Mej. ir. J. MULDER
De vrouw in het orkest
PFaar blijft mijn geld?
Vrouwenvaria
uitsluitend voor tricot
H
Kleding voor uw kindereu
\WT
Grote verantwoordelijkheid op vrouwelijke schouders
Hoofd Dienst Stadsontwikkeling Amsterdam
Hildebrand zou verbaasd zijn
OUDER
RUBRIEK
n»
Ons haar verdwijnt
Uit Wenen
Krimpen van pijn
?ATERDAG 15 NOVEMBER 1958
«U\JV'
J. C. van Lieshout zoon n.v.
COMPLETE WONINGINRICHTING
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
i
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Menige huisvrouw zal wei
eens hebben gezucht: „Ik weet
niet waar het geld blijft, maar
het is al weer op". De reden dat de
kas zo gauw leeg is, is echter dik
wijls juist, dat men niet weet wat er
is gekocht. Zouden de uitgaven wor
den opgeschreven dan zou men vaak
versteld staan van het bedrag dat
voor ogenschijnlijk onschuldige din
gen werd besteed. Heeft men die
posten in de gaten, dan is het finan
ciële evenwicht snel te herstellen.
'I Ml K*
COLLECTIE HAUTE COUTURE
«ir
O».. v«—
toookamer» mothenenerlann 247 - tel. 33846 34329
Onze gang naar het Amsterdamse
nadhui8 had ditmaal niet de gebrui
kelijke romantische betekenis, hoe
pel vve ons toch in hoger sferen
hoesten begeven om ons doel te be-
reiken: op de vijfde etage hoog
bi
oven de stad zetelt mej. ir. J.
bulder sinds het besluit van B. en
op 24 oktober j.l. hoofd van de
^'enst stadsontwikkeling.
Bet ruime vertrek verraadt onmid-
t3elijk de aard van haar werk: de ma-
fen behangen met enorme kaarten
'ar> verschillende stadsdelen en tuin
beden, in de hoek nonchalant opge
speld een aantal maquettes.
Al is het niet alledaags, wij vinden
^6t toch niet opzienbarend een vrouw
°P zulk een belangrijke technische post
de jaren dat mej. Mulder in Delft
'tudeerde was dat wel degelijk het ge-
Vab Ter illustratie het volgende. Na-
^at zij in 1926 als een van de drie vrou
welijke ingenieurs 't einddiploma be
ulde deed zij mee aan een studieprijs-
vfaag van „Bouwkunst en vriendschap'
4ie destijds jaarlijks werd uitgeschre-
Veh. Tot dan toe werd de eerste prijs
Zilveren medaille en 100.) steeds
^°or mannelijke deelnemers behaald.
^et gevolg was dan ook, dat toen ir.
Mulder met haar inzending de eerste prijsuitreiking moest ze wel voor de ontwerp. De opdracht was ook met be
wijs behaalde alle kranten spraken van draad komen, en ze vertelt met zicht- paald romantisch: een brandweerka-
h«t „stoere" ontwerp van de „heer" baar genoegen, hoe ze zich eigenlijk zerne is nu eenmaal geen kleuterschool-
Mulder Zij liet dat zo, maar bij de wat geneerde voor dat stoere in haar tje.
Na dit eerste succes kwam ze
In zfjn Camera Obscura schrijft Hildebrand in het hoofdstuk over de
familie Kegge het volgende:
„Niets is lelijker dan een ganse menigte manspersonen, met jassen
rokken en somtijds épauletten, manspersonen met zwart haar. blond
haar, grijs haar en in het geheel geen haar, en met allerlei soort van
oogvertrekking en aonmonding, zich te gelijk te zien vermoeien en af
werken achter een overeenkomstig getal houten en koperen instrumen
ten
Natuurlijk is dit niet dan een persoonlijk oordeel van de grote Hilde
brand over het orkest en men behoeft het er dan ook helemaal niet mee
eens te zijn.
