In gesprek met
llf
*k£
Prof. Timmers schreef
Atlas van de Nederlandse beschaving
IS
s
W!
x^.
VB (I
J>
Mer-a-boire
ACTUALITEITEN
Schetsboek van Goya
Honegger
Strawinsky
iarno1^;
e Atlas van de Nederlandse beschavingdie prof. dr. J. J. M. Tim-
er* samengestelde en onlangs bij Elsevier is verschenen vormt niet
lnder dan een verfijnd getekend portret van onze lage landen. In de
ekhen, die de schvver in woord en beeld oproept is heel de cultuur-
s°hiedenis van ons volk verdisconteerd. Tussen hunebed en de
V}ederopbouw van Rotterdams binnenstad spant hij het fijne web van
°nze beschavingsontwikkeling, zonder ook maar een ogenblik het zicht
e beperken tot het strikte terrein van de kunst alleen. Hij schiep aldus
pn veelomvattend werk, dat bijna encyclopedisch onze nationale
*rVenscultuur benadert en tegelijkertijd duidelijk de ontwikkeling
aarvan in hoofdstukken voor ons schetst: onze cultuur, die zichzelf
blijft bij alle gedaanteverwisselingen waaraan zij wordt onder-
0rp'en.
"Tt"
hen
Proto-renaissance
Zwak slot
Grafmonument voor Engelbert van Immerzeele en zijn gemalin in de kerk van Bokhoven. Het werd ver
vaardigd door Artus Quellinus, die ook het Amsterdamse stadhuis decoreerde.
rIJ hadden het klassieke rust
punt van een wandeling door
Nijmegen bereikt en zaten ergens
bij het Valkhof van het grootse
vergezicht over Waal en Betuwe
te genieten. Ons gesprek was te
vens het doel genaderd, nl. het
werk van de dichter zelf, die on
langs zijn drama „Elias van Cor-
tona" aan een grondige revisie
had onderworpen. Naar aanlei
ding daarvan ontspon zich een
vraaggesprek met Henri Bruning,
dat hier volgt.
Hdperfc
Muziek uit de
jaren twintig
dezer eeuw:
HOE KOMT het dat na de eerste wereldoorlog heel ons Avond
land met een nieuwe kracht geladen scheen, zowel in de beel
dende kunsten, dichtkunst als toonkunst? En welk is de reden waar
om deze lenige vaart, die het aanschijn der kunsten scheen te ver
nieuwen na het laatste wereldconflict tot een reactionaire beweging
verstolde? Geschiedschrijvers die voldoende afstand hebben geno
men van dit tijdsbestek zullen het beter zeggen dan wij, die met de
eigen stroming van het geestesleven zijn vermaagschapt. In ieder
geval betekenden zowel Honeggers eerste oratorium LE ROI DAVID
als Strawinsky's toneelmuziek bij L'HISTOIRE DU SOLDAT bazuin
stoten van een herontwaken der Avondlandse muziek.
ebrief' geschilderd door WB. van der Kool in N ederlands-
Franse periode
Arthur Honegger
Henri Bruning
nu
en
'sy^
n I»'®0
fl-1* «t
«ge""
ebfu
:s
portret der Lage Landen
rof. Timmers schildert deze duren-
j grondtrekken vanaf de inleiding
'het laatste hoofdstuk toe, zorg-
uidig kiezend uit de mer-a-boire, die
26 beschaving in de loop der eeu-
eh heeft voortgebracht en tastend
j far de voornaamste waarden. De
v '^iteit en huiselijkheid van de
(j aerlandse schilderkunst worden in
het r'A-geïllustreerde pagina's van
e Prachtige boekwerk opnieuw tot
kPn e.rvaring, de even huiselijke trek-
n, 'n de architectuur der Neder-
ga Se huizen en kastelen bloeien
andeweg op uit tekst en platen.
