vijftienhonderd
curiositeiten
TUSSEN DE WIELEN
Ook Nederland krijgt een eigen „LIFTBUREAU"
Goede Week
Na de slag
Na liet feest
2AT
6==
De heer Marchal haalde zijn speeldozen en draaiorgels óveral
vandaan.
Veldtocht
Pullen
Het gezelligste museum
van Utrecht
Speeldozen
Klokken
Peuk
Hij zal zeggen: aardige verzameling hebt u hier..
Accountant wil met Pinksteren starten
Sfeer
Hobby
Afwachten
Vragenlijst
,,Ornamenten"-opruiming
Bouw eigen parkeerterreinen
....en de curiositeiten werden niet verzameld, om ongezien ergens in een hoekje te
hangen!
i-*•
t« tincxkoem-éfik
Mi?!
tegen
koopli
Weinij
is ecu
komet
•>m in
tin get
dat lia
hi ode,
hiode-
aan In
De re
Man
stuk i
grove
Weefse
Mante
schuin
geknip
ke plo
cm. b
échter
tij me
Pandje
tijn m
tet, h
ceintu
dwars]
Pen i
Voorks
den i
Worde
franje
die m
Plaatsi
en die
als si
strikk'
stoffer
ken. 1
tels er
soms
ting v
Wordt
am de
dat di
ken vi
°mdat
geen i
De
freest;
geknii
del en
Ven i
krijgt.
■Ie aan
twee
geen
troon
b.v.
voren
Waar
gaan.
overal
om o
en it
takkle
fridde
taal g
dan a
War
Selovi
biedt,
ómdai
Srote
kaans
den -
dwin;
de n
tot hi
kledij
tondg
«en r
'ogen
dit n
draag
se v"
'orcei
de. z<
figuu
tij t
techti
teusa
Pen,
ge va
Pen,
"f lï
en bi
tevee
op.
Int
tung
tuim'
Word
ven
allen:
er
fok
fet
den i
te kt
Ge:
>>hem
fecht
ïn .ie
keliji
De week, die morgen begint, staat weer in het
teken van de cyclus: lijden, dood, verlossing. In
eerste instantie mag in ons denken de klemtoon
vallen op de gebeurtenissen uit de heilsgeschiede
nis die door deze drie termen worden gedekt, het
is wellicht goed te bedenken, dat ds Verlosser in
zijn leven en sterven deelachtig is geworden aan
onze menselijke natuur, waarvan lijden en dood
de voortdurende' schaduw zijn. De heilsgeschiede
nis is onbestaanbaar en zelfs ondenkbaar zonder
de geschiedenis van ons aller onheil en dat wil
zeggen dat de Verlossing het menselijk bestaan
niet zwaarder doch juist lichter heeft gemaakt, nu
dit weer in het perspectief der oneindigheid is ge
bracht. In de sfeer van het vrijwillig offeren ligt
zo dikwijls de gedachte gebed, dat wij gelovigen
de bijzondere (en onprettige) taak hebben om aan
het lijden van Christus deel te nemen met de be
doeling ook in de glorie van zjjn opstanding te
delen. Onze meestal onbewuste voorstelling roept
echter al gauw associaties op met een extra belas
ting van een toch al zwaar bestaan. Wij geloven,
daarom dat het accent wel eens gelegd mag wor
den op de intrede die Christus in de meest abso
lute volkomenheid binnen het lijden van de mens
heid heeft gedaan. De meester, die boven onze na
tuur en volkomen buiten de nadelen van de men
selijke zondeval stond, heeft in zijn pijnlijk ster
ven het uitzichtloze lijden van onze schouders ge
nomen. En zo is onze verlostheid, het hefvinden
van een waarachtig en duidelijk oriëntatiepunt
naar onze vreugde en verdriet, geboren, waaraan
wij de lichtheid danken, waarmee ook het zwaar
ste kan gedragen worden. Daarom domineert van
ouds in het christelijk denken de dankbaarheid en
de blijdschap om de goddelijke interventie in de
menselijke geschiedenis boven de neiging om dit
ingrijpen allereerst te ervaren als een gebeurtenis,
die onze treurnis wekt. De Kerk mag met de
apostelen rouwen om de dood van de Verlosser,
zij doet dit overheerst door het vreugdig besef van
Zijn en onze verrijzenis.
