C0URV0IS1ER m Gevaar vergt voor omzichtig beleid Rem op uitgaven nodig voor lagere belastingen in de toekomst Matigheid gevraagd „Let op de cijfers'' Verlenging van de tijdelijke belastingverhogingen Regeringsbeleid geeft aanleiding tot kritiek Rede van prof. De Jong bij de opening van hei studiejaar ^3 SLOTBESCHOUWING VAN MILJOENENNOTA Miljoenennota Nadelig saldo staatsbalans in 1958 gedaald Minister Zijlstra tot Kamer Regeling van aanmerkelijk belang bij fusies Kruidenier geen melk geleverd Zaak tegen zuivel bedrijf thans voor de Hoge Raad Caravelle naar Schiphol Douwe Egberts c xJINSDAG 15 SEPTEMBER 1939 PAGINA 9 le Cognac de Napoleon 'fait honneur a qui I'offre, plaisir a qui le boit' Minister: Belastingdruk te hoog HOE DE STAAT EEN GULDEN ONTVANGT AVfiT »l*JïAÜ »7/V/ Landbouwhogeschool Wageningen Lonen en prijzen in vervoerswezen Oriënterende bespreking tussen regering en organisaties Man en meisje onder auto geraakt en gedood In Denekamp en Haren Air France overweegt dienst met straal- vliegtuigen Rustig, onbezorgd in gezelschap van een fijne pijp tabak. in handige plastic tabakszak Mrf -S—==-S=== Advertentie IMP. OUD HjMBIEU De Rijksbegroting 1960 dient zich aan als een anti-cyclische be groting, als een begroting dus, die op de golving van de conjunctuur een matigende invloed wil uitoefenen. Ia het heersende conjunctuurbeeld wil dit zeggen, dat de overheidsfinanciën hioeten gaan bijdragen tot het voor komen van een te snelle expansie van de economische bedrijvigheid. Een dergelijke matiging kan noodzakelijk 2Ün bij de versnelde economische groei, welke volgens de miljoenen nota te verwachten zou zijn. Bij een reeds weer verkrappende arbeids markt trekken de consumptie en de investeringen aan, straks versterkt door de nieuwe bestedingsgolf welke ®ls gevolg van de komende loonsver hogingen kan optreden. Het gevaar, dat de bestedingslust opnieuw de na tionale produktiemogelijkheid gaat overtreffen is dus niet denkbeeldig. Met het oog op dit gevaar wil de Rijksbegroting tegendruk geven. Het anti-cyclische element in de begroting komt, ruw gezegd, hierop heer dat de overheidsfinanciën op zich Reen bijdrage leveren tot een verdere expansie van de nationale bestedin gen, integendeel deze expansie tegen gaan. Dit gebeurt doordat het aan deel van de overheidsuitgaven in de Nationale bestedingen ten opzichte van 1959 geringer wordt, terwijl daar tegenover de overheidsontvangsten niet in dezelfde mate dalen. De over heid neemt dus bij de particulieren bestedingsmogelijkheden weg, doch vervangt deze niet in volle mate door eigen bestedingen, waarmee, zij het dit geval voor een zeer klein per centage, een tegendruk op de beste dingsexpansie wordt uitgeoefend. Deze poging om via de begroting de grillen van de conjunctuur te ■Weerstreven is te loven. Dat het hog iets meer zal blijken te zijn dan een loffelijke poging moet intussen worden afgewacht. Het is irnmers zo, dat het te sorteren tegen- effect zo gering is, dat het kans loopt +e verzinken in de onnauwkeurig heidsmarges die conjunctuurprogno- ses nu eenmaal eigen zijn. Stijgt de conjunctuurgolf hoger dan verwacht ^as, dan zal het tegeneffect van be trekkelijk onbelang kunnen worden. Loopt het met de conjunctuur niet *Ulk een vaart, dan zou kunnen blij ken dat het uitoefenen van tegendruk 'n het geheel niet nodig was. Beide mogelijkheden zitten er ruimschoots Jn. Men hoeft slechts te denken aan het effect van de vrijere loonvorming, een nog onbekende factor, die de be stedingen fel kan aanwakkeren. Daar naast kan de wereldconjunctuur, j^aaraan wij ons als klein land maar hebben aan te passen, zowel verras singen als teleurstellingen brengen. Met deze opmerkingen willen wij Seenszins een afkeurend oordeel uit spreken over de poging tot