>4 a« u M.A.-scholen dat pakhuis met offertjes kl*'. I i 1 1 Dienst is dienst wording Christelijke levenshouding ^terd Introducties voor de Over •s Uit het tijdschrift voor de Wm Naschrift Godsdienst is geen wiskunde AG 30 NOVEMBER 1957 /~v Ant- inï^enaars. die toen al vele iaren ion. °°h n- - laan a&btai n| I W0mwmm Vriendschap der leerlingen hoort bij de sfeer.. va,rde ®edachte gaat in de rich- Sierkunst in marsepein Sierkunst in blijvende materialen iff er Amabilis Seli3lienis van het mosterdzaad- gaat voor veje g0e<j.e dijngen in dit ieVeti in op. ln 1942 verschijnt er bij „Het groeit" 'WerPen een boekje: „De proble. van het jonge meisje" van de van een zekere mej. M. C. had hike elgischi ^ati hand e sekse. doen meer mensen was onze s'e feactie toen we dit lazen. Maar biet e onderwijskringen te doen jonge mejisen van vrouwe- ster etl dat bleek uit hetgeen de schrijf- der note«rde in dat boekje niet ie- b» 6en heeft de gave te luisteren en te grijpen, te bevroeden en aan te voe- etl niet iedereen heeft het intellect Wegen te bedenken langs welke de «in ge niens een vriendschappelijke 6re behulpzame hand te bieden. En d0Qr let iedereen brengt de ijver op ven ^ard studeren en bij de tijd blij- VQr' de wetenschappelijke basis te be?Q en °f te versterken, waarop de tRe ïgde belangstelling voor de jonge s han steunen. Scv,n dat biles had en deed mej. ^°uWenaars wel. \v6 na de bevrijding zo lezen Aiwhet tijdschrift voor de Mater- rf non qqI. hioi 'dis-scholen sjouwt een aal- 6°Ier uü het Maastrichtse met fiets de kapotte bruggen over r^^°ntich, een voorstadje van Ant- Sn Waar mej. Schouwenaars een ®ren. hetlaarverslag van 1956 lezen iet h het Van het mosterdzaadje. scholen bezoekt, bijna 21.000. Aller wegen zijn er vestigingen. Daar komen jongeren en ouderen tezamen. En die jongeren zijn het mid. delpunt. Zij hebben de mogelijkheden begrepen die .haar M.A.-scholen bie den. Precies datgene om het leven beter, intenser en rijker te leven. Daar wor den terreinen ontsloten die braak la gen, gedachten en gevoelens gericht op dingen die toch zo zeer de moeite waard waren, maar nooit aan bod kwamen. Daar worden maatschappe lijke en menselijke deugden beoefend als gewone zaken zoals omgang, le ren luisteren, leren praten en ver staan. Daar wordt de zin onderkend van.de sier en de tooi van het leven in zang, muziek, vrije expressie, feest en spel. Deze weken hebben we ons met deze instituten druk bezig gehouden, ervan gelezen, zo'n instituut bezocht, met de meisjes gepraat en met de lei ding. Deze en de volgende week in troduceren we u op de Mater-Amabi- lis-school. F.B. m Het is juist de vertrouwens sfeer, die de basis vormt voor rust en veiligheid, voor een ongedwongen geest en 'n waar achtige samenwerking. Dan is er openheid en bereidheid om elkaar als mens te waar deren en te accepteren. En is dit alles niet oneindig veel meer waard dan een perfecte organi satie en een programma dat feilloos ten uitvoer wordt ge bracht? Vooral omdat dit van de lei ding soms zoveel vraagt, dat een gespannen en afgemeten hou ding ten opzichte van elkaar hiervan het gevolg is- Christus zegt niet voor niets: Het is de geest, die leven brengt, de geest van eenheid en gelijkgerichtheid, die ook nood zakelijk is voor een effectieve opvoeding. De opgroeiende jeugd heeft zoveel behoefte aan persoon lijke bindingen en goede men selijke verhoudingen, terwijl onze moderne samenleving hiertoe steeds minder gelegen heid biedt. Daarom moeten vol wassenen meer dam ooit deze levenwekkende geest bezitten om de jeugd gedurende hun vormingsjaren een gezond ge meenschapsleven te laten er varen. Gelukkige wordt op de meeste scholen deze vorm van samen werking ook bereikt, maar wij mogen niet rusten, voordat het voor allen een vanzelfsprekend heid geworden is. M. DE POORTER Bezoekaan een m.a.