commentaar Friese ingenieur bouwde voor Nederland Minister-Technicus sloeg voorganger met mijlen n de huiselijke kring M' Vfïrdachtmaking Italiaanse mijnwerkers Cyprus 450.000 huizen - ■ft' h T, - 'mM ZATERDAG 21 FEBRUARI 1959 c Üi> Biertapper Levensgeschiedenis Studententijd Het betrin Minister Beter woningpeil ISSWlllSSSii •«y HiBa De luisteraar, die het radiodebat gehoord heeft tussen de socialistische oud-minister prof. Sam- kalden en de V.V.D.-aanvoerder prof. Oud, herin nert zich de felle verontwaardiging van prof. Sam- kalden over de herhaalde aantijgingen, door zijn opponent de laatste tijd gedaan, als zou de Par tij van de Arbeid een gevaar betekenen voor de democratie. Wij kunnen ons die verontwaardiging levendig voorstellen: zeker bij een man aan wiens democratische gezindheid niet de geringste twij fel bestaat. Prof. Samkalden nam scherp stelling tegen dit soort verwijten en waarschuwde, dat het stemming maken tegen de democratische ge zindheid van anderen op zichzelf reeds een gevaar voor de democratie inhoudt. Inderdaad, men moet zijn politieke tegesnstanders niet verdacht maken in datgene, wat wij allen nu juist als de gemeen schappelijke grondslag van onze samenleving hart grondig steunen en belijden. Er blijft nog genoeg over, waarmee men elkaar in de verkiezingsstrijd om de oren kan slaan. Dat wil overigens nog niet zeggen, dat prof. Oud per se ongelijk heeft als hij, zoals hij in het debat aanvaardbaar poogde te maken in de zucht naar staatsbemoeiing, in de grote bevoegdheden welke de staat zich in de socialistische visie toekent tegenover burgers en groepen, reden ziet om zich af te vragen of op de duur en ongewild een socialistische maatschappij zich wel verdraagt met de democratie. Als men het zo stelt, dat men om wille van het behoud van de fundamentele regels van onze samenleving anderen maar ook zich zelf de spiegel moet voorhouden op dit punt, dan kunnen wij daar mee instemmen. Mits het gebeurt op een wijze, die aangepast is aan de ernst van het vraagstuk en terdege rekening houdt met de onmiskenbare goede bedoelingen van de tegenpartij. En wij vallen prof. Samkalden bij, dat een lichtvaardige stemmingmakerij, waartoe de rol van opnositiepartij en de verkiezingsstrijd al gauw aanleiding bieden het democratisch besef gevaarlijk kan ondermijnen. Maar als men nu prof. Samkalden hoort, verbaast men zich toch wel over het feit. dat zi jn eigen par tijgenoten en niet de minsten zich met hard nekkigheid aan dezelfde zo niet ergere praktijken schuldig maken. De vorige week signaleerden wij het opstel van de heer De Kadt in het wetenschap pelijk maandblad „Socialisme en Democratie", dat voor de K.V.P. ronduit beledigend was. En dezer dagen werd ons een brochure toegezonden, waarin de socialistische fractie-leider mr. Burger de keuze „Voor of tegen een rechts kabinet" tracht te belichten. Wij lezen daarin „Romme, de aar zelaar, kent maar een norm: de politieke eenheid van de katholieken. Daaraan worden alle andere bei'ng^n, ook die van het Nederlandse staats recht. ja die der democratie ondergeschikt ge maakt". Een grover verdachtmaking van de de mocratische gezindheid van een katholieke poli ticus lijkt ons niet denkbaar. Een dergelijke opmer king staat helaas niet alleen, al komt zij misschien niet altijd met dezelfde botheid, als waarover de heer Burger nu eenmaal beschikt, over het voet licht. Zij is zelfs niet het monopolie van de so cialisten. al schijnt het daar meer dan elders gewoonte om er bij de kiezers munt uit te willen slaan. Bij deze persoonlijke verdachtmakingen vergeleken is de zakelijke kritiek van prof. Oud op de socialistische maatschappij-leer van relatief onschuldige aard. Wij begrijpen prof. Samkaldens verontwaardiging wel. maar wij hadden verwacht, dat hij ook enig oog getoond zou hebben voor het terrein dat voor „interne zending" braak ligt. juist op dit punt, binnen zijn eigen partij. Het ogen blik om hoog van de toren te blazen is voor de