Wat te denken van deze zinsnede uit hel ver
kiezingscommentaar van Het Vrije Volk: „Het 'S
nu eenmaal zo, dat alle partijen zich gaarne de
goede dingen toecigcncn, vooral als deze aan de
socialisten te danken zijn, maar als er impopulaire
maatregelen moeten worden genomen, hoe heil
zaam die ook mogen zijn, is de P.v.d.A., die de ver
antwoordelijkheid ook voor impopulaire maatrege
len niet schuwt, de zondebok". Het is duidelijk, dat
hier onder „alle partijen" iedereen behalve de so
cialisten zelf worden verstaan. Toch moet het zelfs
het partijblad niet zjjn ontgaan, hoe het, in trouwe
navolging van andere partijspreekbuizen, het
spraakgebruik heeft bevorderd, waarbij eerst werd
„getrokken van Drees" en later „getrokken van
Suurhoff", hoewel noch Drces noch Suurhoff al
léén, zelfs niet in overheersende male, er de oor
zaak van waren dat er iets te trekken viel. Met
geringe moeite kan de schrijver van hel Vrjje
Volk-stukje uit zjjn blad een dossier samenstellen
van artikelen, die het socialisme goedschrijven voor
alle sociale verworvenheden sinds de tijd van het
hoog-kapitalisme, met verzwijging van alle ande
ren, die op dit terrein toch waarachtig wel het een
en ander gepresteerd hebben. Nee, in het bagatel
liseren van andersmans verdiensten ten eigen bate
heeft de P.v.d.A. in ons land haars gelijke niet.
Nochtans wordt zonder blozen het tegendeel be
weerd. Wat een zure verkiezingskater spreekt
daaruit.
Bij deze verkiezingen is de P.v.d.A. slechts even
boven haar percentage van 1S46 gebleven. Pre
cieze gegeven over de aard der kiezersverschui
vingen ontbreken. Maar is het te gewaagd, te ver
onderstellen, dat de P.v.d.A. deze gevoelige terug
slag vrjjwel uitsluitend te danken heeft aan de
economische moeilijkheden van de laatste tijd? Het
Vrije Volk zelf doet dat en, naar wjj vermoeden,
terecht. Maar dat betekent dan, dat de doorbraak-
ideologie, als wij het zo noemen mogen, b^i hen,
die de P.v.d.A. bij vorige verkiezingen aan haar
voorspoedige groei hielpen, nooit diep gezeten
heeft. Het „unieke" karakter, dat de P.v.d.A. zich
ook op dit punt toeschrijft, heeft niet in het minst
tot de consolidatie van de aanwas bijgedragen. De
apostelen van de doorbraak, die een vorige maal
reeds meenden te mogen vaststellen, dat juist het
idealisme van de doorbraak vat had gekregen op
een groeiend aantal geesten, mogen dat wel goed
voor ogen houden.
„Good old England" heeft zijn koningin en haar echt
genoot drie dagen aan Nederland gegund. En aan
de overkant van de Noordzee heeft ons kleine lage
land drie dagen feest gevierd op een geheel eigen
wjjze in een stijl, die het kind in de mens heeft
aangesproken. De rust is weergekeerd, wij moeten
dit met een zekere weemoed constateren. Koningin
Elizabeth en Prins Philip zijn weer in hun eigen
land. Met het verdwijnen van het vorstelijke jacht
„Britannia" uit de Nederlandse wateren is de wer
kelijkheid overgegaan in een herinnering, die ons
dierbaar is geworden. Want de gedachte aan iets,
dat een sterke en goede indruk heeft gemaakt, kan
alleen maar prettig zijn. Het is een herinnering
die gemeengoed is, die geen aanleiding geeft iot
historische beschouwingen of nakaarten in on
gunstige zin, die alleen maar in blijdschap doet
omzien naar deze drie hoogtijdagen.
Maar tegelijkertijd roept het een vraag op. Al
thans hij ons. Een vraag die betrekking heeft op
de reacties in het goede oude Engeland zelf. Wij
zijn misschien deze feestdagen teveel met onszelf
bezig geweest om deze vraag eerder dan, aan het
einde van een sprookje, te stellen.