-schooi Versus leidt naar haar ideeën H^^isjes van 17-25 jaar uit alle hoe ,6ri' Meisjes die zij wil helpen te i ür>nen we het anders zeggen retl leven. J. jj *et hoofd van die aalmoezenier, n, spelen twee gedachten. De |s gewijd aan de jeugd van zijn h^ehj'0 door de oorlog uit balans ge- dingend heroriëntatie nodig - etl hulpvaardige, bereidwillige Ar °ude*yk bezig op de 'ih Qler~Amabilis-school Vi Nhal k °üc!r. be2r'jpende belangstelling d hoekje uit 1942, dat hij °P het catechetisch cen- h tty |fblrat.J^abstr'icht en waarin hij de A art, en de kansen zag voor tfc triehtCn0Uwenaars komt naar tv Wóv i' ^intercursus van Kon. vr<it j tï s- j, aar sen cursus voor 400 lö y3 IvIaa?iricbt in januari ^0(h. ï)^?!Sei1 Breda en Bergen op i ater-Amabilis-scholen zijn ^his bioderne versie van de v «et „Jongens, een man!" Dat was het niet bepaald tot ons rechtstreeks gerichte welkomstwoord toen we een gloednieuwe huishoud school binnenkwamen waar die avond de Mater-Amabilis-school draaide. „Moet je nodig, meisjes zijnde, el kaar aanspreken met jongens!" dach ten we. Enfin, de man was gesignaleerd. Het werd nog leuker toen de man nog gevolgd werd door een fotograaf en zo maar overal naar binnen liep. Meisjes zijn in potentie de moeders van straks. Niets nuttiger en plezieri ger met dat vooruitzicht bezig te zijn, in gesprek en in arbeid. Door de ruit van een klas-deur za gen we een verpleegster doende een baby in bad te stoppen. Poeders, doe ken en reukwerken stonden rond de teil. Om de demonstratietafel een club meisjes die een hoop plezier hadden. Aan de leidster die ons vergezelde drukten we onze bezorgdheid uit om een baby ten gerieve van dit cpdcr- wijs 's avonds om half negen nog' in bad te stoppen en die manoeuvre een paar keer te laten herhalen door leer gierige gegadigden. De baby bleek een fantoom te zijn, eentje van plastic of zoiets. Waarschijnlijk vanwege ons man zijn, zijn we wél binnengedrongen in de beide kookklassen. In de ene stond er 'overal hachee op. We hebben hier en daar dekseltjes opgelicht. Luid gegiechel, toen we vroegen of ei olienoten ingingen. Die zagen we overal liggen. „Neen, die waren voor de specu laaspoppen". We zagen een fraai geboetseerd exemplaar in de oven gaan. Of al de olienoten in die poppen zouden belan den was aan twijfel onderhevig. Het rook er allemaal heerlijk. „Geen houten lepels in de hachee laten staan" zei de lerares tegen een. Daar gaat je zuur verdiende geld", dachten we. Er naast was een kok aan het de monstreren met marsepein. Een half uur later was de hele klas muizen, honden, olifanten, worsten, kazen en spenen aan het maken. De lerares mevr. de K. getrouwd, maar niet van zins dit leuke werk up te geven hebben we waarschijn- m- vX- si" lijk diep verdriet gedaan door op te merken dat we zo'n kluit marsepein zo wel beliefde, ook zonder dat er eerst een beest van gemaakt was. Toen in de docentenkamer koffie gedronken. Nu ja, docentenkamer! Stelt u zo'n team docenten vooral niet plechtstatig voor en ook niet die kamer om even te pauzeren. Voor de docententaak op de M.A.- scholen wordt behalve vakkennis ook een dosis idealisme gevraagd dat ondertussen elke leraar of lerares be zit of dient te bezitten die zich uit in een hartelijke omgang met de meis jes. Een schoolsfeer is hier nergens te vinden en dat mag ook niet. Het gaat allemaal heel gemoedelijk op basis van vrijwilligheid. Het is er altijd gezellig, echt gezel lig, een beste sfeer om veel op te doen. We hebben nog een bezoek gebracht aan de smaakontwikkelingsklas, waar met schaar en gekleurd papier pogin gen werden ondernomen om slingers te maken. Kunnen feestvieren is een waarde vol talent! En toen naar 3 A. Dat zijn de derde jaars en naar we vernamen de meest beruchte club van de school. Daar moesten we eens mee gaan meisjes dat de M.A. praten. Zojuist hadden we één van het stel uit de paskamer zien komen met zo'n blouse in aanbouw, vol rijg draden. Hier was naailes. „Trekken jullie die ook aan", vroe gen we. Verachtelijke