4
4
4
4
ET IS EEN heel bekend feit,
dat er bij jongere kinderen
een nauw verband bestaat
tussen hun persoonlijke verhou
ding met onderwijzer of leraar en
hun houding tegenover het vak of
de leerstof. Bij meisjes doet zich
dit verschijnsel nog sterker voor
dan bij jongens. Vindt de leerling
zijn leraar een fijne kerel, dan is
't zo goed als zeker, dat hij ook
op diens vak althans redelijk flink
zal studeren. Vindt hij hem daar
entegen een... (vult u maar een
kwalificatie in volgens leerlingen-
jargon), dan maakt ook het vak
bitter weinig kansen. De kinderen
zijn nu eenmaal nog niet zakelijk
en objectief genoeg ingesteld om
personen en dingen uit elkaar te
houden. Deugt de persoon (in hun
oog) niet, dan worden tegelijk de
dingen verworpen, die met de per
soon. nauw samen hangen. Trou
wens. kennen we hetzelfde ver
schijnsel ook niet bij vele volwas
senen, voor wie bv. de Kerk staat
en valt met de persoon van de
pastoor, om maar een veel voor
komend voorbeeld te noemen?
Misschien moeten we dan ook
wel zeggen, dat deze „volwasse
nen", die zo weinig persoon en
zaak uiteen kunnen houden, al
thans op dit punt eigenlijk nooit
helemaal aan volwassenheid zijn
toegekomen.
Org op onze kinderen terug te
komen, in verband met het gesig
naleerde feit is het dan ook voor
ons, onderwijsmensen, van veel
belang om voor „vriendschappe
lijke betrekkingen" tussen ons en
onze leerlingen te zorgen. Maar
gezien het karakter van deze ru
briek zou ik vooral enige aandacht
willen wijden aan de rol, die het
gezin hierbij kan en moet spelen-
En ik zou daarbij ons onderwerp
willen toespitsen op de e er b i cd,
die het kind, de leerling, voor zijn
(school) opvoeders dient te heb
ben natuurlijk allereerst om
wille van de zaak zelf, maar ook
in het belang van de goede school
resultaten, die wij van onze pupil
len verwachten en verhopen.
EIGENLIJK IS het ons heel ge
makkelijk gemaakt, want een
kind heeft van nature eerbied
voor de „oudere". Het heeft een
ware innerlijke behoefte aan deze
eerbied. Het ervaart natuurlijk
niet altijd even bewust dat het
„nog maar een kind" is en het is
er met heel zijn natuur op gericht
„groot" te worden, niet alleen lij
felijk maar vooral geestelijkhet
wil worden als de volwassenen,
die het rondom zich ziet. Het wil
zich optrekken aan wat het in hen
ervaart als groter dan zijzelf; het
wil zelf ook volwassen worden.
Dit streven is het kind van nature
eigen, het ligt in heel zijn aard
diep verankerd, het is hem aan
geboren. Het erkent van nature de
volwassene als zijn meerdere en
wil niets liever dan ook zelf op
het niveau van die volwassene ko
nten. Het ziet naar hem op, het
kijkt hem als 't ware de kunst van
het leven af en wil op dit gebied
van de levenskunst zijn veroverin
gen maken, precies zpals het met
zijn spel geleidelijk aan de stojje-
lijke wereld rondom verovert en
binnen zijn bereik brengt. Het is
°.a. juist de eerbied, die bij deze
Verovering van de levenskunst zo n
grote rol speelt, als nl. het kind in
de persoon van zijn opvoeders ge
confronteerd wordt met wat inder
daad groter, wijzer, sterker, vol-
tvassener is dan hijzelf. Die meer
derheid voelt 't van nature dan en
het capituleert er gaarne voor,
d.w.z. het wil van harte graag zelf
ook groot, wijs, sterk enz. worden,
het wil zijn zoals die volwassene,
waar het tegen opziet.