het be drijven van anti-cyclische conjunc- thurpolitiek. Deze poging is, zoals ge- 2egd, toe te juichen al was het alleen 'haar om het feit dat doelbewuste exercitie met dit systeem op kleine Schaal ons goede lessen voor de toe komst kan bijbrengen. Daarmee is echter niet gezegd, dat men geen Vfaagteken kan plaatsen bij de exact ®andoende zekerheid waarmee de be groting in het bos van onzekerheden het paadje wijst dat per se bewandeld *°U moeten worden. Het middel dat de overheid in feite aanwendt is na melijk de herhaalde verlenging met een jaar van het bekende complex van tijdelijke belastingverhogingen dit de bestedingsbeperkingsoperatie, terwijl daarentegen een positieve be stedingsimpuls wordt verwekt door ?e uiteraard toe te juichen ver jaging van de belasting voor onge- huwden. Wat velen hierin zal hinde- reP is de betrekkelijke afwezigheid ^an een economische motivering van deze combinatie van maatregelen. Wij gouden bepaald graag nader ingelicht Worden over de vraag of het tot stand Orengen van een kwalitatief te prij- ijep. doch kwantitatief vrij onbelang- dk anti-cyclisch effect opweegt te- £en het in stand houden van het zo Pjhstreden complex van tijdelijke jjdastingverhogingen, althans zeker an bepaalde onderdelen uit dit com- pX, Voorlopig zien wij vrijwel al- een het politieke nut van deze han delwijze en het zij onmiddellijk tqe- Regeven, dat dit nut inderdaad van Rrote omvang is. Men bedenke immers dat de ver ding van de ongehuwdenbelasting P het in stand houden van o.a. de Udelijke verhoging van de vennoot- chapsbelasting een kleine wanorde «an In afwijking van de verwachting uitgesproken in de vorige miljoenennota, dat het stijgingstempo van de economische ontwikkeling waarschijnlijk be scheiden zou zijn, geeft het lopende jaar een krachtige expansie te zien. In deze expansie en in het geconstateerde versnellingselement ligt een duidelijke waarschuwing. De vergelijking dringt zich op met de achtereenvolgende conjunctuurfasen na 1951/'52. Deze monden tenslotte uit in de overbesteding van 1956/'57. De huidige omstandigheden vergen een omzichtig beleid opdat onze economie niet door een te snelle toeneming van de bestedingen opnieuw en dan waarschijnlijk eerder dan de vorige maal in een toestand van ernstige onevenwichtigheid zal geraken. Aldus minister Zijlstra in een slot beschouwing op de miljoenennota, waarin hij samenvattend de werking van de begroting op de conjunctuurfase 1959/'60 toelicht. vloeit hieruit voort, dat het belasting beleid niet los kan worden gezien van het loonbeleid. In de huidige conjunc tuurfase zouden loonsverhoging en sub stantiële belastingverlaging tezamen welhaast met zekerheid tot overbeste ding leiden. Het beleid, dat de rege ring met instemming van de Staten-Ge- neraal op het gebied vn de lonen heeft gekozen vraagt daarom de nodige voor zichtigheid t.a.v. het budgettaire beleid in 1960. In de begroting 1960 is welbewust de gezonde gedragsregel toegepast, dat in een opgaande ontwikkeling de conjunc turele belastingontvangsten niet volledig tot uitzetting van de overheidsactiviteit doch zeker voor een deel tot verminde ring van het tekort dienen te strekken. Vergelijkt men de begroting 1960 met de ontwerp-begroting 1959 dan blijkt, dat de belastingmiddelen in totaal stij gen met 550 min. en de overige mid delen 'exclusief 110 min. aan aflossin gen van E.B.U.