blikken: „Allicht". Het was ook een domme vraag, maar we zien niets in zo'n half klaar geval, daar moet je vrouw voor zijn om zo'n ding in je fantasie af te zien. Het waren meisjes van 19-20 jaar. C. H. stond overdag in een juweliers zaak. A. M. 20 jaar werkt in de huis houding. C. O. ook 20 maakt leren jassen op een atelier. S. K. en L. v. P. 19 zitten allebei op kantoor. Meer schrijven we er niet op al zijn er nog wel 20 meer. U heeft nu een indruk. „Hoe vinden jullie het hier?" „H.P.G." „Wat is dat, H.P.G.?" „H is hardstikke; P. is een lelijk woord; G. is goed!" We krijgen thee ingeschonken. „Gezellige boel hier". „Altijd gezellig hier, mijnheer". „Krijgen we gratis een krant waar het instaat?" We aarzelen. „Dan zeggen we niets meer". „Flauw, waarvoor komen jullie hier?" Dat blijkt moeilijk onder woorden te brengen. „Je wordt hier door allerlei ontwik keling geholpen voor het verdere leven". „Doen jullie ook aan theorie, krij gen jullie ook catechismus?" „Wel theorie, maar geen catechis mus. We hebben medische raad (zo heet dat „vak" officieel) en opvoed kunde bijvoorbeeld". „Hebben jullie daar boeken voor om te studeren?" „Het is geen school. Allerlei pro blemen komen ter sprake ook die Je zelf meemaakt kun je in het midden brengen; ook een godsdienstige kwestie." „Het is een school voor het leven" constateren we. We moeten gaan; even nog langs de gymnastiek. Daar zwaaien ze aan de ringen. Terug naar de krant bedenken we dat dit toch een kostelijke manier is om je avond door te brengen en wat een kans om van het leven iets te maken. Met zijn inleiding op de inleiding van pater H. B. over ascese bakte F. B. zijn bezinnings- en bezielings- broodjes toch wel erg bruin. Feller geschreven: Ik vond het artikel met plaatje wel zeer ongelukkig en opper vlakkig. Na de hele heiligenverering al lanceert hij dan ergens een zinnetje, dat het gevaarlijk is zo te spreken zonder meer in het belachelijke te hebben gesteld, komt F. B. dan plotse ling met de min of meer godzalige mededeling, dat we ons dienen te be zinnen en te bezielen. Bij echte bezinning en bezieling zal voor de meeste mensen de medewer king van heiligen (door leer, voorbeeld en aanroepen) wèl van pas komen. Of wou die sterke F. B. dat allemaal zelf zo maar klaren? Het lijkt ons toch wel een bijzon der aanvechtbaar standpunt. (En dit niet alleen: is het in wezen ook niet een aantasting van een zeer diep ge wortelde overtuiging van ons katho licisme? Juist de jongeren voor wie het artikel van F. B. in het bijzonder is bestemd worden elke dag opnieuw geconfronteerd met aanvallen op het geloof; zij staan maar al te vaak scep tisch t.o.v. veel waf met „geloof" en „kerk" te maken heeft; is het nu wel verstandig om het zeer eufemistisch "uit te drukken van F. B. om, zij het dan in „overbelichting" twijfel te gaan zaaien over het „nut van de heiligen-verering? De heiligen-verering is een groot goed, omdat de steun van de heiligen en hun voorspraak bij God voor elk mens onmisbaar zijn. En nu is het volgens F. B. niet noodzakelijk, de „grote broer erbij te halen". Want dat is „vragen aan God zich te mengen in de natuurlijke gang van zaken, die toch ook door Hem geordend is". Dit betekent dus: laat alles zijn gang maar gaan. Als F. B. zijn zin krijgt, zullen er spoedig geen nieuwe gelukzaligen door d'e Kerk heilig worden verklaard. Im mers, voor een heiligverklaring wor den wondertekens van God vereist, op voorspraak van de gelukzalige. Maar die gelukzalige wordt door de mensen niet meer aangeroepen, „omdat ze de grote broer niet meer nodig hebben".... Stappen we het leven door en be zielen we alles wat ons overkomt. Dan preekt F. B. verder wordt een ziekbed een heiliging, een tegenslag een loutering. F. B. heeft m.i. met die ziekbedheiliging en die loutering nog maar weinig tg maken gehad. Anders zou hij niet zo goedkoop redeneren. Want zonder ascese d.w.z. zonder trai ning