commentaar
Friese ingenieur bouwde
voor Nederland
Minister-Technicus sloeg
voorganger met mijlen
n de huiselijke kring
M'
Vfïrdachtmaking
Italiaanse mijnwerkers
Cyprus
450.000 huizen
- ■ft' h T, -
'mM
ZATERDAG 21 FEBRUARI 1959
c
Üi>
Biertapper
Levensgeschiedenis
Studententijd
Het betrin
Minister
Beter woningpeil
ISSWlllSSSii
•«y
HiBa
De luisteraar, die het radiodebat gehoord heeft
tussen de socialistische oud-minister prof. Sam-
kalden en de V.V.D.-aanvoerder prof. Oud, herin
nert zich de felle verontwaardiging van prof. Sam-
kalden over de herhaalde aantijgingen, door zijn
opponent de laatste tijd gedaan, als zou de Par
tij van de Arbeid een gevaar betekenen voor de
democratie. Wij kunnen ons die verontwaardiging
levendig voorstellen: zeker bij een man aan wiens
democratische gezindheid niet de geringste twij
fel bestaat. Prof. Samkalden nam scherp stelling
tegen dit soort verwijten en waarschuwde, dat
het stemming maken tegen de democratische ge
zindheid van anderen op zichzelf reeds een gevaar
voor de democratie inhoudt. Inderdaad, men moet
zijn politieke tegesnstanders niet verdacht maken
in datgene, wat wij allen nu juist als de gemeen
schappelijke grondslag van onze samenleving hart
grondig steunen en belijden. Er blijft nog genoeg
over, waarmee men elkaar in de verkiezingsstrijd
om de oren kan slaan.
Dat wil overigens nog niet zeggen, dat prof. Oud
per se ongelijk heeft als hij, zoals hij in het debat
aanvaardbaar poogde te maken in de zucht naar
staatsbemoeiing, in de grote bevoegdheden welke
de staat zich in de socialistische visie toekent
tegenover burgers en groepen, reden ziet om zich
af te vragen of op de duur en ongewild een
socialistische maatschappij zich wel verdraagt met
de democratie. Als men het zo stelt, dat men om
wille van het behoud van de fundamentele regels
van onze samenleving anderen maar ook zich
zelf de spiegel moet voorhouden op dit punt,
dan kunnen wij daar mee instemmen. Mits het
gebeurt op een wijze, die aangepast is aan de
ernst van het vraagstuk en terdege rekening houdt
met de onmiskenbare goede bedoelingen van de
tegenpartij. En wij vallen prof. Samkalden bij, dat
een lichtvaardige stemmingmakerij, waartoe de rol
van opnositiepartij en de verkiezingsstrijd al gauw
aanleiding bieden het democratisch besef gevaarlijk
kan ondermijnen.
Maar als men nu prof. Samkalden hoort, verbaast
men zich toch wel over het feit. dat zi jn eigen par
tijgenoten en niet de minsten zich met hard
nekkigheid aan dezelfde zo niet ergere praktijken
schuldig maken. De vorige week signaleerden wij
het opstel van de heer De Kadt in het wetenschap
pelijk maandblad „Socialisme en Democratie", dat
voor de K.V.P. ronduit beledigend was. En dezer
dagen werd ons een brochure toegezonden, waarin
de socialistische fractie-leider mr. Burger de
keuze „Voor of tegen een rechts kabinet" tracht
te belichten. Wij lezen daarin „Romme, de aar
zelaar, kent maar een norm: de politieke eenheid
van de katholieken. Daaraan worden alle andere
bei'ng^n, ook die van het Nederlandse staats
recht. ja die der democratie ondergeschikt ge
maakt". Een grover verdachtmaking van de de
mocratische gezindheid van een katholieke poli
ticus lijkt ons niet denkbaar. Een dergelijke opmer
king staat helaas niet alleen, al komt zij misschien
niet altijd met dezelfde botheid, als waarover de
heer Burger nu eenmaal beschikt, over het voet
licht. Zij is zelfs niet het monopolie van de so
cialisten. al schijnt het daar meer dan elders
gewoonte om er bij de kiezers munt uit te willen
slaan. Bij deze persoonlijke verdachtmakingen
vergeleken is de zakelijke kritiek van prof. Oud op
de socialistische maatschappij-leer van relatief
onschuldige aard. Wij begrijpen prof. Samkaldens
verontwaardiging wel. maar wij hadden verwacht,
dat hij ook enig oog getoond zou hebben voor het
terrein dat voor „interne zending" braak ligt.