-debiteuren) met 100 min., tezamen dus met 650 min. Het monetair terzake doende tekort daalt van 1425 min. tot 1025 min. of met 400 min. De meerdere middelen wor den dus slechts voor een deel en wel voor ongeveer 250 ml", voor hogere uitgaven aangewend. De eigenlijke activerende werking blijft intussen beperkt tot ongeveer de helft van laatstgenoemd bedrag, aange zien de daarin begrepen stijging van de aflossingen op de binnenlandse geves tigde schuld en van de woningbouw- voorschotten buiten beschouwing mo gen blijven. Naast deze uitgavenver- meerdering staat de impuls van een aan tal belastingmaatregelen ad ongeveer 175 min. De totale activerende werking kan dus worden gesteld op globaal 300 min., of 3% pet. van het uitgavento- taal van de begroting 1959 ad ca. 8 mld. Voor een juiste beoordeling van dit percentage moet het worden ver geleken met de stijging van het na tionale inkomen. Het thans voor 1959 geraamde nationale inkomen ligt 6 pet boven dat van 1958, terwijl het natio nale inkomen voor 1960 bijna 8 pet. hoger wordt geschat dan dat voor 1959. Het verschil tussen het groeipercen tage van het nationale inkomen ener zijds en het groeipercentage van de monetair terzake doende overheids uitgaven - autono: belastingverla gingen daaronder begrepen ander zijds, vormt de maatstaf voor de an ti-cyclische beïnvloeding van de con junctuur door de overheidsfinancie ring. Uit de verstrekte gegevens blijkt dan ook het anti-cyclische element in de begroting voor 1960. Reeds in 1959 Een vergelijking van de begroting 1960 met de vermoedelijke uitkomsten voor 1959 geeft een zwakkere anti-cy clische werking aan. Hierbij dient te worden opgemerkt, dat de expansie eer der is gekomen dan was voorzien. Te gelijkertijd is ook het begrotingsbeeld gunstiger geworden. Een aantal uitga ven blijft bij de raming ten achter, de middelen mdervinden de invloed van het gunstige getij en het monetair rele vante tekort is verminderd. Daardoor is het anti-cyclische effect van de be groting vervroegd; het komt reeds in 1959 tot uiting, hetgeen volgens de mi nister geen nadeel is. Integendeel, de ze vervroegde aanpassing van de over heidsfinanciën bevordert de geleidelijk heid van de economische opgang. De gunstiger conjuncturele ontwik keling heeft zich nog weinig op de kapi taalmarkt do-n gevoelen. Hierdoor kon het rijk door het opnemen van gelden de budgettaire positie verbeteren, zodat de op de voorinschrijfrekening accumu lerende gelden in 1959 niet voor finan ciering van rijksuitgaven behoeven te worden aangewend. Deze zijn naar het inzicht van de bewindsman echter be slist nodig als element van anti-cycli sche overheidsfinanciering in een jaar van onverwacht snelle opleving van de Belasting- en loonbeleid Aangezien de verlaging van de be lastingtarieven als conjunctuur-impuls grotendeels op één 1 moet worden ge steld met de toeneming van de particu liere bestedingen uit anderen hoofde Op zich zelf gezien betreurt de mi nister het dat voor het komende jaar met een verlaging van het inkomsten belastingtarief voor ongehuwden en met het treffen van een aantal voor zieningen ten aanzien van fusies moet worden volstaan. Hij heeft reeds bij een eerdere gelegenheid doen uitko men, dat naar zijn oordeei de bestaan de 'belastingdruk te hoog is. Steeds minder verantwoord Bij het tegen elkaar afwegen van de verschillende alternatie-z beleidsmoge- lijkheden treedt de noodzaak van ver lichtingen in de fiscale sfee,r steeds meer op de voorgrond; het is steeds minder verantwoord de belastingdruk als voornaamste sluitstuk van de begro ting te hanteren. Ook de uitgavenont wikkeling zal derhalve in de toekomst de ruimte moeten creëren /oor een ver laging van de fiscale lasten. Door de maatregelen welke leiden tot een vermindering van de prjjssubsidies is een stap in de goede richting gedaan. Daarbij is het van betekenis, dat de ver lichting die uit de huurverhoging voor de overheidsbegroting voortvloeit, voor een belangrijk deel pas na 1960 zal blij ken. Een voortgang op deze weg van subsidieverlaging zal een verdere bij drage kunnen leveren tot het verkrijgen van de nodige speelruimte. Een andere kwestie