>4 a«
u
M.A.-scholen
dat pakhuis
met offertjes
kl*'.
I
i
1
1
Dienst is dienst
wording
Christelijke
levenshouding
^terd
Introducties voor de
Over
•s
Uit het tijdschrift
voor de
Wm
Naschrift
Godsdienst is
geen wiskunde
AG 30 NOVEMBER 1957
/~v
Ant-
inï^enaars. die toen al vele iaren
ion.
°°h n- -
laan
a&btai
n| I
W0mwmm
Vriendschap der leerlingen hoort
bij de sfeer..
va,rde ®edachte gaat in de rich-
Sierkunst in marsepein
Sierkunst in blijvende materialen
iff
er Amabilis
Seli3lienis van het mosterdzaad-
gaat voor veje g0e<j.e dijngen in dit
ieVeti
in
op.
ln 1942
verschijnt er bij „Het groeit"
'WerPen een boekje: „De proble.
van het jonge meisje" van de
van een zekere mej. M. C.
had
hike
elgischi
^ati
hand
e sekse.
doen meer mensen was onze
s'e feactie toen we dit lazen. Maar
biet
e onderwijskringen te doen
jonge mejisen van vrouwe-
ster
etl dat bleek uit hetgeen de schrijf-
der note«rde in dat boekje niet ie-
b» 6en heeft de gave te luisteren en te
grijpen, te bevroeden en aan te voe-
etl niet iedereen heeft het intellect
Wegen te bedenken langs welke de
«in
ge
niens een vriendschappelijke
6re behulpzame hand te bieden. En
d0Qr let iedereen brengt de ijver op
ven ^ard studeren en bij de tijd blij-
VQr' de wetenschappelijke basis te
be?Q en °f te versterken, waarop de
tRe ïgde belangstelling voor de jonge
s han steunen.
Scv,n dat biles had en deed mej.
^°uWenaars wel.
\v6 na de bevrijding
zo lezen
Aiwhet tijdschrift voor de Mater-
rf non qqI.
hioi
'dis-scholen sjouwt een aal-
6°Ier uü het Maastrichtse met
fiets de kapotte bruggen over
r^^°ntich, een voorstadje van Ant-
Sn Waar mej. Schouwenaars een
®ren.
hetlaarverslag van 1956 lezen
iet
h het Van het mosterdzaadje.
scholen bezoekt, bijna 21.000. Aller
wegen zijn er vestigingen.
Daar komen jongeren en ouderen
tezamen. En die jongeren zijn het mid.
delpunt. Zij hebben de mogelijkheden
begrepen die .haar M.A.-scholen bie
den.
Precies datgene om het leven beter,
intenser en rijker te leven. Daar wor
den terreinen ontsloten die braak la
gen, gedachten en gevoelens gericht
op dingen die toch zo zeer de moeite
waard waren, maar nooit aan bod
kwamen. Daar worden maatschappe
lijke en menselijke deugden beoefend
als gewone zaken zoals omgang, le
ren luisteren, leren praten en ver
staan. Daar wordt de zin onderkend
van.de sier en de tooi van het leven
in zang, muziek, vrije expressie, feest
en spel.
Deze weken hebben we ons met
deze instituten druk bezig gehouden,
ervan gelezen, zo'n instituut bezocht,
met de meisjes gepraat en met de lei
ding. Deze en de volgende week in
troduceren we u op de Mater-Amabi-
lis-school.
F.B.
m
Het is juist de vertrouwens
sfeer, die de basis vormt voor
rust en veiligheid, voor een
ongedwongen geest en 'n waar
achtige samenwerking. Dan
is er openheid en bereidheid
om elkaar als mens te waar
deren en te accepteren. En is
dit alles niet oneindig veel meer
waard dan een perfecte organi
satie en een programma dat
feilloos ten uitvoer wordt ge
bracht?
Vooral omdat dit van de lei
ding soms zoveel vraagt, dat een
gespannen en afgemeten hou
ding ten opzichte van elkaar
hiervan het gevolg is-
Christus zegt niet voor niets:
Het is de geest, die leven
brengt, de geest van eenheid en
gelijkgerichtheid, die ook nood
zakelijk is voor een effectieve
opvoeding.