Xe vaderland wil leren ken-
]h zijn eigenheid en daarnaast in
in i ^sorp tie vermogen van vreemde
ij vl°eden, kan veilig op stap gaan
°r onze beschavingsgeschiedenis,
1 Pheer hij zich door prof. Timmers
leiden. Hij kan er omschrijvingen
Ve k die even verrassend zijn aIs
kgv.Pnden met een historische wer-
jn Phheid. Timmers aarzelt niet om
(jj aHvijking van de grote Hamann,
y® de Bourgondische kunst als
L °Xtümliche Vorbarock" ken-
e' te sPre^en van de Bourgon-
he f 6 Proto-renaissance, als hij het
ho ov®r Claus Sluter, die de beeld-
cjeUwkunst l°s maakte uit de ban van
archi tec tuur en een realisme be-
onK e' dat tot dan toe in de kunst
hekend was. De tegenstelling tus-
P deze beide kwalificaties behoeft
tüssen beslist niet te berusten op
v P controverse, want naar de eigen
v rth van Sluters beelden zou men
j^an een „voor-barok'' kunnen spre-
bo0' terwijl hun vrijheid t.o.v. de
Uwkunst naar de renaissance schijnt
®h te werken.
<jp n Ein de siècle" van een bijzon-
r scheppend vermogen van uit Ne-
u0r and mede beïnvloed en van grote
cj^^uende betekenis voor de cultuur
riji-,9e Landen, heeft blijkbaar een
brai0Tn aan verschijnselen voortge-
stnu ^ie voor volgende perioden
big voor stuk kenmerkend zouden
kr'a n' Terecht vat de auteur de
;:_,cht van de beeldende kunst uit dit
dan ook samen in de pol-
evocatieve zinnen over de
B^kunst: „De schilders in de
liteJ9°ndi$che period? leren de rec-
hien °hserveren en psyche van de
ook S.doorgronden. Maar zij bezielen
ee,t weerschijn van het licht op
tpw uhte wand. de sfeer van een in-
JPeur - - -
*lnSen
Prof. Timmers merkt op: „Die „een
heid van het land" zal de calvinist
Hooft en katholiek Vondel, de pro
testantse Rembrandt en de roomse
Jan Steen omvatten. Zij zal daarmee
tonen, dat echte cultuur ook bij ons
de grens der confessies niet trekt en
dat de wind van het Nederlandse
genie waait waarheen hij wil. Cal
vinisten en dissenters tezamen maak
ten het land groots, toen eenmaal de
vrijheid bevochten was".
Ook de invloed, die de Nederlandse
cultuur ver over onze grenzen heen
heeft uitgeoefend, wordt door prof.
Timmers voortreffelijk getekend, spe
ciaal van de bevruchting van de Ita
liaanse schilderkunst en de beeldende
kunsten in het Bourgondische gebied
krijgen een duidelijk-geïllustreerde
behandeling, terwijl een voortreffe
lijke kaart dit betoog ondersteunt. De
„goddelijke zegen", waarvan Busken
Huet spreekt, blijkt het Nederlands
genie al geraakt te hebben voor de
zeventiende eeuw; lang voor Giambo-
logna, de Zuidnederlandse beeldhou
wer, zijn Sabijnse maagdenroof ver
vaardigde, die nu nog naast Cellini's
„Perseus" de pièce de résistance van
de Loggia dei Lanci in de Toskaanse
hoofdstad uitmaakt had Hugo van
der Goes al zijn Portinari-altaar ge
schilderd, dat een bijna beslissende
invloed heeft gehad op Ghirlandaio's
„Aanbidding der Herders" voor de
Sassettj's kapel, eveneens in Florence.
Eeuwen en landen lijken elkaar de
hand te reiken in het uitvoerig gedo
cumenteerde hoofdstuk: „Bevruchting
van de kunst in Europa".
