c
c
„Volstrekt enige reden van
straf: rassendiscriminatie"
PETRA WAAGT....
HET LIJKIN DEMAND
M
Amerikaanse Vereniging van
Kleurlingen stuurt protest
naar ambassade in Den Haag
Tïamvs^"ere huid?
WINT....
door GEORGE BAGBY
GENIET RUSTIG VAN EEN BORREL
ONTHULLINGEN IN ZAAK TEGEN NEGERJONGETJES
Op
Vlieland verdwenen
lakens en slopen
Sneeuwbal-actie boekt
succes
Vergiftiging door een
petroleumvergasser
Nederlander vermist
in Turkije
Koopman is f 9500
kwijt
Mieke
V B
ZATERDAG 31 JANUARI 1959
PAGINA 4
"■toni
UMUIIUO* Babyderm-zeep
iiliilHl
«lÉijr
(Van onze redacteur)
„Comité ter bestrijding van rassendiscriminatie protesteert ten
sterkste tegen beweringen, die door de Amerikaanse en Nederlandse
pers worden toegeschreven aan de Ambassade en u zelf, omtrent de
„Carolina Kissing Case". Negerjongens bevinden zich in opvoedings
gesticht, met volstrekt enige reden: rassendiscriminatie en niet om.
dat ze misdadig zijn, zoals u het Nederlandse volk voorspiegelt. De
zaak gunstig voorstellen en vervalsingen omtrent dit geval mogen
misschien de autoriteiten van de Staat Carolina helpen, maar zij
beogen het niet het Amerikaanse volk als geheel, noch het Neder
landse volk te helpen en evenmin de waarheid te dienen".
Dit telegram, waarvan de inhoud werkelijk niets aan duidelijkheid
te wensen overlaat, is door de Amerikaanse vereniging tot beharti
ging van de belangen van kleurlingën gezonden aan de heer John
Snure jr., hoofdbeambte van de Voorlichtingsdienst van de Ameri
kaanse Ambassade in Nederland.
Het telegram is verzonden als pro
test tegen het bericht, dat deze Voor
lichtingsdienst enkele dagen geleden
lanceerde, als zou de straf opgelegd
aan de twee Amerikaanse negerjonge
tjes James en David, niet voortvloeien
uit het zoenen van blanke meisjes,
maar zijn opgelegd wegens hun „alge
mene misdadigheid". Een protestbrief
tegen de handelswijze van de Ameri
kaanse voorlichtingsdienst van ge
lijke strekking als bovenvermeld tele
gram heeft de Vereniging gezonden
aan minister Dulles.
„Weet je waarom je
hier bent?"
Uit dit telegram, waarvan vandaag
een afschrift werd ontvangen op het
Martinushuis in Rotterdam, van waar
uit een Sneeuwbal (handtekeningen)
actie" wordt gevoerd tegen het be
ruchte vonnis, blijkt wel zonneklaar
dat deze actie alleszins gerechtvaardigd
is. Niet alleen blijkt dit overigens uit
het telegram. Het Martinushuis heeft
namelijk van de Vereniging een groot
aantal officiële documenten van de
Amerikaanse Vereniging ontvangen
waarin de gehele zaak, compleet met
alle mogelijke details, uitvoerig uit de
doeken wordt gedaan.
Volgens deze documenten waren de
twee negertjes James „Hannover"
Thompson en David „Fuzzy" Simpson,
op weg naar huis, toen zij werden
staande gehouden door enige blanke
jongens, die vroegen, of zij met hen
wilden meespelen. Drie blanke meisjes
voegden zich toen eveneens bij het ge
zelschapje. De kinderen gingen spelen
en de blanke jongens kusten hierbij de
meisjes. Een van de meisjes vroeg
David, haar ook een zoen te geven.
Toen zijn moeder, die hem enkele
(Advertentie!
dagen na het vonnis in de tuchtschool
mocht bezoeken, hem vroeg, waarom
hij dit had gedaan, antwoordde de jon
gen: ..Ik wilde haar helemaal niet kus
sen. Ik begreep, dat het verkeerd was,
ik weet toch, dat ik nooit een blank
meisje mag zoenen."
„Weet je, waarom je nu hier bent?"
„Neen, mama, maar ik denk dat het
is, omdat ik wel eens wat heb wegge
pakt."
„Wat heb je dan weggepakt?"
„Vorige zomer, mama, heb ik eens
een stukje ham weggenomen."
„Waarom deed je dat dan?"
„Omdat ik honger had, mama."
Relletjes en schoten
De jongens werden na het zoenspel-
letje gearresteerd door de politie (van
de plaats van hun inwoning, Monroe.
