In gesprek met llf *k£ Prof. Timmers schreef Atlas van de Nederlandse beschaving IS s W! x^. VB (I J> Mer-a-boire ACTUALITEITEN Schetsboek van Goya Honegger Strawinsky iarno1^; e Atlas van de Nederlandse beschavingdie prof. dr. J. J. M. Tim- er* samengestelde en onlangs bij Elsevier is verschenen vormt niet lnder dan een verfijnd getekend portret van onze lage landen. In de ekhen, die de schvver in woord en beeld oproept is heel de cultuur- s°hiedenis van ons volk verdisconteerd. Tussen hunebed en de V}ederopbouw van Rotterdams binnenstad spant hij het fijne web van °nze beschavingsontwikkeling, zonder ook maar een ogenblik het zicht e beperken tot het strikte terrein van de kunst alleen. Hij schiep aldus pn veelomvattend werk, dat bijna encyclopedisch onze nationale *rVenscultuur benadert en tegelijkertijd duidelijk de ontwikkeling aarvan in hoofdstukken voor ons schetst: onze cultuur, die zichzelf blijft bij alle gedaanteverwisselingen waaraan zij wordt onder- 0rp'en. "Tt" hen Proto-renaissance Zwak slot Grafmonument voor Engelbert van Immerzeele en zijn gemalin in de kerk van Bokhoven. Het werd ver vaardigd door Artus Quellinus, die ook het Amsterdamse stadhuis decoreerde. rIJ hadden het klassieke rust punt van een wandeling door Nijmegen bereikt en zaten ergens bij het Valkhof van het grootse vergezicht over Waal en Betuwe te genieten. Ons gesprek was te vens het doel genaderd, nl. het werk van de dichter zelf, die on langs zijn drama „Elias van Cor- tona" aan een grondige revisie had onderworpen. Naar aanlei ding daarvan ontspon zich een vraaggesprek met Henri Bruning, dat hier volgt. Hdperfc Muziek uit de jaren twintig dezer eeuw: HOE KOMT het dat na de eerste wereldoorlog heel ons Avond land met een nieuwe kracht geladen scheen, zowel in de beel dende kunsten, dichtkunst als toonkunst? En welk is de reden waar om deze lenige vaart, die het aanschijn der kunsten scheen te ver nieuwen na het laatste wereldconflict tot een reactionaire beweging verstolde? Geschiedschrijvers die voldoende afstand hebben geno men van dit tijdsbestek zullen het beter zeggen dan wij, die met de eigen stroming van het geestesleven zijn vermaagschapt. In ieder geval betekenden zowel Honeggers eerste oratorium LE ROI DAVID als Strawinsky's toneelmuziek bij L'HISTOIRE DU SOLDAT bazuin stoten van een herontwaken der Avondlandse muziek. ebrief' geschilderd door WB. van der Kool in N ederlands- Franse periode Arthur Honegger Henri Bruning nu en 'sy^ n I»'®0 fl-1* «t «ge"" ebfu :s portret der Lage Landen rof. Timmers schildert deze duren- j grondtrekken vanaf de inleiding 'het laatste hoofdstuk toe, zorg- uidig kiezend uit de mer-a-boire, die 26 beschaving in de loop der eeu- eh heeft voortgebracht en tastend j far de voornaamste waarden. De v '^iteit en huiselijkheid van de (j aerlandse schilderkunst worden in het r'A-geïllustreerde pagina's van e Prachtige boekwerk opnieuw tot kPn e.rvaring, de even huiselijke trek- n, 'n de architectuur der Neder- ga Se huizen en kastelen bloeien andeweg op uit tekst en platen. Xe vaderland wil leren ken- ]h zijn eigenheid en daarnaast in in i ^sorp tie vermogen van vreemde ij vl°eden, kan veilig op stap gaan °r onze beschavingsgeschiedenis, 1 Pheer hij zich door prof. Timmers leiden. Hij kan er omschrijvingen Ve k die even verrassend zijn aIs kgv.Pnden met een historische wer- jn Phheid. Timmers aarzelt niet om (jj aHvijking van de grote Hamann, y® de Bourgondische kunst als L °Xtümliche Vorbarock" ken- e' te sPre^en van de Bourgon- he f 6 Proto-renaissance, als hij het ho ov®r Claus Sluter, die de beeld- cjeUwkunst l°s maakte uit de ban van archi tec tuur en een realisme be- onK e' dat tot dan toe in de kunst hekend was. De tegenstelling tus- P deze beide kwalificaties