Helaas vertoont het slot van Tim
mers' werk niet de kracht en de zeker
heid, waarop de voorafgaande teksten
zijn gebouwd. Vanzelfsprekend is het
een hachelijke zaak om het na-oor-
logse beschavingsbeeld van Nederland
van een heldere contour te voorzien,
maar het is wel enigszins teleurstel
lend, dat prof. Timmers in zijn laatste
hoofdstuk slechts tot een generalise
rende aanduiding van de moderne be-
schavings-problematiek komt en te
midden van de crisisverschijnselen te
weinig symptomen weet te geven van
een zich vernieuwende bloei. Al te
summier is de aandacht, die hij aan de
moderne beeldhouwkunst besteedt en
zijn zicht op de rol die de jonge ste-
debouwkunde ordenend boven de ar
chitectuur plaatst, vindt nergens de
woorden, die zo hoopgevend zijn als
de prille verschijnselen van een nieu
we dageraad.
Trouwens op het terrdin van de
bouwkunst overtuigt prof. Timmers
ons niet altijd. Met name zijn schets
van de eerste protestantse kerkbouw
in ons land bevat enige onduidelijk
heden en zelfs een enkele vergissing.
Speciaal het spreken over die kerken
als verwant aan de door Bramante
ingeluide vroege renaissance lijkt ons
niet overeenkomstig de historische
werkelijkheid. De vroege renaissance
is in al zijn klare schoonheid niet door
Bramante maar door Brunnelesco in
geluid, maar ook aan zijn werk met al
zijn uitgewogen overzichtelijkheid is
de protestantse kerkbouw slechts zeer
in de verte verwant geweest.
Dergelijke kleine onnauwkeurighe
den onderstrepen echter nog eens
welk een veelomvattend werk ten
grondslag moet liggen aan een be
schavingsatlas, zoals die nu door El
sevier wordt gepresenteerd. Verdere
bewijzen daarvan zijn voorts de ne
genenveertig kaarten en vijfhonderd
negenenzeventig afbeeldingen, waar
van het prachtige boekwerk is voor
zien. Een welverzorgd register en een
afzonderlijke verklaring bij de afbeel
dingen completeren het geheel.
v
Artistieke
DRIE JAAR GELEDEN heeft een
Canadese industrieel voor een klein
bedrag bij een antiquair een boek ge
kocht met 81 schetsen. De Duitse
kunsthistoricus dr. Herbert Paulus
heeft thans uitgemaakt, dat het
schetsen van Goya zijn en de waarde
geschat op twee miljoen mark.
Andermans veren
HET IS ALLANG geen geheim meer.
aldus een Russische krant, dat in onze
(Russische) muziekwereld zekere com
ponisten bestaan, die hun signatuur
zetten onder werken, die door anderen
zijn geschreven. De jonge arrangeurs
bellen de componist op en deze fluit
het hoofdthema per telefoon door. Vrij
bekende Russische componisten be
lasten op deze wijze anderen met bet
schrijven van filmliedjes, operettes en
zelfs symfonieën. En pronken nader
hand met andermans veren.
HENRI BRUNING
Hebt u veel veranderd aan
„Elias van Cortona"?
Wat zal ik u zeggen, zelfs de
grondige omwerkingen zijn eigenlijk
niet meer dan het even verschuiven
van een lens, waardoor het beeld
plotseling zijn omtrek scherpt en
reliëfkrijgt. Maar zo eenvoudig als
een „even verschuiven" was het nu
ook weer niet. Ik schreef „Elias van
Cortona" destijds in twee maanden;
het omwerken heeft bijna evenveel
tijd gevergd.
Is er kans dat het stuk nu wordt
9ende
s<rhild,
Deur en het stille leven der simpele
van de dagelijkse dag".
Overtuigende breedheid
op„£X°or snijdt het werk, vrij ten
die van elke dodende dwang,
starV-an een al te chronologische en
Vgj.1. lngedeeld systeem uitgaat, de
risCh°ale Hnen van het kunsthisto-
br6p, geschiedenisboek. Maar het
Va„ tevens door de grenzen heen
Verr) S°dsdiensttwisten en religieuze
terrn c^heid. Het hoofdstuk over Re-
tona e er> tachtigjarige oorlog is
Weg van overtuigende breedheid.