P.v.d.A. zeker niet aangebroken. Onder de vele problemen, die als gevolg van de situatie rond de Belgische mijnen zijn veroorzaakt, Is er een, dat wel zeer bijzondere aspecten heeft en dat is het lot van de indertijd bij tienduizenden naar België gekomen Italiaanse mijnwerkers ingeval zal worden overgegaan tot het sluiten van de onren dabele mijnen. Deze zuiderlingen lieten destijds hun zonnige vaderland in de steek om België, dat een grote schaarste had aan mijnwerkers uit de moeilijkheden te helpen, waarbij evenwel ook niet uit het oog mag worden verloren, dat deze Italia nen in de Belgische mijnen lonen ontvingen, die het voor hen ook aantrekkelijk maakten huis en hof te verlaten. Het is echter wel duidelijk, dat deze mijnwerkers, nu zich in de Belgische mijnen moeilijkheden voordoen, evenmin als hun Belgische collega's, het slachtoffer mogen worden. Velen van hen hebben gezinnen met negen tot tien kinderen, zoals bijvoorbeeld het geval is met de van Sici lië afkomstige arbeiders, die in Peronnes wonen. In Peronnes maken zij zelfs de meerderheid uit van de bevolking. Intussen schijnt men over het optreden der Ita lianen bij de ongeregeldheden van de laatste da gen in België weinig te spreken te zijn. Op grond van het feit, dat deze buitenlanders in België werk en gastvrijheid hebben gevonden zouden zij zich geheel afzijdig moeten houden van iedere activi teit in het kader van de gerezen moeilijkheden, zo schrijft een Belgisch blad. Wij vragen ons ech ter af, op welke grond men meent de Italianen, die België hebben geholpen in een voor het land zeer moeilijke periode, het recht te kunnen ontzeg gen voor hun belangen op te komen. Zij hebben in derdaad in België werk en gastvrijheid gevonden, maar betekent dit. dat hun hulp op die grond moet worden ver'geten? Tegenover hetgeen hun van Bel gische zijde werd geboden, hebben zij hun werk kracht gegeven en op die grond hebben zij even veel recht als de Belgische mijnwerkers om hun stem te laten horen. Enige discriminatie lijkt ons hier niet gepast. En indien zal moeten worden over gegaan tot sluiting der betrokken mijnen, dan zal de Belgische regering de plicht hebben voor eigen landgenoten en Italianen evenzeer zorg te dragen. Ook hier moet blijken, wat de „Europese gezind heid" waard is. Het is gemakkelijk om de Italiaan theoretisch te begroeten als mede-Europeaan. Hij is meestal of ver weg of men is als toerist bij hem op bezoek. Maar het wordt moeilijker hem „als u zelf" te beschouwen, als hij de eigen spoeling dun dreigt te maken Toch willen wij „Europa maken", ook om gezamenlijk tegenslagen te overwinnen. Het was verheugend gisteren te mogen verne men, dat met succesvolle beëindiging van de ron de-tafelconferentie over de kwestie-C.vprus opnieuw een probleem van internationale politiek tot een oplossing is gekomen. Het waren gisteren in de Griekse wijk van Nicosia slechts schoolkinderen, die nog meenden hun afkeuring over het bereikte resultaat in de vorm van een min of meer luid ruchtige optocht tot uiting te moeten brengen. In de Turkse wijk was het niet zo rustig. Demonstran ten betoogden hier met kreten „Verdeling of dood" en „Menderes, men heeft u voor dollars verkocht". Dit alles duidt er wel op, dat de Britten er reke ning mee moeten houden, dat de Cyprioten niet zonder meer binnen korte tijd gewend zullen zijn aan de nieuwe situatie, die de overeenkomst te Londen voor hen heeft ingeluid. De opstand heeft vier iaren geduurd en men mag niet verwachten, dat alle grieven uit het recente verleden voetstoots kunnen worden vergeten. Daarnaast zal men er rekening mee moeten hou den. dat er nog een groot aantal praktische maat regelen zal moeten worden getroffen, voordat op Cvpms kan worden gesproken van een „rustige staat", In het kader van dit laatste zal het in de openbaar heid treden van kolonel Grivas, de leider der Grieks-Cyprische verzetsorganisatie EOKA, een man, die zich vier jaar lang aan arrestatie heeft weten te onttrekken en