vijftienhonderd curiositeiten TUSSEN DE WIELEN Ook Nederland krijgt een eigen „LIFTBUREAU" Goede Week Na de slag Na liet feest 2AT 6== De heer Marchal haalde zijn speeldozen en draaiorgels óveral vandaan. Veldtocht Pullen Het gezelligste museum van Utrecht Speeldozen Klokken Peuk Hij zal zeggen: aardige verzameling hebt u hier.. Accountant wil met Pinksteren starten Sfeer Hobby Afwachten Vragenlijst ,,Ornamenten"-opruiming Bouw eigen parkeerterreinen ....en de curiositeiten werden niet verzameld, om ongezien ergens in een hoekje te hangen! i-*• t« tincxkoem-éfik Mi?! tegen koopli Weinij is ecu komet •>m in tin get dat lia hi ode, hiode- aan In De re Man stuk i grove Weefse Mante schuin geknip ke plo cm. b échter tij me Pandje tijn m tet, h ceintu dwars] Pen i Voorks den i Worde franje die m Plaatsi en die als si strikk' stoffer ken. 1 tels er soms ting v Wordt am de dat di ken vi °mdat geen i De freest; geknii del en Ven i krijgt. ■Ie aan twee geen troon b.v. voren Waar gaan. overal om o en it takkle fridde taal g dan a War Selovi biedt, ómdai Srote kaans den - dwin; de n tot hi kledij tondg «en r 'ogen dit n draag se v" 'orcei de. z< figuu tij t techti teusa Pen, ge va Pen, "f lï en bi tevee op. Int tung tuim' Word ven allen: er fok fet den i te kt Ge: >>hem fecht ïn .ie keliji De week, die morgen begint, staat weer in het teken van de cyclus: lijden, dood, verlossing. In eerste instantie mag in ons denken de klemtoon vallen op de gebeurtenissen uit de heilsgeschiede nis die door deze drie termen worden gedekt, het is wellicht goed te bedenken, dat ds Verlosser in zijn leven en sterven deelachtig is geworden aan onze menselijke natuur, waarvan lijden en dood de voortdurende' schaduw zijn. De heilsgeschiede nis is onbestaanbaar en zelfs ondenkbaar zonder de geschiedenis van ons aller onheil en dat wil zeggen dat de Verlossing het menselijk bestaan niet zwaarder doch juist lichter heeft gemaakt, nu dit weer in het perspectief der oneindigheid is ge bracht. In de sfeer van het vrijwillig offeren ligt zo dikwijls de gedachte gebed, dat wij gelovigen de bijzondere (en onprettige) taak hebben om aan het lijden van Christus deel te nemen met de be doeling ook in de glorie van zjjn opstanding te delen. Onze meestal onbewuste voorstelling roept echter al gauw associaties op met een extra belas ting van een toch al zwaar bestaan. Wij geloven, daarom dat het accent wel eens gelegd mag wor den op de intrede die Christus in de meest abso lute volkomenheid binnen het lijden van de mens heid heeft gedaan. De meester, die boven onze na tuur en volkomen buiten de nadelen van de men selijke zondeval stond, heeft in zijn pijnlijk ster ven het uitzichtloze lijden van onze schouders ge nomen. En zo is onze verlostheid, het hefvinden van een waarachtig en duidelijk oriëntatiepunt naar onze vreugde en verdriet, geboren, waaraan wij de lichtheid danken, waarmee ook het zwaar ste kan gedragen worden. Daarom domineert van ouds in het christelijk denken de dankbaarheid en de blijdschap om de goddelijke interventie in de menselijke geschiedenis boven de neiging om dit ingrijpen allereerst te ervaren als een gebeurtenis, die onze treurnis wekt. De Kerk mag met de apostelen rouwen om de dood van de Verlosser, zij doet dit overheerst door het vreugdig besef van Zijn en onze verrijzenis. Wat te denken van deze zinsnede uit hel ver kiezingscommentaar van Het Vrije Volk: „Het 'S nu eenmaal zo, dat alle partijen zich gaarne de goede dingen toecigcncn, vooral als deze aan de socialisten te danken zijn, maar als er impopulaire maatregelen moeten worden genomen, hoe heil zaam die ook mogen zijn, is de P.v.d.A., die de ver