Le Roi David en l'Hisioire du Soldat
Argeloos bijna is de ontstaansge
schiedenis van Honeggers meester
werk waarvan zo juist een perfecte
opname door DECCA (LXT 5321
5322) op langspeelplaten werd gere
aliseerd. Deze opname is o.m. daarom
model te noemen omdat degene, die
tot het ontstaan van dit werk de
eerste impuls heeft gegeven, de Zwit
serse dirigent Ernest Ansermet, in
vereniging met zijn Geneefs radio
orkest en een goed geschoold ge
mengd koor, plus een viertal emi-
nente solisten het hebben vertolkt.
Ansermet staat wel heel dicht bij de
muziek van zijn landgenoot, en hij
was het ook die de destijds nog dertig
jaar oude Arthur Honegger bijhet
openluchttheater te Mézières aanbe
val om een nieuw werk tot stand te
brengen. De naam Honegger was toen
in Zwitserland nog weinig anders be
kend dan van een bekende chocola
terie in Zürich!
Men aarzelde; won het advies van
Strawinsky in en ook deze coryfee
schaarde zich bij het oordeel van An
sermet. Aanvankelijk werd LE ROI
DAVID, waarvan de latere onder
titel luidt: „Psaume dramatique d'a-
près le drame de René Morax", als
een soort begeleidingsmuziek gecom
poneerd voor Morax' bijbels drama,
terwijl ook de bezetting minuscuul
gehouden was (zelfs het harmonium
werd daar in de openlucht als instru
mentaal medium aanvaard!).
De weerklank van dit werk was
universeel en na een grondige re
visie, die zelfs in later tijd nog ge
daantewisselingen heeft meegemaakt,
baande het zijn weg i.h.b. ook door de
Angelsaksische muziekwereld. (De
première in ons land. vond indertijd
plaats o. 1. v. Evert Cornells te
Utrecht).
Door zijn steun te vinden in aloude
tradities de Bachse koraalvariatie
en de Haendeliaanse koorpraal en
de juveniele kracht waarmee Honeg
ger deze en andere vormen bezielt,
is het dat LE ROI DAVID ook in bre
dere muziekkringen als een stem van
eigen tijd verstaan werd.
Gelukkig degenen, die in zijn zuiver-
melodische kracht een soelaas vin
den: er iets in horen zowel van de
wekroep der Apocalyps als van de
vreugde van de Kerstnacht....
oir
Deze toneelmuziek is
vóór Honeggers werk
Ter keerzijde van een der beide
langspeelplaten staat Strawins
ky's L'HISTOIRE DU SOLDAT.
enkele jaren
op dezelfde
bodem ontstaan. Ze betekent een con
centratie van kracht in een uiterst
geserreerd bestek van minuscule to
neelmuziekjes met een minuscuul or
kestje van zeven man gerealiseerd,
maar dit alles met zulk een uitgeba
lanceerde klank en zó vol van instru
mentale trouvailles dat b.v. een ge
woonlijk ordinaire cornet-a-piston-
partij tot een melodisch belangrijke
solopartij uitgroeide, om niet te spre
ken van de contrabaspartij die tot
toetssteen van contrabastechniek zou
kunnen gelden. Overigens kan niet
worden ontkend dat Strawinsky's
klanktimbre in die oorlogsdagen sterk
was beïnvloed door de vloed van jazz
muziek die toen ons continent begon
te overspoelen. Reeds de bezetting
van één fagot, één trombone, één kla
rinet, één cornet-a-piston, één contra
bas, één viool plus tamelijk uitge
breid slagwerk wijst in deze rich
ting. Ook de vormgeving neigt naar
deze richting met de Trois Danses
die als model hebben: de tango, de
ragtime en de wals, zij het dan in
verkleinde vorm.
