Piet, Sjors en Ton
M
K. N. A. C. KRAAKT HARDE NOTEN
niet onder één hoedje te vangen
I
Tussen de Wielen
Pinksteren
Lunch en wapens
Woensdag weer ter stembus
Ieder
keus!
Geen idealen?
Duizend méér
Komt, laat ons
Tanende invloed?
Waarom was 1957 voor de automobilisten
zo'n zwaar jaar?
Steeds meer „aanslagen"
Weg van de minste weersta*
Gebrek aan visie
ANWB en KNAC gaaö
jubileren
ZATERDAG 24 MEI 1958
PWfl
-
PIET is zomaar een jongen in Overasselt. Hij is leider van de
„Zwarte Dassen". Piet weet met zijn veertien jaren nog
niets van vitalisme, existentialisme en wat dies meer zij. Hij is
een jongen die een hobbie heeft.
Piet kreeg een verkennersblaadje in zijn handen, hij vond het
leuk wat hij las. Hij wilde verkenner worden. Maar in Over
asselt was geen troep en wat doe je dan in je eentje?
Hij had een stel vriendjes, sprak eens over zijn ontdekking en
samen wendden ze zich tot de beheerder van het nabije trai
ningscentrum „St.-Wal riek". Commissaris Wiegerinck zei
„Best, ik zal jullie wel een beetje helpen, maar jullie moeten het
verder zelf maar zien te rooien." En dat doen ze nu. Ze vormen
een „loslopende" patrouille, zes man sterk.
zijn
De verschijning van de H. Geest bij Christus'
doop in de Jordaan is tekenend voor het Pinkster-
wonder, dat wij morgen gaan vieren. Op de drempel
van Christus' openbaar optreden manifesteert zich
de Geest van Liefde, die het onverschrokken levens
werk van de Verlosser zal doortrekken en ken
merken. Evenzo neemt diezelfde H. Geest gestalte
aan op het ogenblik, dat voor de verzamelde
apostelen tot het vertrekpunt wordt om zonder
vrees en vrijmoedig het werk te verrichten, dat zich
niet anders laat aanduiden dan met het woord
„apostolaat". Hun deelneming aan Christus' zending
in liefde maakt hen vanaf dat moment tot „een
andere Christus". De Kerk begint als het lichaam
van de Verlosser Zijn taak voort te zetten en de
Geest uit te dragen, waarvan Meester en Leerlingen
zijn volgestort. Geen tactische overwegingen, geen
schroom of aarzeling kan de jonge Kerk afhouden
van een openhartige verkondiging, ook tegenover
degenen die zich als mede-schuldigen aan Diens
lijden en dood lijnrecht tegenover Hem schijnen te
hebben gesteld.
Nog steeds kan dit begin allen inspireren die zich
aan Christus' verlossingsarbeid deelachtig willen
maken; niet allereerst de overwegingen van mense
lijke schroom en schuchter beleid, maar een door
de Geest gevoede overtuiging en werfkracht zullen
ook anderen overtuigen; niet het ontzien van al te
menselijke gevoelens, maar het spreken uit de
Geest, die in de apostelen over de Kerk is neer
gedaald, kan die Geest dragen naar wie Hem nog
niet ontving. Daarin ligt de kracht van het Pinkster-
wonder: in overtuigingskracht van een twaalftal
overtuigden, die daarmee het aanschijn van de
aarde hebben vernieuwd.
President Soekarno heeft iedereen verrast door
op een zeer opvallende wijze bij de Amerikaanse
ambassadeur in Djakarta te gaan lunchen. En de
Verenigde Staten van hun kant gaan lichte wa
pens leveren voor de Indonesische politie.