Volgden de Britten de staatsicreis van hun ko
ningin naar ons land met dezelfde interesse als
wij dit doen, wanneer ons vorstenpaar een konink
lijke ontvangst bereid krijgt in een of ander be
vriend land of is het volk van het Britse imperium
al enigszins gewend geraakt aan welke hulde ook
die koningin Elizabeth en Prins Philip op de vele
reizen, die zij moesten maken, ten deel viel? Hel
valt zo onmiddellijk na de terugkeer van de „Bri
tannia" niet te peilen. Tot nu toe kan men consta
teren dat de televisie, dat geliefde vermaak van
het Britse volk, de belangrijkste rol heeft gespeeld
bij de nieuwsvoorziening over de vorstelijke trip
door Nederland. De kranten lieten ook geen ver
stek gaan, maar toonden meer foto's dan tekst.
Ook dit wjjst er op, dat het Britse volk mogelijk
liever wil zien dan horen. Kenners van dit volk
beweren echter nu reeds, dat in de komende zon
nige dagen vele Britten ook de Noordzee zuilen
oversteken om zelf te zien wat hun vorstin heeft
gezien. Anderen menen dat dit volk zich in ieder
geval zjjn blijdschap over het indrukmakende staat-
siebezoek nog meer zal bewust worden, dan tot nu
is gebleken. De banden tussen twee democratische
koninkrijken zouden daardoor zeker aan hecht
heid winnen.
Een établissement met
UTRECHT, maart 1958.
IN EEN BAR hangt men doorgaans niet tevéél klokken, want het is
het goed recht van elke kastelein te bevorderen, „dat de heren nog
effe blijven zitten" en dat doel bereikt men slechts zelden door links
en recht? gapende wijzerplaten op te hangen, die op z'n tijd zo ver
wijtend kunnen kijken. Edoch, in Utrecht floreert al sinds jaren
een harretje, waarin de klant door niet minder dan veertig klokken
wordt, aangestaard en dan liefst nog veertig verschillende uurwer
ken, die weliswaar allemaal dezelfde tijd aangeven, maar elk op een
andere manier Bij de ene rinkelt om het uur een belletje, bij de
andere klinkelt er een liedje en bij de derde gaan vijf gekleurde
vogeltjes fluiten, vlijtige beestjes, die dit ambacht al tachtig jaar-
uitoefenen en nog nimmer om pensioen hebben geroepen.
„In zo'n harretje, waar ge zo enthousiast met uw neus op de snel
voorfvliedende tijdwijzers wordt gedrukt, zullen maar weinigen hun
tweede biertje afwachten", roept de begrijpende lezer nu wellicht
uit, want hij kent de relatie, welke er bestaat tussen de café-klok en
de rest van de wereld. Maar neen, hij heeft het mis, want de pien.
tere kastelein plaatste tegenover elk klokje circa zevenendertig an
dere curiositeiten, die stuk voor stuk in staat zijn de bezoeker enkele
minuten lang te boeien.' En wijl de wijzerplaat veel minder verwij
tend gaal kijken, wanneer men zijn verblijf in een bar kan uit
houwen tot een wetenschappelijke expeditie, blijven de meeste bezoe.
kers aan „The Black Horse Bar" in de Drieharingenstraat dan ook
veel langer dan tot na het eerste biertje. Waarmee dan alle partijen
zijn gediend, de klanten, de obers en de kastelein, die in de loop
der jaren de vijftienhonderd curiositeiten uit zijn zaak niet heeft
verzameld om ze ergens ongezien in een hoekje te hangen.
De bezoeker, die het intieme
zaakje binnenkomt, zal wellicht
eerst even met de ogen knipperen.
Hij heeft er maar twee en komt
er tenminste honderd tekort. In
zo'n geval sluiten de meesten im
mers even de ogen. Daarna zal hij
ze weer openen en ergens in een
hoekjè gaan zitten. Hij zal nog wat
rondloensen en als de ober komt,
zal hij terloops zeggen; aardige
verzameling hebt u hier.De ober
knikt dan begrijpend en antwoordt:
zegt u dat wel..
Het hekje is van de dam. De
veldtocht is begonnen. Wie grin
nikt over het woord „veldtocht"
is nooit in „The Black Horse"
geweest, anders wist hij wel beter.
Hij wist dan, dat de vesting slechts
met moeite genomen kan worden.
Men kan niet zo maar, zonder
een plan, de verzameling bekijken.
Daar komt strategie bij te pas.
Gelukkig voor mij was de eige
naar, de heer A. J. Marchal, zelf
in de zaak aanwezig om voor
waardevolle adviezen te zo'rgen.