juist op dit punt, binnen zijn eigen partij. Het ogen
blik om hoog van de toren te blazen is voor de
P.v.d.A. zeker niet aangebroken.
Onder de vele problemen, die als gevolg van de
situatie rond de Belgische mijnen zijn veroorzaakt,
Is er een, dat wel zeer bijzondere aspecten heeft en
dat is het lot van de indertijd bij tienduizenden naar
België gekomen Italiaanse mijnwerkers ingeval zal
worden overgegaan tot het sluiten van de onren
dabele mijnen. Deze zuiderlingen lieten destijds
hun zonnige vaderland in de steek om België, dat
een grote schaarste had aan mijnwerkers uit de
moeilijkheden te helpen, waarbij evenwel ook niet
uit het oog mag worden verloren, dat deze Italia
nen in de Belgische mijnen lonen ontvingen, die
het voor hen ook aantrekkelijk maakten huis en
hof te verlaten. Het is echter wel duidelijk, dat
deze mijnwerkers, nu zich in de Belgische mijnen
moeilijkheden voordoen, evenmin als hun Belgische
collega's, het slachtoffer mogen worden. Velen van
hen hebben gezinnen met negen tot tien kinderen,
zoals bijvoorbeeld het geval is met de van Sici
lië afkomstige arbeiders, die in Peronnes wonen.
In Peronnes maken zij zelfs de meerderheid uit
van de bevolking.
Intussen schijnt men over het optreden der Ita
lianen bij de ongeregeldheden van de laatste da
gen in België weinig te spreken te zijn. Op grond
van het feit, dat deze buitenlanders in België werk
en gastvrijheid hebben gevonden zouden zij zich
geheel afzijdig moeten houden van iedere activi
teit in het kader van de gerezen moeilijkheden,
zo schrijft een Belgisch blad. Wij vragen ons ech
ter af, op welke grond men meent de Italianen, die
België hebben geholpen in een voor het land zeer
moeilijke periode, het recht te kunnen ontzeg
gen voor hun belangen op te komen. Zij hebben in
derdaad in België werk en gastvrijheid gevonden,
maar betekent dit. dat hun hulp op die grond moet
worden ver'geten? Tegenover hetgeen hun van Bel
gische zijde werd geboden, hebben zij hun werk
kracht gegeven en op die grond hebben zij even
veel recht als de Belgische mijnwerkers om hun
stem te laten horen. Enige discriminatie lijkt ons
hier niet gepast. En indien zal moeten worden over
gegaan tot sluiting der betrokken mijnen, dan zal
de Belgische regering de plicht hebben voor eigen
landgenoten en Italianen evenzeer zorg te dragen.
Ook hier moet blijken, wat de „Europese gezind
heid" waard is. Het is gemakkelijk om de Italiaan
theoretisch te begroeten als mede-Europeaan. Hij
is meestal of ver weg of men is als toerist bij hem
op bezoek. Maar het wordt moeilijker hem „als u
zelf" te beschouwen, als hij de eigen spoeling dun
dreigt te maken Toch willen wij „Europa maken",
ook om gezamenlijk tegenslagen te overwinnen.
Het was verheugend gisteren te mogen verne
men, dat met succesvolle beëindiging van de ron
de-tafelconferentie over de kwestie-C.vprus opnieuw
een probleem van internationale politiek tot een
oplossing is gekomen. Het waren gisteren in de
Griekse wijk van Nicosia slechts schoolkinderen,
die nog meenden hun afkeuring over het bereikte
resultaat in de vorm van een min of meer luid
ruchtige optocht tot uiting te moeten brengen. In
de Turkse wijk was het niet zo rustig. Demonstran
ten betoogden hier met kreten „Verdeling of
dood" en „Menderes, men heeft u voor dollars
verkocht".