Het gegeven van L'HISTOIRE DU
SOLDAT werd door de componist
geput uit de Russische folklore (hoe
wel hij, in die dagen als banneling
rond hét Meer van Genève leefde) en
bevat de geschiedenis van een sol
daat die, op weg naar huis, zijn viool
verkoopt aan een vreemde heer met
een vlindernetje, in ruil voor een
boek, dat reeds aanwijzingen bevat
voor de beurskoersen van vijf jaar
later! De soldaat blijft drie dagen
te gast bij de man met het vlinder
netje en wordt daarna door hem in
een rijtuig, dat door de lucht voort
snelt, tot vlak bij zijn geboortedorp
teruggebracht. De drie dagen leken
drie jaren en iedereen, zelfs zijn
moeder, vlucht voor hem als voor een
geestesverschijning. De soldaat gaat
zwerven; het boek maakt hem schat
rijk; maar ais hij alles bezit, leert hij
dat hij toch niets meer heeft. Hij ont
futselt nu listig zijn viool aan de dui
vel en is nu in staat om de schone
prinses, die het lachen was verleerd,
te genezen. Tot beloning mag hij met
haar trouwen. Dit geluk is hem niet
groot genoeg, want het verlangen naar
zijn moeder en zijn geboortegrond is
sterker. De soldaat gaat dus op weg
om ze nog eenmaal te bezoeken, maai
bij het overschrijden van de grens
van het koninkrijk valt hij weer in
de macht van de duivel, die hem in
triomf voor zich uitdrijft.
Wij meenden dit boeiend brok
Russische vertelkunst nog eens te
moeten releveren wijl ze onvolledig
op de hoes vermeld staat. Ook heeft
het zin te wijzen op de magnifieke
vertaling die de dichter M. Nijhoff
van Ramuz' tekst heeft gemaakt.
Hierbij ging hij zó consequent te
werk dat de handeling door de Zwit
serse dichter Ramuz naar de streek
„tussen Denges en Denezy" ver
plaatst, op zijn beurt naar een Zuid
nederlandse straatweg „tussen Sas en
Sluis" wordt overgeheveld en de
hoofdfiguur, de ongelukkige soldaat,
naar eigen landaard goedmoedig
„Jozef" genoemd. Voor ons Neder
lands toneel en ballet staat hier nog
een boeiend gegeven pasklaar voor
al door deze jongste Decca-opname!
Zo ook is de volledige opname van
Strawinsky's LE BAISER DE LA
FEE door PHILIPS (A 01306 L) van
het Cleveland Orchestra o.l.v. de
componist zelf een welkome gelegen
heid voor onze balletomanen om ken
nis te nemen van een even charman
te en lichtvoetige muziek die Stra
winsky in 1928 heeft geschreven. Het
was Ida Rubinstein en haar Parijs
ballet, die er in de Grand-Opera de
première van hebben verzorgd.
Zo revolutionair l'Histoire du soldat
is, zo reactionair is Le baiser de la
fée. Geen sterveling zal hier door
felle toonconflicten uit Strawinsky's
vroegere werken gechoqueerd worden
Eerder zal men hier de schim van
Tschaikowsky voelen opduiken, zij
het op de achtergrond, en zal men
zich kunnen verlustigen in een melo
dieus spel, dat men de schepper van
l'Histoire du soldat niet zou hebben
toegekend.
„Homo sum, et nihil a me alienum
puto" (ik ben mens en niets mense
lijks is mij vreemd) luidt het klassiek
adagium dat zeker op Strawinsky's
universele scheppingskracht van toe
passing is. Tot welke hoek van de mu
ziekwereld is het licht van zijn geest
niet doorgedrongen? L'HISTOIRE DU
SOLDAT en LE BAISER DE LA FEE
zijn hiervan wel uiterste polen!
MARIUS MONNIKENDAM.
De duivel, zoals hij staat afgebeeld
op het titelblad van „L'Histoire du
Soldat".
opgevoerd, en verschijnt de nieuwe
versie in druk?