Men kan niet zeggen, dat het politieke spel
er doorzichtiger op wordt. Wie niet alle kaarten
kent moet wei tot de conclusie neigen, dat er
hazard gespeeld wordt. Meegedeeld wordt, dat
de afspraak voor de lunch reeds weken geleden
gemaakt is. In de sindsdien verlopen tijd hebben
de Indonesische regering en president Soekarno
bij herhaling op een niet nader aangeduide bui
tenlandse hulp aan de zich verzettende buitenge
westen gewezen. De propaganda-diensten van
Moskou en Peking hebben met zoveel woorden
de Verenigde Staten als de „buitenlandse inmen-
ger" aangewezen, zonder dat dit door Djakarta
wordt tegengesproken. De Amerikaanse bondge
noot, Nederland, werd wel door de Indonesiërs
van, overigens onzinnige, inmenging beticht. Het
is bovendien niet lang geleden, dat de heer Dulles
zijn bezorgdheid over de gang van zaken in In
donesië uitsprak, en daar graag een ontwikkeling
naar meer democratie zag.
Er doen ook hardnekkige geruchten de ronde,
dat het Indonesische leger in haar actie tegen Su
matra en de buitengewesten gebruik maakte van
hulp uit landen, die de V.S. en wij trouwens
ook als de minst geschikte beschouwen voor
het herstel van orde en recht in de Indonesische
archipel.
Wij willen maar zeggen, dat vrijwel alle ge
beurtenissen en berichten, welke sedert het Indo
nesische amok-lopen tegen de Nederlanders bekend
zijn geworden, niet wezen op de mogelijkheid,
dat het Indonesische staatshoofd zo snoedig te
gast zou zjjn op een diplomatiek zo uitzonderlijke
gebeurtenis als deze lunch bij de heer Howard Jones,
noch dat het Indonesische politie-personeel zo snel
door de V.S. zou worden uitgerust met wapens,
waarmee in minder democratische staten nu een
maal ook lieden getroffen plegen te worden, voor
feiten, die in een beschaafd wetboek van straf
recht helemaal niet voorkomen.
Vandaar, dat wij bijzonder benieuwd zijn naar
nadere gegevens over deze opmerkelijke voor
vallen, die men los van de voorgeschiedenis als
hoopvol zou willen bestempelen, maar die met
het oog op die voorgeschiedenis juist een zwaar
beroep doen op onze goedgelovigheid en op ons
vermogen tot „wishful! thinking".
Wij moeten toegeven, dat het bericht over
president Soekarno's bezoek aan het extra-terri
toriale gebied der Amerikaanse legatie, begeleid
werd door een ander min of meer hoopvolle, in
ieder geval duidelijke uitlating van dr. Hatta. Hjj
noemde de periode, welke Indonesië achter de rug
heeft, het tijdperk der profiteurs. Deze uitlating
is niet slechts interessant voor die Nederlanders,
die de schuld voor de Indonesische chaos zo voort
varend In ons vaderlandse gedragspatroon zoe
ken. maar zij is vooral opvallend, omdat dr. Hatta
daarmee het beklemmend stilzwijgen verbrak,
dat hij vanaf het begin over het Sumatraanse ver
zet in acht nam. Indirect is dit immers een rug
gesteun aan de „rebellen", want het is beslist niet
oneervol zich te verzetten tegen een heersende
klasse van profiteurs.
Het is dan ook begrijpelijk, dat de mededelingen
van Soekarno's bezoek en Hatta's uitspraak on
middellijk vergezeld gaan van geruchten, die wil
len doen voorkomen dat het weerglas in Djakar
ta op verandering staat. De pro-communisten zou
den uit de regering treden en de Mas.joemi. als
mede de sultan van Diokia zouden worden uitge
nodigd toe te treden. Wij wachten met spanning
af, wat hiervan werkelijkheid is en wat dit voor
invloed heeft op de relatie met Nederland.
Aanstaande woensdag worden de verkiezingen
voor de gemeenteraden gehouden. Uiteraard is
iedereen het meest benieuwd in hoeverre de ver
schuivingen, die bij de Statenverkiezingen aan het
licht traden, zich ook b« de gemeenteraden zullen
voordoen. Met name de Party van de Arbeid
heeft er alles opgezet, om het verloren terrein te
herwinnen. Hun actie stond in het teken van „de
revanche". Om die te forceren heeft zij zich, in
haar landelijke propaganda, enige malen op glad
ijs begeven. En vooral de heer Burger is daarbij
op indrukwekkende vUze uitgegleden by het
rijden van krullen rond minister Witte. In hoe
verre de socialistische aanval op de liberalen en
hun beweerd gemis aan een doeltreffende conjunc
tuur-politiek succes heeft geboekt bij het op drift
zijnde deel der kiezers, is een vraag, waarop het
antwoord met belangstelling wordt afgewacht
De liberalen van hun kant verkeren bij voorbaat
in een overwinningsroes. De korte spanne tijds
tussen deze verkiezing en de vorige, maakt deze
voorpret wel verklaarbaar. De K.V.P, intussen
mag, op grond van dezelfde overweging, maar nog
meer op grond van haar in een langere periode
gebleken stabiliteit, de uitslag eveneens met ver
trouwen tegemoet zien.