Dit geschiedde op de aanklacht van de
moeder van het meisje, mevrouw Cor
nelia Sutton. Deze moeder was naar de
burgemeester van Monroe, dr. F. Wil
son gegaan, met het verzoek, tegen de
negertjes op te treden, want, „als hij
het niet deed, zou haar man het recht
wel in eigen hand nemen en dan stond
zij voor de gevolgen niet in
„Ik was woedend, toen ik het hoor
de". aldus heeft mevrouw Sutton ver
klaard. Ik zou de jongen vermoord
hebben, als ik hem in mijn handen had
gekregen."
Burgemeester Wilson erkende, „dat
hij haar gevoelens begreep; ik heb im
mers zelf ook een dochter".
James en David werden hierop ge
arresteerd. Toen zij in de cel werden
opgesloten, maakte een politieman
nog een bijzonder luguber grapje tegen
de kinderen: „Jullie krijgen hier de
eerste vijf dagen niets anders dan al
leen wat water." De doodsbenauwde
kinderen geloofden dit
Het nieuws van de arrestatie ging als
een lopend vuurtje door Monroe. Er
ontstonden relletjes, er vielen schoten,
en de moeders van James en David
raakten zo beangst, dat zij haar huizen
verlieten en bij kennissen een goed on
derdak zochten. Voor de cel van de
kinderen verscheen een griezelige, in
een wit laken gehulde man, die het ab
soluut nodig oordeelde, akelige gelui
den te maken
De rechtszaak
Zes dagen na hun arrestatie stonden
de jongens terecht. In de ochtenduren
werden het 7-jarige meisje, dat door
de jongens gekust was, haar vriendin
netje en haar ouders gehoord. Noch
James en David, noch hun moeders (de
beide jongens hebben geen vaders
meer) waren hierbij aanwezig De pre
sident van de plaatselijke afdeling van
de Vereniging tot Behartiging van de
Belangen van Kleurlingen werd even
eens de toegang tot de rechtszaal ont
zegd.
Na het verhoor van de blanken wer
den James en David binnengeleid, als
mede hun moeders, die overigens geen
kans kregen, met hun kinderen, die zij
al die tijd niet te zien hadden gekre
gen, te praten.
Rechter J. Hampton Price veroor
deelde de jongens toen: opsluiting tot
hun 21ste jaar in een zgn. opvoedings
gesticht. James en David werden hier
op naar een gesticht in het plaatsje
Hoffman, 70 mijl van Monroe verwij
derd., gezonden, ondanks het feit, dat
de Wet van Carolina verbiedt, dat kin
deren beneden de 12 jaar naar een
dergelijk instituut worden gestuurd.
„Ik ben gerechtigd op deze regel een
uitzondering te maken", was de mening
van de rechter, die later nog verklaard
heeft, tot zijn vonnis te zijn gekomen
op grond van de getuigenverklaringen:
„Ik moest toch iemand geloven", zei
mr. Price.
Pogingen faalden
Dit is de ware toedracht van de zaak, I
zoals deze zich heeft afgespeeld. Er
worden thans pogingen in het werk ge
steld, middels de bekende „Habeas
Corpus-requesten", een behandeling
voor een andere rechtbank te verkrij
gen. Ook aan president Eisenhower
heeft de Vereniging om ingrijpen ge
vraagd. Tot nu toe hebben al deze po
gingen gefaald: James, die in de tucht
school zijn tiende verjaardag heeft ge
vierd en David, die acht jaar oud is,
zitten nog steeds opgesloten
Al sinds anderhalf jaar verdwenen op
Vlieland uit zomerhuizen en hotels telkens
alle mogelijke goederen: dekens, lakens,
tafelgerei, serviezen slopen en blikken
groente. Bij particulieren raakten bad-
oakken hout, gereedschappen, wasgoed
en fietsen weg. Alles bij eikaar was het
'n grote partij. Hoe de politie ook speur
de het raadsel bleef onopgelost. Tot de
verdenking viel op een vijftigjarige ei
landbewoner, zekere G. Deze verden
king werd tenslotte zo sterk, dat de rijks
politie tot zijn arrestatie overging en te
vens een aangetrouwde stiefzoon van G. de
30-jarige D. uit Wolvega. in verhoor nam.
Deze greep is nu inderdaad juist geble
ken. Beiden hebben bekend de roverijen
te hebben gepleegd.
(Van onze redacteur)
Uit alle delen van het land
stromen thans de handtekenin-
gen binnen bij het Martinushuis f
in de Isaac Hubertstraat 95 te J
Rotterdam. Meer dan 12000 Ne-
derlanders hebben thans protest
aangetekend tegen het vonnis,
dat aan twee Amerikaanse ne
gertjes is opgelegd, omdat zij, bij
een spelletje, een blank meisje
hebben gekust
Opmerkelijk is, dat deze
Sneeuwbal-actie" weerklank
vindt in vele delen van de we
reld. Een in Nederland gevestig
de reporter van een groot Ame
rikaans tijdschrift heeft by de
leiders van het Martinushuis om.
informaties over de actie ge
vraagd: bij zijn artikel zal hij
tevens gebruik maken van de
foto, die wij, bij ons eerste arti
kel over de actie in onze krant
hebben gepubliceerd.
