HET LEVEN w m Bethlehem POP Het ideaal en wij s 7 God trad in de tijd IS SLECHTS EEN HERBERG Sedert met een wmM INGEKOMEN BRIEE Verwachtingsbeelden lWiir<.A ZATEttDAljr Zö JUJfcLDMBEK 1957 Christelijke levenshouding -W j V/. Ze lacht nop steeds Daar paan we het eens over hebben rd H- 55 Naar ervaringen rlE EEN POGING waagt iats te begrijpen van de icono grafie uit de vroegste tijden van het Christendom komt in de 'ban van de blijde verwachtings- stemmingen van de christenen uit die dagen. Hij ziet de paradijselijke beelden met de stromen en de palmbomen, het hemels Jeruzalem en het land met de zeven heuvelen, alle verbeeldingen van het rijk dat hem na de dood gegeven zou wor den. Orantes versterken nog de indruk dat zij zich kinderen wisten van het licht da>t weldra door zou breken. Zij hebben hun verbeel dingen moeizaam gekrast en ge kleurd op de wanden van hun on deraardse verblijfplaatsen of ge beiteld op de sarcofagen van hun overleden broeders of later in beter dagen in feestelijk moza- iek met ongeëvenaard kunstenaars schap aangebracht op de wanden of in de absiden van hun basilie ken. De dood omgaven zij met de tekenen der overwinning. De tij den waren vol ongeduld. Simon Vestdijk geeft iets te proeven van de hoop en verwachting van een povere schare christenen in zijn „Nadagen van Pilatus". Al speelt het fragment van Pau- lus' brief aan de Romeinen, dat geplaatst is aan het begin van de Advent in op het nu gekomen Kerstfeest, het is regelrecht van toepassing op de wederkomst van die Heer aan het einde der tijden. Bijkans een halve eeuw slechts na de geboorte van Christus schrijft hij: „Broeders, gij weet dat het thans voor ons tijd is, om uit de slaap op te staan. Want nu is ons heil dichterbij dan toen wij het ge loof aanva^jdden. De nacht loopt teneinde, de dag komt naderbij. Welk een ongeduld. Maar onmiddellijk na de heen- wijzing naar dit eindperspectief wijst Paulus zijn lezers op hun nog altijd in de wereld zijn: „Zorgen wij onberispelijk te leven" en verder: „Gij moet u bekleden met de Heer Jesus Christus". En daar staat het dilemma van het christelijk leven: Wij zijn in de wereld maar daar niet voor be stemd en dus niet van de wereld. DIONYSlUS EXIGUUS die in 52(1 de christelijke tijdrekening con strueerde te Rome, heeft er zelf de reden bij geschreven waarom hij het werk begonnen was: „Wij wil len de herinnering aan een godde loze Kerkvervolging niet aan onze tijdrekening verbinden." De toen gangbare tijdrekening nl. was die van Diocletianus. Ongetwijfeld heeft hij met het wegvagen var. deze herinnering een andere wil len bevestigen, de komst van de Heer in de tijd. En zou het eind perspectief ook geen belangrijk ar gument zijn geweest? Want nu be gon het aftellen naar de jongste dag. Met een marge overigens van minstens 4 jaar, want de geleerde abt heeft zich in het geboortejaar van Christus vergist, dat hij te laat stelde. In de Middeleeuwen is de chris telijke jaartelling algemeen dn het De luidklok schijnt rond Kerstmis een voor ieder aan sprekend symbool te zijn, met deze betekenis: „Naar Bethle hem wilt allen gaan" of „Vre de op aarde aan de mensen van goede wil". De klokken verschijnen in opvouwbare papieren ruimte lijkheid in etalages en huizen en van een niet altijd apetijte- lijke romantiek doortrokken op ons Kerstdrukwerk. Maar boven de luidklok in onze kerktorens is een andere klok aangebracht: het uur werk. Meer dan luidklok is mis schien die tijdmetende klok symbool van Kerstmis. Want op Kerstmis trad God in de tijd. Toen is het christelijk