en oefening in minder ernstige, geestelijke en lichamelijke ongemak ken komt men niet zover. Bovendien eist zo'n heiliging soms jaren. Als er maar visie achter zit, oreert F. B. voorts. Alweer zo'n slag in de lucht. Eerst nog even over die spot ten aan zien van gebeden bij examens. Iemand, die niet gestudeerd heeft en een novene houdt om te^slagen, is een dwaas. Maar al weet men zijn weetje, er kunnen toch omstandigheden zich voordoen, die het slagen van de kandidaat ongunstig kunnen beïnvloe den. Nervositeit, bepaalde aandoenin gen enz. Er is onder jongeren een hoop lawaai. Een hoop dikdoenerij. Dat was. altijd zo. Doch er zijn ook verschillen. Nu werkt men met spot en verwerping van ongeveer alles wat bestaat, ander zijds praat en redeneert men over godsdienstig élan tot in „Het Vrije Volk" toe. We zien in de praktijk echter al maar minder jongeren bij de gewone diensten. En wat het ontvangen bij de H.H. Sacramenten betreft, lopen ze stukken bij de ouderen achter. Ik krijg, wanneer ik over die nieuwe flinkheid lees en hoor, vaak het ge voel van een godsdienstige rock 'n' roll- mentaliteit. Een grote dosis negativis- tische herrie, maar weinig positiefs, vooral in de daad van echt christen dom. Mag ik F. B. adviseren de aangekon digde ascese-rubriek eens goed te vol gen. Hoewel ik na lezing van de eerste bijdrage niet helemaal gerust ben op de richting. Pater H. B. zal zeer duidelijk moeten zijn. En voorzichtig. Want niet alleen enthousiastelingen lezen zijn geschrift, ook de lauwen en de gauw-tevredenen. Reden voor de ongerustheid? Pater H. B. begint ook al met de offers en offertjes in een hoek te druk ken. En dan te schrijven over over gave aan het Goddelijk Gij. Als een elementaire eis. En deze primitieve overgave moet langzamerhand bezit nemen van geheel ons leven. Prachtig prachtig. Welk een toe toekomst gaan we tegemoet. Maar voor wie gaat pater H. B. schrijven? Voor de 18-jarigen en oude ren? Met de consequentie tot vóór die leeftijd geen gezeur over offertjes en versterving, teneinde „verwringing" te voorkomen? Met de consequentie ook geen ascese vóór 18 jaar._ Over overgave aan het Goddelijke Gij? .Men kan daarover toch moeilijk spreken tot kinderen van 8 a 9 jaar. Hoe zullen dan die 18-jarigen ge stemd zijn? Welwillend of al helemaal weggezakt? Men kan alles overdrijven ook m devotie. Er is „gepeuter" in het heilige aan te wijzen. Maar men kan ook te hoog vliegen voor de meestal dood gewone mensen. Pater H. B. schreef tenslotte over paard en wagen. Als we niet oppassen zijn we het paard der bezieling en de wagen der bezinning al kwijt, eer we goed en wel begonnen zijn. De mens is maar een zwak wezen. Ik ben voorlopig nog voor het in ieder geval vasthouden aan goede werken. Aangezien volgens de Apostel het ge loof zonder die goede werken, waartoe we alleen reeds in vrijwel alle officies na Pinksteren zijn aangespoord, dood is, morsdood. EEN OUDERE, DIE NOG GAARNE MET ZIJN TIJD MEEGAAT. Dat pakhuis met offertjes lijkt een teken van tegenspraak te worden. Maar als de oudere briefschrijver zijn ver langen om met de tijd mee te gaan nu eens niet in een offertje omzet, maar eraan toegeeft, zal hij misschien ont dekken dat F. B. juist aan het andere en zeer reële gevaar dacht, dan waar over St.-Paulus spreekt. Een geloof zon der goede werken is dood, maar waf de goede werken zonder innerlijke bezie ling zijn leert ons de parabel van de Farizeeër en de tollenaar. Die Farizee ër bakte het met zijn hoogmoed wel heel bruin; iets goedaardiger maar wei nig waardevol is de houding van som mige katholieken, die in de offertjes niet veel meer zien dan posten op hun hemels tegoed en heiligen hanteren als noodhulpje, dat in allerlei tijdelijke za ken heeft in te springen. F. B. verklaart zich noch tegen het offer noch tegen heiligenverering, maar wel tegen de mentaliteit, die beide slechts 'ziet als middelen voor enig bovennatuurlijk