Uit Argentinië kwam een ver
zoek van een missionaris: „Wil
mij laten weten, of de actie van
het Martinushuis door ons geor
ganiseerd?" Men heeft het hem
laten weten: het is inderdaad een
actie van „ons": het Martinus
huis is een afdeling van het St.-
Franciscus Liefdewerk, de r.-k.
sociale jeugdzorg-instelling.
Gisteren werd op de vierde verdieping
van een huis aan het Sarphatipark te Am
sterdam bij een brandende petroleum
vergasser het stoffelijk overschot aange
troffen van de 26-jarige kinderverzorgster
J. F. van Essen Het slachtoffer bleek aan
de gevolgen van een koolmonoxyde-
vergiftiging te zijn overleden.
De Koninklijke Nederlandsche Maat
schappij voor Havenwerken N.V. heeft
gisteren uit Turkije bericht ontvangen,
dat sinds twee dagen de landmeetkun
dige A. Kroone uit IJmuidcn, employé
van de maatschappij, vermist wordt. Hij
was in een sloep met vier Turkse werk
nemers de Golf van Edremit, ten noor
den van Smyrna, ingevaren om peilingen
te verrichten-
De vijf mannen zijn nog niet terugge
keerd. Het vermoeden bestaat echter, dat
zij ergens aan de kust, of in °en inham
van de baai terecht zijn gekomen.
Hoe verdween portemonnnie
uit de auto
De Amsterdamse politie onderzoekt of
de bewering van de 35-jarige koopman
G. B. uit Bussum, dat hij in de nacht van
donderdag op vrijdag door de schuld van
enige politieagenten zijn portemonnaie
met f. 9500 is kwijtgeraakt, juist Is. In
die nacht, omstreeks half vijf, troffen
twee agenten op de O Z. Voorburgwal te
Amsterdam een man slapend in een ge
parkeerde auto aan. Aangezien de prak
tijk heeft uitgemaakt, dat in dergelijke ge
vallen de inzittende meestal niet de eige
naar van de auto is. stelden de agenten
een onderzoek in. Toen zij hiermee bezig
waren kwam de koopman in gezelschap
van nog een tweede persoon aanlopen.
Op ruzieachtige toon zei hij, dat de man
met zijn toestemming in de auto lag te
slapen en dat de agenten van zijn wagen
moesten afblijven. Hij voegde aan deze
mededeling nog enige opmerkingen toe
die de agenten als grof en beledigend aan
merkten en die hun aanleiding gaven de
koopman mee naar het bureau te nemen
Daar werd proces-verbaal tegen hem op
gemaakt.
Een half uur, nadat hij van het bureau
was vertrokken, kwam hij terug met dc
mededeling, dat hij zijn portemonnaie
met f. 9500 miste. H\j had deze op het
dashboard van zijn auto laten liggen.
Ik doe natuurlijk net, of ik niet
zie, dat ik er al ben, denkt Petra
v. d. Weijden met struisvogelpo
litiek, want mijn hemeltje, wat ben
ik eigenlijk begonnen? Langzaam
loopt ze verder, de map met teke
ningen stijf onder haar arm ge
drukt. Tjee, hier is het al bijna
aan het eind van de laan. Als ze
dan toch niet durft, kan ze maar
beter naar huis gaan. Notabene
nog gejokt tegen Rosemarijn ook,
denkt ze spijtig. Nu, vooruit dan
maar. Op haar tenen loopt ze het
tegelpaadje op en belt aan, ten
slotte zal de rector haar ook niet
opeten. Midden in haar gepeins
gaat de deur plotseling open en
staat dr. Gerben ineens tegenover
haar.
„Kind, Petra, jij, kom gauw bin
nen. Toch geen moeilijkheden thuis
hoop ik," vraagt hij belangstellend
Onderzoekend kijkt hij haar even
aan, maar Petra schudt het
hoofd. „Ik wilde u alleen maar
even iets vragen," zegt ge zacht.
De rector knikt en reikt haar een
hangertje over voor haar mantel.
Morgen op school vertellen, hoe
galant onze baas eigenlijk wel is,
denkt ze plezierig, maar laat niets
merken.
Als ze echter in de huiskamer
tegenover hem zit en de rector aan
dachtig haar schetsboek bekijkt,
durft zij amper op- of omzien. Zó
stil is het nu in de kamer, dat het
tikken van de grote Friese klok
en het omslaan van de bladen nu
de enige geluiden zijn.
Wist ik maar een klein beetje,
wat hij nu denkt: och, nu kijkt hij
naar die tekening van de kleine
Anja, die ze vorige week gemaakt
heeft. Wat, was mevrouw Donker
daar verrukt over, even een klein
beetje kijken, hoe of zijn gezicht
nu staat, denkt ze vermetel en
gluurt door haar lange wimpers
naar de rector.
