Mej. ir. J. MULDER De vrouw in het orkest PFaar blijft mijn geld? Vrouwenvaria uitsluitend voor tricot H Kleding voor uw kindereu \WT Grote verantwoordelijkheid op vrouwelijke schouders Hoofd Dienst Stadsontwikkeling Amsterdam Hildebrand zou verbaasd zijn OUDER RUBRIEK n» Ons haar verdwijnt Uit Wenen Krimpen van pijn ?ATERDAG 15 NOVEMBER 1958 «U\JV' J. C. van Lieshout zoon n.v. COMPLETE WONINGINRICHTING 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 i 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 Menige huisvrouw zal wei eens hebben gezucht: „Ik weet niet waar het geld blijft, maar het is al weer op". De reden dat de kas zo gauw leeg is, is echter dik wijls juist, dat men niet weet wat er is gekocht. Zouden de uitgaven wor den opgeschreven dan zou men vaak versteld staan van het bedrag dat voor ogenschijnlijk onschuldige din gen werd besteed. Heeft men die posten in de gaten, dan is het finan ciële evenwicht snel te herstellen. 'I Ml K* COLLECTIE HAUTE COUTURE «ir O».. v«— toookamer» mothenenerlann 247 - tel. 33846 34329 Onze gang naar het Amsterdamse nadhui8 had ditmaal niet de gebrui kelijke romantische betekenis, hoe pel vve ons toch in hoger sferen hoesten begeven om ons doel te be- reiken: op de vijfde etage hoog bi oven de stad zetelt mej. ir. J. bulder sinds het besluit van B. en op 24 oktober j.l. hoofd van de ^'enst stadsontwikkeling. Bet ruime vertrek verraadt onmid- t3elijk de aard van haar werk: de ma- fen behangen met enorme kaarten 'ar> verschillende stadsdelen en tuin beden, in de hoek nonchalant opge speld een aantal maquettes. Al is het niet alledaags, wij vinden ^6t toch niet opzienbarend een vrouw °P zulk een belangrijke technische post de jaren dat mej. Mulder in Delft 'tudeerde was dat wel degelijk het ge- Vab Ter illustratie het volgende. Na- ^at zij in 1926 als een van de drie vrou welijke ingenieurs 't einddiploma be ulde deed zij mee aan een studieprijs- vfaag van „Bouwkunst en vriendschap' 4ie destijds jaarlijks werd uitgeschre- Veh. Tot dan toe werd de eerste prijs Zilveren medaille en 100.) steeds ^°or mannelijke deelnemers behaald. ^et gevolg was dan ook, dat toen ir. Mulder met haar inzending de eerste prijsuitreiking moest ze wel voor de ontwerp. De opdracht was ook met be wijs behaalde alle kranten spraken van draad komen, en ze vertelt met zicht- paald romantisch: een brandweerka- h«t „stoere" ontwerp van de „heer" baar genoegen, hoe ze zich eigenlijk zerne is nu eenmaal geen kleuterschool- Mulder Zij liet dat zo, maar bij de wat geneerde voor dat stoere in haar tje. Na dit eerste succes kwam ze In zfjn Camera Obscura schrijft Hildebrand in het hoofdstuk over de familie Kegge het volgende: „Niets is lelijker dan een ganse menigte manspersonen, met jassen rokken en somtijds épauletten, manspersonen met zwart haar. blond haar, grijs haar en in het geheel geen haar, en met allerlei soort van oogvertrekking en aonmonding, zich te gelijk te zien vermoeien en af werken achter een overeenkomstig getal houten en koperen instrumen ten Natuurlijk is dit niet dan een persoonlijk oordeel van de grote Hilde brand over het orkest en men behoeft het er dan ook helemaal niet mee eens te zijn. 4 4 4 4 ET IS EEN heel bekend feit, dat er bij jongere kinderen een nauw verband bestaat tussen hun persoonlijke verhou ding met onderwijzer of leraar en hun houding tegenover het vak of de leerstof. Bij meisjes doet zich dit verschijnsel nog sterker voor dan bij jongens. Vindt de leerling zijn leraar een fijne kerel, dan is 't zo goed als zeker, dat hij ook op diens vak althans redelijk flink zal studeren. Vindt hij hem daar entegen een... (vult u maar een kwalificatie in volgens leerlingen- jargon), dan maakt ook het vak bitter weinig kansen. De kinderen zijn nu eenmaal nog niet zakelijk en objectief genoeg ingesteld om personen en dingen uit elkaar