HET LEVEN
w
m
Bethlehem
POP
Het ideaal en wij
s
7
God trad in de tijd
IS SLECHTS EEN HERBERG
Sedert
met een
wmM
INGEKOMEN BRIEE
Verwachtingsbeelden
lWiir<.A
ZATEttDAljr Zö JUJfcLDMBEK 1957
Christelijke
levenshouding
-W
j V/.
Ze lacht nop steeds
Daar paan we het eens over
hebben
rd
H- 55
Naar ervaringen
rlE EEN POGING waagt iats
te begrijpen van de icono
grafie uit de vroegste tijden
van het Christendom komt in de
'ban van de blijde verwachtings-
stemmingen van de christenen uit
die dagen. Hij ziet de paradijselijke
beelden met de stromen en de
palmbomen, het hemels Jeruzalem
en het land met de zeven heuvelen,
alle verbeeldingen van het rijk dat
hem na de dood gegeven zou wor
den. Orantes versterken nog de
indruk dat zij zich kinderen wisten
van het licht da>t weldra door zou
breken. Zij hebben hun verbeel
dingen moeizaam gekrast en ge
kleurd op de wanden van hun on
deraardse verblijfplaatsen of ge
beiteld op de sarcofagen van hun
overleden broeders of later in
beter dagen in feestelijk moza-
iek met ongeëvenaard kunstenaars
schap aangebracht op de wanden
of in de absiden van hun basilie
ken. De dood omgaven zij met de
tekenen der overwinning. De tij
den waren vol ongeduld. Simon
Vestdijk geeft iets te proeven van
de hoop en verwachting van een
povere schare christenen in zijn
„Nadagen van Pilatus".
Al speelt het fragment van Pau-
lus' brief aan de Romeinen, dat
geplaatst is aan het begin van de
Advent in op het nu gekomen
Kerstfeest, het is regelrecht van
toepassing op de wederkomst van
die Heer aan het einde der tijden.
Bijkans een halve eeuw slechts
na de geboorte van Christus schrijft
hij: „Broeders, gij weet dat het
thans voor ons tijd is, om uit de
slaap op te staan. Want nu is ons
heil dichterbij dan toen wij het ge
loof aanva^jdden. De nacht loopt
teneinde, de dag komt naderbij.
Welk een ongeduld.
Maar onmiddellijk na de heen-
wijzing naar dit eindperspectief
wijst Paulus zijn lezers op hun
nog altijd in de wereld zijn:
„Zorgen wij onberispelijk te leven"
en verder: „Gij moet u bekleden
met de Heer Jesus Christus". En
daar staat het dilemma van het
christelijk leven: Wij zijn in de
wereld maar daar niet voor be
stemd en dus niet van de wereld.
DIONYSlUS EXIGUUS die in 52(1
de christelijke tijdrekening con
strueerde te Rome, heeft er zelf
de reden bij geschreven waarom hij
het werk begonnen was: „Wij wil
len de herinnering aan een godde
loze Kerkvervolging niet aan onze
tijdrekening verbinden." De toen
gangbare tijdrekening nl. was die
van Diocletianus. Ongetwijfeld
heeft hij met het wegvagen var.
deze herinnering een andere wil
len bevestigen, de komst van de
Heer in de tijd. En zou het eind
perspectief ook geen belangrijk ar
gument zijn geweest? Want nu be
gon het aftellen naar de jongste
dag. Met een marge overigens van
minstens 4 jaar, want de geleerde
abt heeft zich in het geboortejaar
van Christus vergist, dat hij te laat
stelde.
In de Middeleeuwen is de chris
telijke jaartelling algemeen dn het
De luidklok schijnt rond
Kerstmis een voor ieder aan
sprekend symbool te zijn, met
deze betekenis: „Naar Bethle
hem wilt allen gaan" of „Vre
de op aarde aan de mensen van
goede wil".
De klokken verschijnen in
opvouwbare papieren ruimte
lijkheid in etalages en huizen
en van een niet altijd apetijte-
lijke romantiek doortrokken
op ons Kerstdrukwerk.
Maar boven de luidklok in
onze kerktorens is een andere
klok aangebracht: het uur
werk.
Meer dan luidklok is mis
schien die tijdmetende klok
symbool van Kerstmis.