antwoordelijkheid ook voor impopulaire maatrege len niet schuwt, de zondebok". Het is duidelijk, dat hier onder „alle partijen" iedereen behalve de so cialisten zelf worden verstaan. Toch moet het zelfs het partijblad niet zjjn ontgaan, hoe het, in trouwe navolging van andere partijspreekbuizen, het spraakgebruik heeft bevorderd, waarbij eerst werd „getrokken van Drees" en later „getrokken van Suurhoff", hoewel noch Drces noch Suurhoff al léén, zelfs niet in overheersende male, er de oor zaak van waren dat er iets te trekken viel. Met geringe moeite kan de schrijver van hel Vrjje Volk-stukje uit zjjn blad een dossier samenstellen van artikelen, die het socialisme goedschrijven voor alle sociale verworvenheden sinds de tijd van het hoog-kapitalisme, met verzwijging van alle ande ren, die op dit terrein toch waarachtig wel het een en ander gepresteerd hebben. Nee, in het bagatel liseren van andersmans verdiensten ten eigen bate heeft de P.v.d.A. in ons land haars gelijke niet. Nochtans wordt zonder blozen het tegendeel be weerd. Wat een zure verkiezingskater spreekt daaruit. Bij deze verkiezingen is de P.v.d.A. slechts even boven haar percentage van 1S46 gebleven. Pre cieze gegeven over de aard der kiezersverschui vingen ontbreken. Maar is het te gewaagd, te ver onderstellen, dat de P.v.d.A. deze gevoelige terug slag vrjjwel uitsluitend te danken heeft aan de economische moeilijkheden van de laatste tijd? Het Vrije Volk zelf doet dat en, naar wjj vermoeden, terecht. Maar dat betekent dan, dat de doorbraak- ideologie, als wij het zo noemen mogen, b^i hen, die de P.v.d.A. bij vorige verkiezingen aan haar voorspoedige groei hielpen, nooit diep gezeten heeft. Het „unieke" karakter, dat de P.v.d.A. zich ook op dit punt toeschrijft, heeft niet in het minst tot de consolidatie van de aanwas bijgedragen. De apostelen van de doorbraak, die een vorige maal reeds meenden te mogen vaststellen, dat juist het idealisme van de doorbraak vat had gekregen op een groeiend aantal geesten, mogen dat wel goed voor ogen houden. „Good old England" heeft zijn koningin en haar echt genoot drie dagen aan Nederland gegund. En aan de overkant van de Noordzee heeft ons kleine lage land drie dagen feest gevierd op een geheel eigen wjjze in een stijl, die het kind in de mens heeft aangesproken. De rust is weergekeerd, wij moeten dit met een zekere weemoed constateren. Koningin Elizabeth en Prins Philip zijn weer in hun eigen land. Met het verdwijnen van het vorstelijke jacht „Britannia" uit de Nederlandse wateren is de wer kelijkheid overgegaan in een herinnering, die ons dierbaar is geworden. Want de gedachte aan iets, dat een sterke en goede indruk heeft gemaakt, kan alleen maar prettig zijn. Het is een herinnering die gemeengoed is, die geen aanleiding geeft iot historische beschouwingen of nakaarten in on gunstige zin, die alleen maar in blijdschap doet omzien naar deze drie hoogtijdagen. Maar tegelijkertijd roept het een vraag op. Al thans hij ons. Een vraag die betrekking heeft op de reacties in het goede oude Engeland zelf. Wij zijn misschien deze feestdagen teveel met onszelf bezig geweest om deze vraag eerder dan, aan het einde van een sprookje, te stellen. Volgden de Britten de staatsicreis van hun ko ningin naar ons land met dezelfde interesse als wij dit doen, wanneer ons vorstenpaar een konink lijke ontvangst bereid krijgt in een of ander be vriend land of is het volk van het Britse imperium al enigszins gewend geraakt aan welke hulde ook die koningin Elizabeth en Prins Philip op de vele reizen, die zij moesten maken, ten deel viel? Hel valt zo onmiddellijk na de terugkeer van de „Bri tannia" niet te peilen. Tot nu toe