Net, als ze iets wil zeggen, want
ze kan het niet meer uithouden,
zegt de rector ernstig: „Petra,
kind, ik ben gewoon trots op je.
Ik wist, dat je aardig tekenen kon,
maar dit overtreft toch al mijn
verwachtingen. Leuk zeg, dat ik
die allemaal zien mag."
Grote help, de rector denkt toch
zeker niet, dat hij ze houden mag,
denkt Petra in paniek. Zou ze het
hem nu maar zeggen?
Nog even wachten maar, och,
nu kijkt hij naar die lachende
snuit van Ippie van Laar, Ippie,
die eigenlijk Josefien heet, maar
zich daar allang niet meer van
bewust is! „Had je hier een be
doeling mee", vraagt de rector nu
en legt het schetsboek op de brede
leuning van zijn stoel, Petra zucht
even diep, maar vertelt dan, dat
er bij haar op de gidsen een meis-
je naar een sanatorium moet. Er
zijn veel zusjes en broertjes en de
reis is erg duur. Nu wilde Petra
proberen, of zij deze tekeningen
in een blad of zo geplaatst kon
krijgen, dan zou dat geld voor Jos
bestemd worden. Natuurlijk niet
die tekeningen van échte mensen,
verduidelijkt ze. Hoewel het toch
wel leuk zou zijn, als je Ippies
olijke toet in elk damesblad zag,
denkt ze spijtig. Maar de rector
en de ouders van Ippie zullen haar
aan zien komen!
„Ik zal het voor je proberen, ik
heb een vriend, die uitgever is",
zegt de rector langzaam. „Zoek
jij de tekeningen maar uit", dan
bel ik het meisje even om thee,
want nu ben je mijn gast." Ach
ter in het schetsboek zijn nog ver
schillende tekeningen, echt iets
voor kinderverhaaltjes Petra
heeft deze laatste troef bewaard,
als de rector soms interesse
mocht hebben en o, ze kent hem
veel te goed, om nu te weten, dat
hij het meent!
Glimlachend kijkt dr. Gerben
naar het warm overbloosd gezicht
je, dit kind heeft zeker talent.
Geen wonder, dat Voogt, de teken,
leraar het er steeds over heeft.
Maar eerst moet het einddiplo
ma behaald worden, heeft haar
verzorgster laatst gezegd. Leuk
type wel, die Rozemarijn, schijnt
nu geheel over die teleurstelling
van die verbroken verloving
heen te zijn. .Petra moest toch wel
een grote plaats in haar hart inge
nomen hebben, om zomaar die
man alleen naar Amerika te kun
nen laten gaan en ze waren toch
al een tijd verloofd. Maar Petra
is dit offer wel waard, denkt de
rector warm, want in Indonesië
verloor ze alles
Bijna dansend gaat Petra even
later weg, fluit lang en doordrin
gend voor de huisdeur. Rosema
rijn van Zuilen, midden in een
klungelig opstel van een van haar
leerlingen verdiept, trekt met een
glimlach de deur open. „Zeg, je
zou niet meer fluiten," probeert
ze dan toch haar prestige te red
den, maar haar ogen lachen. „Ro
semarijn. engel, het is gelukt, ik
word steenrijk en dan. Och, eerst
die snertjas uit en dan zal ik het
je allemaal vertellen. Maar ga
goed stevig achterovergeleund op
de bank zitten, want tegenover je
staat een illustratriceDe ar
men uitdagend over haar borst
gevouwen, kijkt ze haar aan, „Een
illustratrice en ik verdien miljar
den." Haar lach werkt aansteke
lijk, maar toch is Rosemarie van
Zuilen wel een beetje benieuwd,
want ze wéét, dat Petra goed te
kenen kan. Onmiskenbaar het ta
lent van Herma, maar eerst dat
einddiploma. Een beetje ongerust
wordt ze nu toch wel, want wat
heeft ze nu weer uitgespookt?
„Lieve engel, ik zie je denken.
Ja, ik heb tegen je gejokt, want
ik was niet naar Ippie, maar naar
onze rector, himself en hij heeft
me met al mijn tekeningen bijna
aan mijn hart, o nee, natuurlijk
zijn hart geplengd, maar de lieve
ziel wist niet, hoe of hij me vast
moet houden," schatert Petra nu.
Rosemarijns gezicht betrekt..
Maar daar zijn plots twee armen
om haar, daar fluistert een stem,
waarin de vreugde doorklinkt om
deze kans misschien voor Jos,
waarvan Rosemarijn alles weet.