Hier is een vraag op zijn plaats:
stelt u uw kind ook in staat, eer
bied voor u te hebben? Wellicht
stelt u een wedervraag: wat moet
ik daarvoor doen? Misschien wat
scherp gezegd: niets. Daar hoeft
u niets voor te doen. Zodra er iets
„gedaan" moet worden, is er
meestal reeds iets mts. Ik denk
hier aan te keer gaan, opspelen,
straffen, slaan enz. Men moet
niet iets doen, maar op de eer
ste plaats iets zijn: goed zijn en
beheerst, recht vaardig en liefde
vol, onbaatzuchtig en arbeidzaam,
toegewijd en eerlijk en nog zoveel
meer: hier is op de eerste en
voornaamste plaats heel onze eigen
persoonlijkheid in het geding. Is
die persoonlijkheid „all round
dan hebben onze kinderen met
hun zuivere gevoel voor wat goed
en waardevol is een nimmer af
latende gelegenheid om met eer
bied tegen ons op te zien en zich
als
medewerkster in dienst van een ar
chitectenbureau. Dit had wel wat voe
ten in de aarde gehad, want de mees
te bureaus waar zij solliciteerde had
den net nierdand nodig of waren juist
voorzien wanneer zij bemerkten met
een vrouwelijke sollicitant te doen te
hebben. Uiteindelijk was er toch een
bureau, dat met haar in zee durfde te
gaan en zij bleef daar 2 jaar. Het was
de stedebouwkundige dienst van de ge
meente Delft, die daarna een vrouwe
lijke medewerker telde. In diezelfde
tijd bouwde ze een doktershuis in de
Achterhoek, en hield ze toezicht op een
verbouwing. „Van gebrek aan over
wicht op arbeiders, zoals ze me had
den voorspeld, was gelukkig geen spra
ke. Integendeel, alles verliep in de bes
te harmonie".
In 1930 kwam er een oproep van de
gemeente Amsterdam en van alle sol
licitanten bleek zij de meeste erva
ring voor stedebouw te hebben door
de praktijk in Delft. „U moet niet ver
geten dat stedebouw destijds geen
apart studievak was. Eerst werkte ik
daar onder ir. Scheffer, die hier tot
1952 de scepter heeft gezwaaid. Toen
deze met pensioen ging, volgde Prof.
van Eesteren hem op, waarna de af
deling ontwerp onder mijn leiding
kwam. Sinds 24 oktober ben ik in de
functie van prof. van Eesteren getre
den".
Uit het gesprek bleek ons, dat de
dienst stadsontwikkeling een onderdeel
uitmaakt van de dienst publieke wer
ken met 1500 ambtenaren, plus een
aantal werklieden. De dienst stadsont
wikkeling bestaat uit 150 „man" en is
onderverdeeld in afdelingen voor on
derzoek, ontwerp en verkeer (na de
1 oorlog bijgevoegd). Verder zijn er nog
hulpafdelingen als maquettenmakerij,
fotografie en kaarttekenen. Tenslotte
nog jeen administratieve afdeling, die
alles juridisch in de vorm giet, zoals
dat wettelijk is voorgeschreven.
In de tijd van Hildebrand waren er
echter kennelijk nog geen vrouwelijke
orkestleden in dat geval zou hi]
beslist een gunstige uitzondering voor
hen hebben gemaakt in zijn weinig
vleiende beschrijving van een orkest.
We hebben ons daarom maar niet
lang afgevraagd wat Hildebrand pre
cies geschreven zou hebben over het
Rotterdams Philharmonisch Orkest
met zijn dertien vrouwelijke orkest
leden. We zijn zelf eens met hen gaan
kennismaken, al zijn wij in het nede
rige besef, dat wij beslist geen aan
vulling kunnen en behoeven geven
van Hildebrands oordeel.
Dertien vrouwen spelen er in het
R.Ph.O. en wel twee harpistes, drie
cellistes en acht violistes. Negen van
hen troffen wij aan na een repetitie
in het lokaal van het R.Ph.O. achter
de Rotterdamse Schouwburg in de
Aert van Nesstraat.