kan men consta teren dat de televisie, dat geliefde vermaak van het Britse volk, de belangrijkste rol heeft gespeeld bij de nieuwsvoorziening over de vorstelijke trip door Nederland. De kranten lieten ook geen ver stek gaan, maar toonden meer foto's dan tekst. Ook dit wjjst er op, dat het Britse volk mogelijk liever wil zien dan horen. Kenners van dit volk beweren echter nu reeds, dat in de komende zon nige dagen vele Britten ook de Noordzee zuilen oversteken om zelf te zien wat hun vorstin heeft gezien. Anderen menen dat dit volk zich in ieder geval zjjn blijdschap over het indrukmakende staat- siebezoek nog meer zal bewust worden, dan tot nu is gebleken. De banden tussen twee democratische koninkrijken zouden daardoor zeker aan hecht heid winnen. Een établissement met UTRECHT, maart 1958. IN EEN BAR hangt men doorgaans niet tevéél klokken, want het is het goed recht van elke kastelein te bevorderen, „dat de heren nog effe blijven zitten" en dat doel bereikt men slechts zelden door links en recht? gapende wijzerplaten op te hangen, die op z'n tijd zo ver wijtend kunnen kijken. Edoch, in Utrecht floreert al sinds jaren een harretje, waarin de klant door niet minder dan veertig klokken wordt, aangestaard en dan liefst nog veertig verschillende uurwer ken, die weliswaar allemaal dezelfde tijd aangeven, maar elk op een andere manier Bij de ene rinkelt om het uur een belletje, bij de andere klinkelt er een liedje en bij de derde gaan vijf gekleurde vogeltjes fluiten, vlijtige beestjes, die dit ambacht al tachtig jaar- uitoefenen en nog nimmer om pensioen hebben geroepen. „In zo'n harretje, waar ge zo enthousiast met uw neus op de snel voorfvliedende tijdwijzers wordt gedrukt, zullen maar weinigen hun tweede biertje afwachten", roept de begrijpende lezer nu wellicht uit, want hij kent de relatie, welke er bestaat tussen de café-klok en de rest van de wereld. Maar neen, hij heeft het mis, want de pien. tere kastelein plaatste tegenover elk klokje circa zevenendertig an dere curiositeiten, die stuk voor stuk in staat zijn de bezoeker enkele minuten lang te boeien.' En wijl de wijzerplaat veel minder verwij tend gaal kijken, wanneer men zijn verblijf in een bar kan uit houwen tot een wetenschappelijke expeditie, blijven de meeste bezoe. kers aan „The Black Horse Bar" in de Drieharingenstraat dan ook veel langer dan tot na het eerste biertje. Waarmee dan alle partijen zijn gediend, de klanten, de obers en de kastelein, die in de loop der jaren de vijftienhonderd curiositeiten uit zijn zaak niet heeft verzameld om ze ergens ongezien in een hoekje te hangen. De bezoeker, die het intieme zaakje binnenkomt, zal wellicht eerst even met de ogen knipperen. Hij heeft er maar twee en komt er tenminste honderd tekort. In zo'n geval sluiten de meesten im mers even de ogen. Daarna zal hij ze weer openen en ergens in een hoekjè gaan zitten. Hij zal nog wat rondloensen en als de ober komt, zal hij terloops zeggen; aardige verzameling hebt u hier.De ober knikt dan begrijpend en antwoordt: zegt u dat wel.. Het hekje is van de dam. De veldtocht is begonnen. Wie grin nikt over het woord „veldtocht" is nooit in „The Black Horse" geweest, anders wist hij wel beter. Hij wist dan, dat de vesting slechts met moeite genomen kan worden. Men kan niet zo maar, zonder een plan, de verzameling bekijken. Daar komt strategie bij te pas. Gelukkig voor mij was de eige naar, de heer A. J. Marchal, zelf in de zaak aanwezig om voor waardevolle adviezen te zo'rgen. Daarvoor mijn hartelijke dank. We begonnen bij de bierpullen: er hangen erin de bar 450 stuks en ze zijn allemaal verschillend, zodat deskundig tasten en bekijken al terstond