Ik heb het werk niet allereerst
herschreven om het opgevoerd - oi
uitgegeven te krijgen, maar omdat
ik dit stuk, dat voor mijzelf mijn be
langrijkste werk is, niet wilde laten
voortbestaan in een vorm die mijzelf
niet bevredigde.
Waarom vindt u het uw belang
rijkste werk?
Omdat ik het gevoel heb dat ik
daarin het volledigst aanwezig ben.
Wanneer men in een essay een pro
blematiek behandelt, wordt deze los
gesneden uit het leven en het wordt
theorie. Theorieën zijn hanteerbaar,
ook in die zin dat een botsing van
theorieën is uit te vechten, tot een
glorieuze overwinning, laten we zeg
gen. In oorsprong en wezenechter
is elk oordeel het produkt van een
bepaalde mens, waarmee het onver
brekelijk verbonden blijft; en het le
ven van de mensheid (anders dan
een essay) is een altijd onbeslist blij
vend conflict. Dat is een van de tra
gische aspecten van het leven. En
een ander tragisch aspect ervan, zo
werd steeds meer mijn overtuiging,
is dat het een drama is van de goede
wil, en de zonde de verwildering van
die goede wil, en ook de ontaarding
ervan. Het demonische in de mens
wordt losgelaten omdat hij die wil niet
realiseren kan. Het leven laat geen
ander antwoord toe dan deernis met
en eerbied voor de mens. Nu is Fran-
ciscus in mijn stuk, mét broeder
Leo, de figuur in wie de katharsis
van het drama aanwezig is voor
mij van die deernis en eerbied het
grote, het geheel unieke voorbeeld
gebleven.
Het toneel bevredigt u dus meer
dan het essay? Aan uw essays valt
dat moeilijk te merken. Hebt u die
voorliefde voor het toneel altijd ge
had?
Het toneel heeft me vanaf de
eerste dag dat ik er mee kennis
maakte ik was toen nog op het
college en had clandestien de Faust-
opvoering van Royaards bijgewoond
bij wijze van spreken niet meer
losgelaten. Ik betreur nog altijd dat
het mij toen niet mogelijk geweest
is mijn eigen weg te gaan en dat ik
later een kans, om op „het goede
pad" terug te keren (zoals me ach
teraf duidelijk werd) heb laten voor
bijgaan. Overigens, toneelstukken
heb ik altijd geschreven en eigenlijk
ben ik er steeds mee doorgegaan
voor zover de tijd dat toeliet. De eer
ste stukken zijn in de prullemand te
rechtgekomen. In '27 scheef ik „La
zarus en de Rijke", dat in '39 gepu
bliceerd is. Daarna volgde, in '40
„Elias van Cortona", dan „Spel in
de Zon" en „Maria Goretti". En op
het ogenblik liggen er enkele ontwer
pen in de la, die op een paar rus-
1 tige maanden wachten om ze af te
maken.
U noemde „Elias vam Cortona"
uw belangrijkste werk. Maar zoals
het eerst was bevredigde het u niet,
waaruit ik durf opmaken dat u het
toch niet uw beste werkstuk vindt.
Welk werk beschouwt u dan als zo
danig?
„Gezelle, de Andere". Ik geloof
inderdaad dat dat als werkstuk het
sterkst van vorm is geworden. Maar
het onbevredigende van zulk werk is
toch weer, dat je voortdurend met
een ander bezig bent.
Enkele critici waren van me
ning dat uw Gezelle wej iets weg had
van een zelfportret.