behoeft tüssen beslist niet te berusten op v P controverse, want naar de eigen v rth van Sluters beelden zou men j^an een „voor-barok'' kunnen spre- bo0' terwijl hun vrijheid t.o.v. de Uwkunst naar de renaissance schijnt ®h te werken. <jp n Ein de siècle" van een bijzon- r scheppend vermogen van uit Ne- u0r and mede beïnvloed en van grote cj^^uende betekenis voor de cultuur riji-,9e Landen, heeft blijkbaar een brai0Tn aan verschijnselen voortge- stnu ^ie voor volgende perioden big voor stuk kenmerkend zouden kr'a n' Terecht vat de auteur de ;:_,cht van de beeldende kunst uit dit dan ook samen in de pol- evocatieve zinnen over de B^kunst: „De schilders in de liteJ9°ndi$che period? leren de rec- hien °hserveren en psyche van de ook S.doorgronden. Maar zij bezielen ee,t weerschijn van het licht op tpw uhte wand. de sfeer van een in- JPeur - - - *lnSen Prof. Timmers merkt op: „Die „een heid van het land" zal de calvinist Hooft en katholiek Vondel, de pro testantse Rembrandt en de roomse Jan Steen omvatten. Zij zal daarmee tonen, dat echte cultuur ook bij ons de grens der confessies niet trekt en dat de wind van het Nederlandse genie waait waarheen hij wil. Cal vinisten en dissenters tezamen maak ten het land groots, toen eenmaal de vrijheid bevochten was". Ook de invloed, die de Nederlandse cultuur ver over onze grenzen heen heeft uitgeoefend, wordt door prof. Timmers voortreffelijk getekend, spe ciaal van de bevruchting van de Ita liaanse schilderkunst en de beeldende kunsten in het Bourgondische gebied krijgen een duidelijk-geïllustreerde behandeling, terwijl een voortreffe lijke kaart dit betoog ondersteunt. De „goddelijke zegen", waarvan Busken Huet spreekt, blijkt het Nederlands genie al geraakt te hebben voor de zeventiende eeuw; lang voor Giambo- logna, de Zuidnederlandse beeldhou wer, zijn Sabijnse maagdenroof ver vaardigde, die nu nog naast Cellini's „Perseus" de pièce de résistance van de Loggia dei Lanci in de Toskaanse hoofdstad uitmaakt had Hugo van der Goes al zijn Portinari-altaar ge schilderd, dat een bijna beslissende invloed heeft gehad op Ghirlandaio's „Aanbidding der Herders" voor de Sassettj's kapel, eveneens in Florence. Eeuwen en landen lijken elkaar de hand te reiken in het uitvoerig gedo cumenteerde hoofdstuk: „Bevruchting van de kunst in Europa". Helaas vertoont het slot van Tim mers' werk niet de kracht en de zeker heid, waarop de voorafgaande teksten zijn gebouwd. Vanzelfsprekend is het een hachelijke zaak om het na-oor- logse beschavingsbeeld van Nederland van een heldere contour te voorzien, maar het is wel enigszins teleurstel lend, dat prof. Timmers in zijn laatste hoofdstuk slechts tot een generalise rende aanduiding van de moderne be- schavings-problematiek komt en te midden van de crisisverschijnselen te weinig symptomen weet te geven van een zich vernieuwende bloei. Al te summier is de aandacht, die hij aan de moderne beeldhouwkunst besteedt en zijn zicht op de rol die de jonge ste- debouwkunde ordenend boven de ar chitectuur plaatst, vindt nergens de woorden, die zo hoopgevend zijn als de prille verschijnselen van een nieu we dageraad. Trouwens op het terrdin van de bouwkunst overtuigt prof. Timmers ons niet altijd. Met name zijn schets van de eerste protestantse kerkbouw in ons land bevat enige onduidelijk heden en zelfs een enkele vergissing. Speciaal het spreken over die kerken als verwant aan de door Bramante ingeluide vroege renaissance lijkt ons niet overeenkomstig de historische werkelijkheid. De vroege renaissance is in al zijn klare schoonheid niet door Bramante maar door Brunnelesco in geluid, maar ook aan zijn werk met al zijn uitgewogen overzichtelijkheid is de protestantse kerkbouw slechts zeer in de verte verwant geweest. Dergelijke