die door de Griekse meer derheid op de handen wordt gedragen, wel de meeste opschudding verwekken. HERMAN WITTE honderd duizenden huizen •m: JA, HOE WORDT MEN NU EIGENLIJK MINISTER? In vele, misschien wel de meesle gevallen gaat het zo. dat men eerst in de politiek terecht komt. In de Eerste of in de Tweede Kamer, omdat men deskundig is op sociaal of econo misch of financieel terrein en soms heeft men dan maar een heel klein kabinetscrisisje nodig om een mjnisterie binnen te kunnen stappen. Met minister Witte is het niet zo gegaan. Elij was, toen hij minister van Volkshuisvesting werd. bur gemeester van Bergen op Zoom. Hij had een stedebonwkun- dige praktijk, was technicus civiel ingenieur en hij had in zijn zesjarig burgemeesterschap kennis gemaakt met de woningnood. De vereniging van Nederlandsche Gemeenten had hem in verschillende commissies, die betrekking hadden op de wederopbouw, benoemd. Bovendien was hij, voordat hij bur gemeester in Bergen op Zoom werd, in dezelfde gemeente directeur geweest van gemeentewerken. En hij werd zo deskundig in wederopbouwaangelegenheden, dat hij kort voor zijn benoe ming tot minister op een congres" van de Vereniging van Ne derlandse Gemeenten in Nijmegen het vraagstuk van de weder opbouw moest uiteenzetten. Zo werd hij minister in 1952. Of hij het blijven zal is een andere zaak. Dat zal de uil komst van de verkiezingen en kabinetsformatie leren, maar vriend en vijand is het erover eens. dat hij het zes jaar lang goed heeft gedaan. Het resultaat van zijn ministerschap is 450.000 nieuwe woningen geweest met een recordjaar voor 1958 van 89.000 nieuwe woningen. Maar zo eenvoudig ging dat nu ook weer niet. Toen hjj in Delft kwam hart HU nog nooit iets alcoho lisch gedronken Zelfs geen bier. Hij dronk het eerste laar van zijn sutrtenfschap dus alleen maar limn nade. Deswege werd hij dan ook danig gepest, erkent hii nu. In het tweede laar waren ze wéér eens in een kroeg en student Witte had wéér aanvechting om Ranja te bestellen. Maar opeens realiseerde hij zich: als ik dat nu wéér doe. word ik eruit getrapt en hij bestel de een glas bier. Dat was het eerste. Wees gerust: hij drinkt nu een gezellige borrel en gentel van een goede sigaar. Als .ie hem nü vraagt wat hij in zi.in studententijd zo allemaal heeft meegemaakt dan zegt hij: O. alleen maar plezierige dingen Hij zegt. dat hij niet vertellen kan. Hii kan ook geen mop vertellen, zegt hij Als ik dat thuis eens probeer, zegt men aan het eind: ..O. nu moeten we zeker lachen". ALS WE NU PRATEN over vriend en vijand neen, vijanden heeft deze man. geloven wij. zo goed als niet. Dat is welhaast onmogelijk. Wij hebben hem al die jaren in de Kamer en eldens van nabij meegemaakt. Hij is in de eerste plaats ingenieur en de echte „politieke politiek" ligt hem niet. F-n toch heeft hij het in de beide Kamers bij wetsontwerpen of begro tingen. die hij te verdedigen had, al dip jaren voortreffelijk gedaan. Hij verdedigde zijn begrotingen en wetsontwerpen gemakkelijk, zonder pose en eerlijk. Zo Is Herman Witte nu eenmaal. Prettig. Hij poseert niet. Ook als minister niet. Dat zou hij, geloven wfj. ook moeilijk kunnen. Dat heeft bij in de Kamer ook nooit gedaan. Hjj is zelfs eerder ergens een tik keltje verlegen. Toch spreekt hij in de Kamer ge makkelijk. Zelf verklaart hij: zo lang het maar over de technische materie van de woningbouw gaat, ben Ik op bekend terrein en dan heb ik niet de minste vrees voor een redevoering in de Kamer. Maar zo gauw de politiek erbij komt. voel ik mij niet meer zo ze ker. Dat heb ik eigenlijk liever niet. Ik ben dus geen politicus, maar een technicus. Maar het resultaat in die xes jaar was dan toch maar 450.000 huizen. Nog zo gek niet. ALS MEN HET LEVEN van Her man Witte nagaat, is dat het leven zoals dat omhoog bloeit uit een goed katholiek gezin. Dat wag een Fries gezm in Harlimgen. De katho lieke gezinnen. die daar in het be gin van deze eeuw waren minis ter Witte werd geboren in 1909 