De opgroeiende jeugd heeft
zoveel behoefte aan persoon
lijke bindingen en goede men
selijke verhoudingen, terwijl
onze moderne samenleving
hiertoe steeds minder gelegen
heid biedt. Daarom moeten vol
wassenen meer dam ooit deze
levenwekkende geest bezitten
om de jeugd gedurende hun
vormingsjaren een gezond ge
meenschapsleven te laten er
varen.
Gelukkige wordt op de meeste
scholen deze vorm van samen
werking ook bereikt, maar wij
mogen niet rusten, voordat het
voor allen een vanzelfsprekend
heid geworden is.
M. DE POORTER
Bezoekaan een m.a.-schooi
Versus leidt naar haar ideeën
H^^isjes van 17-25 jaar uit alle
hoe ,6ri' Meisjes die zij wil helpen
te i ür>nen we het anders zeggen
retl leven.
J. jj *et hoofd van die aalmoezenier,
n, spelen twee gedachten. De
|s gewijd aan de jeugd van zijn
h^ehj'0 door de oorlog uit balans ge-
dingend heroriëntatie nodig
- etl hulpvaardige, bereidwillige
Ar °ude*yk bezig op de
'ih Qler~Amabilis-school
Vi Nhal k
°üc!r. be2r'jpende belangstelling
d hoekje uit 1942, dat hij
°P het catechetisch cen-
h tty
|fblrat.J^abstr'icht en waarin hij de
A art, en de kansen zag voor
tfc triehtCn0Uwenaars komt naar
tv Wóv i' ^intercursus van Kon.
vr<it j
tï s- j, aar sen cursus voor 400
lö y3 IvIaa?iricbt in januari
^0(h. ï)^?!Sei1 Breda en Bergen op
i ater-Amabilis-scholen zijn
^his bioderne versie van de
v
«et
„Jongens, een man!"
Dat was het niet bepaald tot ons
rechtstreeks gerichte welkomstwoord
toen we een gloednieuwe huishoud
school binnenkwamen waar die avond
de Mater-Amabilis-school draaide.
„Moet je nodig, meisjes zijnde, el
kaar aanspreken met jongens!" dach
ten we.
Enfin, de man was gesignaleerd.
Het werd nog leuker toen de man nog
gevolgd werd door een fotograaf en
zo maar overal naar binnen liep.
Meisjes zijn in potentie de moeders
van straks. Niets nuttiger en plezieri
ger met dat vooruitzicht bezig te
zijn, in gesprek en in arbeid.
Door de ruit van een klas-deur za
gen we een verpleegster doende een
baby in bad te stoppen. Poeders, doe
ken en reukwerken stonden rond de
teil. Om de demonstratietafel een club
meisjes die een hoop plezier hadden.
Aan de leidster die ons vergezelde
drukten we onze bezorgdheid uit om
een baby ten gerieve van dit cpdcr-
wijs 's avonds om half negen nog' in
bad te stoppen en die manoeuvre een
paar keer te laten herhalen door leer
gierige gegadigden. De baby bleek een
fantoom te zijn, eentje van plastic
of zoiets.
Waarschijnlijk vanwege ons man
zijn, zijn we wél binnengedrongen in
de beide kookklassen. In de ene stond
er 'overal hachee op. We hebben hier
en daar dekseltjes opgelicht. Luid
gegiechel, toen we vroegen of ei
olienoten ingingen. Die zagen we
overal liggen.
„Neen, die waren voor de specu
laaspoppen".
We zagen een fraai geboetseerd
exemplaar in de oven gaan. Of al de
olienoten in die poppen zouden belan
den was aan twijfel onderhevig.
Het rook er allemaal heerlijk.
„Geen houten lepels in de hachee
laten staan" zei de lerares tegen een.
Daar gaat je zuur verdiende geld",
dachten we.
Er naast was een kok aan het de
monstreren met marsepein. Een half
uur later was de hele klas muizen,
honden, olifanten, worsten, kazen en
spenen aan het maken.