nut. Dat jongeren sceptisch staan tegen over veel wat met het geloof heeft uit te staan, lijkt ons duidelijk. Maar vorige week lieten wij nog op deze pagina zien, hoe zij kerken weten te vullen als zij de in devotionele gebruiken en allerlei uitlopers van een voorbije voorheids- periode bijna verdronken kern van het geloof weer kunnen ontmoeten inplaats van allerlei dingen, die met het geloof slechts te maken hebben. Wat de brief schrijver „gepeuter in het heilige'' noemt is volgens F. B. een groot ge vaar voor de belangstelling der jonge ren. En de praktijk schijnt hem nog ge- Lijk te geven ook. Redactie Mochten er bij jullie nog mensen zijn die spoedig ook soldaatje gaan spelen, waarschuw hen dan, dat ze er zorg voor dragen niet in een ka zerne op te komen waar de buren familieleden zijn. Recht tegenover de kazerne woont een zus. Twintig passen de straat oversteken en je bent er. Iedere dag bij het excerceren, of het maar ge woon over het kazerneplein lopen, stond er een huis aan de overkant te lachten. Dat irriteert. Je denkt: ik ga er gauw eens kijken. Zondag middag ga je informeren hoe je zo iets aan moet leggen, je consulteert allerlei geuniformde individuen die geen rekruutt meer zijn en komt dan tenslotte voor een duer waarop staat: „Sergeant van de week". Be leefd klop je aan, na lang wachten wordt er open gedaan. Je hebt de sergeant kennelijk in zijn zondagmid dagdutje gestoord, dat komt de zaak niet ten goede. O, is het dus alleen maar de straat oversteken. Nou ik kan niks voor je doen, je moet het maar eens aan officier Zus en zo vragen. Je draaft de hele kazerne af op zoek naar officier Zus en zo. Elke keer als je over het kazerneplein loopt hoor je nu dat huis schateren. Wacht maar. Maar natuurlijk is de officier op deze zondagmiddag niet in de ka zerne te vinden. Je geeft het op en stapt ontmoedigd naar de kantine, waar een stel kersverse kameraden zitten te kaarten. Ze dragen allen het zelfde kostuum. Je slaat je ogen even omlaag en ontdekt dat je er precies zo uit ziet. En dat op zon dag. Maar er komen nog meer dagen en het wordt een erezaak: voor ik officieel de poort uit mag zal ik in dat huis daar geweest zijn. Je begint dus een keurig verzoek aan de regiments-commandant op te stellen. Uitslag: om vier uur op rap port. Om vier uur sta je super-model voor de deur van de commandant; al het koper wat je aan je lichaam heb glinstert verblindend. En dan mag je binnenkomen. Je springt in de houding: „Soldaat T. K. enz." Je mag op de plaats rust gaan staan (hoe rustiek!). Je kunt je zus van avond in de kantine ontvangen. Dat zal moeilijk gaan, kaptein. Mijn zus is religieuze. Ojé. Woont ze dan daar in dat huis. Hij draait zich om en wijst naar het huis aan de overkant. Hij heeft niet eens in de gaten, dat het huis naar hem knipoogt. Ja, kaptein. Weet ze dat je komt? Ze zou het kunnen vermoeden, kaptein. Zeer attent pakt de kaptein de te lefoon en vraagt of mijn bezoek vam avond gelegen komt. Alle officieren zijn uiteraard „he ren". En dan mag je dus naar de overkant. Maar je hebt nog geen identiteitsbewijs, dus wordt je over gezet door de sergeant van de week (of is het de klaar over van de week?) Je voelt je wel genomen. Je mag aan een handje oversteken. Om half tien kom ik je dus weer halen. Je bent binnen. Gewonnen! Maar als de nonnetjes ontdekken hoe je de straat mocht oversteken, komt het hele convent om je heen staan en allemaal lachen ze, zoals zustefs dat kunnen, wel vriendelijk dus. Neen lekker voel je je niet. Het was een soort Pyrrhus overwin ning. Om half tien zal de chaperon weer bellen. Als je dus op moet komen in een kazerne waar je familie buur is: Laat je familie verhuizen, of deser teer. T. K. IK STOND LAATST voor de eta lage van een katholieke boekhan del. Niet alleen is Nederland het land, waar gemiddeld 't grootste aan tal boeken, gezien zijn bevolkingsaan tal, uitkomt, maar ook het landwaar de