en als u het precies wil weten op 18 augustus vormden een kleine min derheid in de gemeenschap. Zij wa ren om zich te kunnen handhaven als katholieken, besloten van karak ter, maar ook met een grote inten siteit. Dat karakter van bet katholicisme In Friesland uitgesprokener dan el ders. zal later, als hij student is in Delft, nog hevige discussies veroor zaken in katholieke kringen Het „integraal katholicisme" was toen het probleem van de dag. Herman Witte had het probleem in zijn jeugd in de praktijk gezien. De katholieke lagere school vindt hij een plezierige tijd. Ik vond het een mooie school zegt hij. al moes ten we dan ook wel naar het .turf hok" om brandstof voor de kachel te halen En hij bepeinst achteraf, dat het misschien toch wel niet zo'n mooie school is geweest, want niet veel la ter heeft men een nieuwe school gebouwd. Daarna de Rijks H B S die hij te zamen afliep mei het tegenwoordige Tweede-Kamerlid Posthumus. Dus nu maar wachten of die ook nog eens minister wordt. Zijn voorouders waren, naar hij vertelt, zo omstreeks 1750 uit West- falen gekomen, zoals er later nog velen zouden volgen: de Brennink- meyere, de Cloppenburgen en de Dreesmannen, maar de voorouders van de heer Witte hadden het niet zover gebracht. Zij waren in Harlin- gen neergestreken, maar zij waren hun vak de textiel trouw geble ven En zo dreef de vader van de minister nog steeds een textielzaak in Harlingen tezamen met zijn broer. Zij konden er behoorlijk van leven, zolang het ging- maar rijkdom was het niet. Vader Witte had zeven kin deren allemaal jongens, van wie mi nister Witte de oudste was. De broer van zijn vader had er twaalf en die had hef beter verdeeld- daar waren zes iongens en ze6 meisjes- Dat hele spul moest van „de lap jes" eten. Herman, de oudste zou toen na de HBS bovendien naar Delft gaan. Dat is natuurlijk gebeurd, om dat hij een goed verstand had en na familieberaad zal daartoe wel zijn besloten. Maar zo iets hoort men van minister Witte niet. Daarvoor is hij nu net weer iets te bescheiden. Dus naar Delft. Een hele overgang. Vader ging mee om kamers te zoe ken. Die wilde er persoonlijk op toe zien in wat voor milieu zoonlief te recht kwam Het was een belevenis, dat de oud ste zoon, amper achttien jaar, het studentenleven in zou gaan en alleen op kamer zou moeten wonen. De eerste gang in Delft was naar de moderator van de katholieke stu denten. de bekende Franciscaan dr. Vrijmoed. Herman Witte kwam te recht bil Pietje en Befje- twee ge pensioneerde pastoorsdienstboden- Daar vond Vader het wel veilig. Het -pleit voor Herman Witte, dat hij het er niet lang uithield en hij al gauw een andere kamer had Hii werd lid van Sanctus Virgilius waar van hij in het tweede jaar al secre taris was. Maar hij vertelt dan toch wel, dat hij in het 5e jaar van zijn studen tenleven onderbeheerder werd van de soos van Virgiel en daarna be heerder. Toen woonde hij ook boven de sociëteit en was hij 's nachts na één uur kroegbaas- Daar heeft hii ziin grote bedrevenheid gekregen in hel aanslaan van een nieuw vat bier- in het tappen van een glas bier, in het maken van slaatjes en het bak ken van eieren. Ik kan het nu niet meer zo goed, heeft hit mij gezegd, en al kan hij dan geen gezellige episodes onthou den of moppen, de belangrijke schuldposten van andere studenten kon hij precies onthouden. Hij vond het een leuke tiid, ai had hij dan af en toe wel wroeging, dat er geen tijd overbleef voor studie. Vóór het kandidaatsexamen moest men een aantal tekeningen klaar hebben- Die had Herman Witte door zijn taak in de soo6 niet klaar. Maar dan kwamen er vrienden bij hem boven om een handje te helpen. Die studententijd, vindt hij, is veel meer vormend voor mij geweest dan de studie zelf. behalve dan de laat ste twee jaar. Het was een sociaal bewogen tijd- het integraai-katholicisme was een onderwerp van heftige discussie en dan denkt hij aan discussies over: „Geestelijke eenzaamheid". „Demo cratie en Gezag". „Gezag