te houden. Deugt de persoon (in hun oog) niet, dan worden tegelijk de dingen verworpen, die met de per soon. nauw samen hangen. Trou wens. kennen we hetzelfde ver schijnsel ook niet bij vele volwas senen, voor wie bv. de Kerk staat en valt met de persoon van de pastoor, om maar een veel voor komend voorbeeld te noemen? Misschien moeten we dan ook wel zeggen, dat deze „volwasse nen", die zo weinig persoon en zaak uiteen kunnen houden, al thans op dit punt eigenlijk nooit helemaal aan volwassenheid zijn toegekomen. Org op onze kinderen terug te komen, in verband met het gesig naleerde feit is het dan ook voor ons, onderwijsmensen, van veel belang om voor „vriendschappe lijke betrekkingen" tussen ons en onze leerlingen te zorgen. Maar gezien het karakter van deze ru briek zou ik vooral enige aandacht willen wijden aan de rol, die het gezin hierbij kan en moet spelen- En ik zou daarbij ons onderwerp willen toespitsen op de e er b i cd, die het kind, de leerling, voor zijn (school) opvoeders dient te heb ben natuurlijk allereerst om wille van de zaak zelf, maar ook in het belang van de goede school resultaten, die wij van onze pupil len verwachten en verhopen. EIGENLIJK IS het ons heel ge makkelijk gemaakt, want een kind heeft van nature eerbied voor de „oudere". Het heeft een ware innerlijke behoefte aan deze eerbied. Het ervaart natuurlijk niet altijd even bewust dat het „nog maar een kind" is en het is er met heel zijn natuur op gericht „groot" te worden, niet alleen lij felijk maar vooral geestelijkhet wil worden als de volwassenen, die het rondom zich ziet. Het wil zich optrekken aan wat het in hen ervaart als groter dan zijzelf; het wil zelf ook volwassen worden. Dit streven is het kind van nature eigen, het ligt in heel zijn aard diep verankerd, het is hem aan geboren. Het erkent van nature de volwassene als zijn meerdere en wil niets liever dan ook zelf op het niveau van die volwassene ko nten. Het ziet naar hem op, het kijkt hem als 't ware de kunst van het leven af en wil op dit gebied van de levenskunst zijn veroverin gen maken, precies zpals het met zijn spel geleidelijk aan de stojje- lijke wereld rondom verovert en binnen zijn bereik brengt. Het is °.a. juist de eerbied, die bij deze Verovering van de levenskunst zo n grote rol speelt, als nl. het kind in de persoon van zijn opvoeders ge confronteerd wordt met wat inder daad groter, wijzer, sterker, vol- tvassener is dan hijzelf. Die meer derheid voelt 't van nature dan en het capituleert er gaarne voor, d.w.z. het wil van harte graag zelf ook groot, wijs, sterk enz. worden, het wil zijn zoals die volwassene, waar het tegen opziet. Hier is een vraag op zijn plaats: stelt u uw kind ook in staat, eer bied voor u te hebben? Wellicht stelt u een wedervraag: wat moet ik daarvoor doen? Misschien wat scherp gezegd: niets. Daar hoeft u niets voor te doen. Zodra er iets „gedaan" moet worden, is er meestal reeds iets mts. Ik denk hier aan te keer gaan, opspelen, straffen, slaan enz. Men moet niet iets doen, maar op de eer ste plaats iets zijn: goed zijn en beheerst, recht vaardig en liefde vol, onbaatzuchtig en arbeidzaam, toegewijd en eerlijk en nog zoveel meer: hier is op de eerste en voornaamste plaats heel onze eigen persoonlijkheid in het geding. Is die persoonlijkheid „all round dan hebben onze kinderen met hun zuivere gevoel voor wat goed en waardevol is een nimmer af latende gelegenheid om met eer bied tegen ons op te zien en zich als medewerkster in dienst van een ar chitectenbureau. Dit had wel wat voe ten in de aarde gehad, want de mees te bureaus waar zij solliciteerde had den net nierdand nodig of waren juist voorzien wanneer zij bemerkten met een vrouwelijke sollicitant te doen te hebben. Uiteindelijk was er toch een bureau, dat met haar in zee durfde te gaan en zij bleef daar 2 jaar. Het was de stedebouwkundige