Want op Kerstmis trad God
in de tijd.
Toen is het christelijk Mys
terie van de tijd geboren.
Sedert Kerstmis kreeg de
tijd in tweeledige betekenis
een diepe zin.
Zij werd zinvol omdat de
wereld er van verlost zou
worden. In het einde der tijden
ligt nu het eeuwig geluk. Maar
ook: de Verlossing is door
Christus in de tijd bewerkstel
ligd en niet vanuit de wolk,
van waaruit Jahweh sprak in
het Oude Verbond.
Wie de Heer achterna wil,
moet in de tijd de opgave van
het leven maken. Hjj zelf heeft
immers voor Pilatus de twaalf
legioenen engelen geweigerd cn
is historisch gezien de
tijd weer uitgegaan toen de
mensen Helm daaruit banden
door de dood.
Hier en nu zal de christen
het antwoord dienen te geven
op de uitnodiging Gods Hem
te dienen.
Sedert Bethlehem tikken de
klokken zinvol.
Gesprek
Op een uitspringende hoek van
onze schuiftafel staat een pop
een speelpop. Haar .constructie is
zo: een vilten hoofd met haren van
wol (zo'n pluimeaukapsel, lekker
wild het is een meisje), twee
ogen van onder een donkerblauw
gewaad, zit' een gaatje verborgen
daar moet je een vinger in stoppen
als je wilt spelen. Twee andere vin
gers stop je dan in de vilten hand
jes die ze ook heeft. Omdat we er
niet heel de dag mee in onze han
den kunnen zitten hebben we haar
op een oud penseel gestoken en het
hele geval op een oude terpentijn-
fles, haar rok er netjes overheen
getrokken en zo staat dan het
schalkse deerntje met ons mee te
leven.
Als we bidden vouwen we gauw
haar handjes, als we met vrienden
onder elkaar zijn steken we haar
handjes in de lucht.
Niet lang geleden heeft ze met
haar handjes voor het gezicht ge
staan, toen had de baas verdriet. On
bewogen overigens staat ze met haar
guitige toet zo guitig als dat van
de schenkster het leven (ons leven)
op te nemen. Ze is onze balans aan
het einde van een druk jaar.
Alweer een dag voorbijZo «nek
ten we vaak 's avonds. Of misschie11
doen we dit zelfs niet eens en
leven van de ene dag in de ander*'
Soms duikt er een pleziertje naar
Galileo Galilei.
westen verbreid en het is thans zo,
dat deze tijdrekening in sommige
beschavingen een van de weinige
nog niet aangetaste tekenen is dat
er ood't een christendom in de we
reld is getreden.
En ondertussen wemelt de his
torie, levend onder deze Dionysi
sche tijdrekening, van de beelden
die illustreren hoe de mensheid en
inzonderheid de christelijke mens
heid zich gedragen heeft ten aan
zien van het dilemma: in de we
reld en niet van de wereld; in de
tijd en voor het tijdeloze bestemd.
Nu eens gaat het volk met het
hoofd in de wolken en veronacht
zaamt het natuurlijke, dreigt het ij'
de zin van dit in de tijd zijn te
verliezen, dan weer kluistert het
de voeten zozeer in de aarde, dat
het bovennatuurlijke element, het s
niet van hier en van de tijd zijn,
onderkomen raakt.
Auguslinus aan de aanvang van s
de Middeleeuwen schetst de Stad g
Gods waar wij allen heen moeten
en wijst er dan op hoe wij ons in 't j
tijdelijke te gedragen hebben. Als
tochtgenoten op weg, verblijvend in
de herberg van het leven. De reizi-
ger immers gebruikt het bed, het 1
eetgerei en de spijzen, die hem in
de herberg geboden worden. Maar 1
als hij weer verder gaat, neemt hii 1
er afscheid van.
De blik gericht op de hemel d"'e 1
komen zal, voortdurend er op be- H
dacht de goede weg te houden be_ H
wegen wij ons 'haastig door de 1
schepping.
WIJ VERBAZEN ONS heden
over het gemak waarmee de Mid- 1
deleeuwen het bovennatuurlijke of 1
alles wat met het Heilige Godde-
lijke en eeuwige te ma-ken had, ver-
mengde met het natuurlijke, met
datgene wat met de wereld, met
de tijd en het vergankelijke te ma
ken had.