en Vrij- he-'d" en over Verdinaso. Hii noemt namen als die van pater Doodkorte OP: Van Santen OP: Froser. Teilegen- de Goev en Bus- kens. die nu directeur-generaal is op zijn eigen departement. Herman Witte studeerde in ieder geval af In 1335 Maar dat was mid den in de crisis en er was geen werk voor rtp/e civiel-ingenieur- Hij zat thuis en hii las. I.ezen is zijn hobby. Maar daarvoor moest hii naar Fra- neker, waar een goede bibliotheek was. om hoekèn te halen. Verder had hii niets te doen. Toen het dienstmeisje dan ook een stuk touw nodig had. zei zij tegen de moe der van Herman Witte de ingenieur: „Kunt u niet even tegen meneer Herman zeggen een touwtje te ha len, hij heeft toch niets te doen"- Toen kreeg hij de kans om voor een salaris van 0.0- dat wil zeg gen: niks met te helpen aan een wegverbetering van Franeker naar Bolsward. Hij mocht helpen meten, dat wil zeggen, dat hij met een MTS- er mee mocht lopen en het meetlint achter zich aan mocht slepen. Daarna mocht hij wat boerderijen in kaart brengen en daar heeft hij het polsstokspringen geleerd- Het begin was er toen. Hij kwam bij een wegenbouwmaatschappii. Daarna bij de streekplandienst in Limburg en hij zegt nu nog. dat Maastricht de mooiste stad van Ne derland is. Minister Witte Is ook officier ge weest. Dat ging vroeger gemakkelij ker dan nu Hij wa, vrijgeloot. Dat kon toen nog Maar ie moest toch wat voor je vaderland doen en dus bracht hij zijn vakanties van vier maanden door in Breda op de school voor reserve-officieren. Intussen werd hij directeur van Gemeentewerken in Bergen op Zoom op de leeftijd van 30 jaar. Hij stond niet nummer 1 op de voordracht. Ik had ie niet willen hebben, zei de toenmalige burgemeester, maar we zullen maar oroberen er het beste van te maken Bij het, uitbreken van de mobili satie kwam hij eerst in de Grebbe- linie- Hij was juist in 1939 getrouwd met Angeline Wüst ook uit een Friese familie en samen werden ze geïnterneerd in een boerenwoning van een streng protestants gezin, waar radio verboden was op zondag. Als ingenieur kwam hij echter te recht bij de staf van de elfde divisie in Amerongen met speciale opdrach ten. Daarna kwam de bezettingstijd. En dat tekent nu weer minister Wit te. Waf ik ook probeer hij laat niets los. Ja. zegt hij. Ik had zo de normale contacten als alle goede Nederlan ders- Maar hij werd toch maar in het college van vertrouwenslieden voor Bergen op Zoom gekozen en daarna door hef Militair Gezag tof burge meester. Hjj is er wel een beetje trots od en flat mag ook wel dat hij ongeveer de enige burgemeester is benoemd door het M G., die in zijn functie is gehandhaafd Want na het het M.G- moesten de oude burge meesters in hun reehten worden her steld- maar die van Bergen op Zoom was 63 geworden en afgetreden. Toen heeft men hem dringend ge vraagd te solliciteren. Dat heeft hij gedaan en hij werd burgemeester. Hij werd na z-es jaar zelfs minister. Zij verhuisden pas na geruime tijd, want de minister van Volks huisvesting kon geruime tijd geen huis krijgen van Bergen op Zoom naar Den Haag: Van der Burch- laan 34. Zo heeft hij van uit de Van der Burchlaan zjjn 150.000 woningen ge bouwd. Nou ja, natuurlijk niet zelf. Minister Witte zal de eerste zijn om u dit toe te geven. Hij gelooft niet. dat de woning nood zo gauw zal z|jn opgelost. Voor al in de grote steden moet er nog veel gebouwd worden, voordat er evenveel woningen zijn als woning- behoevende gezinnen. Zelfs al zou theoretisch leder gezin een woning hebben, dan nog zijn wij er niet. Er zullen altijd wat woningen te veel moeten zijn om gemakkelijk verhui zing mogelijk te maken en iedere woningzoekende direct een passend onderdak te kunnen verschaffen. Bo vendien blijft er nog steeds het pro bleem van de krotopruiming. Over de stunt van de P.v.d.A. om 10.000 extra Woningwetwoningen te bouwen zei minister Witte, dat hfl deze beslist niet geslaagd kon noe men. Al spoedig bleek n.l. dat men het totaal aantal woningen niet wil