Overigens het is bij herhaling betoogd
vormen deze verkiezingen een slechte graadmeter
voor de beoordeling van de Iandeiyke politieke
verhoudingen. Vooral in de kleinere gemeenten en
in plaatsen met een vry homogene bevolkings
structuur, wegen vaak typisch lokale belangen en
problemen zwaar mee.
Men moet daarom niet al te zeer de landeiyUe
politiek bij de raadsverkiezingen betrekken. Op de
eerste plaats moet men zorgen, dat diegenen wor
den gekozen die in christeiyke geest enerzyds de
zelfstandigheid en zelfwerkzaamheid van het
gemeenteiyke leven zoveel mogelgk wensen te
bevorderen en die anderzüds oog hebben voor het
algemeen welzyn en los zijn van al te nauwe ban
den met een bepaald eigenbelang. In het alge
meen gesproken moet men zeggen, dat deze
politieke koers by de K.V.P. in veilige handen rust.
VIVISECTIE OP DE JEUGD
V."
Het Bossche pottenbak-
kertje, nog onbewust
van „zijn ideaal".
Twee stoere riiksveldwachters hebben er plezier in, om de Zwarte Dassen
i te examineren voor het insigne Wielirijder
Jongens als Piet vinl Je in Vilste-
ren, in IJzendjjke, in allerlei andere
plaatsen van Nederland. Geestdrifti
ge verkenners, die zich door het lei
dersgebrek niet laten afschrikken.
Ze vinden een oudere vriend die
het te druk heeft om leider te zijn,
maar zo nu en dan bijspringt, wan
neer er een goede relatie nodig is om
iets te bereiken. Zo'n vriend wordt
mentor genoemd en de verkenners
dragen zwarte dassen. Vandaar de
naam.
We kennen nog een andere jon
gen. Sjors, ook 14. Hij vertrouwde
ons toe, bij de welpen te zijn ge
weest, maar hij was een fanatiek
voetballer, zó fanatiek, dat hij nu
een prominente junior is geworden
van een wijd en zijd bekende voet
balclub en als hij niet r>P i>et voet
balveld is, vind je hem achter de bal
op een stukje moera:sige stadsgrond
vlak bij zijn huis.
En dan kennen we Ton, een zee
verkenner die binnenkort 16 wordt,
die de liefhebberij heeft, aan boord
te komen van zoveel mogelijk zee
schepen. In een boekje verzamelt hij
de stempels van de vaartuigen die
hij bezocht en zijn grootste overwin
ning was, toen hij thuis kwam met
de stempels van drie Nederlandse
marineschepen en een Engelse krui
ser. Hij wist tijdens het Engelse
vorstenbezoek alle wachten te ver
schalken en aan boord van al die
schepen te komen. Hij telt zijn
vrienden in alle werelddelen en hij
ontmoet ze telkens in het zeemans
huis. waarvan hij een vaste klant is.
We kennen nog veel meer jongens
maar allen verschillen ze hemels
breed van karakter en liefhebberij.
met bergen specialismen, woedt nog
onverminderd voort, tot grote vreug
de van drukkers en uitgevers.
ONS zeer simplistisch pleit, om
meer oog te hebben voor de enorme
karakterverschillen onder alle jeug
digen en zich wat te matigen b\j het
over een kam scheren van de jeugd
als geheel en bU het beoordelen van
hun organisaties mondt uit in deze
wens: men late de jongen en het
meisje hun vrije keuz$ uit de bonte
verscheidenheid van clubs en orga
nisaties. En men hoede er zich voor,
onderling te gaan touwtrekken om
de jeugd, door eikaars programma's
te gaan overlappen tot schade van
de verscheidenheid en de wederzijds
goede verstandhouding.