Daarvoor mijn hartelijke dank. We
begonnen bij de bierpullen: er
hangen erin de bar 450 stuks en ze
zijn allemaal verschillend, zodat
deskundig tasten en bekijken al
terstond heel wat tijd in beslag
nam. Vodr insiders is het aan
schouwen van een verzameling
bierpullen een bijzonder boeiende
bezigheid: het zijn immers de at-
tributen van een historisch man
nen-spel, dat nog immer populair
is en welke voetballer interesseert
zich nu niet voor voetbalschoenen,
welke tennisser raakt niet in vuur
bij een collectie rackets en welke
fotograaf loopt niet warm voor
een verzamelng camera's?
Nou dan.
Er hangt een bierpul met een
belletje in de top. Op dat belletje
kan men drukken als de pul leeg
is. Ring.., het harde geluid van
een fietsbel. Niemand loopt echter
weg, sterker nog, de ober snelt
naar u toe. Een merkwaardige
uitvinding. Al eeuwen oud. Grote
pullen, kleine pullen, uitvoerig be
werkte pullen, heel simpele pullen,
dure pullen, prul-pullen en pullen
met gaatjes. Dit laatste soort is
voor de hoofd-klasse-drinkers; aan
de rand zitten zoveel gaatjes, dat
ge al het bier over uw pak en niets
op de lippen krijgt. Wie het mopje
kent, kan de moeilijkheid omzei
len, hetgeen overigens niet de be
doeling is.
Van de pullen gaan we naar de
speeldozen, prachtige, vaak
eeuwenoude instrumenten, ge
maakt door handwerklieden die
hun vak verstonden. Fijntjes tin
gelen de oude walsjes door de bar:
de mechaniekjes zijn nog feilloos.
De heer Marchal heeft ze uit bin
nen- en buitenland gehaald. Ver
zamelen is nu eenmaal zijn hobby
en hoewel oude speeldozen bijzon
der schaars zijn, heeft hij er toch
een tiental in zijn zaak staan. Een
draaiorgeltje speelt de Valeta: en
luister naar die andere speeldoos,
die de mensen vroeger meenamen,
wanneer ze bij elkaar op visite
gingen. Nu gaan ze samen naar
de t.v. kijken, toen draaiden ze
samen Mozart van het rolletje,
zoals wij het nu doen. En dit boeit
nog steeds.
Het wordt een lange tocht door
het muzikale verleden der mecha
niekjes, op de oude Edison-fono-
graaf zingt Louis Davids. Ja, we
naderen weer de moderne tijd. We
kijken op de klok. „Dit is een heel
merkwaardige", vertelt onze gast
heer, „elke minuut slaat hij een
blaadje om. En dit mannetje
draait bij elk tikje van de slinger
met zijn ogen. Aan deze klok zit
een legende vast en aan deze een
bloempje, met tussen de blaadjes
de wijzerplaat. Het uurwerk zit in
de pot, met behulp van een soort
kilometertellerkabel wordt het
bloempje „bij de tijd" gehouden.
Dit is een klokje met een vogeltje
en dit is een oud spoorweg-horloge,
kijk, ze lopen nog allemaal precies
gelijk. Als er eentje kapot is, laat
ik hem direct maken".
De verzameling van de heer
Marchal omvat nog talloze andere
dingen. Asbakken, merkwaardige
boeken, kandelaars, flessen en
beeldjes. „Napoleon heb ik 160
keer", vertelt hij en waarachtig,
daar staat de kleine korporaal in
160 verschillende houdingen en
vervaardigd uit gips, brons, porse
lein, hout, steen en. zilver. In een
schrijn ligt een stukje brood, waar
aan H. M. Koningin Wilhelmina
nog heeft geknabbeld toen zij in
1892 op-bezoek was in het Haar
lemse sta'dhüfs en in diezelfde
schrijn vinden we een peuk van de
heer Winston Churchill, compleet
met een 'certificaat van de huis
knecht, want er bestaan op dit ge
bied wel vervalsingen. We keren
terug naar ons plekje om tenslotte
de verzameling handtekeningen in
het lijvige gastenboek onder de
loep te nemen. Naast de hand
tekeningen vinden we daarin ook
een knipseltje, waarin wordt ver
haald over de zilveren bruiloft van
de heer Marchal. Deze bruiloft
viel samen met de actie van de
padvinders: een heitje voor een
karweitje.
„Wil jij iets verdienen", vroeg de
bruidegom.
„Ja", ztei de padvinder.