heel wat tijd in beslag nam. Vodr insiders is het aan schouwen van een verzameling bierpullen een bijzonder boeiende bezigheid: het zijn immers de at- tributen van een historisch man nen-spel, dat nog immer populair is en welke voetballer interesseert zich nu niet voor voetbalschoenen, welke tennisser raakt niet in vuur bij een collectie rackets en welke fotograaf loopt niet warm voor een verzamelng camera's? Nou dan. Er hangt een bierpul met een belletje in de top. Op dat belletje kan men drukken als de pul leeg is. Ring.., het harde geluid van een fietsbel. Niemand loopt echter weg, sterker nog, de ober snelt naar u toe. Een merkwaardige uitvinding. Al eeuwen oud. Grote pullen, kleine pullen, uitvoerig be werkte pullen, heel simpele pullen, dure pullen, prul-pullen en pullen met gaatjes. Dit laatste soort is voor de hoofd-klasse-drinkers; aan de rand zitten zoveel gaatjes, dat ge al het bier over uw pak en niets op de lippen krijgt. Wie het mopje kent, kan de moeilijkheid omzei len, hetgeen overigens niet de be doeling is. Van de pullen gaan we naar de speeldozen, prachtige, vaak eeuwenoude instrumenten, ge maakt door handwerklieden die hun vak verstonden. Fijntjes tin gelen de oude walsjes door de bar: de mechaniekjes zijn nog feilloos. De heer Marchal heeft ze uit bin nen- en buitenland gehaald. Ver zamelen is nu eenmaal zijn hobby en hoewel oude speeldozen bijzon der schaars zijn, heeft hij er toch een tiental in zijn zaak staan. Een draaiorgeltje speelt de Valeta: en luister naar die andere speeldoos, die de mensen vroeger meenamen, wanneer ze bij elkaar op visite gingen. Nu gaan ze samen naar de t.v. kijken, toen draaiden ze samen Mozart van het rolletje, zoals wij het nu doen. En dit boeit nog steeds. Het wordt een lange tocht door het muzikale verleden der mecha niekjes, op de oude Edison-fono- graaf zingt Louis Davids. Ja, we naderen weer de moderne tijd. We kijken op de klok. „Dit is een heel merkwaardige", vertelt onze gast heer, „elke minuut slaat hij een blaadje om. En dit mannetje draait bij elk tikje van de slinger met zijn ogen. Aan deze klok zit een legende vast en aan deze een bloempje, met tussen de blaadjes de wijzerplaat. Het uurwerk zit in de pot, met behulp van een soort kilometertellerkabel wordt het bloempje „bij de tijd" gehouden. Dit is een klokje met een vogeltje en dit is een oud spoorweg-horloge, kijk, ze lopen nog allemaal precies gelijk. Als er eentje kapot is, laat ik hem direct maken". De verzameling van de heer Marchal omvat nog talloze andere dingen. Asbakken, merkwaardige boeken, kandelaars, flessen en beeldjes. „Napoleon heb ik 160 keer", vertelt hij en waarachtig, daar staat de kleine korporaal in 160 verschillende houdingen en vervaardigd uit gips, brons, porse lein, hout, steen en. zilver. In een schrijn ligt een stukje brood, waar aan H. M. Koningin Wilhelmina nog heeft geknabbeld toen zij in 1892 op-bezoek was in het Haar lemse sta'dhüfs en in diezelfde schrijn vinden we een peuk van de heer Winston Churchill, compleet met een 'certificaat van de huis knecht, want er bestaan op dit ge bied wel vervalsingen. We keren terug naar ons plekje om tenslotte de verzameling handtekeningen in het lijvige gastenboek onder de loep te nemen. Naast de hand tekeningen vinden we daarin ook een knipseltje, waarin wordt ver haald over de zilveren bruiloft van de heer Marchal. Deze bruiloft viel samen met de actie van de padvinders: een heitje voor een karweitje. „Wil jij iets verdienen", vroeg de bruidegom. „Ja", ztei de padvinder. ,Wel" zei de zilveren bruidegom, „het karweitje bestaat uit het zoe nen van de bruid". Baden Powell aarzelde even, maar heeft het tenslo^e