kleine onnauwkeurighe den onderstrepen echter nog eens welk een veelomvattend werk ten grondslag moet liggen aan een be schavingsatlas, zoals die nu door El sevier wordt gepresenteerd. Verdere bewijzen daarvan zijn voorts de ne genenveertig kaarten en vijfhonderd negenenzeventig afbeeldingen, waar van het prachtige boekwerk is voor zien. Een welverzorgd register en een afzonderlijke verklaring bij de afbeel dingen completeren het geheel. v Artistieke DRIE JAAR GELEDEN heeft een Canadese industrieel voor een klein bedrag bij een antiquair een boek ge kocht met 81 schetsen. De Duitse kunsthistoricus dr. Herbert Paulus heeft thans uitgemaakt, dat het schetsen van Goya zijn en de waarde geschat op twee miljoen mark. Andermans veren HET IS ALLANG geen geheim meer. aldus een Russische krant, dat in onze (Russische) muziekwereld zekere com ponisten bestaan, die hun signatuur zetten onder werken, die door anderen zijn geschreven. De jonge arrangeurs bellen de componist op en deze fluit het hoofdthema per telefoon door. Vrij bekende Russische componisten be lasten op deze wijze anderen met bet schrijven van filmliedjes, operettes en zelfs symfonieën. En pronken nader hand met andermans veren. HENRI BRUNING Hebt u veel veranderd aan „Elias van Cortona"? Wat zal ik u zeggen, zelfs de grondige omwerkingen zijn eigenlijk niet meer dan het even verschuiven van een lens, waardoor het beeld plotseling zijn omtrek scherpt en reliëfkrijgt. Maar zo eenvoudig als een „even verschuiven" was het nu ook weer niet. Ik schreef „Elias van Cortona" destijds in twee maanden; het omwerken heeft bijna evenveel tijd gevergd. Is er kans dat het stuk nu wordt 9ende s<rhild, Deur en het stille leven der simpele van de dagelijkse dag". Overtuigende breedheid op„£X°or snijdt het werk, vrij ten die van elke dodende dwang, starV-an een al te chronologische en Vgj.1. lngedeeld systeem uitgaat, de risCh°ale Hnen van het kunsthisto- br6p, geschiedenisboek. Maar het Va„ tevens door de grenzen heen Verr) S°dsdiensttwisten en religieuze terrn c^heid. Het hoofdstuk over Re- tona e er> tachtigjarige oorlog is Weg van overtuigende breedheid. Le Roi David en l'Hisioire du Soldat Argeloos bijna is de ontstaansge schiedenis van Honeggers meester werk waarvan zo juist een perfecte opname door DECCA (LXT 5321 5322) op langspeelplaten werd gere aliseerd. Deze opname is o.m. daarom model te noemen omdat degene, die tot het ontstaan van dit werk de eerste impuls heeft gegeven, de Zwit serse dirigent Ernest Ansermet, in vereniging met zijn Geneefs radio orkest en een goed geschoold ge mengd koor, plus een viertal emi- nente solisten het hebben vertolkt. Ansermet staat wel heel dicht bij de muziek van zijn landgenoot, en hij was het ook die de destijds nog dertig jaar oude Arthur Honegger bijhet openluchttheater te Mézières aanbe val om een nieuw werk tot stand te brengen. De naam Honegger was toen in Zwitserland nog weinig anders be kend dan van een bekende chocola terie in Zürich! Men aarzelde; won het advies van Strawinsky in en ook deze coryfee schaarde zich bij het oordeel van An sermet. Aanvankelijk werd LE ROI DAVID, waarvan de latere onder titel luidt: „Psaume dramatique d'a- près le drame de René Morax", als een soort begeleidingsmuziek gecom poneerd voor Morax' bijbels drama, terwijl ook de bezetting minuscuul gehouden was (zelfs het harmonium werd daar in de openlucht als instru mentaal medium aanvaard!). De weerklank van dit werk was universeel en na een grondige re visie, die zelfs in later tijd nog ge daantewisselingen heeft meegemaakt, baande het zijn weg i.h.b. ook door de Angelsaksische muziekwereld. (De première in ons land. vond indertijd plaats o. 1. v. Evert Cornells te Utrecht). Door zijn steun te vinden in