De Godsoordelen waren een aan
vaardbare vorm van recht. Wee
de beschuldigde, die na door het
vuur te zij;n gejaagd, geen gave
voeten meer kon tonen. Zou de
Heer hem niet gered hebben, in
dien hij onschuldig was? De para
normaal begaafden, die de moed
hadden de bewijzen van hun macht
te leveren, liepen de kans als sa
tanskind verbrand te worden.
Een minutieus onderzoek van de
zijde van de rechter houden wij
thans als een meer geschikt mid
del om iemands schuld te onder
zoeken en een paranormaal begaaf
de verbieden wij alleen de uitoefe
ning der geneeskunst vanwege de
oncontroleerbaarheid van zijn ver
richtingen.
De hagiografie van die dagen
vermeldt mirakel op mirakel, alle
ingrepen van het heilig bovenna
tuurlijke in de natuur. Wij zijn er
wel zuinig mee geworden en heb
ben leren zien hoe de natuur zelf
een wonder is.
Welk een bezorgdheid ook om
het bovennatuurlijke, om de ziel.
Van edelmoedige daden van naas
tenliefde gesteld om het zieleheil
via een zich afwenden van de we
reld, tot een fanatieke vernielzucht
van de natuur zelf.
De burgers van Lucca hadden al
in 818 een badhuis voor de armen
van de stad. Sedert de 13e eeuw
vindt men ze allerwegen. Ze heet
ten dan zielebaden, omdat de stich
ters er hun eigen zieleheil mee
wilden verwerven.
Schnürer vermeldt in zijn cul
tuurgeschiedenis de boetepredika
ties van Joannes van Capistrano te
Leipzig in de jaren 1452 en 145?.
Hij toonde zijn toehoorders een
schedel en vroeg: „Ziet, waar zijn
de haren die u zo hebben behaagd,
de neus, die heerlijke geuren in
ademde, de tong waarmee gij hebt
gelasterd?De wormen hebben
het allemaal verteerd!" Zeventig
leden der universiteit hebben zich
na het horen van die preek terug
getrokken uit de wereld om aan
dacht aan hun ziel te gaan be
steden.
En dan zijn er de Flagellanten,
die zich geselden en verminkten in
de donkere dagen als de Zwarte
Dood (de pest) door het land ging,
in hun fanatisme menend dat dit
God welgevallig werk was en het
onheil zou stuiten.
Het dilemma leefde hevig: In de
wereld en niet van de wereld. Maar
hoe scheppen wij harmonie tussen
die elementen in het leven?
OP WEER EEN ANDERE wijze
speelt het vr aags tuk in 1610 voor de
Kerkelijke rechtbank. Galiieï wordt,
veroordeeld.
Wat Goddelijk is van origine,
wat boven de tijd en de natuur uit
gaat dat is het geloof spreekt
sterker dan wat met verrekijkers
vanaf de aarde te zien is.
Tragische vergissing.
Deze veroordeling is aan het be
gin te stellen van een trieste neer
gang van het menselijk geslacht.
Tegenover de fout in naam van
het geloof de natuur te gebieden
onnatuurlijk te zijn want de
aarde draait inderdaad om de zon
staat de fout van b.v. de evolu
tionist Haeckel uit de 19e eeuw,
die voor God slechts de aandui
ding: „ein gasformiges Wirbeltier"
overhad en zodoende uit naam van
de natuur het geloof vermoordde
en God uitwees.
Al eerder zwoer men bij rede en
natuur in het meest barre ongeloof.
Frederik d-e Tweede schreef zo over
Christus aan zijn filosofische vriend
Voltaire: „een Jood uit de heffe
des volks van twijfelachtige af
komst".
Toen de bliksemafleider uitge
vonden was, verdeelden zich de ge
ïnteresseerden in twee kampen. Het
ene verheugde zich over deze nieu
we stap op de weg naar de uit
banning van Go-d u-it deze wereld,
het andere kamp noemde de blik
semafleider een God-uitdagend toe
stel.
Hoe verhoudt zich toch dat ene
complex zekerheden: God, geloof,
eeuwigheid en bovennatuurlijke tot
dat andere complex: mens, zeker
heid, vergankelijkheid en natuur?