Dit alles duidt er wel op, dat de Britten er reke
ning mee moeten houden, dat de Cyprioten niet
zonder meer binnen korte tijd gewend zullen zijn
aan de nieuwe situatie, die de overeenkomst te
Londen voor hen heeft ingeluid. De opstand heeft
vier iaren geduurd en men mag niet verwachten,
dat alle grieven uit het recente verleden voetstoots
kunnen worden vergeten.
Daarnaast zal men er rekening mee moeten hou
den. dat er nog een groot aantal praktische maat
regelen zal moeten worden getroffen, voordat op
Cvpms kan worden gesproken van een „rustige
staat",
In het kader van dit laatste zal het in de openbaar
heid treden van kolonel Grivas, de leider der
Grieks-Cyprische verzetsorganisatie EOKA, een
man, die zich vier jaar lang aan arrestatie heeft
weten te onttrekken en die door de Griekse meer
derheid op de handen wordt gedragen, wel de
meeste opschudding verwekken.
HERMAN WITTE
honderd
duizenden
huizen
•m:
JA, HOE WORDT MEN NU EIGENLIJK MINISTER?
In vele, misschien wel de meesle gevallen gaat het zo. dat
men eerst in de politiek terecht komt. In de Eerste of in de
Tweede Kamer, omdat men deskundig is op sociaal of econo
misch of financieel terrein en soms heeft men dan maar een
heel klein kabinetscrisisje nodig om een mjnisterie binnen te
kunnen stappen.
Met minister Witte is het niet zo gegaan.
Elij was, toen hij minister van Volkshuisvesting werd. bur
gemeester van Bergen op Zoom. Hij had een stedebonwkun-
dige praktijk, was technicus civiel ingenieur en hij had
in zijn zesjarig burgemeesterschap kennis gemaakt met de
woningnood. De vereniging van Nederlandsche Gemeenten had
hem in verschillende commissies, die betrekking hadden op de
wederopbouw, benoemd. Bovendien was hij, voordat hij bur
gemeester in Bergen op Zoom werd, in dezelfde gemeente
directeur geweest van gemeentewerken. En hij werd zo deskundig
in wederopbouwaangelegenheden, dat hij kort voor zijn benoe
ming tot minister op een congres" van de Vereniging van Ne
derlandse Gemeenten in Nijmegen het vraagstuk van de weder
opbouw moest uiteenzetten.
Zo werd hij minister in 1952.
Of hij het blijven zal is een andere zaak. Dat zal de uil
komst van de verkiezingen en kabinetsformatie leren, maar
vriend en vijand is het erover eens. dat hij het zes jaar lang
goed heeft gedaan. Het resultaat van zijn ministerschap is
450.000 nieuwe woningen geweest met een recordjaar voor 1958
van 89.000 nieuwe woningen.
Maar zo eenvoudig ging dat nu
ook weer niet. Toen hjj in Delft
kwam hart HU nog nooit iets alcoho
lisch gedronken Zelfs geen bier.
Hij dronk het eerste laar van zijn
sutrtenfschap dus alleen maar limn
nade. Deswege werd hij dan ook
danig gepest, erkent hii nu.
In het tweede laar waren ze wéér
eens in een kroeg en student Witte
had wéér aanvechting om Ranja te
bestellen. Maar opeens realiseerde
hij zich: als ik dat nu wéér doe.
word ik eruit getrapt en hij bestel
de een glas bier.
Dat was het eerste. Wees gerust:
hij drinkt nu een gezellige borrel en
gentel van een goede sigaar.
Als .ie hem nü vraagt wat hij in
zi.in studententijd zo allemaal heeft
meegemaakt dan zegt hij: O. alleen
maar plezierige dingen Hij zegt. dat
hij niet vertellen kan. Hii kan ook
geen mop vertellen, zegt hij Als ik
dat thuis eens probeer, zegt men aan
het eind: ..O. nu moeten we zeker
lachen".
