Denk om je gezondheid JAN VAN HEEL Christelijke levenshouding mensen WEEKhartig rrZji I De pater weet het mooi te zeggen üi in museum Boymans te Rotterdam heden 1 Wmmm DAGjesmensen V B ZATERDAG 29 MAART 1953 PAGINA 11 i mêm. WË0Mm& I jj yjA '.o-Èx'O- IP Mi 1 mw v «MMMi lM:v:cS pi Sill! Wmm f' ill Mfflifitllfl m Geen automaat Uitvluchten MÉÉ!* lltiftllfeftif HMM Ml WSwÊmmmÊm, MAANDAG DINSDAG WOENSDAG DONDERDAG VRIJDAG ZATERDAG DE BIECHT Goddelijke uitvinding Je kunt het vreemd vinden of niet maar ik hou niet van doktoren. Wel heb ik grote waardering voor hun menslievend ambt, maar daar blijft het dan ook bij. Zo gauw een kennis een goedbedoelde opmerking meent te moeten maken als „Kerel, wat zie je er be roerd uit, ik zou maar eens naar een dokter gaan als ik jou was krijg ik steevast rillingen. De gedachte alleen al aan de sinistere Wachtkamer met de onafscheidelijke „Autosport" en vrouwenbla den bezorgt me al een benauwdheid. En dan komt het Das! De dokter begint met het onschuldig verzoek je tong uit te steken, maar al gauw vraagt hij zowel letterlijk af figuurlijk het hemd van je lijf. Zo ben ik er nog steeds niet achter wat het met mijn maag-- kwaal te maken heeft dat mijn jongste zus achttien jaar is- Het is overigens best mogelijk dat ze al negentien is. Neen, ik vind zo'n bezoek aan een dokter maar een onprettige affaire. Nu zal. de schrik voor een dokter Wel een persoonlijk iets van mij zijn, fnaar noem het woord „biechtvader", bij wie we genezing zoeken voor onze geestelijke wonden, en de hui- Ver is algemeen. Er is geen sterve ling die bij de gedachte aan de biecht Vergenoegd in zijn handen wrijft. De bezigheid op zich is al allesbehalve aantrekkelijk en onze griezelige biechtstoelen maken de afkeer com pleet. Waarschijnlijk heeft juist onze angst voor hef biechten de biecht stoel zijn huidige onmogelijke vorm gegeven. Meestal is het er zo grieze lig donker dat jij de biechtvader en de biechtvader jou (gelukkig) nau welijks kan zien. Een dokter mag Ons nog betasten, maar de man met de lange zwarte „jas" hebben we •naar liefst achter tralies gezet. Je kan nooit weten! En in deze biecht stoelen die meer weg hebben van een staande doodkist dan van een plaats Waar de levendmakende bron van Gods genade ontspringt, komt de gewonde christen genezing en kracht Zoeken. Geen noodzakelijk kwaad Het sacrament van de biecht is in de ogen van jong en oud gedeva lueerd tot een noodzakelijk kwaad on dat „noodzakelijk" is nog maar heel betrekkelijk. Als je geen dood zonde gedaan hebt hoef je „lekker" heel niet te gaan biechten en ben je Wel behoorlijk fout geweest, dan vol doe je aan het gebod van de Kerk door alleen met Pasen te gaan. En dat is nog wel te doen! Het is duidelijk dat wie zo het Sacrament van de biecht beziet ab soluut niets van dit goddelijk liefde teken begrepen heeft. Voor hoevelen Van ons is de biecht niet één van de akeligste verplichtingen van ons ka tholiek zijn? Daar is de zondagsplicht hog maar een kleine jongen bij! Voor andersdenkenden is dit sacrament een grote dwaasheid zonder meer. Wie gaat er nu voor een ander mens zijn intiemste geheimen bloot leggen, die hij zelfs voor zijn trouwste vriend verbergt? Als we het zo be zien is "het ook dwaasheid en een vreemdsoortig afscheidscadeautje van de Heer voofdat Hij naar Zijn Vader ging. De biecht is echter geen vervelend gebod, maar een goddelijke uitvin ding voor mensen die genezing be hoeven. Dat we fouten maken ligt Voor de hand; daar zijn we tenslotte hiensen voor. Christus heeft dan ook hooit iemand veroordeeld omdat hij hen fout beging, maar wel omdat hij zijn fouten niet wilde erkennen en daarom geen genezing zocht. Voor hen Maria Magdalena (ze was n.b. bekend om haar praktijken), die hui lend aan de voeten van de Heer knielde, voor de Samaritaanse vrouw die al vijf mannen