dienst van de ge meente Delft, die daarna een vrouwe lijke medewerker telde. In diezelfde tijd bouwde ze een doktershuis in de Achterhoek, en hield ze toezicht op een verbouwing. „Van gebrek aan over wicht op arbeiders, zoals ze me had den voorspeld, was gelukkig geen spra ke. Integendeel, alles verliep in de bes te harmonie". In 1930 kwam er een oproep van de gemeente Amsterdam en van alle sol licitanten bleek zij de meeste erva ring voor stedebouw te hebben door de praktijk in Delft. „U moet niet ver geten dat stedebouw destijds geen apart studievak was. Eerst werkte ik daar onder ir. Scheffer, die hier tot 1952 de scepter heeft gezwaaid. Toen deze met pensioen ging, volgde Prof. van Eesteren hem op, waarna de af deling ontwerp onder mijn leiding kwam. Sinds 24 oktober ben ik in de functie van prof. van Eesteren getre den". Uit het gesprek bleek ons, dat de dienst stadsontwikkeling een onderdeel uitmaakt van de dienst publieke wer ken met 1500 ambtenaren, plus een aantal werklieden. De dienst stadsont wikkeling bestaat uit 150 „man" en is onderverdeeld in afdelingen voor on derzoek, ontwerp en verkeer (na de 1 oorlog bijgevoegd). Verder zijn er nog hulpafdelingen als maquettenmakerij, fotografie en kaarttekenen. Tenslotte nog jeen administratieve afdeling, die alles juridisch in de vorm giet, zoals dat wettelijk is voorgeschreven. In de tijd van Hildebrand waren er echter kennelijk nog geen vrouwelijke orkestleden in dat geval zou hi] beslist een gunstige uitzondering voor hen hebben gemaakt in zijn weinig vleiende beschrijving van een orkest. We hebben ons daarom maar niet lang afgevraagd wat Hildebrand pre cies geschreven zou hebben over het Rotterdams Philharmonisch Orkest met zijn dertien vrouwelijke orkest leden. We zijn zelf eens met hen gaan kennismaken, al zijn wij in het nede rige besef, dat wij beslist geen aan vulling kunnen en behoeven geven van Hildebrands oordeel. Dertien vrouwen spelen er in het R.Ph.O. en wel twee harpistes, drie cellistes en acht violistes. Negen van hen troffen wij aan na een repetitie in het lokaal van het R.Ph.O. achter de Rotterdamse Schouwburg in de Aert van Nesstraat. We dachten nog even aan Hilde brand, die waarschijnlijk wel ver baasd zou hebben opgekeken bij het zien van dit groepje lachende en pra tende vrouwen, die wel een heel ver schil vormde met het moois, rijke maar onbetekenende juffertje Hen- riëtte Kegge, die zo „verwonderlijk vlug klavier kon spelen". Die gedachte verdrongen we echte: gauw, want we leven tenslotte in de 20e eeuw, en iedereen heeft haast, óók de vrouwen van het orkest. „Het is al kwart over twaalf en om één uur sluiten de winkels en ik moet al mijn boodschappen nog in huis ha len," zei mevrouw Dini Mast-Bvassers gejaagd. „Vooruit, nog even op de fo to en dan moet ik vlug weg!" Ons ver baasde gezicht ziend, verklaarde ze: „Ja, als je 's ochtends moet repeteren en 's avonds moet optreden, als je een dochter hebt en als je man ook in het orkest speelt, dan blijft er wel eens weinig tijd voor het huishouden o^er?" Ook mevrouw A. Eldyk Thyme vond het leven van vrouwelijk orkest lid wel eens druk. „Maar tóch, het is bijzonder afwisselend en het is een prettige werkkring! Die drukte neem ik op de koop toe." Onder gelach en gepraat werd de foto gemaakt en daarna spoedden de meeste dames zich naar de winkels om nog vlug hun inkopen te gaan doen. Alleen de drie cellistes bleven over: Barbara Verhey, die al vanaf de tijd dat ze een heel klein meisje was, op de cello speelt. Ze werkt ruim 12 jaar bij het Rotterdams Philharmo nisch Orkest-. De tweede cèlliste was de 25-jarige Janet Dawson, een char mante Engelse. Ze is nog pas een jaar in Nederland en speelt sinds een paar maanden mee in het orkest. En ten slotte,' last but not least, mevrouw Jo Eberlee-Tresfon, in wier tegenwoor digheid het orkest zich al 