Dwaasheid en het zou werkelijk
weinig moeite kosten om de nonsens
van die bewering aan te tonen. Ove
rigens zou ik het heel prettig vinden
als het een zelfportret was! Maar
dan had ik er toch mijn eigen naam
boven gezet. Maar natuurlijk: er zijn
in Gezelle dingen die mij zéér aan
spreken, omdat ze ook in mijzelf aan
wezig zijn. Ik geloof trouwens dat
dit de enige mogelijkheid en voor
waarde is om een ander, althans
enigszins, te kunnen verstaan. Intus
sen is het verschijnen van dat werk,
drie jaar na het ontstaan, een uiterst
merkwaardige ervaring voor me
geworden. Hier in Nederland heeft
de kritiek het vrijwel unaniem in ex
treme termen geprezen, en er zijn
ook enkele voortreffelijke beschou
wingen aan gewijd. Maar vreemd,
aan gene zijde van de grens, in het
land van Guido Gezelle zelf, stort
te het boek in een put van stilzwij
gen en hoorde men alleen het plof
fen van een paar keistenen die het
kreeg nagesmeten. Uiterst merk
waardig en komisch, en prikkelend
tot een hartig wederwoord. Het leek
overigens gelukkig zo'n beetje op het
lot van de levende Gezelle ginds.
Uw laatste gedichtenbundel
„Objectief Brevier" werd in hef. al
gemeen zeer goed ontvangen. Hecht
u veel waarde aan kritiek?
Kritiek kan heel nuttig zijn,
maar voor mij heeft ze zowel de
waarderende als de afwijzende of vij
andige slechts persoonlijke bete
kenis in zover ze een ontmoeting is
met een mens.
Sommigen schijnen uw gedicht
wel eens „moeilijk" te vinden en een
enkele maal werd dit zelfs als een
bezwaar voorgesteld. Wat is uw me
ning?
Dat „moeilijke" als bezwaar te
gen een gedicht vind ik bepaald een
gek bezwaar. Het doet immers in
het geheel niet terzake, z.g. moeilij
ke dichters zijn er altijd geweest
en zijn er nog. Een gedicht kan
(voor de lezer) moeilijk zijn, terwijl
het als gedicht toch een volkomen
heldere en poëtische expressie is.
zie Hölderlin, om maar één uit vele
voorbeelden te noemen. Ik wil maar
zeggen: het is bijzonder onpoëtisch
alleen het „moeilijk-zijn" als een ar
gument tegen een gedicht uit te spe
len. Merkwaardig is dat men dan
niet zegt niet durft zeggen? dat
men Lucebert moeilijk vindt, hoewel
het toch duidelijk is dat men met
zijn „bewonderend" neusje steeds
'«■«SS
slechts aan de buitenkant van diens
werk snuffelt. Maar wat doet het er
allemaal toe? U kent het spitse grap
je van Lichtenberg: „Solche Werke
sind Spiegel; wenn ein Affe hinein-
guckt, kann kein Apostel herausse-
hen", of de opmerking van Goethe:
,,Wer einem Autor Dumkelheit vor-
werfen will, soli te erst sein eigenes
Innere beschauen, ob es denn da
auch recht hell ist. In der Damme-
rung wird auch eine sehr lesbare
Schrift unlesbar". Maar nogmaals,
wat heeft zo'n opwerping in de grond
te betekenen? Het enige wat mij be
zighoudt is schrijven. En die interesse
duurt tot het werkstuk voltooid Is.
Daarna zijn we weer op weg naar
het volgende.
En dat is, als ik vragen mag?
Mijn 58e levensjaar. Erg, niet?
Onbegrijpelijk.
J R. V.
Het oude, eenzaam huis staat in de
lege nacht
ontredderd uitgeleverd aan zijn
nederlagen,
de stenen kamers leeg als lege
sarcophagen
van 'n onbegeerd geboren, onbemind
geslacht,
d'ontheemde wind ruist door het
stille huis.
een luik gaat aan de tuinzij zacht
weeklagen
om dit verwoeste oord van nederlagen:
het raam, de gracht, het pad, de
poort, het stille vijverwater,
al wat verwachting was eens en nu
schrikaanjagend
verwilderd staat in 't zwart geheim
der nacht.
(Uit: Objectief Brevier).