De lerares mevr. de K. getrouwd,
maar niet van zins dit leuke werk
up te geven hebben we waarschijn-
m-
vX-
si"
lijk diep verdriet gedaan door op te
merken dat we zo'n kluit marsepein
zo wel beliefde, ook zonder dat er
eerst een beest van gemaakt was.
Toen in de docentenkamer koffie
gedronken. Nu ja, docentenkamer!
Stelt u zo'n team docenten vooral
niet plechtstatig voor en ook niet die
kamer om even te pauzeren.
Voor de docententaak op de M.A.-
scholen wordt behalve vakkennis ook
een dosis idealisme gevraagd dat
ondertussen elke leraar of lerares be
zit of dient te bezitten die zich uit
in een hartelijke omgang met de meis
jes. Een schoolsfeer is hier nergens
te vinden en dat mag ook niet. Het
gaat allemaal heel gemoedelijk op
basis van vrijwilligheid.
Het is er altijd gezellig, echt gezel
lig, een beste sfeer om veel op te doen.
We hebben nog een bezoek gebracht
aan de smaakontwikkelingsklas, waar
met schaar en gekleurd papier pogin
gen werden ondernomen om slingers
te maken.
Kunnen feestvieren is een waarde
vol talent!
En toen naar 3 A. Dat zijn de derde
jaars en naar we vernamen de meest
beruchte club van de school.
Daar moesten we eens mee gaan
meisjes dat de M.A.
praten. Zojuist hadden we één van
het stel uit de paskamer zien komen
met zo'n blouse in aanbouw, vol rijg
draden.
Hier was naailes.
„Trekken jullie die ook aan", vroe
gen we.
Verachtelijke blikken: „Allicht".
Het was ook een domme vraag,
maar we zien niets in zo'n half klaar
geval, daar moet je vrouw voor zijn
om zo'n ding in je fantasie af te zien.
Het waren meisjes van 19-20 jaar.
C. H. stond overdag in een juweliers
zaak. A. M. 20 jaar werkt in de huis
houding. C. O. ook 20 maakt leren
jassen op een atelier. S. K. en L. v. P.
19 zitten allebei op kantoor.
Meer schrijven we er niet op al zijn
er nog wel 20 meer. U heeft nu een
indruk.
„Hoe vinden jullie het hier?"
„H.P.G."
„Wat is dat, H.P.G.?"
„H is hardstikke; P. is een lelijk
woord; G. is goed!"
We krijgen thee ingeschonken.
„Gezellige boel hier".
„Altijd gezellig hier, mijnheer".
„Krijgen we gratis een krant waar
het instaat?"
We aarzelen.
„Dan zeggen we niets meer".
„Flauw, waarvoor komen jullie
hier?"
Dat blijkt moeilijk onder woorden
te brengen.
„Je wordt hier door allerlei ontwik
keling geholpen voor het verdere
leven".
„Doen jullie ook aan theorie, krij
gen jullie ook catechismus?"
„Wel theorie, maar geen catechis
mus. We hebben medische raad (zo
heet dat „vak" officieel) en opvoed
kunde bijvoorbeeld".
„Hebben jullie daar boeken voor
om te studeren?"
„Het is geen school. Allerlei pro
blemen komen ter sprake ook die Je
zelf meemaakt kun je in het midden
brengen; ook een godsdienstige
kwestie."
„Het is een school voor het leven"
constateren we.
We moeten gaan; even nog langs de
gymnastiek. Daar zwaaien ze aan de
ringen.
Terug naar de krant bedenken we
dat dit toch een kostelijke manier is
om je avond door te brengen en wat
een kans om van het leven iets te
maken.
Met zijn inleiding op de inleiding
van pater H. B. over ascese bakte
F. B. zijn bezinnings- en bezielings-
broodjes toch wel erg bruin. Feller
geschreven: Ik vond het artikel met
plaatje wel zeer ongelukkig en opper
vlakkig.