is van welke aard een eventueel mogelijke belastingverla ging zou moeten zijn. In dit stadium wil de minister met deze algemene opmer king volstaan, dat de aandacht meer in het bijzonder ware te richten op de sfeer der directe belastingen. Daar is de druk, mede door de progressie, relatief het sterkst toegenomen en treden bo vendien op verschillende punten ongun stige nevenwerkingen in toenemende mate aan de dag. Hieraan voegt de be windsman tenslotte nog toe, dat alle naar voren gebrachte gezichtspunten uiteraard zullen worden betrokken bij de beantwoording van de vraag, welke voorzieningen na 1960 nodig zullen zijn met betrekking tot de thans voor één jaar verlengde belastingmaatregelen. De minister gaat vervolgens na in hoeverre aan de hand van de prijsin dexcijfers de sterk verbreide vrees voor muntontwaarding al dan niet gerecht vaardig is. Hij stelt daarbij voorop, dat het verschijnsel van een voortdurende prijsstijging niet zo algemeen is als wel eens wordt verondersteld. Verschillende prijsindices liggen thans beneden, gelijk of slechts weinig boven het peil van 1952/1953. Een dui delijke pitzondering vormt het prijsni veau in de consumptieve sfeer. Dit blijkt van 1952 tot juni 1959 met 17_pct. te zijn gestegen of gemiddeld met bijna 2,5 pet. per jaar. Nu moet hierbij allereerst wor den bedacht, dat aan deze stijging voor een deel het elimineren van kunstmati ge elementen in onze prijsstructuur ten grondslag ligt. Met name geldt dit voor fiiMiiiiiiiiiiiiiiHiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiniiiiiiiiMiiiiiiiiii een aanrichten onder de tegenstre- ers van dit kabinet of van gedeelten an zijn beleid. Zo is de verlaging van et vrijgezellentarief overigens ,.er> verlangen van alle politieke par- Alen een spoedig en afdoend ant- °ord op een sluwe socialistische mo- waarmee dus een oppositiegeluid j_zwijgen wordt opgelegd. Verder 9n deze maatregel een soort van aanveger worden voor de weduwen- >n Wezenverzekering en de algemene V1hderbijslagverzekering, die immers i de zijde der vrijgezellen als on- vlIlijkheden worden aangevoeld zo er i°0r hen geen lastenverlichting zou alu?611' Van n°S grotere waarde - uhans in politiek opzicht is on- «etwijfeld de handhaving van de tijdelijke belastingverhogingen. Deze maatregel, gepaard met de' vrijere loonsverhogingen, betekent immers de nekslag voor het fabeltje van de evenwichtige lastenverdeling, dat reeds zoveel misverstand heeft opge roepen. Deze ontwikkeling is niet onkomisch Na al het misbaar waar mee, zelfs na vermeende fiscale tege moetkomingen, de „evenwichtige las tenverdeling" van stal werd gehaald om loonsverhogingen te eisen, moet het een „conservatieve" regering zijn die loonsverhogingen mogelijk maakt met instandhouding van de fiscale las ten voor de ondernemers! Zal men nu van socialistische zijde stellen, dat het evenwicht naar de andere zijde door broken is? Het zou van de loyale op positie te veel zijn. Wij zullen dan ook al tevreden zijn met het uitblij ven van enige reactie, omdat zwijgen hier gelijk staat met de erkenning, dat de misbruikte evenwichtsfilosofie uit de periode na de bestedingsbeperking niet meer was dan een politieke lege huls, waardoor het machtig toeteren was. Uit het bovenstaande mag duide lijk geworden zijn, dat de politieke motieven die achter de miljoenennota tamelijk opzichtig schuilgaan, ons eigenlijk meer overtuigend voorko men dan de economische motiverin gen, die aan de schaarse kant geble ven zijn. Het belang van het politieke motief, ook in zijn doorwerking op het economische vlak erkennend, menen wij dat daarmee toch niet kan worden volstaan, om welke reden wij met spanning, doch zonder vooringe nomenheid, het begrotingsdebat af wachten. Andere ontvong«.tcri| Omzet belasting