OOK ONZE TIJD is er vol van.
De wetenschappen dringen steeds
verder binnen in de geheimen van
de natuur en het is daarbij eer.
onschatbare winst dat er gelijk
tijdig weer een gevoel groeit van
eerbied voor het mysterie dat ir,
de schepping geborgen liigt, uitge
zonderd in communistische cultu
ren waar feitelijk vorige eeuws
nog wetenschap beoefend wordt
met als nevendoel het mysterie te
verwijderen.
Het Lourdeswonder ondervond
die grofste, bespotting en het volk
dat er in geloofde dat waren de
katholieke christenen bewees
ermee voor velen dat het het meest
achterlijke en domme van deze
aarde was. Thans ook al wordt
het bovennatuurlijke karakter, in
katholieke zin ontkent kan men
een dominee horen verklaren hoe
hij gaarne, wat daar plaats vindt,
als een mysterie wil aanvaarde!'..
De wereld is immers vol mysteriën.
Van de andere kant zal geen zin
nig christen een kunstmatige aard-
satelliet meer een God-uitdagend
toestel noemen. Enerzijds schijnen
deze tekenen erop te wijzen, dat
de mens zijn hart weer spoediger
verheffen kan tot dat wat n-iet van
deze aarde en van de tijd is, an
derzijds wijzen zij erop, dat de
mens bereid is zonder religieuze
angst zijn koningschap over de
schepping uit te breiden zonder het
gevoel te hebben God te beledigen
of uit te bannen. Ook in het chris
telijk denken en leven groeit er een
nieuw begrip voor de verhouding:
hier en niet van hier.
Diep gaat het besef leven hoe
noodzakelijk wij in de wereld zijn
en hoe verstrengeld ziel en lichaam
samen de mens maken.
Zo groeit het besef dat wij hier
en nu de primaire opgave hebben
te „leven" met een eeuwigheid in
het perspectief.
En wij gaan door dit bestaan fei
telijk langs twee kloven. Aan de
ene zijde het gevaar gekluisterd te
worden aan de aarde met verlies
van het zicht op God, aan de ande
re zijde het gevaar met het hoofd
in de wolken te lopen en ontijdig
op te stijgen van de aarde.
Wie d-e Heer achterna wil, moet
hier blijven.
Want Hij is immers onder ons
gekomen.
Onze kerktorens hebben een
spits. Daar zeggen we nog vaak van
dat zij na-ar de hemel wijst. Wij
moeten voorzichtig zijn met die
woorden. Het is zo, dat in de Kerk
de beweging andersom is. Daar
komt Christus nog a-ltijd na-ar ons
toe. Daarom verheugen wij ons er
over dat hoog in de toren ook vaak
een uurwerk is aangebracht, boven
de luidklokken nog. Dat mag ons
eraan herinneren dat sedert Kerst
mis God iin de tijd trad en dat wij
in de tijd de o-pgave van het leven
hebben te maken met het tijdeloze
geluk in het vooruitzicht.
In de openhartige rubriek „Mensen nodiging voor het congres kunnen zen
den, maar ach ja, hij wist waarschijn
lijk u adres niet en heeft er niet aan
gedacht, dat hij het dan toch had kun
nen zenden: Aan de heer ik mag
||van mprgen wereld in wording" van
gonlangs stelt F. B., als sn-oepje van de
sweek, in ee-n extra kader gepakt een
s vraag aan Jan Peters.
Naar aanleiding van deze vraag wil ik toch aannemen, dat u een heer -is?
swat commentaar geven, commentaar Efbee, Week in. week uit, bij de Maas
swaar eveneens op van toepassing i-s, bode, Rotterdam, dat zou u veel angstig-
=hetgeen F. B., op'dezelfde pagina in een onzekerheid bespaard hebben,
artikel omgeven met een fraaier
kader, heeft laten afdrukken. ,.De echte
sensus catholicus drijft ons te schrijven
zoals wij schrijven".
Ik meen uit de vraagstelling, uit de
formulering van de vraag op te maken,
dat de opvatting van Efbee nogal wat
blutsen vertoont.