Acht dagen precies wordt Pe
tra's geduld op de proef gesteld,
acht dagen i§ zij vreemd stil en
afgetrokken, maar als dan die mor
gen de bewuste brief komt. waarin
haar gevraagd wordt, voortaan
voor de kinderrubriek elke week
een tekening te maken, dan leeft
zij zich tenvolle uit. Als een razen
de Roeland fietst ze naar school,
slingert haar fiets in het fietsen
rek en loopt dan bijna de rector
ondersteboven. Buiten adem hapt
ze naar adem, maar haar ogen
stralen! „Wat jij me zeggen wil,
wéét ik al Petra", plaagt zij, „maar
het is wel een felicitatie waard.
Doe je best kind, want ik ben
helemaal niet bang, dat je je werk
erdoor verwaarlozen zal, tekenen
moet je toch, zelfs onder algebra!
Een diepe blos trekt over het jon
ge gezichtje. „Die tekening van
uzelf mag u houden, zegt ze ad
rem, vraag ik niet eens honora
rium voor. Is voor de tip."
Als Jos Wertman dit alles hoort
kan ze even niets zeggen. Maar
Petra trekt haar rustig aan haar
haar, kind, dit is pas mijn eerste
krant, er zijn er zóveel in Neder
land, een keer in de maand kom
ik je wel vertellen, hoe of het
gaat en dan schiet de tijd toch zo
op. Uit haar schooltas diept ze nu
een opgerold vel tekenpapier op.
„Hier voor jou, zegt ze noncha
lant, „misschien wel leuk, om
daar op te hangen". Ze loopt nu
naar het raam, draait zich met
een ruk om, als ze de blijde klank
in Jos' stem hoort. „Ontzettend
leuk, o, Peet, wat ben je toch
knap!" Petra staat nu weer
naast haar en kijkt met een
glimlach naar de toch wel rake
tekening. Jos, in haar gidsenjurk
geknield bij het kampvuur, maar
toen was Jos nog niet ziek....
„Natuurlijk gaat die tekening
mee en zó wil ik weer worden
Peet, dus liters melk drinken en
misschien wel borden vol pap.
Maar van de zomer kom ik te
rug
Met die belofte is het niet moei
lijk meer het zieke vriendinne
tje gedag te zeggen en dan dat
vorstelijke honorarium, dat voor
haar bestemd is? O, het is niet
zó moeilijk, om altijd blij te zijn.
iHiiiiiiiiiiiiifiLii;:;:
,5-l-JilliiJ!!Érmiifenni»inlfii|![i„liiV1lr-''iir ilrliilNïH lH mh.1.- - „fe... J
-ë-.mH:
EijPU
5).
Kan je nog drie uur wachten? vroeg ik.
Wachten kan ik wel, gromde Schmitty, maar
dan loop je de kans, dat je me kunstmatig zal moe
ten voeden. Waarom drie uur wachten?
Het is pas even na zevenen, legde ik uit.
Nou, dan is het over drie uur even over tienen.
Ik knikte. Dat is hier de tijd voor het diner. Niemand
eet vóór tienen.
Hoor eens even, ik zal mijn dag heus niet beder
ven als ik me ongewoon gedraag.
Daar gaat het niet om. De restaurants zijn niet
eerder open dan negen uur en als je komt, kunnen ze
het eten toch niet binnen het uur klaarkrijgen.
Kunnen we niks op onze kamers krijgen?
Ik betwijfel het. Misschien een paar sandwiches,
met wat erop.
Zeker juist wat je niet lust! En vind je het hier
nou zo prettig? verwonderde hij zich.
Ik wilde eigenlijk uit gaan leggen, dat tien uur geen
slechte tijd is om te dineren, als je lunch om vier
uur is afgelopen. Maar ik hield mijn uitleg vóór me
Schmitty was immers op vakantie!
Nou, dan heb je California nog, opperde ik maar.
Hoeveel duizend mijl is dat hier vandaan, mop
perde Schmitty. Zevenduizend, achtduizend? Zeg
het maar.
Ik legde uit, wat ik met California bedoelde. Het is
een snack-bar, of eigenlijk zijn er twee. Er is een gro
te op de José Antonio en je hebt er een op de Plaza
Callao. Daar was ik nog niet dikwijls geweest, maar
als ik ging, was het altijd naar de Plaza Callao, om
dat die het dichtst bij mijn hotel was. Je ging alleen
naar de California als je weinig tijd had, of als je geen
zin had uitgebreid te lunchen.
De California is de Madrileense opvatting van een
Amerikaanse „tent". Amerikaans in die zin, dat de
muurschilderingen herinneren aan de verblijven van
de holbewoners van Nieuw Mexico, maar aan de
ingang van die holen zie je natuurgetrouw geschilder
de prachtige totempalen uit Brits Columbia. Ze
serveren daar een redelijk goede imitatie van een
Amerikaans ham-met-eierengerecht, een bedenkelijk
soort ice cream soda en een nog bedenkelijker soort
worstjes; maar de warme koeken en wafels zijn dra
gelijk.