Overige belasting Vennootschops belasting Invoer rechten Accijnzen [Loonbelostingj Inkomsten belasting ytmeuntm emm i PELT|S99lO> TT et stemt tot voldoening dat ae achter ons liggende recessie *- van korte duur is geweest. Men moet zich verheugen in de her vatting van de opgaande lijn. Noch tans ademen de beschouwingen die de minister van Financiën aan het slot van zijn miljoenennota ontwik kelt, veeleer een geest van voorzich tigheid dan van optimisme. Dit spruit voort uit de overtuiging van de be windsman dat ons volk slechts dan de vruchten van de groei zal kunnen plukken, als het erin slaagt, vooral door het matigen van verlangens op allerlei gebied, de ontwikkeling ge zond te houden. Wij móeten voorko men, zo stelt de minister met nadruk, dat een gezonde en verheugende nroei ontaardt in onevenwichtigheden en alsdan leidt tot een pijnlijk aanpas singsproces. De aanvaarding van de begroting I960, zoals zij wordt aan geboden, alsmede van de daarmede verband houdende wetsontwerpen zal daartoe een wezenlijke bijdrage zijn. Uit de Staatsbalans per 31 decem ber 1958, die in de Rijksbegroting 1959 is opgenomen, blijkt het nadelige ba lanssaldo in 1958 te zijn gedaald met 100 miljoen gulden, n.l. van 6.293 mil joen per ultimo 1957 tot 6.193 miljoen per eind december 1958. De voornaamste wijzigingen in de balans zijn de volgende: schulden op korte termijn zijn gestegen met 1.039 miljoen tot 3.821 miljoen, verplichtin gen inzake oorlogsschade hebben een daling ondergaan van 197 miljoen tot 331 miljoen, de schulden op lange ter mijn zijn toegenomen van 18.049 tot 18.134, verplichtingen uit hoofde van contracten e.d., waartegenover vorde ringen staan daalden met 100 miljoen tot 795 miljoen, onder diverse passiva is de reserve waardeveranderingen ge stegen met 1.250 miljoen en wel van 2.060 miljoen tot 3.405 miljoen, kas-, bank- en girosaldi beliepen in totaal 935 miljoen tegen 494 miljoen in 1957, vorderingen op korte termijn en voor uitbetalingen liepen terug met 745 mil joen tot 3.407 miljoen, terwijl de vorde ringen op korte termijn stegen van I.064 miljoen tot 1.316 miljoen, het be zit aan roerende en onroerende goede ren nam met 1.065 miljoen toe tot II.928 miljoen en staatsbedrijven en deelnemingen in ondernemingen met 275 miljoen tot 5.090 miljoen. De balans vertoont een totaaltelling van 31.948 miljoen tegen 30.680 miljoen over 1957. Advertentie Kom naar het onvergetelijke miniatuurstadje! Den Haag - Soheveningen het te lage huurpeil; in deze jaren is een deel van de weg naar het bereiken van evenwichtshuren afgelegd. Laat men de huurfactor buiten be schouwing dan resteert een stijging van 14 pet. Dit is altijd nog 2 pet. per jaar, hetgeen naar het oordeel van de minister beslist te veel is. Deze ont wikkeling mag evenwel niet los wor den gezien van de gunstige conjunc tuur, culminerend in de overbesteding, die het grootste deel van deze zeven jaar heeft geheerst. Aan de andere 'kant mag ook niet uit het oog wor den verloren, dat het juni-cijfer (ex clusief huren) voor 1959 gelijk is aan dat van twee jaren geleden. Er is dus een duidelijke afvlakking die tot ver heugenis stemt. De conclusie van de minister is, dat handhaving van een redelijke stabiliteit van de interne geldswaarde niet als een structurele onmogelijkheid moet wor den beschouv/d. Nadrukkelijke voor waarde is echter wel, dat economische overspanning wordt vermeden. De ver antwoordelijkheid voor de loonontwikke ling is thans in sterkere mate dan voor heen bij het bedrijfsleven komen te lig gen. Aan de regering blijft evenwel de taak, zoveel in haar vermogen ligt te voorkomen, dat de lonen door conjunc turele oorzaken uit de hand lopen en daarmede de waardevastheid van de munt aantasten. In de Rijksbegroting voor 1960 wijdt