Mys terie van de tijd geboren. Sedert Kerstmis kreeg de tijd in tweeledige betekenis een diepe zin. Zij werd zinvol omdat de wereld er van verlost zou worden. In het einde der tijden ligt nu het eeuwig geluk. Maar ook: de Verlossing is door Christus in de tijd bewerkstel ligd en niet vanuit de wolk, van waaruit Jahweh sprak in het Oude Verbond. Wie de Heer achterna wil, moet in de tijd de opgave van het leven maken. Hjj zelf heeft immers voor Pilatus de twaalf legioenen engelen geweigerd cn is historisch gezien de tijd weer uitgegaan toen de mensen Helm daaruit banden door de dood. Hier en nu zal de christen het antwoord dienen te geven op de uitnodiging Gods Hem te dienen. Sedert Bethlehem tikken de klokken zinvol. Gesprek Op een uitspringende hoek van onze schuiftafel staat een pop een speelpop. Haar .constructie is zo: een vilten hoofd met haren van wol (zo'n pluimeaukapsel, lekker wild het is een meisje), twee ogen van onder een donkerblauw gewaad, zit' een gaatje verborgen daar moet je een vinger in stoppen als je wilt spelen. Twee andere vin gers stop je dan in de vilten hand jes die ze ook heeft. Omdat we er niet heel de dag mee in onze han den kunnen zitten hebben we haar op een oud penseel gestoken en het hele geval op een oude terpentijn- fles, haar rok er netjes overheen getrokken en zo staat dan het schalkse deerntje met ons mee te leven. Als we bidden vouwen we gauw haar handjes, als we met vrienden onder elkaar zijn steken we haar handjes in de lucht. Niet lang geleden heeft ze met haar handjes voor het gezicht ge staan, toen had de baas verdriet. On bewogen overigens staat ze met haar guitige toet zo guitig als dat van de schenkster het leven (ons leven) op te nemen. Ze is onze balans aan het einde van een druk jaar. Alweer een dag voorbijZo «nek ten we vaak 's avonds. Of misschie11 doen we dit zelfs niet eens en leven van de ene dag in de ander*' Soms duikt er een pleziertje naar Galileo Galilei. westen verbreid en het is thans zo, dat deze tijdrekening in sommige beschavingen een van de weinige nog niet aangetaste tekenen is dat er ood't een christendom in de we reld is getreden. En ondertussen wemelt de his torie, levend onder deze Dionysi sche tijdrekening, van de beelden die illustreren hoe de mensheid en inzonderheid de christelijke mens heid zich gedragen heeft ten aan zien van het dilemma: in de we reld en niet van de wereld; in de tijd en voor het tijdeloze bestemd. Nu eens gaat het volk met het hoofd in de wolken en veronacht zaamt het natuurlijke, dreigt het ij' de zin van dit in de tijd zijn te verliezen, dan weer kluistert het de voeten zozeer in de aarde, dat het bovennatuurlijke element, het s niet van hier en van de tijd zijn, onderkomen raakt. Auguslinus aan de aanvang van s de Middeleeuwen schetst de Stad g Gods waar wij allen heen moeten en wijst er dan op hoe wij ons in 't j tijdelijke te gedragen hebben. Als tochtgenoten op weg, verblijvend in de herberg van het leven. De reizi- ger immers gebruikt het bed, het 1 eetgerei en de spijzen, die hem in de herberg geboden worden. Maar 1 als hij weer verder gaat, neemt hii 1 er afscheid van. De blik gericht op de hemel d"'e 1 komen zal, voortdurend er op be- H dacht de goede weg te houden be_ H wegen wij ons 'haastig door de 1 schepping. WIJ VERBAZEN ONS heden over het gemak waarmee de Mid- 1 deleeuwen het bovennatuurlijke of 1 alles wat met het Heilige Godde- lijke en eeuwige te ma-ken had, ver- mengde met het natuurlijke, met datgene wat met de wereld, met de tijd en het vergankelijke te ma