Na de hele heiligenverering al
lanceert hij dan ergens een zinnetje,
dat het gevaarlijk is zo te spreken
zonder meer in het belachelijke te
hebben gesteld, komt F. B. dan plotse
ling met de min of meer godzalige
mededeling, dat we ons dienen te be
zinnen en te bezielen.
Bij echte bezinning en bezieling zal
voor de meeste mensen de medewer
king van heiligen (door leer, voorbeeld
en aanroepen) wèl van pas komen. Of
wou die sterke F. B. dat allemaal zelf
zo maar klaren?
Het lijkt ons toch wel een bijzon
der aanvechtbaar standpunt. (En dit
niet alleen: is het in wezen ook niet
een aantasting van een zeer diep ge
wortelde overtuiging van ons katho
licisme? Juist de jongeren voor wie
het artikel van F. B. in het bijzonder
is bestemd worden elke dag opnieuw
geconfronteerd met aanvallen op het
geloof; zij staan maar al te vaak scep
tisch t.o.v. veel waf met „geloof" en
„kerk" te maken heeft; is het nu wel
verstandig om het zeer eufemistisch
"uit te drukken van F. B. om, zij
het dan in „overbelichting" twijfel te
gaan zaaien over het „nut van de
heiligen-verering?
De heiligen-verering is een groot
goed, omdat de steun van de heiligen
en hun voorspraak bij God voor elk
mens onmisbaar zijn.
En nu is het volgens F. B.
niet noodzakelijk, de „grote broer erbij
te halen". Want dat is „vragen aan
God zich te mengen in de natuurlijke
gang van zaken, die toch ook door
Hem geordend is". Dit betekent dus:
laat alles zijn gang maar gaan.
Als F. B. zijn zin krijgt, zullen er
spoedig geen nieuwe gelukzaligen door
d'e Kerk heilig worden verklaard. Im
mers, voor een heiligverklaring wor
den wondertekens van God vereist, op
voorspraak van de gelukzalige. Maar
die gelukzalige wordt door de mensen
niet meer aangeroepen, „omdat ze de
grote broer niet meer nodig hebben"....
Stappen we het leven door en be
zielen we alles wat ons overkomt. Dan
preekt F. B. verder wordt een
ziekbed een heiliging, een tegenslag
een loutering. F. B. heeft m.i. met die
ziekbedheiliging en die loutering nog
maar weinig tg maken gehad. Anders
zou hij niet zo goedkoop redeneren.
Want zonder ascese d.w.z. zonder trai
ning en oefening in minder ernstige,
geestelijke en lichamelijke ongemak
ken komt men niet zover. Bovendien
eist zo'n heiliging soms jaren.
Als er maar visie achter zit, oreert
F. B. voorts. Alweer zo'n slag in de
lucht.
Eerst nog even over die spot ten aan
zien van gebeden bij examens.
Iemand, die niet gestudeerd heeft
en een novene houdt om te^slagen, is
een dwaas. Maar al weet men zijn
weetje, er kunnen toch omstandigheden
zich voordoen, die het slagen van de
kandidaat ongunstig kunnen beïnvloe
den. Nervositeit, bepaalde aandoenin
gen enz.
Er is onder jongeren een hoop
lawaai. Een hoop dikdoenerij. Dat was.
altijd zo. Doch er zijn ook verschillen.
Nu werkt men met spot en verwerping
van ongeveer alles wat bestaat, ander
zijds praat en redeneert men over
godsdienstig élan tot in „Het Vrije
Volk" toe.
We zien in de praktijk echter al
maar minder jongeren bij de gewone
diensten. En wat het ontvangen bij de
H.H. Sacramenten betreft, lopen ze
stukken bij de ouderen achter.
Ik krijg, wanneer ik over die nieuwe
flinkheid lees en hoor, vaak het ge
voel van een godsdienstige rock 'n' roll-
mentaliteit. Een grote dosis negativis-
tische herrie, maar weinig positiefs,
vooral in de daad van echt christen
dom.
Mag ik F. B. adviseren de aangekon
digde ascese-rubriek eens goed te vol
gen. Hoewel ik na lezing van de
eerste bijdrage niet helemaal gerust
ben op de richting. Pater H. B. zal zeer
duidelijk moeten zijn. En voorzichtig.