ALS WE NU PRATEN over vriend
en vijand neen, vijanden heeft
deze man. geloven wij. zo goed als
niet. Dat is welhaast onmogelijk. Wij
hebben hem al die jaren in de Kamer
en eldens van nabij meegemaakt. Hij
is in de eerste plaats ingenieur en
de echte „politieke politiek" ligt hem
niet.
F-n toch heeft hij het in de beide
Kamers bij wetsontwerpen of begro
tingen. die hij te verdedigen had, al
dip jaren voortreffelijk gedaan.
Hij verdedigde zijn begrotingen en
wetsontwerpen gemakkelijk, zonder
pose en eerlijk.
Zo Is Herman Witte nu eenmaal.
Prettig. Hij poseert niet. Ook als
minister niet. Dat zou hij, geloven
wfj. ook moeilijk kunnen. Dat heeft
bij in de Kamer ook nooit gedaan.
Hjj is zelfs eerder ergens een tik
keltje verlegen.
Toch spreekt hij in de Kamer ge
makkelijk. Zelf verklaart hij: zo
lang het maar over de technische
materie van de woningbouw gaat,
ben Ik op bekend terrein en dan
heb ik niet de minste vrees voor
een redevoering in de Kamer.
Maar zo gauw de politiek erbij
komt. voel ik mij niet meer zo ze
ker. Dat heb ik eigenlijk liever niet.
Ik ben dus geen politicus, maar een
technicus. Maar het resultaat in die
xes jaar was dan toch maar 450.000
huizen. Nog zo gek niet.
ALS MEN HET LEVEN van Her
man Witte nagaat, is dat het leven
zoals dat omhoog bloeit uit een
goed katholiek gezin. Dat wag een
Fries gezm in Harlimgen. De katho
lieke gezinnen. die daar in het be
gin van deze eeuw waren minis
ter Witte werd geboren in 1909 en
als u het precies wil weten op 18
augustus vormden een kleine min
derheid in de gemeenschap. Zij wa
ren om zich te kunnen handhaven
als katholieken, besloten van karak
ter, maar ook met een grote inten
siteit.
Dat karakter van bet katholicisme
In Friesland uitgesprokener dan el
ders. zal later, als hij student is in
Delft, nog hevige discussies veroor
zaken in katholieke kringen Het
„integraal katholicisme" was toen
het probleem van de dag. Herman
Witte had het probleem in zijn jeugd
in de praktijk gezien.
De katholieke lagere school vindt
hij een plezierige tijd. Ik vond het
een mooie school zegt hij. al moes
ten we dan ook wel naar het .turf
hok" om brandstof voor de kachel
te halen
En hij bepeinst achteraf, dat het
misschien toch wel niet zo'n mooie
school is geweest, want niet veel la
ter heeft men een nieuwe school
gebouwd.
Daarna de Rijks H B S die hij te
zamen afliep mei het tegenwoordige
Tweede-Kamerlid Posthumus. Dus
nu maar wachten of die ook nog eens
minister wordt.
Zijn voorouders waren, naar hij
vertelt, zo omstreeks 1750 uit West-
falen gekomen, zoals er later nog
velen zouden volgen: de Brennink-
meyere, de Cloppenburgen en de
Dreesmannen, maar de voorouders
van de heer Witte hadden het niet
zover gebracht. Zij waren in Harlin-
gen neergestreken, maar zij waren
hun vak de textiel trouw geble
ven En zo dreef de vader van de
minister nog steeds een textielzaak
in Harlingen tezamen met zijn broer.