ken had. De Godsoordelen waren een aan vaardbare vorm van recht. Wee de beschuldigde, die na door het vuur te zij;n gejaagd, geen gave voeten meer kon tonen. Zou de Heer hem niet gered hebben, in dien hij onschuldig was? De para normaal begaafden, die de moed hadden de bewijzen van hun macht te leveren, liepen de kans als sa tanskind verbrand te worden. Een minutieus onderzoek van de zijde van de rechter houden wij thans als een meer geschikt mid del om iemands schuld te onder zoeken en een paranormaal begaaf de verbieden wij alleen de uitoefe ning der geneeskunst vanwege de oncontroleerbaarheid van zijn ver richtingen. De hagiografie van die dagen vermeldt mirakel op mirakel, alle ingrepen van het heilig bovenna tuurlijke in de natuur. Wij zijn er wel zuinig mee geworden en heb ben leren zien hoe de natuur zelf een wonder is. Welk een bezorgdheid ook om het bovennatuurlijke, om de ziel. Van edelmoedige daden van naas tenliefde gesteld om het zieleheil via een zich afwenden van de we reld, tot een fanatieke vernielzucht van de natuur zelf. De burgers van Lucca hadden al in 818 een badhuis voor de armen van de stad. Sedert de 13e eeuw vindt men ze allerwegen. Ze heet ten dan zielebaden, omdat de stich ters er hun eigen zieleheil mee wilden verwerven. Schnürer vermeldt in zijn cul tuurgeschiedenis de boetepredika ties van Joannes van Capistrano te Leipzig in de jaren 1452 en 145?. Hij toonde zijn toehoorders een schedel en vroeg: „Ziet, waar zijn de haren die u zo hebben behaagd, de neus, die heerlijke geuren in ademde, de tong waarmee gij hebt gelasterd?De wormen hebben het allemaal verteerd!" Zeventig leden der universiteit hebben zich na het horen van die preek terug getrokken uit de wereld om aan dacht aan hun ziel te gaan be steden. En dan zijn er de Flagellanten, die zich geselden en verminkten in de donkere dagen als de Zwarte Dood (de pest) door het land ging, in hun fanatisme menend dat dit God welgevallig werk was en het onheil zou stuiten. Het dilemma leefde hevig: In de wereld en niet van de wereld. Maar hoe scheppen wij harmonie tussen die elementen in het leven? OP WEER EEN ANDERE wijze speelt het vr aags tuk in 1610 voor de Kerkelijke rechtbank. Galiieï wordt, veroordeeld. Wat Goddelijk is van origine, wat boven de tijd en de natuur uit gaat dat is het geloof spreekt sterker dan wat met verrekijkers vanaf de aarde te zien is. Tragische vergissing. Deze veroordeling is aan het be gin te stellen van een trieste neer gang van het menselijk geslacht. Tegenover de fout in naam van het geloof de natuur te gebieden onnatuurlijk te zijn want de aarde draait inderdaad om de zon staat de fout van b.v. de evolu tionist Haeckel uit de 19e eeuw, die voor God slechts de aandui ding: „ein gasformiges Wirbeltier" overhad en zodoende uit naam van de natuur het geloof vermoordde en God uitwees. Al eerder zwoer men bij rede en natuur in het meest barre ongeloof. Frederik d-e Tweede schreef zo over Christus aan zijn filosofische vriend Voltaire: „een Jood uit de heffe des volks van twijfelachtige af komst". Toen de bliksemafleider uitge vonden was, verdeelden zich de ge ïnteresseerden in twee kampen. Het ene verheugde zich over deze nieu we stap op de weg naar de uit banning van Go-d u-it deze wereld, het andere kamp noemde de blik semafleider een God-uitdagend toe stel. Hoe verhoudt zich toch dat ene complex zekerheden: God, geloof, eeuwigheid en bovennatuurlijke tot dat andere complex: mens, zeker heid, vergankelijkheid en natuur? OOK ONZE TIJD is er vol van. De wetenschappen