toch ge daan. Aldus het knipseltje. produceert er in de gauwigheid een illustratie bij, die wellicht als curiositeit no. 1501 zal worden ge boekt, want het hele interieur moest op het plaatje komen en dat wil hier wat zeggen. Ik ben mfj ervan bewust, dat ik nog lang niet alles heb gezien van hetgeen hier aan merkwaardighe den te vinden is, maar zelfs voor een mens, die er geroutineerd in is indrukken snel te verwerken, is deze veste, zeker in een tijdsbe stek van enkele uren praktisch onneembaar. Vandaar, dat ik de heer A. .T. Marchal ten afscheid de hand druk, mijn Jas Pak, nog een blik werp op de verzamelde curiositei ten en door de buitendeur ver dwijn. Heeft Napoleon niet gezegd: de grootste overwinning, die men in liefde kan behalen, is de vlucht? Vanuit de bar kijkt hij mij in 160 verschillende houdingen peinzend na. (Van onze automobielredacteur) Reeds jaren bestaan in het buitenland kantoren, waar contact gelegd wordt tussen automobilisten en lifters. De automobilisten geven hier datum en doel op van hun voorgenomen reis en de lifters doen hetzelfde. Blijken de bepaalde plannen paral lel te lopen, dan zorgt het bureau voor een ont moeting tussen beide partijen en het reisplan kan definitief worden vastgesteld. De lifter betaalt een bepaald bedrag en onderwerpt zich aan het „lift- En dan, na deze veldtocht door de vijftienhonderd curiositeiten, die allen persoonlijk door de heer Marchal werden verzameld, drin ken we tenslotte temidden van de pullen, de schrijnen, de beeldjes en de speeldozen ons afscheids- biertje. Het loopt tegen de avond, het wordt drukker in de zaak. Maar toch, de vreemde, boeiende sfeer, die wordt opgeroepen door al die honderden attributen-met- een-verleden, blijft hangen in het kleine zaaltje, dat wel het gezel ligste museum van Nederland mag worden genoemd. Veertig klokken vertellen op veertig verschillende manieren dat het véél later is dan we dachten. Ik schrijf in het gas tenboek, dat het een leerzame middag was en Voo, de tekenaar, bezig met een verzekeringsmaatschappij en hier voor een polis op te stellen. Het is geen gemakke lijk karwei. Maar ik hoop binnen enkele weken de zaak voor elkaar te hebben. Wie dan via dit bureau lift, is voor een geringe prijs automatisch verze kerd. Natuurlijk is het van groot belang de mensen zo te selecteren, dat zij wat betreft opvoeding en gods dienst bij elkaar passen. Ook daarmee zal, zo vertelde de heer Oldenbroek, terdege rekening wor den gehouden. Hij is al ruim een jaar bezig met de voorbereidingen van dit werk, maar uiteraard neemt een en ander veel tijd in beslag. En omdat hij het niet beschouwt als een „zaakje", maar lou ter als een hobby, dient het allemaal in zijn vrije tijd te gebeuren. Er zijn reeds prettige contacten gelegd met buitenlandse liftbureaus en in het binnenland zijn enkele agenten aangesteld. Zo omstreeks Pinksteren hoopt de heer Olden broek de eerste contacten tot stand te kunnen bren gen. Heeft hij de juiste partners gevonden, dan kan de automobilist de prijs bepalen. Wél heeft deze zich dan aan enkele richtlijnen te houden. Zo mag de wagenbezitter beslist niet de gehele prijs van het benzineverbruik en afschrijving verlangen. Als maatstaf „voor de lift-eontributie" geldt de helft van de prijs, die voor een derde klas spoorkaartje voor de af te leggen route zou moeten worden be taald. De prijs van de bemiddeling is laag en wordt in hoofdzaak door de lifter gedragen. Na af loop van de reis dienen beide partijen een rapportje te schrijven over hun bevindingen. Een volgende keer weet de heer Oldenbroek dan op wie hij reke nen kan en op wie niet. Tot zover deze plannen die, voor zover ik kon nagaan, serieus