versleten had, Voor de verloren zoon, die terugkeer de, voor hen heeft Jezus slechts één Woord: Uw zonden zijn u vergeven. Ga in vrede. Maar de schijnheilige farizeeën en schriftgeleerden, die geen geneesheer wilden, heeft Chris, bis afgepoeierd op een manier, waar Wij nog wat van leren kunnen. Wie u hoort. In zijn boek „De Stille Amerikaan" schildert Graham Greene ons op een •"azend knappe manier het leven van de mislukte Fowler. Maar het hele boek lijkt geschreven om de sublie- hie slotzin: ....how I wished there hxisted someone to whom I could say ■>:T Vw* MHÉÉn wWm M Ml ■kei "W'i Ï.W 'M. iUmk r:x i t that I was sorry. Hoeveel ongeluk- kigen zullen er niet zijn die het Fow ler zouden willen nazeggen: was er maar iemand aan wie ik zeggen kon dat ik er spijt van heb. In het sacra ment van de biecht is God bij ons gebleven om ons de mogelijkheid te laten naar Hem toe te komen en het weer goed te maken. Je moet God zijn om zo iets uit te kunnen vinden! We kunnen in onze zwakheid fouten begaan, grote en vele fouten, maar Hij zit op ons te wachten om te kun nen zeggen: Je zonden zijn je ver geven; we praten er niet meer over. Ga in vrede en probeer het beter te doen. Nu is het natuurlijk een feit, dat je nog nooit God tegenover je in de biechtstoel hebt zien zitten. Wel die sikkeneurige pastoor met zijn verve lende kraakstem en sigarenas van twee weken op zijn toog, of die ka pelaan, die erg vlot probeert te doen maar dat er een duim dik bovenop legt. Dan praten we nog maar niet over hun opwekkend woordje, dat even gemakkelijk aan een levendige „teenager" als aan een stokoude opa wordt meegegeven. Maar Christus heeft nu eenmaal een kerk van men. sen gewild. Hij wil zich nu bedienen van die pastoor evenals Hij Zich - w fc ^HMM ln de eerste tijd van een stelletje domme vissers bediend heeft met de visschubben waarschijnlijk nog op hun colbertje. Nog steeds geldt Zijn woord; Wie u hoort, hoort Mij. Je hebt van die mensen d'ie met een gerust hart naar de dokter gaan maar zijn voorschriften met een groot gebaar stoer naast zich neer leggen. Medicijnen neem je in als het uitkomt en je houdt je aan het dieet, als het smakelijk is! Dat alias onder het motto: Ni-et dat benauwde. En dan nog vreemd opkijken a-ls je niet beter wordt ook! Het sacrament van de biecht werkt niet als een au tomaat. Belijdenis en een oefening van berouw, de priester maakt er een kruisje over en het schone zieltje wipt er uit. De biecht is een ont moeting met Christus. Je knielt voor Hem neer en je zegt Hem dat je een grote stumper bent, die het nog steeds maar niet laten kan. Hij zal je de kracht geven om het weer op nieuw te proberen maar dat houdt in dat je het beter moet willen doen en dat je je houdt aan de raadgevin gen die Zijn plaatsvervanger je geef'. Iemand die van de dokter het bed moet houden, moet niet verbaasd staan dat hij e§n longontsteking op loopt wanneer hij een half uur op de tocht gaat staan. De belijdenis schrikt ons uiteraard het meest af. Maar we behoeven niet in details te treden en de priester zal en mag niet meer vragen dan strikt noodzakelijk is. Overigens moeten we niet verge ten dat wij ware meesters zijn als 't er om gaat onze zonden zo vaag mo gelijk weer te geven. Het is niet moeilijk om uitvluch ten te vinden om onze biecht uit te stellen ook al zou onze geestelijke constitutie een biecht meer dan wen selijk maken. Een van de meest effi ciënte drogredenen is wel de ver- zuchtig: och ik doe het toch weer; ik kan niet anders. Een goede biecht eist echter niet van onze kant de zekerheid dat we niet in hetzelfde kwaad zullen hervallen maar alleen de vaste wil om het beter te probe ren. Christus vergaf met een enkel woord' de Samaritaanse vrouw, die reeds vijf mannen had gehad. Hij zal ook ons steeds blijven vergeven als wij ons best blijven doen. Huiler voor