dringen steeds verder binnen in de geheimen van de natuur en het is daarbij eer. onschatbare winst dat er gelijk tijdig weer een gevoel groeit van eerbied voor het mysterie dat ir, de schepping geborgen liigt, uitge zonderd in communistische cultu ren waar feitelijk vorige eeuws nog wetenschap beoefend wordt met als nevendoel het mysterie te verwijderen. Het Lourdeswonder ondervond die grofste, bespotting en het volk dat er in geloofde dat waren de katholieke christenen bewees ermee voor velen dat het het meest achterlijke en domme van deze aarde was. Thans ook al wordt het bovennatuurlijke karakter, in katholieke zin ontkent kan men een dominee horen verklaren hoe hij gaarne, wat daar plaats vindt, als een mysterie wil aanvaarde!'.. De wereld is immers vol mysteriën. Van de andere kant zal geen zin nig christen een kunstmatige aard- satelliet meer een God-uitdagend toestel noemen. Enerzijds schijnen deze tekenen erop te wijzen, dat de mens zijn hart weer spoediger verheffen kan tot dat wat n-iet van deze aarde en van de tijd is, an derzijds wijzen zij erop, dat de mens bereid is zonder religieuze angst zijn koningschap over de schepping uit te breiden zonder het gevoel te hebben God te beledigen of uit te bannen. Ook in het chris telijk denken en leven groeit er een nieuw begrip voor de verhouding: hier en niet van hier. Diep gaat het besef leven hoe noodzakelijk wij in de wereld zijn en hoe verstrengeld ziel en lichaam samen de mens maken. Zo groeit het besef dat wij hier en nu de primaire opgave hebben te „leven" met een eeuwigheid in het perspectief. En wij gaan door dit bestaan fei telijk langs twee kloven. Aan de ene zijde het gevaar gekluisterd te worden aan de aarde met verlies van het zicht op God, aan de ande re zijde het gevaar met het hoofd in de wolken te lopen en ontijdig op te stijgen van de aarde. Wie d-e Heer achterna wil, moet hier blijven. Want Hij is immers onder ons gekomen. Onze kerktorens hebben een spits. Daar zeggen we nog vaak van dat zij na-ar de hemel wijst. Wij moeten voorzichtig zijn met die woorden. Het is zo, dat in de Kerk de beweging andersom is. Daar komt Christus nog a-ltijd na-ar ons toe. Daarom verheugen wij ons er over dat hoog in de toren ook vaak een uurwerk is aangebracht, boven de luidklokken nog. Dat mag ons eraan herinneren dat sedert Kerst mis God iin de tijd trad en dat wij in de tijd de o-pgave van het leven hebben te maken met het tijdeloze geluk in het vooruitzicht. In de openhartige rubriek „Mensen nodiging voor het congres kunnen zen den, maar ach ja, hij wist waarschijn lijk u adres niet en heeft er niet aan gedacht, dat hij het dan toch had kun nen zenden: Aan de heer ik mag ||van mprgen wereld in wording" van gonlangs stelt F. B., als sn-oepje van de sweek, in ee-n extra kader gepakt een s vraag aan Jan Peters. Naar aanleiding van deze vraag wil ik toch aannemen, dat u een heer -is? swat commentaar geven, commentaar Efbee, Week in. week uit, bij de Maas swaar eveneens op van toepassing i-s, bode, Rotterdam, dat zou u veel angstig- =hetgeen F. B., op'dezelfde pagina in een onzekerheid bespaard hebben, artikel omgeven met een fraaier kader, heeft laten afdrukken. ,.De echte sensus catholicus drijft ons te schrijven zoals wij schrijven". Ik meen uit de vraagstelling, uit de formulering van de vraag op te maken, dat de opvatting van Efbee nogal wat blutsen vertoont. Aangenomen mag toch wel worden, dat. Efbee werkelijk niet zo verbaasd was, dat er in Utrecht katholieken wa ren, als uit zijn woorden wel blijkt Nog minder