de verhogen boven de 80.000, maar dat men de 10.000 extra Woningwet woningen wilde bouwen in plaats van 10.000 particuliere woningen. Nn zag het er in het voorjaar van 1358 voor de particuliere bouw niet zo gunstig uit. De minister maakte er dan ook geen bezwaar tegen om als er geld genoeg in de schatkist zat zoveel Woningwetwoningen meer te bouwen als er particuliere woningen tekort kwamen. Maar hij maakte er wel bezwaar tegen om reeds van tevc.cn het aantal particuliere woningen met 10.000 te verminderen. In de loop van 1958 bleek inderdaad, dat de parti culiere bouw zich goed herstelde, zo dat een extra contingent Woningwet woningen niet noodzakelijk was om het gestelde doei te bereiken. Dan is er nog iets anders, dat in de afgelopen jaren is bereikt. De ge middelde grootte van de huizen is n.l. aanzienlijk opgevoerd. Ook die van Woningwetwoningen. Zelf heeft ir. Witte een gezin met zes kinderen. Iiy weet dus uit ervaring, dat men niet alleen huizen met kamers voor twee of drie kinderen nodig heeft. Alle verbetering van de volkshuis vesting kost geld. Vandaar, dat de woningbouw en de verbetering van het woningpeil moeten passen bin nen het totaal van de nationale mid delen. Een bijzonder moeilijke factor daarbij is. dat de waarde van een woning niet volgens de normale maatstaven tegen de waarde van andere goederen kan worden afge meten. Door de oorlog en het daarna gevoerde huur- cn prijsbeleid geeft de huur niet meer de waarde van de woning aan joals die op een vrije markt wel wordt verkregen. Een vrije markt zou trouwens toch niet moge lijk zijn zo lang de woningnood be staat. In tijden van schaarste is er nu eenmaal in een geordende maat schappij distributie en prjjsbeheer- sing nodig om de klanten niet de dupe te laten worden van hun zwakke positie. Vrije huren en vrije vestiging kunnen eerst toegestaan worden als het woningtekort is in gelopen. Daar dit niet in alle delen van het land op dezelfde tijd zal worden verwerkelijkt is het. volgens minister Witte, verstandig om huur- en vestigingsvrijheid etappegewjjs door te voeren. In de ene streek eer der, in de andere wat later. De nieuwe woningwetwoningen zijn niet per se bestemd voor mensen in de laagste inkomensgroepen. Dat wa ren zij vóór de oorlog ook niet. Zij zijn daar ook in vele gevallen te duur voor. Er moet daarom door stroming komen van oude naar nieu we woningen door mensen, die de nieuwe huren kunnen betalen. Ge beurt dat niet, dan zal men voor de laagste inkomens moeten bouwen en men zal dat goedkoper moeten doen, wat dus zou neerkomen op een ver minderd woongenot. Over het opheffen van het woning tekort is minister Witte intussen niet zo optimistisch als men wel eens meent. Dat komt niet, omdat er niet voldoende gebouwd zou zijn om de gevolgen van de oorlog te overwin nen. Als het daar alleen om ging, zou de woningnood nu ai zijn opge heven. Het is iets anders, het ts de snelle aanwas van de bevolking, die de bouw van véél meer woningen noodzakelijk maakt. Er komt hier in dit kleine land een opeenhoping van mensen, vooral in het Westen, die eenvoudig benauwend is. Minister Witte heeft er, rustig zes jaren voort werkend. het beste van gemaakt. Hi.1 heeft zelfs laten zien. dat de houw van 90.000 woningen per jaar niet tot de onmogelijkheden behoort. De bouw van bijna 90 000 woningen was alleen mogelijk door de bouw van andere gebouwen wat af te rem men. Dit bracht nogal wat overheids bemoeiing met zich mede. maar het doel rechtvaardigde dit ingrijpe" naar zijn mening volkomen. Ook de subsidieregelingen vergen overheids controle en administratie. Alhoewel minister Witte in beginsel een voor stander is van zóveel overheidsingrij pen als strikt noodzakelijk, maar ook zo weinig als mogelijk is. heeft hü in de afgelopen iaren vooral het accent moeten legcen op het vele dat nodig was om de woningnood zo effectief mogelijk te bestrijden. FRANS SCHNEIDERS.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1959 | | pagina 8