,Wel" zei de zilveren bruidegom,
„het karweitje bestaat uit het zoe
nen van de bruid".
Baden Powell aarzelde even,
maar heeft het tenslo^e toch ge
daan.
Aldus het knipseltje.
produceert er in de gauwigheid
een illustratie bij, die wellicht als
curiositeit no. 1501 zal worden ge
boekt, want het hele interieur
moest op het plaatje komen en
dat wil hier wat zeggen.
Ik ben mfj ervan bewust, dat ik
nog lang niet alles heb gezien van
hetgeen hier aan merkwaardighe
den te vinden is, maar zelfs voor
een mens, die er geroutineerd in
is indrukken snel te verwerken, is
deze veste, zeker in een tijdsbe
stek van enkele uren praktisch
onneembaar.
Vandaar, dat ik de heer A. .T.
Marchal ten afscheid de hand
druk, mijn Jas Pak, nog een blik
werp op de verzamelde curiositei
ten en door de buitendeur ver
dwijn.
Heeft Napoleon niet gezegd: de
grootste overwinning, die men in
liefde kan behalen, is de vlucht?
Vanuit de bar kijkt hij mij in 160
verschillende houdingen peinzend
na.
(Van onze automobielredacteur)
Reeds jaren bestaan in het buitenland kantoren,
waar contact gelegd wordt tussen automobilisten
en lifters. De automobilisten geven hier datum en
doel op van hun voorgenomen reis en de lifters
doen hetzelfde. Blijken de bepaalde plannen paral
lel te lopen, dan zorgt het bureau voor een ont
moeting tussen beide partijen en het reisplan kan
definitief worden vastgesteld. De lifter betaalt een
bepaald bedrag en onderwerpt zich aan het „lift-
En dan, na deze veldtocht door
de vijftienhonderd curiositeiten,
die allen persoonlijk door de heer
Marchal werden verzameld, drin
ken we tenslotte temidden van de
pullen, de schrijnen, de beeldjes
en de speeldozen ons afscheids-
biertje. Het loopt tegen de avond,
het wordt drukker in de zaak.
Maar toch, de vreemde, boeiende
sfeer, die wordt opgeroepen door
al die honderden attributen-met-
een-verleden, blijft hangen in het
kleine zaaltje, dat wel het gezel
ligste museum van Nederland mag
worden genoemd. Veertig klokken
vertellen op veertig verschillende
manieren dat het véél later is dan
we dachten. Ik schrijf in het gas
tenboek, dat het een leerzame
middag was en Voo, de tekenaar,
bezig met een verzekeringsmaatschappij en hier
voor een polis op te stellen. Het is geen gemakke
lijk karwei. Maar ik hoop binnen enkele weken de
zaak voor elkaar te hebben. Wie dan via dit bureau
lift, is voor een geringe prijs automatisch verze
kerd.
Natuurlijk is het van groot belang de mensen zo
te selecteren, dat zij wat betreft opvoeding en gods
dienst bij elkaar passen. Ook daarmee zal, zo
vertelde de heer Oldenbroek, terdege rekening wor
den gehouden. Hij is al ruim een jaar bezig met
de voorbereidingen van dit werk, maar uiteraard
neemt een en ander veel tijd in beslag. En omdat
hij het niet beschouwt als een „zaakje", maar lou
ter als een hobby, dient het allemaal in zijn vrije
tijd te gebeuren. Er zijn reeds prettige contacten
gelegd met buitenlandse liftbureaus en in het
binnenland zijn enkele agenten aangesteld.
Zo omstreeks Pinksteren hoopt de heer Olden
broek de eerste contacten tot stand te kunnen bren
gen. Heeft hij de juiste partners gevonden, dan kan
de automobilist de prijs bepalen. Wél heeft deze
zich dan aan enkele richtlijnen te houden. Zo mag
de wagenbezitter beslist niet de gehele prijs van
het benzineverbruik en afschrijving verlangen. Als
maatstaf „voor de lift-eontributie" geldt de helft
van de prijs, die voor een derde klas spoorkaartje
voor de af te leggen route zou moeten worden be
taald. De prijs van de bemiddeling is laag en
wordt in hoofdzaak door de lifter gedragen. Na af
loop van de reis dienen beide partijen een rapportje
te schrijven over hun bevindingen. Een volgende
keer weet de heer Oldenbroek dan op wie hij reke
nen kan en op wie niet.