Want niet alleen enthousiastelingen
lezen zijn geschrift, ook de lauwen en
de gauw-tevredenen.
Reden voor de ongerustheid?
Pater H. B. begint ook al met de
offers en offertjes in een hoek te druk
ken. En dan te schrijven over over
gave aan het Goddelijk Gij. Als een
elementaire eis. En deze primitieve
overgave moet langzamerhand bezit
nemen van geheel ons leven.
Prachtig prachtig. Welk een toe
toekomst gaan we tegemoet.
Maar voor wie gaat pater H. B.
schrijven? Voor de 18-jarigen en oude
ren? Met de consequentie tot vóór
die leeftijd geen gezeur over offertjes
en versterving, teneinde „verwringing"
te voorkomen? Met de consequentie
ook geen ascese vóór 18 jaar._ Over
overgave aan het Goddelijke Gij? .Men
kan daarover toch moeilijk spreken tot
kinderen van 8 a 9 jaar.
Hoe zullen dan die 18-jarigen ge
stemd zijn? Welwillend of al helemaal
weggezakt?
Men kan alles overdrijven ook m
devotie. Er is „gepeuter" in het heilige
aan te wijzen. Maar men kan ook te
hoog vliegen voor de meestal dood
gewone mensen.
Pater H. B. schreef tenslotte over
paard en wagen. Als we niet oppassen
zijn we het paard der bezieling en de
wagen der bezinning al kwijt, eer we
goed en wel begonnen zijn.
De mens is maar een zwak wezen.
Ik ben voorlopig nog voor het in ieder
geval vasthouden aan goede werken.
Aangezien volgens de Apostel het ge
loof zonder die goede werken, waartoe
we alleen reeds in vrijwel alle officies
na Pinksteren zijn aangespoord, dood
is, morsdood.
EEN OUDERE, DIE NOG
GAARNE MET ZIJN TIJD
MEEGAAT.
Dat pakhuis met offertjes lijkt een
teken van tegenspraak te worden. Maar
als de oudere briefschrijver zijn ver
langen om met de tijd mee te gaan nu
eens niet in een offertje omzet, maar
eraan toegeeft, zal hij misschien ont
dekken dat F. B. juist aan het andere
en zeer reële gevaar dacht, dan waar
over St.-Paulus spreekt. Een geloof zon
der goede werken is dood, maar waf de
goede werken zonder innerlijke bezie
ling zijn leert ons de parabel van de
Farizeeër en de tollenaar. Die Farizee
ër bakte het met zijn hoogmoed wel
heel bruin; iets goedaardiger maar wei
nig waardevol is de houding van som
mige katholieken, die in de offertjes
niet veel meer zien dan posten op hun
hemels tegoed en heiligen hanteren als
noodhulpje, dat in allerlei tijdelijke za
ken heeft in te springen. F. B. verklaart
zich noch tegen het offer noch tegen
heiligenverering, maar wel tegen de
mentaliteit, die beide slechts 'ziet als
middelen voor enig bovennatuurlijk nut.
Dat jongeren sceptisch staan tegen
over veel wat met het geloof heeft uit
te staan, lijkt ons duidelijk. Maar vorige
week lieten wij nog op deze pagina zien,
hoe zij kerken weten te vullen als zij
de in devotionele gebruiken en allerlei
uitlopers van een voorbije voorheids-
periode bijna verdronken kern van het
geloof weer kunnen ontmoeten inplaats
van allerlei dingen, die met het geloof
slechts te maken hebben. Wat de brief
schrijver „gepeuter in het heilige''
noemt is volgens F. B. een groot ge
vaar voor de belangstelling der jonge
ren. En de praktijk schijnt hem nog ge-
Lijk te geven ook.
Redactie
Mochten er bij jullie nog mensen
zijn die spoedig ook soldaatje gaan
spelen, waarschuw hen dan, dat ze
er zorg voor dragen niet in een ka
zerne op te komen waar de buren
familieleden zijn.