aloude tradities de Bachse koraalvariatie en de Haendeliaanse koorpraal en de juveniele kracht waarmee Honeg ger deze en andere vormen bezielt, is het dat LE ROI DAVID ook in bre dere muziekkringen als een stem van eigen tijd verstaan werd. Gelukkig degenen, die in zijn zuiver- melodische kracht een soelaas vin den: er iets in horen zowel van de wekroep der Apocalyps als van de vreugde van de Kerstnacht.... oir Deze toneelmuziek is vóór Honeggers werk Ter keerzijde van een der beide langspeelplaten staat Strawins ky's L'HISTOIRE DU SOLDAT. enkele jaren op dezelfde bodem ontstaan. Ze betekent een con centratie van kracht in een uiterst geserreerd bestek van minuscule to neelmuziekjes met een minuscuul or kestje van zeven man gerealiseerd, maar dit alles met zulk een uitgeba lanceerde klank en zó vol van instru mentale trouvailles dat b.v. een ge woonlijk ordinaire cornet-a-piston- partij tot een melodisch belangrijke solopartij uitgroeide, om niet te spre ken van de contrabaspartij die tot toetssteen van contrabastechniek zou kunnen gelden. Overigens kan niet worden ontkend dat Strawinsky's klanktimbre in die oorlogsdagen sterk was beïnvloed door de vloed van jazz muziek die toen ons continent begon te overspoelen. Reeds de bezetting van één fagot, één trombone, één kla rinet, één cornet-a-piston, één contra bas, één viool plus tamelijk uitge breid slagwerk wijst in deze rich ting. Ook de vormgeving neigt naar deze richting met de Trois Danses die als model hebben: de tango, de ragtime en de wals, zij het dan in verkleinde vorm. Het gegeven van L'HISTOIRE DU SOLDAT werd door de componist geput uit de Russische folklore (hoe wel hij, in die dagen als banneling rond hét Meer van Genève leefde) en bevat de geschiedenis van een sol daat die, op weg naar huis, zijn viool verkoopt aan een vreemde heer met een vlindernetje, in ruil voor een boek, dat reeds aanwijzingen bevat voor de beurskoersen van vijf jaar later! De soldaat blijft drie dagen te gast bij de man met het vlinder netje en wordt daarna door hem in een rijtuig, dat door de lucht voort snelt, tot vlak bij zijn geboortedorp teruggebracht. De drie dagen leken drie jaren en iedereen, zelfs zijn moeder, vlucht voor hem als voor een geestesverschijning. De soldaat gaat zwerven; het boek maakt hem schat rijk; maar ais hij alles bezit, leert hij dat hij toch niets meer heeft. Hij ont futselt nu listig zijn viool aan de dui vel en is nu in staat om de schone prinses, die het lachen was verleerd, te genezen. Tot beloning mag hij met haar trouwen. Dit geluk is hem niet groot genoeg, want het verlangen naar zijn moeder en zijn geboortegrond is sterker. De soldaat gaat dus op weg om ze nog eenmaal te bezoeken, maai bij het overschrijden van de grens van het koninkrijk valt hij weer in de macht van de duivel, die hem in triomf voor zich uitdrijft. Wij meenden dit boeiend brok Russische vertelkunst nog eens te moeten releveren wijl ze onvolledig op de hoes vermeld staat. Ook heeft het zin te wijzen op de magnifieke vertaling die de dichter M. Nijhoff van Ramuz' tekst heeft gemaakt. Hierbij ging hij zó consequent te werk dat de handeling door de Zwit serse dichter Ramuz naar de streek „tussen Denges en Denezy" ver plaatst, op zijn beurt naar een Zuid nederlandse straatweg „tussen Sas en Sluis" wordt overgeheveld en de hoofdfiguur, de ongelukkige soldaat, naar eigen landaard goedmoedig „Jozef" genoemd. Voor ons Neder lands toneel en ballet staat hier nog een boeiend gegeven pasklaar voor al door deze jongste Decca-opname! Zo ook is de volledige opname van Strawinsky's LE BAISER DE LA FEE door PHILIPS (A 01306 L) van het Cleveland Orchestra o.l.v. de componist zelf een welkome gelegen heid voor onze balletomanen om ken nis te nemen van een