We dachten nog even aan Hilde
brand, die waarschijnlijk wel ver
baasd zou hebben opgekeken bij het
zien van dit groepje lachende en pra
tende vrouwen, die wel een heel ver
schil vormde met het moois, rijke
maar onbetekenende juffertje Hen-
riëtte Kegge, die zo „verwonderlijk
vlug klavier kon spelen".
Die gedachte verdrongen we echte:
gauw, want we leven tenslotte in de
20e eeuw, en iedereen heeft haast, óók
de vrouwen van het orkest.
„Het is al kwart over twaalf en om
één uur sluiten de winkels en ik moet
al mijn boodschappen nog in huis ha
len," zei mevrouw Dini Mast-Bvassers
gejaagd. „Vooruit, nog even op de fo
to en dan moet ik vlug weg!" Ons ver
baasde gezicht ziend, verklaarde ze:
„Ja, als je 's ochtends moet repeteren
en 's avonds moet optreden, als je een
dochter hebt en als je man ook in het
orkest speelt, dan blijft er wel eens
weinig tijd voor het huishouden o^er?"
Ook mevrouw A. Eldyk Thyme
vond het leven van vrouwelijk orkest
lid wel eens druk. „Maar tóch, het is
bijzonder afwisselend en het is een
prettige werkkring! Die drukte neem
ik op de koop toe."
Onder gelach en gepraat werd de
foto gemaakt en daarna spoedden de
meeste dames zich naar de winkels
om nog vlug hun inkopen te gaan
doen. Alleen de drie cellistes bleven
over: Barbara Verhey, die al vanaf
de tijd dat ze een heel klein meisje
was, op de cello speelt. Ze werkt ruim
12 jaar bij het Rotterdams Philharmo
nisch Orkest-. De tweede cèlliste was
de 25-jarige Janet Dawson, een char
mante Engelse. Ze is nog pas een jaar
in Nederland en speelt sinds een paar
maanden mee in het orkest. En ten
slotte,' last but not least, mevrouw Jo
Eberlee-Tresfon, in wier tegenwoor
digheid het orkest zich al 27 jaar lang
kan verheugen.
De drie cellistes sloten zich in hun
oordeel «geheel aan bij mevrouw Mast
en mevrouw Eldyk Thyme: druk,
maar afwiselend en gezellig. Er heerst
een bijzonder prettige sfeer in het or
kest.
Toen moesten ook deze dames zich
aan hun boodschappen gaan wijden.
Wij vertrokken dus, en dachten er
over na, wat Hildebrand daar wel niet
van gezegd zou hebben!
Enige dames van het Rotterdams Philharmonisch Orkest praten na de
repetitie nog even na, voordat zij zich weer in het drukke „huisvrouicelijke"
leven storten! (Van links naar rechts: Hannie Voers (tweede viool), Jo
Eberlee-Tresfon (cello), A. Eldyk Thyme (altviool), Aja Klabou-Jongert
tweede viool), Erzebet Horvay (eerste viool), Nel Patyn-Koestcrling
(speelt al 25 jaar in het Philharmonisch Orkest, haar man al dertig jaar),
Barbara Verhey (cello), Janet Dawson (cello) en Dini Mast-Brassert
(tweede viool).
Natuurlijk kost het bijhouden van
de kas een beetje moeite, maar het
is een werkje, dat zichzelf betaalt.