Een voetbalclub is geen kampeer-
organisatie en een verkennerstroep
is geen voetbalclub, al zal niemand
er iets tegen kunnen hebben, dat een
voetbalclub eens gezellig een dagje
uit gaat en dat ec:i stel verkenners
voor de variatie eens een partijtje
voetbalt.
MEN BEGRIJPE ons goed. wan
neer wij het nu hebben over de or
ganisatie-behoefte van jeugdigen, be
perken wij ons tot de jeugd van 17
jaar en jonger, omdat men, deze
leeftijdsgrens overschrijdende, bij
het werk van „jongeren" belandt,
een werk, dat, tot een geheel andere
categorie behoort. Dan komen wij
bij instuiven, bij 1 jongeren-standsor
ganisaties, enz. terecht.
Neen, wij houden ons nu aan die
jeugd, die zich nog maar nauwelijks
bewust is van idealen, die zelfs hele
maal geen antwoord weet te geven,
wanneer men hem of haar vraagt:
„wat is nu jouw ideaal?"
Dat ideaal bloeit wel op uit de ac
tiviteiten. zowel geestelijke als licha
melijke, waartoe de jeugdbeweging
gelegenheid biedt. Maar pas later.
Wij kunnen ons voorstellen, dat
bijvoorbeeld de jonge pottenbakker
weer een knaap van zo'n veertien
jaren, die we in Den Bosch in een
drukbeklante clubkelder aantroffen,
zijn ideaal zal gaan vinden in artis
tieke vormgeving, in het deelnemen
aan het scheppend ambacht. Maar
zegt hij nu. dat dit zijn ideaal is?
Weineen, hij vindt het alleen maar
leuk, wanneer zijn vingers uit de
klei van de draaischijf een mooi
vaasje omhoog trekken en wanneer
hij met dat vaasje de bewondering
wekt op de huisvlijt-tentoonstelling
van de St,-Antoniusparochie.
En die Piet in Overasselt? Heeft
hij zich bij commissaris Wiegerinck
gemeld met de mededeling: „Ik
wens, dat mijn karakter worde ge
vormd volgens het systeem van Ba
den Powell, omdat in het grondbe
ginsel van de verkenerjbeweging
staat, dat het streven erop gericht is,
van mij een goede, katholieke staats
burger te maken, enz. enz.?" Na
tuurlijk niet, die Piet vindt het al
leen maar bar interessant en boeiend.
We zagen hem en de zijnen onder
het kritisch oog van twee stoere
rijkspolitiemannen de proeven afleg
gen voor het insigne „Wielrijder" en
die politiemannen hadden er het
grootste plezier in, die knapen te be
oordelen.
IS NU die jeugdbeweging „verou
derd?" Omdat men het insigne
„Wielrijder" handhaaft en er niet het
insigne „Bromfietser" van heeft ge
maakt?
We geloven er niets van. De spel
regels zijn dusdanig aangepast aan
de moderne evolutie, dat de jeugdbe
weging (en nu hebben we het weer
over de KJB) voldoende meegaat.
De Verkennersbeweging maakte
van 1955 op 1957 een sprong omhoog
van 44.005 tot 45.151 leden. Het Gilde
Jong-Nederland daalde van 6.485 le
den tot 6.394 leden. De patronaten
daalden van 7.627 leden tot 7.406 le
den en de jongensclubs stegen van
En nu zijn er hoog- en zeergeleer
de heren, die het niet kunnen laten
zich bij herhaling en voortdurend
bezig te houden met een analyse van
dè moderne jeugd. Zij schrijven in
hun pedagogische periodieken pagi
na's vol over deze jeugd en verge
ten dan vaak, dat de wereld altijd
nozems heeft gekend al heetten ze
vroeger anders dat Piet hemels
breed verschilt van Sjors en Sjors in
niets lijkt op Ton.