even charman te en lichtvoetige muziek die Stra winsky in 1928 heeft geschreven. Het was Ida Rubinstein en haar Parijs ballet, die er in de Grand-Opera de première van hebben verzorgd. Zo revolutionair l'Histoire du soldat is, zo reactionair is Le baiser de la fée. Geen sterveling zal hier door felle toonconflicten uit Strawinsky's vroegere werken gechoqueerd worden Eerder zal men hier de schim van Tschaikowsky voelen opduiken, zij het op de achtergrond, en zal men zich kunnen verlustigen in een melo dieus spel, dat men de schepper van l'Histoire du soldat niet zou hebben toegekend. „Homo sum, et nihil a me alienum puto" (ik ben mens en niets mense lijks is mij vreemd) luidt het klassiek adagium dat zeker op Strawinsky's universele scheppingskracht van toe passing is. Tot welke hoek van de mu ziekwereld is het licht van zijn geest niet doorgedrongen? L'HISTOIRE DU SOLDAT en LE BAISER DE LA FEE zijn hiervan wel uiterste polen! MARIUS MONNIKENDAM. De duivel, zoals hij staat afgebeeld op het titelblad van „L'Histoire du Soldat". opgevoerd, en verschijnt de nieuwe versie in druk? Ik heb het werk niet allereerst herschreven om het opgevoerd - oi uitgegeven te krijgen, maar omdat ik dit stuk, dat voor mijzelf mijn be langrijkste werk is, niet wilde laten voortbestaan in een vorm die mijzelf niet bevredigde. Waarom vindt u het uw belang rijkste werk? Omdat ik het gevoel heb dat ik daarin het volledigst aanwezig ben. Wanneer men in een essay een pro blematiek behandelt, wordt deze los gesneden uit het leven en het wordt theorie. Theorieën zijn hanteerbaar, ook in die zin dat een botsing van theorieën is uit te vechten, tot een glorieuze overwinning, laten we zeg gen. In oorsprong en wezenechter is elk oordeel het produkt van een bepaalde mens, waarmee het onver brekelijk verbonden blijft; en het le ven van de mensheid (anders dan een essay) is een altijd onbeslist blij vend conflict. Dat is een van de tra gische aspecten van het leven. En een ander tragisch aspect ervan, zo werd steeds meer mijn overtuiging, is dat het een drama is van de goede wil, en de zonde de verwildering van die goede wil, en ook de ontaarding ervan. Het demonische in de mens wordt losgelaten omdat hij die wil niet realiseren kan. Het leven laat geen ander antwoord toe dan deernis met en eerbied voor de mens. Nu is Fran- ciscus in mijn stuk, mét broeder Leo, de figuur in wie de katharsis van het drama aanwezig is voor mij van die deernis en eerbied het grote, het geheel unieke voorbeeld gebleven. Het toneel bevredigt u dus meer dan het essay? Aan uw essays valt dat moeilijk te merken. Hebt u die voorliefde voor het toneel altijd ge had? Het toneel heeft me vanaf de eerste dag dat ik er mee kennis maakte ik was toen nog op het college en had clandestien de Faust- opvoering van Royaards bijgewoond bij wijze van spreken niet meer losgelaten. Ik betreur nog altijd dat het mij toen niet mogelijk geweest is mijn eigen weg te gaan en dat ik later een kans, om op „het goede pad" terug te keren (zoals me ach teraf duidelijk werd) heb laten voor bijgaan. Overigens, toneelstukken heb ik altijd geschreven en eigenlijk ben ik er steeds mee doorgegaan voor zover de tijd dat toeliet. De eer ste stukken zijn in de prullemand te rechtgekomen. In '27 scheef ik „La zarus en de Rijke", dat in '39 gepu bliceerd is. Daarna volgde, in '40 „Elias van Cortona", dan „Spel in de Zon" en „Maria Goretti". En op het ogenblik liggen er enkele ontwer pen in de la, die op een paar rus- 1 tige maanden wachten om ze af te maken. U noemde „Elias vam Cortona" uw belangrijkste werk. Maar zoals het eerst was bevredigde het u niet, waaruit ik durf opmaken dat u het toch niet uw beste werkstuk vindt. Welk werk beschouwt u dan als zo danig? „Gezelle, de