Het Gezins-Begrotings-Instituut
heeft speciaal voor de huisvrouw
een kasboek samengesteld, dat het
noteren van de inkomsten en uitga
ven heel gemakkelijk maakt (deze
boekhouding hoeft heus niet op de
cent te kloppen). Degenen die het
reeds gebruiken zijn er enthousiast
over. Dezer dagen is van dit kas
boek een nieuwe uitgave versche-
Als wij vragen of ir. Mulder naast
J haar werk nog liefhebberijen heeft, j
nadr datzelfde niveau op te trek- J dan horen wij dat ze erg van muziek
ken Ze zullen die gelegenheid ook f houdt en graag leest, maar dat van
een en ander bar weinig komt door
gebrek aan tijd. Uit alles blijkt echter
dat ze met heel veel plezier werkt, j
Door haar beroep komt ze ook veel met
de sociale kanten van het leven in aan
raking zoals bejaardenzorg, kinderspeel
plaatsen en dergelijke. Er worden
graag aangrijpen. Ze zullen er in
groeien, en niet praten en verma
nen. maar het leven zelf zal hun
die houding van eerbied leren en
in zich doen opnemen, die het
aroom is van de inter-menselijke
verhoudingen. Hebben de kinderen
deze houding meegekregen door
het dagelijkse leven en ademen in
de gezinssfeer die zo ontzaglijk
diep op hen inwerkt dan zal
het ook de houding zijn, waarmee
ze het leven buiten het gezin te
gemoet treden én het zal een hou
ding zijn, die tegen een stootje
bestand is.
In dit verband nog een opmer
king: leren wij onze kinderen op
deze wijze d.w.z. door het (ons!)
leven zelf ook de eerbied voor
anderen? Constateren ze ook in
onszelf de eerbied voor anderen?
Of leven we hun een houding van
gekanker en kritiek voor: kritiek
op de pastoor, kritiek op de leer
krachten, kritiek op de overheid,
kritiek op de buren, kritiek op al
les wat binnen ons gezichtsveld
komt- Het kind, dat uit een gezin
komt, waarin deze laatste sfeer
heerst, is al bijzonder slecht ge
disponeerd om, mede via de school,
het maatschappelijk leven in te
gaan met die opbouwende levens
houding jegens de medemens, die
alleen maar uit werkelijke eer
bied kan voortkomen.
DE SCHOOL MOET de hou
ding van eerbied bij de kin-
ren eerder kunnen veronder
stellen en er op voortbouwen, dan
ze zelf bijbrengen. Ook hier geldt,
dat de akker vruchtbaar moet zijn
om er goed gewas van te kunnen
verwachten.
E. PELOSI S.J.
plannen gemaakt voor tuinsteden zo-
als o.a. Overtoomse veld, Westlandse
gracht binnen en buiten de ringbaan j
en niet te vergeten voor Amsterdam
Noord de zgn. „Overkant van het IJ"
„Als maar eerst de tunnel er is'
zucht onze gastvrouw. Want de be
woners aan die kant van Amsterdam
zitten dan veel gunstiger om in het
4 hart van de city te komen dan die in
4 de tuinsteden. Dan krijgen we ook de
4 heterogene bevolking die daar zo hard
4 nodig is. Noord moet een stad wor
den met een eigen leven. In de uit
breiding is gerekend op 100.000 inwo
ners; nu wonen er 50.000.
Op onze vraag wat te doen als het
maximum aantal inwoners bereikt is
wordt even getwijfeld. „Tja, dan
zullen we in overleg met randgemeen
ten over de grens moeten treden. Maar
dat werkt weer allerlei ingewikkeld
heden van bestuurlijke aard in de
hand. Er zal echter toch altijd wel een
strook groen moeten blijven tussen de
verschillende gemeenten in, waar de
stadsmens even een frisse neus kan
halen.
Over de stacjssanering „Pijpen
binnenstad valt ook nog veed te ver
tellen. De moeilijkheid bij voorzichtige
doorbraak is ook dat de gemeente er
weinig eigendobnmen bezit. Als er iets
vrij komt koopt ze het vast op, maar
dat gaat heel langzaam. „Maar de bin
nenstad moet blijven leven; niet alleen
kantoren en winkels, dan liever par
keerruimte buiten de binnenstad en
verder even lopen'.
We kunnen gerust zijn. Voor zover
het aan haar ligt is Amsterdam in goe
de handen.
G. S.-de W.
nen, waarin veel verbeteringen zijn
aangebracht. Dit geldt niet voor het
eigenlijke kasboek, want dit is uit
gekiend genoeg- Men heeft echter nu
ook ruimte vrijgemaakt voor het re
gistreren van de betalingen die over
de giro lopen, terwijl verder een
groot aantal wetenswaardigheden is
opgenomen.