Zij konden er behoorlijk van leven,
zolang het ging- maar rijkdom was
het niet. Vader Witte had zeven kin
deren allemaal jongens, van wie mi
nister Witte de oudste was. De broer
van zijn vader had er twaalf en die
had hef beter verdeeld- daar waren
zes iongens en ze6 meisjes-
Dat hele spul moest van „de lap
jes" eten. Herman, de oudste zou
toen na de HBS bovendien naar Delft
gaan. Dat is natuurlijk gebeurd, om
dat hij een goed verstand had en na
familieberaad zal daartoe wel zijn
besloten. Maar zo iets hoort men van
minister Witte niet. Daarvoor is hij
nu net weer iets te bescheiden.
Dus naar Delft. Een hele overgang.
Vader ging mee om kamers te zoe
ken. Die wilde er persoonlijk op toe
zien in wat voor milieu zoonlief te
recht kwam
Het was een belevenis, dat de oud
ste zoon, amper achttien jaar, het
studentenleven in zou gaan en alleen
op kamer zou moeten wonen.
De eerste gang in Delft was naar de
moderator van de katholieke stu
denten. de bekende Franciscaan dr.
Vrijmoed. Herman Witte kwam te
recht bil Pietje en Befje- twee ge
pensioneerde pastoorsdienstboden-
Daar vond Vader het wel veilig.
Het -pleit voor Herman Witte, dat
hij het er niet lang uithield en hij al
gauw een andere kamer had Hii
werd lid van Sanctus Virgilius waar
van hij in het tweede jaar al secre
taris was.
Maar hij vertelt dan toch wel, dat
hij in het 5e jaar van zijn studen
tenleven onderbeheerder werd van
de soos van Virgiel en daarna be
heerder. Toen woonde hij ook boven
de sociëteit en was hij 's nachts na
één uur kroegbaas- Daar heeft hii
ziin grote bedrevenheid gekregen in
hel aanslaan van een nieuw vat bier-
in het tappen van een glas bier, in
het maken van slaatjes en het bak
ken van eieren.
Ik kan het nu niet meer zo goed,
heeft hit mij gezegd, en al kan hij
dan geen gezellige episodes onthou
den of moppen, de belangrijke
schuldposten van andere studenten
kon hij precies onthouden.
Hij vond het een leuke tiid, ai had
hij dan af en toe wel wroeging, dat
er geen tijd overbleef voor studie.
Vóór het kandidaatsexamen moest
men een aantal tekeningen klaar
hebben- Die had Herman Witte door
zijn taak in de soo6 niet klaar. Maar
dan kwamen er vrienden bij hem
boven om een handje te helpen.
Die studententijd, vindt hij, is veel
meer vormend voor mij geweest dan
de studie zelf. behalve dan de laat
ste twee jaar.
Het was een sociaal bewogen tijd-
het integraai-katholicisme was een
onderwerp van heftige discussie en
dan denkt hij aan discussies over:
„Geestelijke eenzaamheid". „Demo
cratie en Gezag". „Gezag en Vrij-
he-'d" en over Verdinaso.
Hii noemt namen als die van pater
Doodkorte OP: Van Santen OP:
Froser. Teilegen- de Goev en Bus-
kens. die nu directeur-generaal is
op zijn eigen departement.
Herman Witte studeerde in ieder
geval af In 1335 Maar dat was mid
den in de crisis en er was geen
werk voor rtp/e civiel-ingenieur- Hij
zat thuis en hii las. I.ezen is zijn
hobby.
Maar daarvoor moest hii naar Fra-
neker, waar een goede bibliotheek
was. om hoekèn te halen.
Verder had hii niets te doen. Toen
het dienstmeisje dan ook een stuk
touw nodig had. zei zij tegen de moe
der van Herman Witte de ingenieur:
„Kunt u niet even tegen meneer
Herman zeggen een touwtje te ha
len, hij heeft toch niets te doen"-
Toen kreeg hij de kans om voor
een salaris van 0.0- dat wil zeg
gen: niks met te helpen aan een
wegverbetering van Franeker naar
Bolsward. Hij mocht helpen meten,
dat wil zeggen, dat hij met een MTS-
er mee mocht lopen en het meetlint
achter zich aan mocht slepen.
Daarna mocht hij wat boerderijen
in kaart brengen en daar heeft hij
het polsstokspringen geleerd-
Het begin was er toen. Hij kwam
bij een wegenbouwmaatschappii.