ene uitgave na de andere over gods dienstige ondenverpen verschijnt. De ze boeken worden blijkbaar ook nog gelezen: anders zou geen uitgever zich er aan durven wagen. Dit pleit voor de godsdienstzin van ons volk. Maar er ligt hier ook het gevaar voor een grote vergissing. Ik bedoel hier dit mee. Meet men vaak niet mis schien onbewust de waarde van de godsdienst af naar de briljante ge dachten, waartoe hij inspireert, de grote visies, welke hij geeft, de cultu rele verworvenhedenwelke hij heeft voortgebracht en misschien nog voortbrengt. Aan briljante lectuur is er geen gebrek, maar daar zit }het hem toch niet. We moeten het jiiet zo zienalsof God in zijn oneindige wijsheid en grootheid aan ons arme domme men sen eens iets heeft laten weten, wat louter menselijk niet te achterhalen is. Geen menselijke wetenschap, geen wijsbegeerte met al hun vaak stun telig pogen kan het kalen bij de Openbaring van het intieme leven van de goddelijke Personen en de projectie van hun innerlijkheid in de leer en de waarheden der Kerk. We kunnen en mogen dit niet ontkennen, maar toch lijkt me dit alles secundair. Het gaat in de Openbaringin het christelijke geloof niet op de eerste plaats om waarheden, waarin men zwjjmelen kan, maar om levenswaar den, Als God zijn Woord spreekt is dit niet op de eerste plaats bedoeld om ons iets mee te delen, wat nog mie- mals dagewesen" is, gaat het niet om de kennis hoe diep en groots ook maar gaat het om ons eigenlijke le ven, Het Evangelie geeft daarom niet primair een wereldbeschouwing, maar een levensleer: het gaaf niet op de eerste plaats om waarheden, maar om waarden, het gaat niet om de kennis, maar om ons heil. Misschien zou ik dit zo duide lijk kunnen maken. Er ligt altijd ergens een gevaar van verraad, als men een boek vertaalt. Maar ze ker wanneer het gaat om de ver taling van de H. Schrift, van het Hebreeuws in een westerse taal. Een voorbeeld is de term „woord". De Schrift spreekt vaak over Gods ivoord. Normaal zouden we zeggen: God spreekt en dus wil hij ons iets zeggen, maard „woord" heeft een iets andere inhoud bij de oude Semitische talen dan by de westerse volkeren. Het betekent daar op de eerste plaats aanspraak, aanroep. God roept de mens aan. God deelt niet iets weten schappelijks, interessants mee, maar hij roept ons bij onze naam, opdat wij zouden luisteren, gehoorzamen, toe treden, ons overgeven. Daar en daar gaat het de God van het heil om, en niet om grootse gedachten en visies. Hier ligt dikwijls een fundamentele vergissing, welke diepe sporen heeft nagelaten in het feitelijke christelijke leven. Onze mensen, onze kinderen worden te dikwijls louter volgepropt met geloofskennis. Zij moeten de ca techismus van buiten kennen als elk ander vak. Vele theologen weten pre cies, hoe alles er uitziet in de gods dienst, weten voor alles een oplossing. Prachtig, maar niet op de eerste plaats belangrijk, Het grote gevaar bestaat, dat toe'de godsdienstkennis vergelij ken met andere kennis en andere menselijke verworvenheden, Welke zeer interessant en mooi zijn, maar daar blijft het dan ook bij. Eventueel zou men er ook wel buiten kunnen, en als het. nodig is, vergeet men deze kennis, zoals men zijn wiskunde vergeet of de jaartallen van zijn ge schiedenisboek. Het gaat hier nog maals niet om waarheden, maar om ons leven, om ons heil en niet om briljante gedachtenmaar om iets te doen, dat wil zeggenonze overgave en deze overgave in het dagelijkse concrete leven te brengen. Natuurlijk moet men ook weer niet in het an dere uiterste vallen, waar ik de vo rige keer tegen gewaarschuwd heb en het niet zoeken in een soort wets- en werkheiligheid alsof dat de uit komst zou zijn. Maar het. goat om het heil, dat we verkrijgen door onze overgave aan God, Die tot ons spreekt en dat wij moeten verwerven door deze overgave in het gehele leven te brengen. H. B.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 11