Er wordt dan wel beweerd, dat de
„gesloten" jeugdorganisaties op hun
retour zijn de retallen wijzen eer
op het tegendeel en dat er orga
nisaties zouden zijn, die niet met
hun tijd meegaan, omdat nog niet
alle jeugdigen in een of andere or
ganisatie worden „opgevangen",
maar vergeten, dat Karei helemaal
niet opgevangen wil worden en maar
het liefst met een boekje In een
hoekje zit. Als je hem maar met rust
wilt laten alsjeblieft.
„Komt, laat ons pedagoochelen,
De jeugd zij ons ten prooi".
Deze fraaie regelen werden zo'n
dertig jaar terug geschreven en de
pedagoochelerij, inmiddels verrijkt
13.848 tot 14. 007 leden. Met Inbegrip
van het constant gebleven aantal aal
moezeniers bleek de hele KJB met
ruim 1000 leden te zijn toegenomen
tot een aantal van 74.009.
Nu kan men wel zeggen: die KJB
dient de héle jeugd te bestrijken en
de zaak meer open te gooien. Maar
dat kan nooit het doel van de KJB
zijn. Bij een verandering van karak
ter zou de KJB die leden verliezen,
die juist nu worden aangesproken
door de vormen van organisatie, die
zij heeft gekozen, al zou zij dan een
ledenwinst boeken bij een geheel an
dere categorie. En dan zou zij zich
bezondigen aan datgene, wat wij
juist bestrijden: het zich begeven op
eens anders terrein, dat van de zo
genaamde „ongeorganiseerde jeugd".
HET IS bekend dat zich na de be
vrijding een groot aantal leden meld
de voor de verkennersbeweging.
Hoofdaalmoezenier dr. Ramselaar
had dat al in de kring zijner vrien
den voorspeld in de beginjaren van
de oorlog/Misschien zijn er toen ge
weest, die luide hebben gejuicht,
maar rijpe geesten hebben het voor
hoofd gerimpeld en reeds tevoren
ingezien, dat die vloed geen stand
kon houden en zeker zou wegebben.
Verkennen is nu eenmaal een sys
teem. dat een bepaald type jongen
aanspreekt en niet allen. Maar wat
wil men? De verkenners timmerden
in die dagen het meest aan de weg
en verscheidene andere jeugdorgani
saties waren nog niet op gang geko
men. Dus dan maar verkenner wor
den. Het verschijnsel is dus te ver
klaren, maar niet toe te juichen.
Moet men nu zulk een jeugdorga
nisatie veroordelen, omdat zp, on
danks haar duidelijke groei (in de
laatste jaren nam het aantal zeever-
Dit dan die PIET in Overasselt. Waarom hij verkenner werd?
het fyn". Meer niet.
kennersgroepen met 100 procent toe
en het zeeverkennerschap blijkt
vooral oudere jongens, zo in de leef
tijd van 15, 16 jaar te boeien) niet „de
massa" omvat? En moet men dan
zeggen, dat de kracht, die er tegen
woordig uitgaat van zulk een jeugd
beweging nog maar twijfelachtig is?
Daar geloven wij niets van. In
vloed wordt in de meeste gevallen
minder bepaald door het aantal dan
door de kwaliteit. En daarom doet
het ons deugd dat wij in de gelegen
heid waren, eens een tocht te onder
nemen langs jeugdgroepen en- clubs,
die ons heeft geleerd, dat een ge-
sprek met „de jeugd" et>
schakeringen een nucnvei g
inzicht geeft in dan
zij heet te verkeren^ pap,.
no?
,d"
pet
schakeringen een nuc„
reëler inzicht geeft in
waarin zij heet te verke.- par
doorworstelen van een pooë^
ren en brochures achter een
laden schrijftafel.
fl
En wat niet in die PaPjrfraag "Ü-
uitdrukking komt: een r0,V*„itge,1
der het leiderskorps heeft g\e
naai
,e»
zen, dat de KJB tweemaa»
jongens dan thans onder ha
zou hebben, als er Uvecnia r n
leiders beschikbaar waren. tjc v»
lcidersprobleem is een kwe
ouderen.