Dat je bij die warme koeken inplaats van boter een
hele berg slagroom krijgt is een vreemde afwijking
van de regel, maar niet vreemder dan de plaatselij
ke ontwrichting van de totempalen.
Ik vermeldde de totempalen en de slagroom natuur
lijk terloops maar de voordelen van de California deed
ik goed uitkomen. Ik legde de inspecteur uit, dat de
California uitmuntte door de snelle bediening, door
zijn properheid, en dat ie altijd open is en niet duur.
Met andere woorden: een uitkomst voor iemand, die
zich niet aan de officiële etenstijden wilde of kon hou
den.
De slagroom deed de inspecteur aarzelen, maar de
rest won het toch. We bleven net lang genoeg in het
hotel om zijn koffers af te geven en om hem in te la
ten schrijven, maar we gingen zelfs niet naar zijn ka
mer kijken. Eerst moesten we naar de California.
Er was even een kleine moeilijkheid, toen de recep
tionist naar Schmitty's pas vroeg. De gewoonte in
Spaanse hotels is namelijk zó dat men je pas inhoudt,
totdat men je heeft geboekt op de gebruikelijke po-
litieformulieren. Voor de inspecteur was het pas de
eerste keer, dat hij zoiets meemaakte en hij vond het
kennelijk niet plezierig, dat hij zijn paspoort niet
ogenblikkelijk terugkreeg. Hij wilde wel eens weten
hoe dat zat! De receptionist had hem ook al naar
Spaans gebruik het witte kaartje overhandigd met
zijn kamernummer er op.
Een begrijpelijke gewoonte overigens, want het
personeel heeft meestal geen idee hoe je vreemde
namen uitspreekt en het is dan altijd gemakkelijker
je sleutel te geven met je kamernummer dan te pro
beren hen aan het verstand te brengen hoe je naam
precies moet worden uitgesproken.
Ik legde de inspecteur uit, dat hij zijn pas heus wel
te gelegener tijd terug zou krijgen, en dat het hele
maal niet erg was om naar de snackbar te gaan zon
der papieren. Dat beviel hem echter maar half, en
denkend dat het papiertje een soort afgiftebewijs
voor zijn pas betekende gromde hij dat zoiets al
lesbehalve deugdelijk was. Ik betoogde, dat zoiets
niet in de bedloeling lag en rekende hem voor, hoe
veel manieren er waren om Schmidt op zijn Spaans
uit te spreken. Eindelijk was hij gerustgesteld, stak
het papiertje in zijn zak, en ging met me mee.
We kwamen op de Plaza Callao en direct ontdekte
Schmitty de lichtreclame van de California.
Daar was het zeker, vroeg hij me. Nu was ik juist
Van plan geweest naar de andere snackbar te gaan,
want juist daar op de Plaz Callao had ik gebruik ge
maakt van mijn waardeloze politiepapieren, en
het idee om naar de plaats van mijn misdaad terug
te keren stond me niet erg aan.
Ja, zei ik, onderwijl een smoesje verzinnend,
maar er is er ook een, nog een klein stukje verder,
die is meestal niet zo druk.
Nu heeft de inspecteur zijn hele leven in New York
gesleten en een beetje drukte betekent niets voor
hem. Hij vond het heel wat beroerder doer Madrids
straten te wandelen zonder paspoort bij zich. Hij was
thans ver genoeg gegaan zonder papieren, vond hij.
Dan maar een beetje drukte. Het had geen zin hem
tegen te spreken, dus stapten we de eerste snackbar
binnen.
Het was een rumoerige boel daar in de California.
Dat is het trouwens altijd. De bar is nogal populair
bij de Madrileners en men kan goed zien, dat voor he
le volksstammen er geen betere avond bestaat dan
door vijf of zes uur lang aan een tafeltje te zitten in
de California met bergen slagroom voor zich. Ik had
wel verwacht, dat de „tent" vol zou zijn, maar ik had
werkelijk niet verwacht er mijn grote tegenstander
aan te treffen van die middag
We waren nog niet binnen of ik had hem al in het vi
zier. Hij was zo verdraaid groot, dat je hem niet kón
missen. Met hoofd en schouders stak hij boven de
horde ingezetenen uit en zijn blozend vol gelaat moest
je wel herkennen. Bovendien was daar nog zijn gerui
te shirt. Ik zou dat overal ter wereld hebben opge
merkt. Mijn eigen verschijning kon moeilijk even op
merkelijk zijn geweest, maar niettemin zag hij me
evengauw als ik hém en ik zag de blik van herken
ning in zijn ogen. Dwars door de menigte heen kwam
hij naar me toe. Het was allesbehalve met een uit
drukking van waar-heb-ik-dat-gezicht-alméér gezien;
nee, de kerel wist wie ik was.
Ik geloof dat ik een beetje in de rats zat. Mijn eer
ste gedachte was rechtsomkeert te maken en weg te
lopen, maar ik had inspecteur Schmidt bij me, en die
had honger bovendien. Ik pakte hem bij de arm.