In de nieuwe editie staat bijv. een
tabel waarin de verschillende maten
zijn afgedrukt, die voor kleding en
schoeisel worden gebruikt, de hoofd
zaken uit de Jeugdspaarwet worden
vermeld en ook voor de huisvrouw
van belang zijnde belastingwetens
waardigheden zijn opgenomen.
Voorts wordt er iets verteld over ge
zonde voeding en de aanstelling van
huishoudelijk personeel.
De huisvrouw die wil weten waar
haar geld blijft kunnen wij aanraden
dit kasboek te gebruiken. Als de
aankoop (bij spaarbanken en boe
renleenbanken) er nu niet af kan
misschien wel omdat de kas thans
niet wordt bijgehouden wil wel
licht Siint-Nicolaas het wel geven,
het wel geven.
IN HET BOEK „Meet, your Ances
tors" van de Amerikaanse geleerde
Roy Andrews, lezen wij:
„Hoofd, en liohaams-beharing zijn
gedoemd te verdwijnen, zonder dat
wij dat kunnen verhinderen. De toe
komstige mens zal zich gelukkig kun
nen prijzen als zijn hoofd niet vóór
zijn dertigste jaar zo glad js als een
biljartbal. Ook voor de vrouw is er
geen hoop. Want met de evolutie van
de mensheid wordt de beharing steeds
geringer. Ook is het zo, dat vroegtijdig
kaal worden, bij de meer ontwikkelde
rassen veelvuldiger voorkomt dan bij
de wilden!
Misschien verklaart dat de opkomst
van de pruiken in Frankrijk en En
geland, want stel je voor dat de kap
per over -een half miljoen jaar niets
meer te knippen of te krullen heeft.
Trouwens in vroeger eeuwen had
de pruik tot taak het hoofd warm te
houden- En dieswege zal ook de man
in de toekomst aan een pruik moeten
geloven, wil hij het kale hoofd niet
koel houden.
Wie weet is men in het kappersbe-
wustzijn reeds druk doende met een
kunst-haardos voor het sterke ge
slacht, dat dan beslist aan sterkte zal
inboeten.
WENEN IS de stad van de Opera
en van de mooie vrouwen. Het is
eveneens de stad der engeltjes: in
marmer en goud, in stëen of marse
pein verlevendigen ze het ganse
stadsbeeld. Ze zijn mollig en lief
al3 de stedelingen zelf, die dromen
van Demel- en Sachergebakjes van
Strudels en andere heerlijkheden,
waarvoor zij zich terwille van de lijn
een hartig hapje ontzeggen.
Maar Wenen is bovenal de stad,
waar ragfijn borduurwerk die gla
zen vitrines siert. Tassen, poederdo
zen, etc. zijn betoverd met microsco
pisch kleine steekjes; met een dro
merig waa^ van kleuren en tinten,
ineenvloeiend tot een jachttafereel,
een voorstelling uit de pruikentijd,
of tot zo'n speels engeltje. Deze bor
duurtechniek heeft zich dusdanig
uitgebreid, dat bestaande schilde
rijen geheel op een tas worden af
gebeeld, en bedenkt m«n dat daar
een vijf maanden mee gemoeid zijn,
dan vraagt men zich met verwonde
ring af, of er in de hedendaagse tijd
nog genoeg borduursters voor dit
werk te vinden zijn. In Wenen zijn
het trouwens alleen oudere vrouwen
die er het geduld voor hebben.
-«salve awe „klassieke Taschen"
zljit et modellen, bewerkt met goud
kant en half-edelstenen, zo kostbaar
en fraai, dat »c de functie van mode
artikel' hebben verloren en als by-
joux te pronk worden gezet.
(Ingezonden mededeling)
door reumatiek, spit, ischias, hoofd
en zenuwpijnen is onnodig. Togal be
vrijdt U snel en afdoende van die pij
nen. Togal baat waar andere middelen
falen. Togal zuivert de nieren, is on
schadelijk voor hart en maag. Bij apo
theek en drogist f 0.95, f 2.40, f 8.88.