Recht tegenover de kazerne woont
een zus. Twintig passen de straat
oversteken en je bent er. Iedere dag
bij het excerceren, of het maar ge
woon over het kazerneplein lopen,
stond er een huis aan de overkant
te lachten. Dat irriteert. Je denkt:
ik ga er gauw eens kijken. Zondag
middag ga je informeren hoe je zo
iets aan moet leggen, je consulteert
allerlei geuniformde individuen die
geen rekruutt meer zijn en komt dan
tenslotte voor een duer waarop
staat: „Sergeant van de week". Be
leefd klop je aan, na lang wachten
wordt er open gedaan. Je hebt de
sergeant kennelijk in zijn zondagmid
dagdutje gestoord, dat komt de zaak
niet ten goede. O, is het dus alleen
maar de straat oversteken. Nou ik
kan niks voor je doen, je moet het
maar eens aan officier Zus en zo
vragen. Je draaft de hele kazerne af
op zoek naar officier Zus en zo. Elke
keer als je over het kazerneplein
loopt hoor je nu dat huis schateren.
Wacht maar.
Maar natuurlijk is de officier op
deze zondagmiddag niet in de ka
zerne te vinden. Je geeft het op en
stapt ontmoedigd naar de kantine,
waar een stel kersverse kameraden
zitten te kaarten. Ze dragen allen het
zelfde kostuum. Je slaat je ogen
even omlaag en ontdekt dat je er
precies zo uit ziet. En dat op zon
dag. Maar er komen nog meer dagen
en het wordt een erezaak: voor ik
officieel de poort uit mag zal ik in
dat huis daar geweest zijn.
Je begint dus een keurig verzoek
aan de regiments-commandant op te
stellen. Uitslag: om vier uur op rap
port.
Om vier uur sta je super-model
voor de deur van de commandant;
al het koper wat je aan je lichaam
heb glinstert verblindend. En dan
mag je binnenkomen. Je springt in
de houding: „Soldaat T. K. enz."
Je mag op de plaats rust gaan staan
(hoe rustiek!). Je kunt je zus van
avond in de kantine ontvangen.
Dat zal moeilijk gaan, kaptein.
Mijn zus is religieuze.
Ojé. Woont ze dan daar in dat
huis. Hij draait zich om en wijst naar
het huis aan de overkant. Hij heeft
niet eens in de gaten, dat het huis
naar hem knipoogt.
Ja, kaptein.
Weet ze dat je komt?
Ze zou het kunnen vermoeden,
kaptein.
Zeer attent pakt de kaptein de te
lefoon en vraagt of mijn bezoek vam
avond gelegen komt.
Alle officieren zijn uiteraard „he
ren". En dan mag je dus naar de
overkant. Maar je hebt nog geen
identiteitsbewijs, dus wordt je over
gezet door de sergeant van de week
(of is het de klaar over van de
week?) Je voelt je wel genomen. Je
mag aan een handje oversteken.
Om half tien kom ik je dus weer
halen.
Je bent binnen. Gewonnen!
Maar als de nonnetjes ontdekken
hoe je de straat mocht oversteken,
komt het hele convent om je heen
staan en allemaal lachen ze, zoals
zustefs dat kunnen, wel vriendelijk
dus. Neen lekker voel je je niet.
Het was een soort Pyrrhus overwin
ning. Om half tien zal de chaperon
weer bellen.
Als je dus op moet komen in een
kazerne waar je familie buur is:
Laat je familie verhuizen, of deser
teer.
T. K.
IK STOND LAATST voor de eta
lage van een katholieke boekhan
del. Niet alleen is Nederland het
land, waar gemiddeld 't grootste aan
tal boeken, gezien zijn bevolkingsaan
tal, uitkomt, maar ook het landwaar
de ene uitgave na de andere over gods
dienstige ondenverpen verschijnt. De
ze boeken worden blijkbaar ook nog
gelezen: anders zou geen uitgever
zich er aan durven wagen. Dit pleit
voor de godsdienstzin van ons volk.