Aangenomen mag toch wel worden,
dat. Efbee werkelijk niet zo verbaasd
was, dat er in Utrecht katholieken wa
ren, als uit zijn woorden wel blijkt
Nog minder mag worden verondersteld,
dat hij van mening is, dat daar geen
katholieken bijeen geweest kunnen zijn.
omdat hij zelf er niet bij was. Dit zou
dan immers tot de conclusie moeten
leiden: dat daar waar katholieken ver
zameld zijn Efbee per se in hun mid
den moet wezen zo deze katholieken,
als katholieken, het een of ander van
zich willen laten horen.
Ik meen dat een symptoom_ van een
beginnend minderwaardigheidscomplex
bij hem te constateren is. indien hij, uit
zijn niet aanwezig-zijn, het niet persoon
lijk uitgenodigd worden, de voorbarige
conclusie wil trekken, dat d:t weieens
zou kunnen betekenen, dat hij zonder
vorm van proces, zo maar pardoes uit
de kerk z-ou zijn gezet.
Vreest echter niet Efbee, wecst er
maar gerust op,-Wouter Perquin vol
gens mij de man die wat de K.V.P
betreft hiervoor verantwoordelijk is
heeft beslis-t deze macht niet, dat durf
ik u met de hand op mijn hart te ver
klaren. Hij had u echter wel een uit-
Ernstiger ligt de zaak, waar Efbee
aan Jan Peters vraagt, waarom hij over
de katholieken sprak, als hij de leden
van de K.V.P. bedoelde. Efbee vindt dit
gans wat anders. Welnu, ik niet.
Waarom zal ik U zeggen.
De politiek is geen hobby, geen vrije
tijdsbesteding, geen ontspanningsmid
del. De politiek is een instrument om
de inrichting van de maatschappij een
bepaalde vorm te geven.
De beginselen van ons katholicisme
leveren ons de normen waaraan de in
richting, de vorm van de maatschappij
moet voldoen. Uit deze normen is een
werkprogram opgebouwd, waarin de te Efbee, lieten op het Utrechtse con-
wensen zijn opgenomen omtrent de gres de katholieken, die zich verenigd
verschillende facetten van het maat- hebben jn de K.V.P., het een en ander
schappelijk leven, voorzover deze een horen. Lieten zij horen, op welke ma-
staatkundige voorziening behoeven. nier met behulp van het politieke in-
Daarom wordt men op de eerste strument, deze doelstellingen een con-
plaats lid van de K.V.P., ómdat men cree); aanzien kan worden gegeven,
katholiek is. Allereerst spraken zij daarom, als ka-
Er kan, ja, er mag geen onderscheid tholieken en pas daarna als K.V.P.,-
gemaakt worden tussen de katholieke ie(jen.
TON TERVUEREN.
Heerlen, december 1951.
levenshouding en de politieke beleving.
Men houdt niet op katholiek te zijn,
wanneer men het over staatkundige
problemen heeft. De christelijke le
vensbeschouwing zou een karikatuur
worden als het christelijke en dan
wel door de christenen zelf uit de
praktische politiek werd gebannen.
De politiek is een middel om de
christelijke, de katholieke doelstellin
gen te verwezenlijken. Daarom, geach- lijkheid van F. B.
Naschrift van de redactie:
Met alle respect voor bovenstaande
opvatting De heer Peters sprak van
,,de katholieken" en niet van „de ka
tholieken die zich verenigd hebben in
de K.V.P.". Daar zat m.i. de niet zo
heel zwaarwichtig geëtaleerde moei-
Ze heeft ons zien zitten dutten in
de oude Franse stoel die we ooit eens
in een dolle bui gekocht hebben en
I heeft onze gedachten geraden.
Je kunt vrijuit denken en praten
I met haar, want ze vertelt niets ver-
der en ze heeft een volmaakt har-
monisch ontwikkeld karakter. Ze
1 blijft in de stormen en teleurstellin-
gen haar glimlach behouden en ge
il niet van de vreugden met ingetogen-
heid, wetend dat ales voorbijgaat.
Ze heeft ons bemoedigend aange-
1 keken als we overwogen brieven van
j§ lezers te beantwoorden. Er waren er-
li bij die getuigden van grote nood. Dan
H inspireerde zij ons om ons uiterste
1 best te doen, die onbekende andere
een beetje te helpen. Een andere keer
1 hielp ze ons over de verontwaardi
gt ging heen en probeerde ze ons vrien-
1 delijk te doen reageren op een
H stroom beledigingen en beschuldigin-
1 gen. De balans wijst uit dat het goede
s en interessante in het krantenwerk
s overheerst boven de teleurstellingen.