Daarna bij de streekplandienst in
Limburg en hij zegt nu nog. dat
Maastricht de mooiste stad van Ne
derland is.
Minister Witte Is ook officier ge
weest. Dat ging vroeger gemakkelij
ker dan nu Hij wa, vrijgeloot. Dat
kon toen nog Maar ie moest toch
wat voor je vaderland doen en dus
bracht hij zijn vakanties van vier
maanden door in Breda op de school
voor reserve-officieren.
Intussen werd hij directeur van
Gemeentewerken in Bergen op Zoom
op de leeftijd van 30 jaar. Hij stond
niet nummer 1 op de voordracht.
Ik had ie niet willen hebben, zei de
toenmalige burgemeester, maar we
zullen maar oroberen er het beste
van te maken
Bij het, uitbreken van de mobili
satie kwam hij eerst in de Grebbe-
linie- Hij was juist in 1939 getrouwd
met Angeline Wüst ook uit een
Friese familie en samen werden
ze geïnterneerd in een boerenwoning
van een streng protestants gezin,
waar radio verboden was op zondag.
Als ingenieur kwam hij echter te
recht bij de staf van de elfde divisie
in Amerongen met speciale opdrach
ten.
Daarna kwam de bezettingstijd.
En dat tekent nu weer minister Wit
te. Waf ik ook probeer hij laat niets
los.
Ja. zegt hij. Ik had zo de normale
contacten als alle goede Nederlan
ders-
Maar hij werd toch maar in het
college van vertrouwenslieden voor
Bergen op Zoom gekozen en daarna
door hef Militair Gezag tof burge
meester. Hjj is er wel een beetje
trots od en flat mag ook wel dat
hij ongeveer de enige burgemeester
is benoemd door het M G., die in zijn
functie is gehandhaafd Want na het
het M.G- moesten de oude burge
meesters in hun reehten worden her
steld- maar die van Bergen op Zoom
was 63 geworden en afgetreden.
Toen heeft men hem dringend ge
vraagd te solliciteren. Dat heeft hij
gedaan en hij werd burgemeester.
Hij werd na z-es jaar zelfs minister.
Zij verhuisden pas na geruime
tijd, want de minister van Volks
huisvesting kon geruime tijd geen
huis krijgen van Bergen op Zoom
naar Den Haag: Van der Burch-
laan 34.
Zo heeft hij van uit de Van der
Burchlaan zjjn 150.000 woningen ge
bouwd. Nou ja, natuurlijk niet zelf.
Minister Witte zal de eerste zijn om
u dit toe te geven.
Hij gelooft niet. dat de woning
nood zo gauw zal z|jn opgelost. Voor
al in de grote steden moet er nog
veel gebouwd worden, voordat er
evenveel woningen zijn als woning-
behoevende gezinnen. Zelfs al zou
theoretisch leder gezin een woning
hebben, dan nog zijn wij er niet. Er
zullen altijd wat woningen te veel
moeten zijn om gemakkelijk verhui
zing mogelijk te maken en iedere
woningzoekende direct een passend
onderdak te kunnen verschaffen. Bo
vendien blijft er nog steeds het pro
bleem van de krotopruiming.
Over de stunt van de P.v.d.A. om
10.000 extra Woningwetwoningen te
bouwen zei minister Witte, dat hfl
deze beslist niet geslaagd kon noe
men. Al spoedig bleek n.l. dat men
het totaal aantal woningen niet wil
de verhogen boven de 80.000, maar
dat men de 10.000 extra Woningwet
woningen wilde bouwen in plaats van
10.000 particuliere woningen. Nn zag
het er in het voorjaar van 1358 voor
de particuliere bouw niet zo gunstig
uit. De minister maakte er dan ook
geen bezwaar tegen om als er geld
genoeg in de schatkist zat zoveel
Woningwetwoningen meer te bouwen
als er particuliere woningen tekort
kwamen. Maar hij maakte er wel
bezwaar tegen om reeds van tevc.cn
het aantal particuliere woningen met
10.000 te verminderen. In de loop van
1958 bleek inderdaad, dat de parti
culiere bouw zich goed herstelde, zo
dat een extra contingent Woningwet
woningen niet noodzakelijk was om
het gestelde doei te bereiken.