een dokter kan je kin derachtig vinden maar het is niet meer dan een vergeeflijke fout, zo lang je het maar niet in je domme hoofd haalt om met je ziekte te blij ven lopen. Het kan een poosje goed gaan maar eens raak je vast. Zo is het ook met onze zonde. Als een kankergezwel werkt ze door, ook al merk je niet dat Christus op ons wacht wanneer we iets goed te ma ken hebben. Hij wil niets liever dan alles vergeven en vergeten. Hij wil ons zo graag doen delen ln die heer lijke groet van de eerste Paasmor- gen: Vrede zij u! Hr. Licht, zon, water, een bal en een luchtige kledij; alles lijkt mooi als in je binnenste maar niet de duistere gedachten voortwoekeren, waarvan je jezelf telkens kunt bevrijden. JAN VAN HEEL is een rasschil der. Hij weet wat verf, wat kleur is. Dit is, wanneer men de ten toonstelling, ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag in museum Boy mans ingericht, bezoekt, bij de eer ste oogopslag duidelijk. Het is ge ruststellend om dit vooraf te kunnen constateren, maar het nodigt met des te meer klem uit om het werk op zijn geestelijke waarde te toet sen. Want gezondheid wijst op gees telijk evenwicht, maar niet noodza kelijk op geestelijke grootheid. De dikwijls zo slecht schilderende Cha gall, schildert pas gezond wanneer er evenwicht is tussen willen en be reiken, maar hij schildert altijd als een groot man. En daar gaat het om, althans wanneer men de kunst zo uitsluitend waardeert als uiting dei- persoonlijkheid, als dat in deze tijd het geval is. Jan van Heel is een gezond, maar geen groot schilder, hetgeen meer is dan men van de meeste der heden daagse verfgebruikers kan zeggen. Er is bij hem een opmerkelijk ver schil tussen het werk van vóór en dat van na 1950. Hij schijnt zich eerst na 1950 van zijn wezenlijke beperkin gen bewust te zijn geworden en er vrede mee te hebben genomen. Dit had tot gevolg dat hij aan zijn werke lijk kunnen geen belemmering meer stelde; wanneer hij niet groot kon zijn wilde hij tenminste gezond zijn. Toen brak zijn levensgevoel zich ruim baan in een lyriek van kleur. En deze oprechtheid heeft hem toch gro ter gemaakt dan ik misschien tot nu toe heb laten uitkomen. Zijn werk staat precies op die hoogte welke van de kunst een beschaafd en verfijnd genoegen maakt. Niet meer en niet minder. Het is zeer aantrekkelijk voor de gemiddelde liefhebber en zelf zou ik tienmaal liever een „ka narie" of een „stilleven" van hem op mijn kamer willen hangen dan een of ander lawaaiprodukt uit de experimentele school. Overigens neigt ook hij, vooral in zijn laatste stillevens naar het abstracte, maar hij doet dit zo weinig gekunsteld, dat het nauwelijks merkbaar is. Ook daar blijft hij de schilder pur sang. Hoewel er in heel zijn werk geen lijntje te vinden is, dat niet tevens als toets naast een andere kleur staat, ontbreekt het hem allerminst aan vormgevoel. Men zou hem kun nen verwijten dat dit zich beperkt tot het markante en karakteristieke en dus schetsmatig blijft, maar men moet hem als schilder prijzen omdat het de kleur is die vorm geeft aan zijn verbeeldingswereld. Hij hand haaft de antieke traditie van de Hol landse schildersschool en is daarom de tegenpool van een zeker interna tionaal en lineair idealisme. Niette min bereikt hij vooral in sommige vogelsèukken, door de spanning tus sen zijn lyrische en, meestal laten te, decoratieve neigingen een geladen heid die aan het werk een „geeste lijker" allure verleent, dat men bij hem voor mogelijk zou houden. Dit zijn de zeldzame momenten waarop hij aan eigen beperking ontstijgt, maar men beschouwt deze als „mee genomen" en niet als voor hem ken merkend. Hij is de schilder van vogels, vruch ten, kinderen en olielampen, van het volkse en intieme, soms neigend naar het mystieke. Het in zijn werk nogal eens terugkerend motief van „DIE PATER weet het