Onze pop lacht immers nog steeds.
Ze heeft nog alle namen van jonge
H mensen in het hoofd die op bezoek
zijn geweest en herinnert zich de ge
il sprekken die soms heel omzichtig en
1 soms ook fel gevoerd werden.
Het waren alle mensen die eerlijk
jj van plan waren te leven zoals ze
dachten dat het goed was. Onze pop
heeft zich nooit geërgerd aan rode
sokken, pluiskoppen en nauwe
broekspijpen. Ze' is nooit verschoten
van kleur bij het aanhoren van ge
maakte blunders en stukken. Ze heeft
aldoor haar vriendelijk gezicht be
houden tot grote inspiratie van ons
die antwoorden moesten.
hun masker. Voor hen die zich an
ders vertonen dan ze zijn.
Dan suggereerde de pop, laat je
niet beetnemen. Als het bezoek weg
was en de kamer vol rook stond, liet
ze geen gemoedsbeweging zien. Dat
was om ons duidelijk te maken dat
een gesprek weliswaar een mooie,
maar ook een gebrekkige menselijke
mogelijkheid is om een handje te
helpen.
Of ze bedoelde ermee te zeggen
hoe onhandig ze geweest waren en er
naast. Of ook lachte ze mee omdat
twee aanvankelijk wildvreemde men
sen elkaar gevonden hadden en ieder
een stuk rijker geworden was.
Ze heeft de telefoontjes afgeluis
terd: „Waar blijft de kopij?" Of
„H.B., T.K., P.W. (noem de afkortin
gen maar op die op deze pagina figu
reren) zijn in de stad, we gaan weer
confereren".
Ze is af en toe opzij gemoeten om
de kladjes een plaatsje te geven met
allerlei aantekeningen. Misschien
heeft ze ze gelezen en is blijven glim
lachen. Alles is immers betrekkelijk.
En buiten de krantenbesognes? Ze
heeft iemand de boel af zien stoffen
en horen mopperen over de bende.
Haar uitzicht is vaak belemmerd ge
weest door haastig uitgetrokken kle
ren en pijpensmoor.
Ze heeft de kapelaan horen vra
gen of we onze Pasen nog hielden
hij veronderstelde overigens niet
anders en zijn ogen zien rondgaan.
Beroepshalve lagen er r.-k. periodie
ken genoeg. Ook daar heeft ze bij
geglimlacht. Ze heeft twisten zien
ontstaan en zien bijleggen en het
woord „Instuif" klinkt haar vertrouwd
in de oren.
Ze heeft de vertegenwoordiger van
een verzekeringsmaatschappij de deur
uit geglimlacht en de fronsen in het
voorhoofd verzacht toen we met een
deskundige uitrekenden hoe groot
ons aandeel zou worden in de beta
ling van 's lahds straaljagers.
Ze heeft verjaardagen meegevierd
en de vuile maag van haar baas mee
bewonderd na de Sinterklaasdagen.
Pop op de schrijftafel, met jou gaan
we over een paar dagen een uurtje
confereren over het afgelopen jaar.
Dan zetten we je op de schoor
steen. En er achter prikken we de
muurkrant van de Voor-God-actie.
Een vergroot blad uit een of ander
boekhoudboek. Balans van het leven
in 1957.
Met grote snel erop geworpen let
ters is er over de lege bladzijden ge
kalkt: „Voor hoeveel bent U goed?"
En dan twee rode krassen door de
woorden „voor" en „hoeveel". Dan
houd je over: „Bent U goed?" Er
onder staan de eerste twee van de
tien geboden: „Ge zult de Heer uw
God beminnen" en „Ge zult uw
naaste beminnen als u zelf".
Pop, daar gaan we het dan eens
over hebben. We vragen ons af waar
om je dan nog staat te glimlachen.
Om het succes; dat kan nauwelijks.
Om de poging misschien alleen.