27 jaar lang kan verheugen. De drie cellistes sloten zich in hun oordeel «geheel aan bij mevrouw Mast en mevrouw Eldyk Thyme: druk, maar afwiselend en gezellig. Er heerst een bijzonder prettige sfeer in het or kest. Toen moesten ook deze dames zich aan hun boodschappen gaan wijden. Wij vertrokken dus, en dachten er over na, wat Hildebrand daar wel niet van gezegd zou hebben! Enige dames van het Rotterdams Philharmonisch Orkest praten na de repetitie nog even na, voordat zij zich weer in het drukke „huisvrouicelijke" leven storten! (Van links naar rechts: Hannie Voers (tweede viool), Jo Eberlee-Tresfon (cello), A. Eldyk Thyme (altviool), Aja Klabou-Jongert tweede viool), Erzebet Horvay (eerste viool), Nel Patyn-Koestcrling (speelt al 25 jaar in het Philharmonisch Orkest, haar man al dertig jaar), Barbara Verhey (cello), Janet Dawson (cello) en Dini Mast-Brassert (tweede viool). Natuurlijk kost het bijhouden van de kas een beetje moeite, maar het is een werkje, dat zichzelf betaalt. Het Gezins-Begrotings-Instituut heeft speciaal voor de huisvrouw een kasboek samengesteld, dat het noteren van de inkomsten en uitga ven heel gemakkelijk maakt (deze boekhouding hoeft heus niet op de cent te kloppen). Degenen die het reeds gebruiken zijn er enthousiast over. Dezer dagen is van dit kas boek een nieuwe uitgave versche- Als wij vragen of ir. Mulder naast J haar werk nog liefhebberijen heeft, j nadr datzelfde niveau op te trek- J dan horen wij dat ze erg van muziek ken Ze zullen die gelegenheid ook f houdt en graag leest, maar dat van een en ander bar weinig komt door gebrek aan tijd. Uit alles blijkt echter dat ze met heel veel plezier werkt, j Door haar beroep komt ze ook veel met de sociale kanten van het leven in aan raking zoals bejaardenzorg, kinderspeel plaatsen en dergelijke. Er worden graag aangrijpen. Ze zullen er in groeien, en niet praten en verma nen. maar het leven zelf zal hun die houding van eerbied leren en in zich doen opnemen, die het aroom is van de inter-menselijke verhoudingen. Hebben de kinderen deze houding meegekregen door het dagelijkse leven en ademen in de gezinssfeer die zo ontzaglijk diep op hen inwerkt dan zal het ook de houding zijn, waarmee ze het leven buiten het gezin te gemoet treden én het zal een hou ding zijn, die tegen een stootje bestand is. In dit verband nog een opmer king: leren wij onze kinderen op deze wijze d.w.z. door het (ons!) leven zelf ook de eerbied voor anderen? Constateren ze ook in onszelf de eerbied voor anderen? Of leven we hun een houding van gekanker en kritiek voor: kritiek op de pastoor, kritiek op de leer krachten, kritiek op de overheid, kritiek op de buren, kritiek op al les wat binnen ons gezichtsveld komt- Het kind, dat uit een gezin komt, waarin deze laatste sfeer heerst, is al bijzonder slecht ge disponeerd om, mede via de school, het maatschappelijk leven in te gaan met die opbouwende levens houding jegens de medemens, die alleen maar uit werkelijke eer bied kan voortkomen. DE SCHOOL MOET de hou ding van eerbied bij de kin- ren eerder kunnen veronder stellen en er op voortbouwen, dan ze zelf bijbrengen. Ook hier geldt, dat de akker vruchtbaar moet zijn om er goed gewas van te kunnen verwachten. E. PELOSI S.J. plannen gemaakt voor tuinsteden zo- als o.a. Overtoomse veld, Westlandse gracht binnen en buiten de ringbaan j en niet te vergeten voor Amsterdam Noord de zgn. „Overkant van het IJ" „Als maar eerst de tunnel er is' zucht onze gastvrouw. Want de be woners aan die kant van Amsterdam zitten dan veel gunstiger om in het 4 hart van de city te komen dan die in 4 de tuinsteden. Dan krijgen we ook de 4 heterogene bevolking die daar zo hard 4 nodig is. Noord moet een stad wor den met een eigen leven. In de uit breiding is gerekend op 100.000 inwo ners; nu wonen er 50.000. Op onze vraag wat te doen als het maximum