Dan is er nog iets anders, dat in
de afgelopen jaren is bereikt. De ge
middelde grootte van de huizen is
n.l. aanzienlijk opgevoerd. Ook die
van Woningwetwoningen. Zelf heeft
ir. Witte een gezin met zes kinderen.
Iiy weet dus uit ervaring, dat men
niet alleen huizen met kamers voor
twee of drie kinderen nodig heeft.
Alle verbetering van de volkshuis
vesting kost geld. Vandaar, dat de
woningbouw en de verbetering van
het woningpeil moeten passen bin
nen het totaal van de nationale mid
delen.
Een bijzonder moeilijke factor
daarbij is. dat de waarde van een
woning niet volgens de normale
maatstaven tegen de waarde van
andere goederen kan worden afge
meten. Door de oorlog en het daarna
gevoerde huur- cn prijsbeleid geeft
de huur niet meer de waarde van de
woning aan joals die op een vrije
markt wel wordt verkregen. Een vrije
markt zou trouwens toch niet moge
lijk zijn zo lang de woningnood be
staat. In tijden van schaarste is er
nu eenmaal in een geordende maat
schappij distributie en prjjsbeheer-
sing nodig om de klanten niet de
dupe te laten worden van hun
zwakke positie. Vrije huren en vrije
vestiging kunnen eerst toegestaan
worden als het woningtekort is in
gelopen. Daar dit niet in alle delen
van het land op dezelfde tijd zal
worden verwerkelijkt is het. volgens
minister Witte, verstandig om huur-
en vestigingsvrijheid etappegewjjs
door te voeren. In de ene streek eer
der, in de andere wat later.
De nieuwe woningwetwoningen zijn
niet per se bestemd voor mensen in
de laagste inkomensgroepen. Dat wa
ren zij vóór de oorlog ook niet. Zij
zijn daar ook in vele gevallen te
duur voor. Er moet daarom door
stroming komen van oude naar nieu
we woningen door mensen, die de
nieuwe huren kunnen betalen. Ge
beurt dat niet, dan zal men voor de
laagste inkomens moeten bouwen en
men zal dat goedkoper moeten doen,
wat dus zou neerkomen op een ver
minderd woongenot.
Over het opheffen van het woning
tekort is minister Witte intussen niet
zo optimistisch als men wel eens
meent. Dat komt niet, omdat er niet
voldoende gebouwd zou zijn om de
gevolgen van de oorlog te overwin
nen. Als het daar alleen om ging,
zou de woningnood nu ai zijn opge
heven. Het is iets anders, het ts de
snelle aanwas van de bevolking, die
de bouw van véél meer woningen
noodzakelijk maakt. Er komt hier in
dit kleine land een opeenhoping van
mensen, vooral in het Westen, die
eenvoudig benauwend is. Minister
Witte heeft er, rustig zes jaren voort
werkend. het beste van gemaakt. Hi.1
heeft zelfs laten zien. dat de houw
van 90.000 woningen per jaar niet tot
de onmogelijkheden behoort.
De bouw van bijna 90 000 woningen
was alleen mogelijk door de bouw
van andere gebouwen wat af te rem
men. Dit bracht nogal wat overheids
bemoeiing met zich mede. maar het
doel rechtvaardigde dit ingrijpe"
naar zijn mening volkomen. Ook de
subsidieregelingen vergen overheids
controle en administratie. Alhoewel
minister Witte in beginsel een voor
stander is van zóveel overheidsingrij
pen als strikt noodzakelijk, maar ook
zo weinig als mogelijk is. heeft hü
in de afgelopen iaren vooral het
accent moeten legcen op het vele dat
nodig was om de woningnood zo
effectief mogelijk te bestrijden.
FRANS SCHNEIDERS.