Het zeeverkennen is stoer en ruig en daarom kun je met geen mogelijk
heid de jongens uit zo'n troep wegkrygen als ze vüftien of zestien zyn
geworden.
(Van onze automobielredacteur)
De Koninklijke Nederlandse Automobiel Club
neemt in haar jongste jaarverslag, dat zojuist is
verschenen en gistermiddag door voorzitter jhr. mr.
J. Th. M. Smits van Oyen is toegelicht, waarachtig
geen blad voor de mond, wanneer het licht wordt
geworpen op de „beroerdigheid", waarmee autorij
dend Nederland op het ogenblik te kampen heeft.
De overheid speelt in deze een belangryke rol en
haar beleid wordt niet in alle opzichten geprezen
in dit jaarverslag.
De praktgk leert immers, zo stelde dc K.N.A.C-
voorzitter vast, dat. als er tekorten zijn by de over
heid, de automobilist steeds weer ais meest voor de
hand liggende bron van inkomsten wordt aange
wend, terwyl anderzüds de wegenaanleg herhaal
delijk tempovertragingen zijn beschoren en het de
automobilist door allerhande maatregelen almaar
moeilijker wordt gemaakt. Er is zelfs onlangs al
een stem opgegaan om het ryden met een personen
auto aan een vergunning te binden. Het afgelopen
jaar is voor de automobilisten een zwaar jaar
geweest
Daar waren om te beginnen de aanslagen op
de beurzen der automobilisten. Op 7 januari vari
het vorige jaar werd het bijzonder invoerrecht op
benzine verhoogd van 16.65 tot 24.25 per liter. Een
gevolg daarvan was, dat ook de omzetbelasting om
hoog ging, met 0.4 cent per liter. Vervolgens werd de
prijs van het kentekenbewijs verhoogd van vier tot
dertien gulden. De omzetbelasting op de banden
voor personenauto's, aan het begin van het ver
slagjaar 5 pet, bedraagt na een tweetal verhogingen
20 pet. De omzetbelasting op de nieuwe personen
auto's zelf, heeft men op weten te vijzelen tot een
niveau, dat geen enkel ander produkt op de Ne-
derlandse markt haalt; deze belasting, begin vorig
jaar 15 pet, is nu intussen 23 pet geworden.
De bijzondere inkomsten, die de overheid in 1957
dank zij het motorwegverkeer heeft gehad, belopen
een totaal van 525 miljoen gulden. In 1956 was dit
370 miljoen gulden. In één jaar tijd dus een toene
ming met ruim 40 procent.
De uitgaven, die de verschillende overheden vorig
jaar ten behoeve van het motorwegverkeer deden,
liggen zeker onder de helft van het bedrag van 525
miljoen gulden.
De ontwikkelingen t.a.v. de benzineprijs geven
evenmin aanleiding tot enthousiasme. Behalve de
stijging van de benzineprijs met acht cent per liter
ten gevolge van de verhoging van het bijzonder in
voerrecht op 7 januari 1957, kwam er nog een tij
delijke verhoging van de literprijs met 1.6 cent op
1 december 1956, ten gevolge van het Suez-conflict.
Hoewel het kanaal in april 1957 weer bevaarbaar
was, kon eerst op 15 juni 1957 een begin worden
gemaakt met het elimineren van die verhoging. Het
duurde echter ruim veertien maanden, eer genoemde
verhoging geheel ongedaan werd gemaakt (dat ge
beurde begin februari 1958). De tijdelijke toeslag
heeft het Nederlandse motorwegverkeer naar schat
ting een kleine twintig miljoen gulden gekost.
Op 5 mei van dit jaar volgde een verdere ver
laging van de benzineprijs met 0.3 cent per liter,
als gevolg van lagere noteringen op de wereldmarkt.