F. B.
horizon op en dan leven we daarna®'
toe, om daarna even door de herinf*
ring eraan gevoed te worden. D®"
maar weer naar een nieuwe mijlp®®'
uitzien, waar we ons aan vast kW'
tien klampen. Leven velen ao n'f'
planloos en verstrooid door het lev*11
heen, waarvan ze de zin en lijn n,e
kunnen ontdekken! Het is veelal a'
leen maar „pluk de dag". Van ee"
dergelijk leven gaat geen dynaml*"
uit. Er wordt niets bereikt. Een d*r
gelijk leven bestaat uit opstaan, n®®r
kantoor of fabriek gaan; daartussen
door eten en drinken, een bioscoop.'*'
een uitgaansdag, een vakantie. H*
geheel is een dodelijke en dodend
verveling. Anderen hebben gelukk'"
een ideaal, dat langzaam vorm en ge
stalte gaat aannemen, een ideaal, d®
zij willen realiseren In het leven. D®'1
wordt het leven opgetrokken door t"
ideaal en tot in zijn onderdelen
regeld. Dan kan er iets bereikt wor
den.
Zo gaat het ook in het christelijk^
leven. Dat is geen planloos van d
ene dag in de andere leven: een bee
je bidden, nu en dan eens te biecht
te communie gaan, de vastendag*
enz. onderhouden en tenslotte het
Oliesel ontvangen. Het christelijk
leven gaat ergens naar toe, heeft ®e
eindpunt, dat wij moeten bereik®
onder Gods genade natuurlijk.
Het eindpunt is de christelijke vo
wassenheid, de volwassen manneg'
maat van Christus, zodat wanneer
Heer komt, wij ons leven gerealise®
hebben volgens onze mogelijkheden
onze eigen situatie. Het eeuwig lev®1
is niets anders dan het bewustzijn
van hetgeen we zijn en waard zij11:.,,
Christus-zijn is daarom wezenW
naar die volwassen mannenmaat
Christus toeleven. Wat er ook
ontbreken aan ons leven, welke fout*
we ook maken, dat is eigenlijk v®(
minder belang, maar dit streven m°e
op de een of andere wijze aanwez^
zijn en aan ons leven een lijn geveri
En het is juist dit, dat aan de mefs'
te levens ontbreekt. Oh, men kan zi*
ongerust maken over een bepaald
kleine fout, welke we hebben (hoeVee
len doen dat niet eens), maar dat
van niet zo heel veel belang- Van be
lang is, of deze of die fout, zelfs eed
grotere fout een incident is of e®
symptoom van een levenshouding, v®^
onze levenscurve. We maken ons va®,
ongerust om een bepaalde overtred'
van een gebod, maar waarom alle^f
Omdat het verboden was en we dl(
gebod niet hebben onderhouden. D®^
gaat het echter niet om. We moet^
ons afvragen, in hoever zijn we
deze of die tekortkoming ontrouw
weest aan ons ideaal, dat wil zegée'
aan ons zelf, aan onze toekomst.
kan me iemand voorstellen, die he'e
maal niet goed kan bidden, die h®
haaldelijk fouten maakt tegen
naastenliefde, die er blijkbaar nog l®1^
niet is, maar dat het toch nog erg ê°e.y
met hem zit. Het streven naar de v°
wassenheid der liefde bleef onget^
en deze fouten waren incidenten.
kan zo maar niet opeens goed bidd®.
Maar goed bidden is goed willen W
den. Men kan zo maar niet een )u'SjC
Evangelische houding tegenover
naaste hebben, maar liefhebben v
zeggen: daadwerkelijk willen liefh®0
ben. Het willen, het élan, het strev®'^
het toeleven naar het ideaal moet
zijn en ondanks alles blijven. Dan
de zaak wel goed. Dan is er mogel'J
heid van christelijke ascese.
Het is een levenswijze pop geweest.
Voor het meisje dat het huis uitge
smeten was omdat ze een jongen had
die anders gelovig was. Voor de jon
gen die met zijn vinger niet van
andermans bezittingen af kon blijven
en die in de val gelopen was.
Voor de jeugd met liefdesverdriet.
Voor hen die zonder geld toch willen
studeren. Voor de naarlingen ook, vol
zelfbeklag maar zonder fut. Voor de
fantasten, die zich verbeelden iets te
zijn en nog nooit bewezen hebben iets
te kunnen. Voor de opscheppers met
Mimm