toch maar mooi te zeggen! Hij zegt precies, waar het op staat. Hij kan een ze dentafereel schilderen en wel zo, dat iedereen, die ademloos toehoort bij zichzelf zegt: juist zo is het. Hij kent de tijd en de mensen. Hij weet zijn gehoor te boeien. En de men sen gaan tevreden naar huis. Een mooie preek!" Dat is natuurlijk allemaal goed be doeld, maar eigenlijk van christelijk standpunt is dat een vernietigend oordeel over de preek. De chris telijke prediking is immers Gods Woord zelf: door de priester spreekt God, Spreekt Christus. Maar dan heeft de preek ook zijn geheel eigen kenmerken. De prediking van het Woord Gods is immers niet op de eerste plaats een medede ling van verheven waarheden, op een briljante manier, als het kan, voorgesteld, om de mensen in ver bazing te brengen voor de hoogheid van de gedachten, de fijnheid van uitdrukking, de modulatie van de stem, maar het Woord Gods is op de aller- en allereerste plaats aan roep van God, oproep van God. God roept in de prediking de mensen bij hun naam, vraagt iets van hen, vraagt alles van hen, vraagt hen zich radicaal en totaal over te ge ven, vraagt te luisteren te gehoor zamen: dat is te geloven. Dit is het geloof in de diepste zin van het woord als geloofshouding, voortko mende uit een geloofsbeslissing. Dit is de ernst van de preek, maar ook de ernst voor de gelovige, welke in en door de preek voor een cri sissituatie wordt gesteld, voor het alles of niets, voor het vóór Chris tus met al de consequenties van dien of tégen Christus met ook zijn onbeperkte en oneindige consequen ties, zodat het gehele leven van de mens op het spel staat. HET BELANG van de preek Is dus veel en veel meer, dan om de dierbare gelovigen een half uurtje een beetje godsdienstig bezig te houden. Het gaat om veel meer, om veel grotere dingen. Als God spreekt, dan komt Hij niet het on eindige, niet het troostvolle bren gen, maar het absolute. En als men dan naar huis gaat en men weet niets meer te zeggen, dan: de pas toor, de pater heeft mooi gepreekt, dan is men er dan ook precies naast met zijn oordeel. Is het mis schien niet daarom, dat zovele pre ken zo weinig uithalen, dat men eventueel getroost wordt, maar niet geconfronteerd is met de ernst van de beslissing, met de vernieuwing van de geloofshouding. Is het mis schien daarom, dat de gelovige zo weinig leeft vanuit zijn geloof, zijn oorspronkelijke overgave, dat hij hoogstens de inhoud van de predi king als een kennisgeving naast zich neerlegt en toch wel interes sant vindt, maar meer ook niet. Dan moeten we heel ernstig ons chris telijk leven herzien, en ons eens af vragen, wat het geloven, het luis teren naar Gods Woord eigenlijk voor ons betekent, betekent voor ons christelijk leven. Wat betekent dat gezegde van de H. Schrift: „Mijn rechtvaardige leeft vanuit het ge loof, d.i. vanuit die aanroep van God, vanuit dit roekeloze gehoor zamen, vanuit de geloofsbeslissing. Slechts van hieruit kunnen we ons christelijk leven echt als christelijk opbouwen. Alle inspanning op welk gebied dan ook in het persoonlijke leven, in het hu web'ik, in onze om gang met de mensen, in de recht vaardigheid, in de kuisheid, moet vanuit dit gehoorzamen gevormd worden en gestalte krijgen, of het loopt gevaar niet christelijk te zijn. H. B. L f i :p. het rode hart met het anker (symbool van geloof, hoop en liefde in ouder wetse devotie-artikelen) is natuurlijk niet alleen een picturaal voorwendsel. Dit intiem-mystieke element is overi gens evengoed aanwezig in „les plus beaux nus de Paris". De wereld waarin hij met zijn ly risch realisme terecht kan is bepaald niet het Spaanse landschap, hoewel zich ook in de behandeling van dit thema zijn schildersbloed niet heeft verloochend. De strenge okertinten hiervan liggen hem niet en men mist hierin dan ook node het blauw-geel of blauw-oranje