Wij waren daar verheugd ovei', maar indien men
ziet naar de recente ontwikkelingen in Duitsland,
waar de prijzen veel sterker daalden, blijft slechts
ruimte over voor bescheiden vreugde. De voor de
gebruikers gunstige concurrentie op de Duitse beu-
zinemarkt, schijnt in de Nederlandse verhoudingen
niet mogelijk. De snel omhoogspiralende belastingen
op het motorwegverkeer en de bestedingsbeperking
hebben niet nagelaten hun invloed op, de groei van
geld^j
het Nederlandse motorrijtuigenpark te doen^fK
Willen wij in het grote verband van de Lu
een behoorlijke concurrentiepositie opbou ge
zullen wij het ons niet kunnen permitteren e
aanzienlijk minder goed bewerktuigd vei ^erSl
vervoersapparaat te volstaan dan onze par
als thans nog het geval is.
Het is mede daarom uitermate betreurens^'® dat
nel is meue uaaiuiu unuu»ic a C-'
zo vervolgt het jaarverslag van de K-N-
vorig jaar zo bijzonder weinig is gedaan 'ten-
geschikt maken van onze steden voor ee"truct*eje'
particulier verkeer en vervoer. Aan con ste%
voor langere tijd afdoende oplossingen °nó
lijke verkeersproblemen, is men in Nede „0rr>.
vrijwel nergens, anders dan op papier toe ^g pi
Wel zijn stemmen opgegaan om de weg vav
ste weerstand'te kiezen en centra af te s
het particuliere verkeer. Dit zou betekene 0p
belangrijk stuk van het rendement van 0l-pe°
weg zijnde personenauto's weg wordt êe n ov 1
dat de stadscentra tot levenloze oorden
wegend antiquarische waarde worden geae0
Naar ons inzicht, aldus de K.N.A.C.,
ongunstige ervaringen met anders dan °9 .^e
worden gesteld van de weinig positieve peur
der regering tegenover de belangen en d cJJ dJ',1
rijkheid van het gemotoriseerde verkeer trc<i
naast van haar herhaaldelijk aan de pi f.
gebrek aan visie op de verkeersproblem»*' ^.o
bijzonder het veiligheidsaspect daarvan- pc®
logse regeringen, met name ook de huid'S 'van
het automobielvcrkeer, met .ontlerschaUh'S
economische functie, bij voortduring ho<>
gezien en benut als bron van inkomsten- V»1.iK<
Dat men het belang van de bevorder"1».^ pl»(,
verkeersveiligheid nog zeer verschillend be
onder andere uit de verviervoudiging van
belasting op banden, die het zeer recie S® b®11 <i-
zich brengt, dat de vervanging van glad",
langer wordt uitgesteld. Blijkt ook uit af
telen van een belangrijk deel van de laS<T eerSv'%?t
stedingsbeperking naar de sector der vei'' po0^
zieningen, waardoor vooral in de steden v jgpsl®
gevaarlijke situaties blijven bestaan. BUi1* j„ts' pp
uit nieuwe verkeersvoorschriften, bij de ^,0fd' fj.
koming waarvan niet zelden méér gele' gp Jl' ,1
onder het publiek levende sentimenten """^ijk .f
dische waterdichtheid, dan op wat de Pr®
het verkeer noodzakelyk maakt, aldus het
slag.
<J«
(Van onze automobiel redacteur)
Binnenkort zullen zowel de Algemene jgrlaITf!
se Wielrijders Bond als de Koninklijke
Automobielclub een jubileum vieren. -Te,eia e®
zal haar vijfenzeventig-jarig bestaan vicI M
K.N.A.C. haar zestig-jarig bestaan. ep n®-^
Van A.N.W.B.-zijde vernemen wij, dat t d q
uitgebreide plannen heeft om het passeren g
mülpaal met festiviteiten te omringen; de. e d3'-gf
daarentegen bericht, dat men de historisc t p
in stilte zal laten verlopen. Voor beiden i? n t
echter een felicitatie: ons land mag tcvrn„da^',j.7
met twee actieve verenigingen, die dag"L-
getuigen van hun activiteiten in het belan® jj.vV-^g
weggebruikers. Ontelbare malen kwamen
en K.N.A.C. in het geweer, als het eroni pri
belangen van deze groep te verdedigen, „ge W'.
heid, dié in Nederland moeilijk een overb° „jja»
i* te noemen. Alleen al daarom zijn beide 1
sen hun bestaansrecht ten volle waard-