Dei andere tent is juist aan de andere kant van
de straat, zei ik snel. Laten we daar maar heen gaan.
Daar zal het niet zo overvol zijn.
Misschien was hij wel meegegaan, en misschien
hadden we dan goed weg kunnen komen, als de ser
veerster er niet was geweest, dat aardige kleine ding,
dat zo goed Engels spreekt. Die serveerstertjes zijn
een sensatie apart daar in de California. Ze spreken
allemaal een beetje Engels en ze zien er allemaal bui
tengewoon aardig uit. Maar er is er een, die wel het
aardigst van allemaal is en ze spreekt bovendien het
beste Engels.
En juist op dat ogenblik trok ze me aan mijn mouw
Een vrij tafeltje, meneer? vroeg ze, haar beste
glimlach tussen mij en Schmitty verdelend.
Wacht u maar even, dat breng ik wel in orde.
Hier moet ik de lezer iets meer vertellen over die
dienstertjes. Ze hebben nogal wat op met Amerikaan
se klanten, vooral met de mannen onder hen. Haar
landgenoten blijven langer zitten en geven minder
fooi. Van de toeristen moeten ze het juist hebben en
daarom bezitten ze een speciale vaardigheid tafeltjes
voor hen te vinden.
De inspecteur keek met wijdopen ogen, toen hij
zag hoe het dienstertje een Spaans paartje, dat had
zitten praten en roken bij een gerieflijk hoektafeltje,
de rekening in de hand duwde. Ze maakte het tafel
tje schoon, leegde het asbakje en veegde het schoon.
Ze bleef om het paartje heendraaien en bemoeide
zich zelfs met het gesprek.
We hoeven heus nergens anders heen te gaan,
zei Schmitty. In een mum van tijd hebben we een ta
feltje. Een kennisje van je?
Ik hoefde al geen antwoord meer te geven, want
de kerel in zijn geruiten shirt pakte me al bij mijn
arm. Ik zat gevangen
In de al te weinige seconden, dat ik me had kunnen
bedenken wat te doen, had ik even met de gedachte
gespeeld hem in 's hemelsnaam maar verwonderd
aan te staren in de geest van „welke jongen bedoelt
u?" Ik was zelfs zo ver gegaan, dat ik hem mis
schien dacht te kunnen overdonderen door me hy
per-Amerikaans aan te stellen. Misschien zou hij dan
wel denken, dat hij een ander voorhad, of wellicht zou
hij me dan voor een soort Spaanse geheime politie
man hebben aangezien, die zich niet wilde blootgeven.
Ik had werkelijk de bedoeling het spel zo te spelen
en ik kan nog niet uitleggen, wat er toen eigenlijk met
me gebeurde. Het leek net of er iets misliep. Ik ver
moed, dat ik me zo sterk herinnerde hoe „Spaans"
ik me die middag had voorgedaan, dat ik helemaal
vergat, waarom ik dat eigenlijk had gedaan. Ik sprak
en met schrik en verbazing hoorde ik mijn eigen
woorden van mijn lippen komen.
De senor vergist zich, zei ik. Ken ik de senor
soms?
Schmitty wendde zijn ogen van het dienstertje af
en staarde me aan. Voor hém moet het wel ge
klonken hebben alsof ik plots Spanjaard was ge
worden.
De kerel bleef mijn arm vasthouden.
Vanmiddag, zei hij, weet u nog wel? Ik had een
beetje ruzie met zo'n schoenpoetsertje. Die heeft u
toch gearresteerd?
Ik moest nu wel doorgaan met mijn beste Spaans
maar ik veranderde snel van taktiek.
Si, zei ik, si, si. El limpiabotas. Ik wist dat het
fataal zou zijn geweest, als ik nu Schmitty had aan
gekeken. Ik draaide daarom mijn rug naar hem toe
en ik vereerde de grote toerist met een verontschul
digend glimlachje.
O, u noemt dat in het Engels natuurlijk schoen
poetsertje. Excuseert u me, ik was het al helemaal
vergeten. Het was ook zo'n nietig voorvalletje.
Zit het joch in de bak?, vroeg mijn Amerikaan
bezorgd.
Een ogenblik keek ik hem eens goed aan. Hij
was niet op zijn gemak.
Ik vermoedde, dat iemand hem intussen had ver
teld, hoe bar het kan toegaan in Spaanse gevange
nissen. Hij zag er uit, of hij zich had bedacht en of
hij nu graag iets ongedaan zou willen maken, waar
van hij wist, dat het niet zo gemakkelijk ging.
Ik talmde met mijn woorden.
Bak?, vroeg ik. Wat voor een bak bedoelt u
eigenlijk, die schoenpoetsbak?
Bajes, verduidelijkte mijn Amerikaan. De ge
vangenis.
Ik grijnsde breeduit.