■Ballon" doorknooprok voor meisjes van 16 tot 18 jaar in met felle kleuren
bedrukte no iron katoen.
ONDER DE TRICOT
COLLECTIES neemt
Saint-Joseph een bijzon
dere plaats in. Al waar
deze zaak mee komt.
kan beschouwd worden
als haute couture van
tricotkleren.
Onverschillig hoe de
mode is, Saint-Joseph
heeft alleen ensembles
en jurken die klassiek
van lijn zijn met net
even de nodige fantasie
die hen tot modellen van
1959 maakt. Al is de
tendens van de mode
door de hele collectie
merkbaar, het is toch
slechts even genuan
ceerd gedaan, zodat het
de tricots niet schaadt,
want dergelijke kleren
zijn het snelst over
dressed.
DE „CARDIGAN", die
bij de tricots altijd een
voorname plaats in
neemt, is hier altijd zeer
eenvoudig, ook al is hij
afgebiesd met een afste
kende kleur. Bij de tail
leurs is het jasje beslist
langer dan gewoonlijk,
het rust op de heupen
en om het middel valt
het ruim. Sommige heb
ben een kraag en revers,
andere een ronde kraag
terwijl een groot gedeel
te kraagloos rond de
hals sluit. Enkele tail
leurs hebben een zeven
achtste recht vallende
mantel op een japon
i met een dubbele kno-
penrij. Alle jurken zijn
geïnspireerd op het che-
misemodel. De rok valt
echter nooit wijd maar
heeft voldoende ruimte
zodat de draagster ge
makkelijk lopen kan,
soms hebben ze een klei
ne split, zeker niet meer
dan een. derde van do
gewone lengte van zo'n
split.
Behalve een enkele
bateauhals, sluiten de
meeste japonnen net als
de tailleurs rond de hals.
De ceintuurs zitten na
genoeg altijd op de nor
male plaats, bij sommi
ge wordt het Empire-ef
fect verkregen door eon
ceintuur die eerst onder
de buste begint en
schuin naar beneden
loopt tot van achteren
in de taille.
Van een grote ver
scheidenheid van steken
houdt deze zaak niet;
alle tricots geven op eni
ge afstand de indruk een
gewone stof te zijn en
het is hen aan te zien.
dat ze in alle omstan
digheden hun vorm be
waren. Dit keer is een
zekere voorliefde voor
strepen merkbaar, zo
wel fijne ai® bredere,
ook kleine gekleurde
streepjes die in de
breedte zijn aangebracht
meestal op licht gekleur
de stof, kleine ruitjes,
een grote pied-de-poulc
in zachte tint cn veel
zgn. tweed; ook kleine
wittê boeketjes op licht
marineblauw tricot.
DE GARNERING is
goed wanneer ze langs
een tricot gezet is, b v.
een galon langs een car
digan; uitstekend wan
neer de streep in ande
re richting langs een
tailleurkraag of zak is
gezet: ook strikken maar
het nut van strikken die
niets vastbinden heelt
niemand ooit ingezien.
De witte biezen langs de
hals van sommige mo
dellen zijn alleraardigst
en het is al bijzonder
verstandig er een twee
de parure bij te geven.
Wat de kleuren be
treft: alle nuances
blauw, van licht tot don
ker; veel groen maar al
tijd in zachte kleuren;
een soort van mosterd-
bruin wat we ook bij de
herenkleding terug vin
den, verder veel grijs,
ivoor, zacht geel en wit:
en slechts twee nuances
rood: een hel en een veel
minder fel rood
Uit hetgeen tot nog toe
van de voorjaarscollec
ties getoond werd
Saint-Joseph bevestigt
dat blijkt, dat de con-
fectioneurs van Empi
re- en Directoire-lijnen
terugkomen en zich m
hoofdzaak toeleggen op
japonnen, die voor de
meeste vrouwen ge
makkelijk draagbaar
zijn.
DINY K.—W.