Maar er ligt hier ook het gevaar voor
een grote vergissing. Ik bedoel hier
dit mee. Meet men vaak niet mis
schien onbewust de waarde van de
godsdienst af naar de briljante ge
dachten, waartoe hij inspireert, de
grote visies, welke hij geeft, de cultu
rele verworvenhedenwelke hij heeft
voortgebracht en misschien nog
voortbrengt. Aan briljante lectuur is
er geen gebrek, maar daar zit }het
hem toch niet.
We moeten het jiiet zo zienalsof
God in zijn oneindige wijsheid en
grootheid aan ons arme domme men
sen eens iets heeft laten weten, wat
louter menselijk niet te achterhalen
is. Geen menselijke wetenschap, geen
wijsbegeerte met al hun vaak stun
telig pogen kan het kalen bij de
Openbaring van het intieme leven van
de goddelijke Personen en de projectie
van hun innerlijkheid in de leer en de
waarheden der Kerk. We kunnen en
mogen dit niet ontkennen, maar toch
lijkt me dit alles secundair.
Het gaat in de Openbaringin het
christelijke geloof niet op de eerste
plaats om waarheden, waarin men
zwjjmelen kan, maar om levenswaar
den, Als God zijn Woord spreekt is
dit niet op de eerste plaats bedoeld om
ons iets mee te delen, wat nog mie-
mals dagewesen" is, gaat het niet om
de kennis hoe diep en groots ook
maar gaat het om ons eigenlijke le
ven, Het Evangelie geeft daarom niet
primair een wereldbeschouwing, maar
een levensleer: het gaaf niet op de
eerste plaats om waarheden, maar om
waarden, het gaat niet om de kennis,
maar om ons heil.
Misschien zou ik dit zo duide
lijk kunnen maken. Er ligt altijd
ergens een gevaar van verraad,
als men een boek vertaalt. Maar ze
ker wanneer het gaat om de ver
taling van de H. Schrift, van het
Hebreeuws in een westerse taal. Een
voorbeeld is de term „woord". De
Schrift spreekt vaak over Gods
ivoord. Normaal zouden we zeggen:
God spreekt en dus wil hij ons iets
zeggen, maard „woord" heeft een iets
andere inhoud bij de oude Semitische
talen dan by de westerse volkeren.
Het betekent daar op de eerste plaats
aanspraak, aanroep. God roept de
mens aan. God deelt niet iets weten
schappelijks, interessants mee, maar
hij roept ons bij onze naam, opdat wij
zouden luisteren, gehoorzamen, toe
treden, ons overgeven. Daar en daar
gaat het de God van het heil om, en
niet om grootse gedachten en visies.
Hier ligt dikwijls een fundamentele
vergissing, welke diepe sporen heeft
nagelaten in het feitelijke christelijke
leven. Onze mensen, onze kinderen
worden te dikwijls louter volgepropt
met geloofskennis. Zij moeten de ca
techismus van buiten kennen als elk
ander vak. Vele theologen weten pre
cies, hoe alles er uitziet in de gods
dienst, weten voor alles een oplossing.
Prachtig, maar niet op de eerste plaats
belangrijk, Het grote gevaar bestaat,
dat toe'de godsdienstkennis vergelij
ken met andere kennis en andere
menselijke verworvenheden, Welke
zeer interessant en mooi zijn, maar
daar blijft het dan ook bij. Eventueel
zou men er ook wel buiten kunnen,
en als het. nodig is, vergeet men
deze kennis, zoals men zijn wiskunde
vergeet of de jaartallen van zijn ge
schiedenisboek. Het gaat hier nog
maals niet om waarheden, maar
om ons leven, om ons heil en niet om
briljante gedachtenmaar om iets te
doen, dat wil zeggenonze overgave
en deze overgave in het dagelijkse
concrete leven te brengen. Natuurlijk
moet men ook weer niet in het an
dere uiterste vallen, waar ik de vo
rige keer tegen gewaarschuwd heb
en het niet zoeken in een soort wets-
en werkheiligheid alsof dat de uit
komst zou zijn. Maar het. goat om het
heil, dat we verkrijgen door onze
overgave aan God, Die tot ons spreekt
en dat wij moeten verwerven door
deze overgave in het gehele leven te
brengen.
H. B.