mag worden verondersteld, dat hij van mening is, dat daar geen katholieken bijeen geweest kunnen zijn. omdat hij zelf er niet bij was. Dit zou dan immers tot de conclusie moeten leiden: dat daar waar katholieken ver zameld zijn Efbee per se in hun mid den moet wezen zo deze katholieken, als katholieken, het een of ander van zich willen laten horen. Ik meen dat een symptoom_ van een beginnend minderwaardigheidscomplex bij hem te constateren is. indien hij, uit zijn niet aanwezig-zijn, het niet persoon lijk uitgenodigd worden, de voorbarige conclusie wil trekken, dat d:t weieens zou kunnen betekenen, dat hij zonder vorm van proces, zo maar pardoes uit de kerk z-ou zijn gezet. Vreest echter niet Efbee, wecst er maar gerust op,-Wouter Perquin vol gens mij de man die wat de K.V.P betreft hiervoor verantwoordelijk is heeft beslis-t deze macht niet, dat durf ik u met de hand op mijn hart te ver klaren. Hij had u echter wel een uit- Ernstiger ligt de zaak, waar Efbee aan Jan Peters vraagt, waarom hij over de katholieken sprak, als hij de leden van de K.V.P. bedoelde. Efbee vindt dit gans wat anders. Welnu, ik niet. Waarom zal ik U zeggen. De politiek is geen hobby, geen vrije tijdsbesteding, geen ontspanningsmid del. De politiek is een instrument om de inrichting van de maatschappij een bepaalde vorm te geven. De beginselen van ons katholicisme leveren ons de normen waaraan de in richting, de vorm van de maatschappij moet voldoen. Uit deze normen is een werkprogram opgebouwd, waarin de te Efbee, lieten op het Utrechtse con- wensen zijn opgenomen omtrent de gres de katholieken, die zich verenigd verschillende facetten van het maat- hebben jn de K.V.P., het een en ander schappelijk leven, voorzover deze een horen. Lieten zij horen, op welke ma- staatkundige voorziening behoeven. nier met behulp van het politieke in- Daarom wordt men op de eerste strument, deze doelstellingen een con- plaats lid van de K.V.P., ómdat men cree); aanzien kan worden gegeven, katholiek is. Allereerst spraken zij daarom, als ka- Er kan, ja, er mag geen onderscheid tholieken en pas daarna als K.V.P.,- gemaakt worden tussen de katholieke ie(jen. TON TERVUEREN. Heerlen, december 1951. levenshouding en de politieke beleving. Men houdt niet op katholiek te zijn, wanneer men het over staatkundige problemen heeft. De christelijke le vensbeschouwing zou een karikatuur worden als het christelijke en dan wel door de christenen zelf uit de praktische politiek werd gebannen. De politiek is een middel om de christelijke, de katholieke doelstellin gen te verwezenlijken. Daarom, geach- lijkheid van F. B. Naschrift van de redactie: Met alle respect voor bovenstaande opvatting De heer Peters sprak van ,,de katholieken" en niet van „de ka tholieken die zich verenigd hebben in de K.V.P.". Daar zat m.i. de niet zo heel zwaarwichtig geëtaleerde moei- Ze heeft ons zien zitten dutten in de oude Franse stoel die we ooit eens in een dolle bui gekocht hebben en I heeft onze gedachten geraden. Je kunt vrijuit denken en praten I met haar, want ze vertelt niets ver- der en ze heeft een volmaakt har- monisch ontwikkeld karakter. Ze 1 blijft in de stormen en teleurstellin- gen haar glimlach behouden en ge il niet van de vreugden met ingetogen- heid, wetend dat ales voorbijgaat. Ze heeft ons bemoedigend aange- 1 keken als we overwogen brieven van j§ lezers te beantwoorden. Er waren er- li bij die getuigden van grote nood. Dan H inspireerde zij ons om ons uiterste 1 best te doen, die onbekende andere een beetje te helpen. Een andere keer 