Andere". Ik geloof inderdaad dat dat als werkstuk het sterkst van vorm is geworden. Maar het onbevredigende van zulk werk is toch weer, dat je voortdurend met een ander bezig bent. Enkele critici waren van me ning dat uw Gezelle wej iets weg had van een zelfportret. Dwaasheid en het zou werkelijk weinig moeite kosten om de nonsens van die bewering aan te tonen. Ove rigens zou ik het heel prettig vinden als het een zelfportret was! Maar dan had ik er toch mijn eigen naam boven gezet. Maar natuurlijk: er zijn in Gezelle dingen die mij zéér aan spreken, omdat ze ook in mijzelf aan wezig zijn. Ik geloof trouwens dat dit de enige mogelijkheid en voor waarde is om een ander, althans enigszins, te kunnen verstaan. Intus sen is het verschijnen van dat werk, drie jaar na het ontstaan, een uiterst merkwaardige ervaring voor me geworden. Hier in Nederland heeft de kritiek het vrijwel unaniem in ex treme termen geprezen, en er zijn ook enkele voortreffelijke beschou wingen aan gewijd. Maar vreemd, aan gene zijde van de grens, in het land van Guido Gezelle zelf, stort te het boek in een put van stilzwij gen en hoorde men alleen het plof fen van een paar keistenen die het kreeg nagesmeten. Uiterst merk waardig en komisch, en prikkelend tot een hartig wederwoord. Het leek overigens gelukkig zo'n beetje op het lot van de levende Gezelle ginds. Uw laatste gedichtenbundel „Objectief Brevier" werd in hef. al gemeen zeer goed ontvangen. Hecht u veel waarde aan kritiek? Kritiek kan heel nuttig zijn, maar voor mij heeft ze zowel de waarderende als de afwijzende of vij andige slechts persoonlijke bete kenis in zover ze een ontmoeting is met een mens. Sommigen schijnen uw gedicht wel eens „moeilijk" te vinden en een enkele maal werd dit zelfs als een bezwaar voorgesteld. Wat is uw me ning? Dat „moeilijke" als bezwaar te gen een gedicht vind ik bepaald een gek bezwaar. Het doet immers in het geheel niet terzake, z.g. moeilij ke dichters zijn er altijd geweest en zijn er nog. Een gedicht kan (voor de lezer) moeilijk zijn, terwijl het als gedicht toch een volkomen heldere en poëtische expressie is. zie Hölderlin, om maar één uit vele voorbeelden te noemen. Ik wil maar zeggen: het is bijzonder onpoëtisch alleen het „moeilijk-zijn" als een ar gument tegen een gedicht uit te spe len. Merkwaardig is dat men dan niet zegt niet durft zeggen? dat men Lucebert moeilijk vindt, hoewel het toch duidelijk is dat men met zijn „bewonderend" neusje steeds '«■«SS slechts aan de buitenkant van diens werk snuffelt. Maar wat doet het er allemaal toe? U kent het spitse grap je van Lichtenberg: „Solche Werke sind Spiegel; wenn ein Affe hinein- guckt, kann kein Apostel herausse- hen", of de opmerking van Goethe: ,,Wer einem Autor Dumkelheit vor- werfen will, soli te erst sein eigenes Innere beschauen, ob es denn da auch recht hell ist. In der Damme- rung wird auch eine sehr lesbare Schrift unlesbar". Maar nogmaals, wat heeft zo'n opwerping in de grond te betekenen? Het enige wat mij be zighoudt is schrijven. En die interesse duurt tot het werkstuk voltooid Is. Daarna zijn we weer op weg naar het volgende. En dat is, als ik vragen mag? Mijn 58e levensjaar. Erg, niet? Onbegrijpelijk. J R. V. Het oude, eenzaam huis staat in de lege nacht ontredderd uitgeleverd aan zijn nederlagen, de stenen kamers leeg als lege sarcophagen van 'n onbegeerd geboren, onbemind geslacht, d'ontheemde wind ruist door het stille huis. een luik gaat aan de tuinzij zacht weeklagen om dit verwoeste oord van nederlagen: het raam, de gracht, het pad, de poort, het stille vijverwater, al wat verwachting was eens en nu schrikaanjagend verwilderd staat in 't zwart geheim der nacht. (Uit: Objectief Brevier).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 5