aantal inwoners bereikt is wordt even getwijfeld. „Tja, dan zullen we in overleg met randgemeen ten over de grens moeten treden. Maar dat werkt weer allerlei ingewikkeld heden van bestuurlijke aard in de hand. Er zal echter toch altijd wel een strook groen moeten blijven tussen de verschillende gemeenten in, waar de stadsmens even een frisse neus kan halen. Over de stacjssanering „Pijpen binnenstad valt ook nog veed te ver tellen. De moeilijkheid bij voorzichtige doorbraak is ook dat de gemeente er weinig eigendobnmen bezit. Als er iets vrij komt koopt ze het vast op, maar dat gaat heel langzaam. „Maar de bin nenstad moet blijven leven; niet alleen kantoren en winkels, dan liever par keerruimte buiten de binnenstad en verder even lopen'. We kunnen gerust zijn. Voor zover het aan haar ligt is Amsterdam in goe de handen. G. S.-de W. nen, waarin veel verbeteringen zijn aangebracht. Dit geldt niet voor het eigenlijke kasboek, want dit is uit gekiend genoeg- Men heeft echter nu ook ruimte vrijgemaakt voor het re gistreren van de betalingen die over de giro lopen, terwijl verder een groot aantal wetenswaardigheden is opgenomen. In de nieuwe editie staat bijv. een tabel waarin de verschillende maten zijn afgedrukt, die voor kleding en schoeisel worden gebruikt, de hoofd zaken uit de Jeugdspaarwet worden vermeld en ook voor de huisvrouw van belang zijnde belastingwetens waardigheden zijn opgenomen. Voorts wordt er iets verteld over ge zonde voeding en de aanstelling van huishoudelijk personeel. De huisvrouw die wil weten waar haar geld blijft kunnen wij aanraden dit kasboek te gebruiken. Als de aankoop (bij spaarbanken en boe renleenbanken) er nu niet af kan misschien wel omdat de kas thans niet wordt bijgehouden wil wel licht Siint-Nicolaas het wel geven, het wel geven. IN HET BOEK „Meet, your Ances tors" van de Amerikaanse geleerde Roy Andrews, lezen wij: „Hoofd, en liohaams-beharing zijn gedoemd te verdwijnen, zonder dat wij dat kunnen verhinderen. De toe komstige mens zal zich gelukkig kun nen prijzen als zijn hoofd niet vóór zijn dertigste jaar zo glad js als een biljartbal. Ook voor de vrouw is er geen hoop. Want met de evolutie van de mensheid wordt de beharing steeds geringer. Ook is het zo, dat vroegtijdig kaal worden, bij de meer ontwikkelde rassen veelvuldiger voorkomt dan bij de wilden! Misschien verklaart dat de opkomst van de pruiken in Frankrijk en En geland, want stel je voor dat de kap per over -een half miljoen jaar niets meer te knippen of te krullen heeft. Trouwens in vroeger eeuwen had de pruik tot taak het hoofd warm te houden- En dieswege zal ook de man in de toekomst aan een pruik moeten geloven, wil hij het kale hoofd niet koel houden. Wie weet is men in het kappersbe- wustzijn reeds druk doende met een kunst-haardos voor het sterke ge slacht, dat dan beslist aan sterkte zal inboeten. WENEN IS de stad van de Opera en van de mooie vrouwen. Het is eveneens de stad der engeltjes: in marmer en goud, in stëen of marse pein verlevendigen ze het ganse stadsbeeld. Ze zijn mollig en lief al3 de stedelingen zelf, die dromen van Demel- en Sachergebakjes van Strudels en andere heerlijkheden, waarvoor zij zich terwille van de lijn een hartig hapje ontzeggen. Maar Wenen is bovenal de stad, waar ragfijn borduurwerk die gla zen vitrines siert. Tassen, poederdo zen, etc. zijn betoverd met microsco pisch kleine steekjes; met een dro merig waa^ van kleuren en tinten, ineenvloeiend tot een jachttafereel, een voorstelling uit de pruikentijd, of tot zo'n speels engeltje. Deze bor duurtechniek heeft zich dusdanig uitgebreid, dat bestaande schilde rijen geheel op een tas worden af gebeeld, en bedenkt m«n dat daar een vijf maanden mee gemoeid zijn, dan vraagt men zich met verwonde ring af, of er in de hedendaagse tijd nog genoeg borduursters voor dit werk te vinden zijn. In Wenen