waren voorbereid. „Het is meer uit ideële, dan uit commerciële overwegingen, dat ik dit bureau opzet", aldus de heer Oldenbroek. U weet zelf hoeveel ellende er voortvloeit uit het.' zgn. „ruwe liften". Jongelui gaan, meestal nog met toestemming van de ouders, op stap, en zij moeten maar afwachten bij wie zij in de auto komen te zitten. Van de andere kant is de automobilist te recht een beetje huiverig om zomaar een wild vreemde mee te nemen. En toch kan het liften voor beide partijen gemakkelijk zijn. De automobilist vindt het prettig tijdens lange ritten iemand bij zich in de wagen te hebben en voor de lifter is het een goedkope gelegenheid iets van de wereld te zien. Ik hoop zo besluit de heer Oldenbroek, dat mijn plan succes zal hebben. We zullen afwach ten. reglement". Ook de automobilist dient zich aan de schriftelijk vastgelegde verplichting te hou den. Wanneer er genoeg vraag en aanbod is, kan zo'n bureau vruchtbaar werken. In Duitsland bestaat de „Mitfahrcr-Zentrale" al vijfentwintig jaar. Binnenkort zal in Nederland een dergelijk bureau met zijn werkzaamheden beginnen. Oprichter is de Amersfoortse accountant J. Oldenbroek die al ja ren rondliep met het plan, de Nederlandse automo bilisten en lifters dichter bij elkaar te brengen. Als principieel man ziet hij weinig heil in het zgn. „ru we liften" en daarin heeft hij gelijk. „Ik wil pro beren", zo vertelde hij mij dezer dagen, „lifters en automobilisten op betrouwbare basis bij elkaar te brengen. Daarvoor is nodig, dat ik van beiden een uitvoerig rapport bezit. De chauffeur wil we ten wie hij in zijn wagen krijgt en de lifter heeft er recht op een goede gastheer toegewezen te krij gen. Wie inschrijft, moet dan ook een lange vragen lijst beantwoorden en de antwoorden worden gecon troleerd. Van de automobilisten wordt geëist, dat zij geroutineerde chauffeurs zijn en een betrouw bare wagen bezitten: merk en bouwjaar moeten vanzelfsprekend worden opgegeven. Van de lifters wordt geëist dat zij zich aan de regels van fatsoen zullen houden endat zij verzekerd zijn. Ik ben De A. N. W. B. heeft er in een oproep tot zijn le den en zijn „bedrijfsleden" in het bijzonder, op aangedrongen reeds nu alle gevaarlijke ornamen ten van auto's, motorfietsen, scooters en brom fietsen te verwijderen. Naar aanleiding van een desbetreffend voorstel van de A. N. W. B. heeft de minister van Verkeer en Waterstaat onlangs meegedeeld, dat vanaf 1 januari 1959 voertuigen niet meer voorzien mogen zijn van scherpe, uitstekende delen, die bij een aan rijding onnodig fatale verwondingen kunnen ver oorzaken. Dit voorschrift zal in één van de komen de wijzigingen van het Wegenverkeersreglement worden opgenomen. In Zwitserland bestaan reeds analoge bepalingen. In een brochure, gericht tot zijn bedrijfsleden, dringt de Bond aan op verwijdering van de nutte loze en gevaarlijke motorkapversieringen die tal loze ernstige verwondingen kunnen veroorzaken bij aanrijdingen. In een brochure voor bedrijfsleden geeft de A. N. W. B. een aantal wenken voor weggebrui kers, waarvan vooral die betreffende het parkeer probleem van groot belang kunnen zijn voor bedrij ven, die een groot wagenpark hebben, of die veel bezoekers ontvangen. Bij nieuwbouw betekent het voor zulke bedrijven een grote kostenbesparing wanneer parkeergelegenheid op eigen terrein wordt aangelegd. Uit door de A. N. W. B. verschaf te cijfers blijkt, dat door een doelmatige indeling van een parkeerterrein soms 60 pet aan parkeer ruimte kan worden gewonnen. Vooral de verhou ding tussen opstelruimte en manoeuvreerruimte is in dit verband belangrijk.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1958 | | pagina 8