1 hielp ze ons over de verontwaardi gt ging heen en probeerde ze ons vrien- 1 delijk te doen reageren op een H stroom beledigingen en beschuldigin- 1 gen. De balans wijst uit dat het goede s en interessante in het krantenwerk s overheerst boven de teleurstellingen. Onze pop lacht immers nog steeds. Ze heeft nog alle namen van jonge H mensen in het hoofd die op bezoek zijn geweest en herinnert zich de ge il sprekken die soms heel omzichtig en 1 soms ook fel gevoerd werden. Het waren alle mensen die eerlijk jj van plan waren te leven zoals ze dachten dat het goed was. Onze pop heeft zich nooit geërgerd aan rode sokken, pluiskoppen en nauwe broekspijpen. Ze' is nooit verschoten van kleur bij het aanhoren van ge maakte blunders en stukken. Ze heeft aldoor haar vriendelijk gezicht be houden tot grote inspiratie van ons die antwoorden moesten. hun masker. Voor hen die zich an ders vertonen dan ze zijn. Dan suggereerde de pop, laat je niet beetnemen. Als het bezoek weg was en de kamer vol rook stond, liet ze geen gemoedsbeweging zien. Dat was om ons duidelijk te maken dat een gesprek weliswaar een mooie, maar ook een gebrekkige menselijke mogelijkheid is om een handje te helpen. Of ze bedoelde ermee te zeggen hoe onhandig ze geweest waren en er naast. Of ook lachte ze mee omdat twee aanvankelijk wildvreemde men sen elkaar gevonden hadden en ieder een stuk rijker geworden was. Ze heeft de telefoontjes afgeluis terd: „Waar blijft de kopij?" Of „H.B., T.K., P.W. (noem de afkortin gen maar op die op deze pagina figu reren) zijn in de stad, we gaan weer confereren". Ze is af en toe opzij gemoeten om de kladjes een plaatsje te geven met allerlei aantekeningen. Misschien heeft ze ze gelezen en is blijven glim lachen. Alles is immers betrekkelijk. En buiten de krantenbesognes? Ze heeft iemand de boel af zien stoffen en horen mopperen over de bende. Haar uitzicht is vaak belemmerd ge weest door haastig uitgetrokken kle ren en pijpensmoor. Ze heeft de kapelaan horen vra gen of we onze Pasen nog hielden hij veronderstelde overigens niet anders en zijn ogen zien rondgaan. Beroepshalve lagen er r.-k. periodie ken genoeg. Ook daar heeft ze bij geglimlacht. Ze heeft twisten zien ontstaan en zien bijleggen en het woord „Instuif" klinkt haar vertrouwd in de oren. Ze heeft de vertegenwoordiger van een verzekeringsmaatschappij de deur uit geglimlacht en de fronsen in het voorhoofd verzacht toen we met een deskundige uitrekenden hoe groot ons aandeel zou worden in de beta ling van 's lahds straaljagers. Ze heeft verjaardagen meegevierd en de vuile maag van haar baas mee bewonderd na de Sinterklaasdagen. Pop op de schrijftafel, met jou gaan we over een paar dagen een uurtje confereren over het afgelopen jaar. Dan zetten we je op de schoor steen. En er achter prikken we de muurkrant van de Voor-God-actie. Een vergroot blad uit een of ander boekhoudboek. Balans van het leven in 1957. Met grote snel erop geworpen let ters is er over de lege bladzijden ge kalkt: „Voor hoeveel bent U goed?" En dan twee rode krassen door de woorden „voor" en „hoeveel". Dan houd je over: „Bent U goed?" Er onder staan de eerste twee van de tien geboden: „Ge zult de Heer uw God beminnen" en „Ge zult uw naaste beminnen als u zelf". Pop, daar gaan we het dan eens over hebben. We vragen ons af waar om je dan nog staat te glimlachen. Om het succes; dat kan nauwelijks. Om de poging misschien alleen. F. B. horizon op en dan leven we daarna®' toe, om daarna even door de herinf* ring eraan gevoed te worden. D®" maar weer naar een nieuwe mijlp®®' uitzien, waar we ons aan vast kW' tien klampen. Leven velen ao n'f' planloos en verstrooid door het lev*11 heen, waarvan ze de zin en lijn n,e kunnen ontdekken! Het is veelal a' leen maar „pluk de dag". Van ee" dergelijk leven gaat geen dynaml*" uit. Er wordt niets bereikt. Een d*r gelijk leven bestaat uit opstaan, n®®r kantoor of fabriek gaan; daartussen door eten en drinken, een bioscoop.'