Tot zover deze plannen die, voor zover ik kon
nagaan, serieus waren voorbereid. „Het is meer
uit ideële, dan uit commerciële overwegingen, dat
ik dit bureau opzet", aldus de heer Oldenbroek.
U weet zelf hoeveel ellende er voortvloeit uit het.'
zgn. „ruwe liften". Jongelui gaan, meestal nog met
toestemming van de ouders, op stap, en zij moeten
maar afwachten bij wie zij in de auto komen te
zitten. Van de andere kant is de automobilist te
recht een beetje huiverig om zomaar een wild
vreemde mee te nemen. En toch kan het liften voor
beide partijen gemakkelijk zijn. De automobilist
vindt het prettig tijdens lange ritten iemand bij
zich in de wagen te hebben en voor de lifter is het
een goedkope gelegenheid iets van de wereld te
zien. Ik hoop zo besluit de heer Oldenbroek, dat
mijn plan succes zal hebben. We zullen afwach
ten.
reglement". Ook de automobilist dient zich aan
de schriftelijk vastgelegde verplichting te hou
den. Wanneer er genoeg vraag en aanbod is, kan
zo'n bureau vruchtbaar werken. In Duitsland
bestaat de „Mitfahrcr-Zentrale" al vijfentwintig
jaar.
Binnenkort zal in Nederland een dergelijk bureau
met zijn werkzaamheden beginnen. Oprichter is de
Amersfoortse accountant J. Oldenbroek die al ja
ren rondliep met het plan, de Nederlandse automo
bilisten en lifters dichter bij elkaar te brengen. Als
principieel man ziet hij weinig heil in het zgn. „ru
we liften" en daarin heeft hij gelijk. „Ik wil pro
beren", zo vertelde hij mij dezer dagen, „lifters en
automobilisten op betrouwbare basis bij elkaar
te brengen. Daarvoor is nodig, dat ik van beiden
een uitvoerig rapport bezit. De chauffeur wil we
ten wie hij in zijn wagen krijgt en de lifter heeft
er recht op een goede gastheer toegewezen te krij
gen. Wie inschrijft, moet dan ook een lange vragen
lijst beantwoorden en de antwoorden worden gecon
troleerd. Van de automobilisten wordt geëist, dat
zij geroutineerde chauffeurs zijn en een betrouw
bare wagen bezitten: merk en bouwjaar moeten
vanzelfsprekend worden opgegeven. Van de lifters
wordt geëist dat zij zich aan de regels van fatsoen
zullen houden endat zij verzekerd zijn. Ik ben
De A. N. W. B. heeft er in een oproep tot zijn le
den en zijn „bedrijfsleden" in het bijzonder, op
aangedrongen reeds nu alle gevaarlijke ornamen
ten van auto's, motorfietsen, scooters en brom
fietsen te verwijderen.
Naar aanleiding van een desbetreffend voorstel
van de A. N. W. B. heeft de minister van Verkeer
en Waterstaat onlangs meegedeeld, dat vanaf 1
januari 1959 voertuigen niet meer voorzien mogen
zijn van scherpe, uitstekende delen, die bij een aan
rijding onnodig fatale verwondingen kunnen ver
oorzaken. Dit voorschrift zal in één van de komen
de wijzigingen van het Wegenverkeersreglement
worden opgenomen. In Zwitserland bestaan reeds
analoge bepalingen.
In een brochure, gericht tot zijn bedrijfsleden,
dringt de Bond aan op verwijdering van de nutte
loze en gevaarlijke motorkapversieringen die tal
loze ernstige verwondingen kunnen veroorzaken
bij aanrijdingen.
In een brochure voor bedrijfsleden geeft de
A. N. W. B. een aantal wenken voor weggebrui
kers, waarvan vooral die betreffende het parkeer
probleem van groot belang kunnen zijn voor bedrij
ven, die een groot wagenpark hebben, of die veel
bezoekers ontvangen. Bij nieuwbouw betekent het
voor zulke bedrijven een grote kostenbesparing
wanneer parkeergelegenheid op eigen terrein
wordt aangelegd. Uit door de A. N. W. B. verschaf
te cijfers blijkt, dat door een doelmatige indeling
van een parkeerterrein soms 60 pet aan parkeer
ruimte kan worden gewonnen. Vooral de verhou
ding tussen opstelruimte en manoeuvreerruimte
is in dit verband belangrijk.