contrast, dat aan zijn overige werk dat onweerstaanbaar plezierige karakter verleend. Dit wil niet zeggen, dat het werk uit Spanje (vooral de gouaches niet) te versma den zou zijn. Welke ontwikkelingsgang Jan van Heel nog zou kunnen en willen door maken weet ik niet, maar het komt mij voor dat hij het toppunt van zijn kunnen heeft bereikt. Wanneer hij op deze hoogte blijft staan en misschien zijn belangstelling voor de hem boei ende levensverschijnselen wat uit breidt en verdiept, dan kan hij voor zijn kunstlievende medemensen meer betekenen dan vele van zijn zichzelf en de kunst in het algemeen over schattende collega's. Onze tijd is arm aan het verschijnsel levensvreugde. Zolang Jan van Heel blijft schilderen, zal er, althans in de cultuursector, geen definitief gebrek aan ontstaan. Ik geef hem van harte toe, dat er op deze wereld weinig dingen bestaan, die belangrijker zijn dan een gele kanariepiet in een blauw vogelkooitje. Hij moge nog lang op deze ontlasten de waarheid blijven wijzen. W. VAN SLAV ANTE Nu het paasfeest weer nadert, staan de etalages weer eivol met eieren van allerhande formaat. Ook hebben wij de ze, dagen ons eerste ijsje opgelikt, om toch maar enigszins aan de illusie tege moet te komen, dat het lente is en voor al ook. om de eigenaar van de heropen de ijszaak en zijn twee man en drie vrouw sterk personeel, nou ook weer niet helemaal voor niets op hun pool- eiland te laten staan. Als Italiaan er niet op ingesteld 's winters op patat over te schakelen wacht hij het lenteweer met dezelfde spanning als waarmee wij de laatste van de maand verbeiden. Heb ben wij de zekerheid, dat die dag onom stotelijk eens komt (tenzij d^ wereld ver gaat dan natuurlijk), de ijszaakhouder is al zijn zekerheid kwijt en zit met zijn pas warmgewreven handen in het be- pegelde haar. Met dit medelijwekkende geval voor ogen gaan wij, in deze druk ke week van ontvangsten en verkiezin gen over tot de waaraan ditmaal weer eens een volledig bevoetbalde zondag is voorafgegaan. De geneugten van de sport echter, zijn onze neus voorbijgegaan en wij hebben de zondag besteed aan het lezen van de in die week in onze brievenbus gedui kelde tijdschriften en weekbladen. Daar bij was één artikel, dat ons de hele zondag in zijn ban gevangen hield er. ons ook nu nog steeds door het hoofd speelt. Het was geplaatst in „Zonzij", .het maandblad van de Katholieke Natio nale Stichting ,,De Zonnebloem" en han delde over Televisie in de ziekenkamer. Twee pagina's vol noodkreten van zie ken, die zo dolgraag een televisietoestel zouden hebben, om zich de dagen te korten. Twaalfeneenhalf jaar ziek is de ene, vijftien jaar ziek de andere en de derde uit de (ongetwijfeld gerechtvaar digde) klacht: „Vroeger kreeg ik nog wel veel aanloop, maar als je lang ziek bent vergeten „ze" jeDie „ZE" dat zijn wij, ik en u en zouden wij dit tekort nu niet eens in een slag teniel kunnen doen door met zijn allen één (of meer) T.V.-toestellen bijeen te brengen? Wij huiveren, om maar weer eens een gironummer op te gaan geven en we piekeren ons gek, hoe we die 1000 gul den bijeen kunnen krijgen zonder ver melding van dat gironummer. Van bal origheid grijpen wij de krant om daar in te lezen, dat een kerk in Den Haag is afgebrand. Ze gaan lepeltjes verkopen, om weer wat geld bijeen te krijgen. Minstens tienmaal daags een lepeltje (hopen ze) en dat kan dan lekker op lopen. En of het zo zijn moet lezen wij de aankondiging van het congres da'c de Katholieke Centrale Vereniging voor Geestelijke Volksgezondheid gaat hou den. Drie inleidingen gaan e, gehouden worden resp. over ..De vormende liefde". „De genezende liefde" en „De verlos sende liefde." In Den Haag ook heeft een penningmeester f 16.000 verduisterd. Dat zijn zo ruw geschat zestien tele visietoestellen. Steeds weer gaan onze gedachten terug naar