„De bak", herhaalde ik grinnikend, nu ik het „be
greep". De bak dat is zeker een volksuitdrukking
bij u in Amerika.
Ja, dat is het, zei hij geduldig. Ik ben nogal
heet gebakerd, begrijpt u, en dan doe ik wel eens
iets overijlds. Ik heb er nog eens over nagedacht en
het was eigenlijk ook maar een klein jochie en hij
had me eigenlijk maar een paar peseta's tekort ge
daan. En wat zijn nu een paar peseta's, als het
erop aankomt!.
Ik knikte.
Ik heb dat knulletje maar laten lopen, zei ik fluis
terend achter mijn hand.
Het paste er nogal bij en hoe minder inspecteur
Schmidt van het gesprek opving, des te beter was het.
Ik-zag wel, dat het geen ernstige misdaad was
geweest, geen geval van gewicht. Ik dacht, dat ik
de jongen beter een beetje bang kon maken. Dat heb
ik in die taxi gedaan. Ik gaf hem een hoe noemt u
dat ook weer? een oorvijg en toen heb ik hem la
ten gaan.
De grote kerel grinnikte en gaf me een klap op
mijn schouder.
Broer, zei hij, dat heb je goed gedaan. Jij be
grijpt de zaak tenminste. Ik was al bang, dat je hem
misschien wel doodgeschoten had.
Het leek me passend een verontwaardigd gezicht
te zetten.
Doodgeschoten? gromde ik. Kleine jongens dood
schieten? Wie zei dat?
Nou ja, mompelde de kerel. U weet hoe het gaat,
de mensen zeggen zoveel.
De mensen, phdie kletsen maar wat!
Gelijk heb je, kameraad, zei de man kleintjes,
kom mee voor een borrel.
Tersluiks keek ik naar Schmitty. Hij stond het hele
geval met een niet begrijpend gezicht aan te kijken.
Het dienstertje had de tafel voor ons vrijgemaakt en
wenkte me. Ik lachte tegen haar en knikte.
Het spijt me, maar u moet me verontschuldigen,
haastte ik mij te zeggen. Ik heb een zeer belangrijk
onderhoud met mijn vriend hier uit New York.
Een collega van me, van de New Yorkse politie, ziet
u. Hij heeft nog zeveel te doen, daarom is hij hier.
Kent u elkaar misschien? Inspecteur Schmidt is im
mers ook een Amerikaan.
De grote kerel stak zijn hand uit en Schmitty drukte
die.
las~~ Webb' Stelde hij zich voor- Rosc°e Webb, uit Dal-
We maakten, dat we vlug aan ons tafeltje kwamen,
dat de serveerster nog steeds voor ons bezet hield.
toen mijn Amerikaanse vriend weg was, mompelde
bchmitty: „Van New-York naar Dallas is erg ver,
Senor. Madrid ligt dichter bij Barcelona dan Nevv-
York bij Dallas.
Net wat je zegt, grijnsde ik terug
We installeerden ons aan het tafeltje en het dien
stertje gaf ons het menu in het Engels. We bestelden
wat en het meisje verdween.
Een tijdje keek inspecteur Schmidt me aan. Ik voel
de me gewoonweg rood achter de oren worden. Ik pro
beerde hem af t.e leiden door hem op mijn geliet-
koosde wandschilderingen te wijzen.
De inspecteur maakte echter korte metten.
Ik heb er natuurlijk niets mee te maken, zei hij.
en als je vindt, dat ik er buiten moet blijven, dan ican
je mij op m'n nummer zetten met een hoe noem je
dat ook weer? een oorvijg, maar ben ik er ver naast,
als ik denk, dat je in moeilijkheden zit?
Kennelijk had hij geen woord gemist, zelfs niet he{
gefluister achter mijn hand.
Ach. het was maar een aardigheidje, zei ik
Mag ik soms meelachen?
Nee, ik denk, dat je er eerder kwaad om zod
worden. Ik heb me voor een politieman uitgegeven-
Zoveel had tk er ook al van begrepen, mijn beste
collega, mompelde Schmitty.
Ik wist niet, hoeveel hij had uitgestoken uit zijn Pa'
rIjzer bijeenkomsten, maar het was duidelijk, dat hij
de Europese gewoonten ai aardig onder de knie had-
Eigenlijk heb ik Webb een dienst bewezen, legde
ik uit. Als ik niet had ingegrepen, zou hij het zijn le'
ven lang betreurd hebben.
Schmitty knikte.
Een politieman in Robin-Hood-stijl ben je Tussed
haakjes, wat voor een politieman wordt je veronder'
steld te zijn? Zo'n Spaanse bink?
Veiligheidspolitie, fluisterde ik.
En dat zonder waterpistool of proppensch'eier"
Zelfs niet met een katapult? Wat Pen stommerd is d('
Dallas man, of herft hij nog nooit een Spaanse insert
gezien?
(Wordt vervolgd)-