
ciale behandeling die de knaap in
zijn vakanties geniet.
Wij waren woedend indertijd
toen ons vriendje kleine nette si
gaartjes mocht roken, terwijl wij
nog aan de toffee waren.
OVER WAT ER op zo'n semina
rie zelf gebeurt heeft (had) een
leek geen oordeel. Dat geldt trou
wens wel voor alle middelbare
scholen, voor het seminarie inzon
derheid op het religieuze vlak.
Gaan ze daar meer naar de kerk,
liever naar de kerk, bidden ze er
meer? In die geest wordt er naar
gevraagd.
Dan zou het neerkomen op een
gewone opleiding plus meer kerk.
De grootste zorg op een seminarie
vraagt de opbloei van dat primi
tieve verlangen „ik wil priester
worden".
Het gaat om tuinmanskunst.
Groeien doet een plant gemeenlijk
zelf en alweer vraagt dat wijze op
voeders.
En omdat dat pootaardappeltje
kostbaar kan zijn besteedt de Kerk
er een grote aandacht aan. Zo
groot, dat ze een seminarie nood
zakelijk acht. Ze stelt daarbij alle
moeilijkheden van de internaats
opvoeding ondergeschikt aan de
zorg om haar priesteropleiding.
Het is stellig niet waar, dat de
moderne wetenschap omtrent de
opvoeding zulke zware argumen
ten aanvoert tegen die internaats
opvoeding om het risico niet te
wagen. Het gaat er veel meer om
welke internaatsopvoeding broer
tje Jan gaat genieten.
Wij hopen dat hij wijze mensen
zal ontmoeten.