dat ene (of meer) televisietoestel en steeds wee, lopen zij dood op dat gebrek aan brutaliteit, om hier ronduit een gironummer op te ge ven. Dat is nou al de hele maandag zo en het ziet er niet naar uit, dat de in deze vermoeiende kringloop verande ring zal brengen .Natuurlijk weten wij ook wel, dat lang niet iedere zieke in staat is. om 's avonds de televisie te vol gen. Trouwens, laten we eerlijk blijven, er zijn programma's die zelfs voor ge zonden niet eens te volgen zijn. Maar de kinderprogramma's zijn overdag en dat zijn meestal, óók voor volwassenen de leukste. En ze maken ons niet wijs. dat Tante Hannie, óók niet es een heer spe ciaal voor de zieken en naar de zieken wil zwaaien, want kinderen zeggen, dat Tante Hannie alles kan en alles doet en als kinderen dat zeggen is het waar Natuurlijk en helaas zijn er ook wel zieken, die zelfs overdag de televisie niet kunnen volgen, maar er blijven er genoeg over. voor wie zo'n toestel een ware verademing zou betekenen. Hoe dan ook, één toestel moeten wij met zijn allen toch bij elkaar kunnen krijgen. Als wij ondanks alles toch de dins dagse krant grijpen, valt ons oog het allereerst op een bericht, dat meldt, dat het aantal miljonairs in ons land in vier jaar bijna verdubbeld is. Ook lezen we, (gisteren trouwens ook al gelezen) dat Philips het beste jaar heeft afgesloten na de tweede wereldoorlog. Een van de zieken schrijft: Verleden jaar heb ik naar meneer Philips in Eindhoven ge schreven. .ik kreeg een mooi briefje van de heren terug, maar er was geen toe stel bij." Nu is dit laatste volkomen be grijpelijk. Waarom zouden de heren Phi lips de éne zieke wel en de andere géén toestel geven en alle zieken met een toe stel verrassen is helaas zelfs voor de heren Philips onbegonnen werk, om dan nog maar te zwijgen van verenigings besturen, die een loterij op touw zetten en die ook wel zo'n toestelletje cadeau zouden willen hebben. Nee, we nemen dat de heren Philips absoluut niet kwa lijk. Alleen voelen we ons des te meer gedrongen zelf iets te doen. Een giro nummer ligt ons op de lippen, maar misschien, dat de beter geschikt is om het te noemen. Juist en speciaal de woensdag van deze week, waarop we kunnen kiezen en de len. Vele zieken zien 's woensdags al op tegen de naderende zondag, omdat ze dan alweer niet naar de kerk' kunnen. „Weet u wanneer ik naar een televisietoestel verlang?" vraagt een van de zieken in „Zonzij". „Als er een Hoogmis wordt uitgezonden". Daar staan wij dan een beetje beschaamd te kijken, want nou ja, hoe vaak zitten wij niet in de kerk, zonder iets te zien. Ook dit tekort moet op zijn tijd eens worden goed gemaakt. Laten wij dit nu vandaag eens doen. Ge. lijk!, zonder ons af te laten leiden door het feit. dat Tilburg nu een eigen ka tholieke huishoudschool heeft, hoe be langrijk dit feit ook is. Laten wij on6 daarentegen geïnspireerd tot goede da den voelen door de prachtige opbrengst van de kerkenbouwcollecten ln de bis dommen Haarlem en Rotterdam. Met 't verwijzen hiernaar lopen wij de kans, dat u zich af gaat vragen: „Hebben we nog niet genoeg gedaan?" en dat u zegt: „Laat die Dagjesmens maar de blik sem lopen met zijn televisietoestel; straks krijgen we het Goede-Week-Offer weer en zo blijven we aan de gang". Beste lezers, we weten het. We weten ook, dat u op ons blad geabonneerd bent, om er geestelijk rijker, en niet om er stoffelijk armer van te wor den. We weten alles van de geld- vragerij en om te gaan bedelen, daar schamen wij ons voor. Maar toch.. We noemen nog geen gironummer. We zou den u alleen willen voorstellen uw visie op dit vraagstukje eens te geven en als het kan een visie in klinkende munt. Men zal er zonodig graag overuren aan besteden, om deze visies te tellen en wie weet is een televisietoestel het resultaat. Als u niets laat horen, zullen wij de vol gende