zijn het trouwens alleen oudere vrouwen die er het geduld voor hebben. -«salve awe „klassieke Taschen" zljit et modellen, bewerkt met goud kant en half-edelstenen, zo kostbaar en fraai, dat »c de functie van mode artikel' hebben verloren en als by- joux te pronk worden gezet. (Ingezonden mededeling) door reumatiek, spit, ischias, hoofd en zenuwpijnen is onnodig. Togal be vrijdt U snel en afdoende van die pij nen. Togal baat waar andere middelen falen. Togal zuivert de nieren, is on schadelijk voor hart en maag. Bij apo theek en drogist f 0.95, f 2.40, f 8.88. ■Ballon" doorknooprok voor meisjes van 16 tot 18 jaar in met felle kleuren bedrukte no iron katoen. ONDER DE TRICOT COLLECTIES neemt Saint-Joseph een bijzon dere plaats in. Al waar deze zaak mee komt. kan beschouwd worden als haute couture van tricotkleren. Onverschillig hoe de mode is, Saint-Joseph heeft alleen ensembles en jurken die klassiek van lijn zijn met net even de nodige fantasie die hen tot modellen van 1959 maakt. Al is de tendens van de mode door de hele collectie merkbaar, het is toch slechts even genuan ceerd gedaan, zodat het de tricots niet schaadt, want dergelijke kleren zijn het snelst over dressed. DE „CARDIGAN", die bij de tricots altijd een voorname plaats in neemt, is hier altijd zeer eenvoudig, ook al is hij afgebiesd met een afste kende kleur. Bij de tail leurs is het jasje beslist langer dan gewoonlijk, het rust op de heupen en om het middel valt het ruim. Sommige heb ben een kraag en revers, andere een ronde kraag terwijl een groot gedeel te kraagloos rond de hals sluit. Enkele tail leurs hebben een zeven achtste recht vallende mantel op een japon i met een dubbele kno- penrij. Alle jurken zijn geïnspireerd op het che- misemodel. De rok valt echter nooit wijd maar heeft voldoende ruimte zodat de draagster ge makkelijk lopen kan, soms hebben ze een klei ne split, zeker niet meer dan een. derde van do gewone lengte van zo'n split. Behalve een enkele bateauhals, sluiten de meeste japonnen net als de tailleurs rond de hals. De ceintuurs zitten na genoeg altijd op de nor male plaats, bij sommi ge wordt het Empire-ef fect verkregen door eon ceintuur die eerst onder de buste begint en schuin naar beneden loopt tot van achteren in de taille. Van een grote ver scheidenheid van steken houdt deze zaak niet; alle tricots geven op eni ge afstand de indruk een gewone stof te zijn en het is hen aan te zien. dat ze in alle omstan digheden hun vorm be waren. Dit keer is een zekere voorliefde voor strepen merkbaar, zo wel fijne ai® bredere, ook kleine gekleurde streepjes die in de breedte zijn aangebracht meestal op licht gekleur de stof, kleine ruitjes, een grote pied-de-poulc in zachte tint cn veel zgn. tweed; ook kleine wittê boeketjes op licht marineblauw tricot. DE GARNERING is goed wanneer ze langs een tricot gezet is, b v. een galon langs een car digan; uitstekend wan neer de streep in ande re richting langs een tailleurkraag of zak is gezet: ook strikken maar het nut van strikken die niets vastbinden heelt niemand ooit ingezien. De witte biezen langs de hals van sommige mo dellen zijn alleraardigst en het is al bijzonder verstandig er een twee de parure bij te geven. Wat de kleuren be treft: alle nuances blauw, van licht tot don ker; veel groen maar al tijd in zachte kleuren; een soort van mosterd- bruin wat we ook bij de herenkleding terug vin den, verder veel grijs, ivoor, zacht geel en wit: en slechts twee nuances rood: een hel en een veel minder fel rood Uit hetgeen tot nog toe van de voorjaarscollec ties getoond werd Saint-Joseph bevestigt dat blijkt, dat de con- fectioneurs van Empi re- en Directoire-lijnen terugkomen en zich m hoofdzaak toeleggen op japonnen, die voor de meeste vrouwen ge makkelijk draagbaar zijn. DINY K.—W.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1958 | | pagina 9