*' een uitgaansdag, een vakantie. H* geheel is een dodelijke en dodend verveling. Anderen hebben gelukk'" een ideaal, dat langzaam vorm en ge stalte gaat aannemen, een ideaal, d® zij willen realiseren In het leven. D®'1 wordt het leven opgetrokken door t" ideaal en tot in zijn onderdelen regeld. Dan kan er iets bereikt wor den. Zo gaat het ook in het christelijk^ leven. Dat is geen planloos van d ene dag in de andere leven: een bee je bidden, nu en dan eens te biecht te communie gaan, de vastendag* enz. onderhouden en tenslotte het Oliesel ontvangen. Het christelijk leven gaat ergens naar toe, heeft ®e eindpunt, dat wij moeten bereik® onder Gods genade natuurlijk. Het eindpunt is de christelijke vo wassenheid, de volwassen manneg' maat van Christus, zodat wanneer Heer komt, wij ons leven gerealise® hebben volgens onze mogelijkheden onze eigen situatie. Het eeuwig lev®1 is niets anders dan het bewustzijn van hetgeen we zijn en waard zij11:.,, Christus-zijn is daarom wezenW naar die volwassen mannenmaat Christus toeleven. Wat er ook ontbreken aan ons leven, welke fout* we ook maken, dat is eigenlijk v®( minder belang, maar dit streven m°e op de een of andere wijze aanwez^ zijn en aan ons leven een lijn geveri En het is juist dit, dat aan de mefs' te levens ontbreekt. Oh, men kan zi* ongerust maken over een bepaald kleine fout, welke we hebben (hoeVee len doen dat niet eens), maar dat van niet zo heel veel belang- Van be lang is, of deze of die fout, zelfs eed grotere fout een incident is of e® symptoom van een levenshouding, v®^ onze levenscurve. We maken ons va®, ongerust om een bepaalde overtred' van een gebod, maar waarom alle^f Omdat het verboden was en we dl( gebod niet hebben onderhouden. D®^ gaat het echter niet om. We moet^ ons afvragen, in hoever zijn we deze of die tekortkoming ontrouw weest aan ons ideaal, dat wil zegée' aan ons zelf, aan onze toekomst. kan me iemand voorstellen, die he'e maal niet goed kan bidden, die h® haaldelijk fouten maakt tegen naastenliefde, die er blijkbaar nog l®1^ niet is, maar dat het toch nog erg ê°e.y met hem zit. Het streven naar de v° wassenheid der liefde bleef onget^ en deze fouten waren incidenten. kan zo maar niet opeens goed bidd®. Maar goed bidden is goed willen W den. Men kan zo maar niet een )u'SjC Evangelische houding tegenover naaste hebben, maar liefhebben v zeggen: daadwerkelijk willen liefh®0 ben. Het willen, het élan, het strev®'^ het toeleven naar het ideaal moet zijn en ondanks alles blijven. Dan de zaak wel goed. Dan is er mogel'J heid van christelijke ascese. Het is een levenswijze pop geweest. Voor het meisje dat het huis uitge smeten was omdat ze een jongen had die anders gelovig was. Voor de jon gen die met zijn vinger niet van andermans bezittingen af kon blijven en die in de val gelopen was. Voor de jeugd met liefdesverdriet. Voor hen die zonder geld toch willen studeren. Voor de naarlingen ook, vol zelfbeklag maar zonder fut. Voor de fantasten, die zich verbeelden iets te zijn en nog nooit bewezen hebben iets te kunnen. Voor de opscheppers met Mimm

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 10