week heus niet aankomen met jeremiades en met donderpreken, omdat u te kort geschoten zou zijn. Even goede vrienden, als wij het zo eens mogen stel len, maar met al die voortreffelijke te levisiereportages van het Britse Konink lijke bezoek op dinsdag, woensdag en beklemmen ons die klachten en vragen van die zieken des te meer. In „Schrij vende Zonnebloemen" zegt een zieke met vreugde een voorgaand artikel over dit vraagstukje gelezen te hebben evenals het verslag van het bezoek van Alex van Wayenburg aan Rosmalen, omdat zij de stem van delaatste nooit gehoord heeft, omdat zij doof is. Mensenkinderen, wat zijn wij rijk en zouden wij nu niet één toestelletje bijeen kunnen brengen. Wij vragen niets meer en gaan over tot het nieuws van de dag. Het is uiteraard een stemmingsvolle krant vandaag. De P.v.d.A., vorige maal rood aangelopen, is nu wat bleekjes teruggevallen en de- V.V.D. maakte een luchtsprong. De K.V.P. is hersteld. Het is allemaal mosterd na de maaltijd, wat wij u nu voorschotelen, want er ls na tuurlijk geen krant ongelezen gebleven; donderdag en woensdag vertelde de te levisie ook al heel wat. P.v.d.A.-man Den Uuy maakte de indruk van hieruit hardhandig naar Athene gedragen te zijn, vonden wij zo zo.... Bij dit alles vragen wij ons af, hoe- velen er „bij volmacht" hebben moeten stemmen. Dat zouden wij graag weten met het oog op dat televisietoestel, dat wij met u samen bij elkaar hopen te brengen. Het zijn wel vreemde „Weekhartighe den" deze week. Bij alle nieuwtjes voert bij ons persoonlijk dit actietje de boventoon en wij vragen ons slechts ge spannen af of u, na uw stem uitgebracht te hebben, nu ook nog uw visie uit brengt. We geloven zelfs, dat we er de gehele maar eens aan besteden, om u, met een laatste opwekking tot geven aan te zet ten, Een natuurlijk blijven wij zelf niet achter. Om te beginnen gooien wij er 'n extra dubbeltje inkt tegenaan. Een his torische dag: voor het eerst „Vette tekst" in „Weekhartigheden" in de hoop op een „vette opbrengst". Geachte lezers, laten wjj voor een roe rige staart van de maand maart zorgen, zodat „Zonzij" in april kan doen wat zii W[il. En nu noemen wil toch maar het gironummer. Als het dan toch moet ge beuren, dan maar Ineens: Giro 319082 t.n.v. Kath. Nat. Stichting „De Zonne bloem", Nieuwe Prinsenkade 6, Breda. Als u dan op het strookje zet „Steun- zender Zonzij", dan weten die mensen daar, waar het om gaat. Houdt dit num mer en de stad Breda in de gaten. Niet naar Hilversum dus met uw bijdragen. Daar hebben ze het al druk genoeg met uitbetalingen aan tekstschrijvers en zo. Volgende week vallen we u niet meer lastig. Wel hopen we natuurlijk de op brengst te vermelden, maar vragen doen we niet meer. We weten trouwens bijna zeker dat dit niet nodig zal zijn en gaan in deze hartverwarmende wetenschap over tot de en hoewel we bij alle dagen van onze gewone werkwijze zijn afgestapt, deze zaterdag blijft als van ouds gereserveerd voor de wekelijkse uitsmijter, die dit maal tevens fungeert als uitsmijter van de maand. Laten wij deze katterige maand poeslief er uit 6mijten met 'n re- kenfenomeen, dat ons volgende week van pas kan komen Het woont didhf bij Bloemendaal, als u begrijpt wat wij be doelen en komt ditmaal aansluipen in de vorm van een poes onder het motto: „(Zon) Zij spint er (Zon)zij bij". Een lapjespoes uit Overveen Was een waar rekenfenomeen. Zij trok af uit haar blote kop. Telde uit blote voeten op En deelde, met onblote tanden Bij voorkeur uit haar blote handen. Waarbij zij meestal worteltrok In een afgedankte damesrok. Machtsverheffen daartegenover Deed zij in een herenpullover. Slechts voor vermenigvuldigen Bleef zij het standpunt huldigen. Dat dit het best geschieden kon In een theemut6. .en. .op het balcon

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1958 | | pagina 11