minister J. Zijlstra o.a. aandacht aan het vraagstuk van de beperking. Van rijkstaken in het algemeen. De bewindsman is van oordeel, dat niet het grootste resultaat moet worden verwacht van het afkappen van bestaande taken, maar van het kritisch bezien van het peil van de uitgaven voor bestaande taken, en het betrachten van de uiterste terughou dendheid met de aanvaarding van nieuwe taken. In dit verband merkt de minister op, dat bij de parlementaire begrotings behandeling het gesprek over het beleid zich veelal beperkt tot onderwerpen van algemeen bestuur, die geen neerslag vinden in de begrotingsartikelen. Voor zover de debatten over hei beleid wel over begrotingsartikelen gaan, komt de hoogte van de gevraagde bedragen tegenwoordig niet vaak ter sprake. Indien de hoogte wel ter sprake komt, nemen meestal alleen degenen deel aan het debat, die geïnteresseerd zijn in hogere uitgaven. Op deze wijze is het gevaar niet denkbeeldig, dat een kritische beoordeling van de begrotingsbedragen uit de gezichtshoek van het algemeen belang achterwege blijft en dat als gevolg van de gehouden pleidooien een opwaartse druk op concrete uitgaafvoorstellen in de toekomst Wordt uitgeoefend. Buiten het voorstel tot verlaging van de belastingtarieven voor ongehuwden (zie pag. 1) heeft de minister van Fi nanciën hij de Staten-Generaai een wets ontwerp ingediend tot verlenging van de tijdelijke belastingverhogingen. In dit ontwerp zijn tevens vervat voorstel len tot opheffing van actuele fiscale be lemmeringen bij fusies van vennoot schappen op aandelen. Verlenging wordt voorgesteld van: 1 Verhoging van het tarief van de ven nootschapsbelasting van 40-43 pet tot 44-47 pet. 2 Verhoging van de vermogensbelas ting van 5 tot 6 pro mille. Indirecte belastingen: 3 Verhoging van het bijzonder invoerrecht op benzine van f 16,65 tot f 24,25 per hl en van de mo torrijtuigenbelasting voor dieselauto's etc. 4 Verhoging van het tussentarief van de omzetbelasting van 8 pet tot 10 pet en van het weeldetarief van 15 pet tot 18 pet, alsmede verhoging van de om zetbelasting van enkele bijzondere goe deren. 5 Verhoging van de omzetbelasting op sigaretten van 5 pet tot 7 pet. 6 Verhoging van de omzetbelasting op televisietoestellen van 10 pet tot 18 pet. 7 Verhoging van de omzetbelasting van personenauto's, motorrijwielen en banden voor deze rijtuigen. 8 Vrijstelling van omzetbelasting voor sigaren. Het niet verlengen van deze maatre gelen zou het Rijk een verlies opleveren, dat voor 1960 zou zijn te stellen op netto f 171 min. en voor 1961 op netto f 104 min. Het voorstel om de vrijstelling van omzetbelasting voor sigaren met één jaar te verlengen ligt in de lijn van het voor stel van de regering om met betrekking tot de tijdelijke belastingverhogingen de bestaande toestand zonder meer met een jaar te verlengen. Zij is n.l. van mening dat ook in de huidige belastingdruk op sigaren geen wijziging moet worden ge bracht. Fusies In het tweede wetsontwerp wordt ver der voorgesteld een voorziening te tref fen om de totstandkoming van fusies, vooral van vennootschappen, te verge makkelijken. Het betreft hier een zoda nige verzachting van de heffing van in komstenbelasting bij de vervreemding van zgn. aanmerkelijk-belangaandelen, dat de daaruit voortvloeiende financiële moeilijkheden, welke voor de aandeel houders de weg naar grotere produktie- eenheden versperren, worden opgeheven. De voorgestelde faciliteit geldt alleen in die gevallen, waarbij twee of meer be drijven van vennootschappen op aandelen duurzaam worden gebundeld tot een in financieel en economisch opzicht grotere eenheid. Daarnaast wordt nog als meer formele eis gesteld, dat het gehele of vrij wel het gehele aandelenkapitaal van de vennootschap (en eventuele winstbewij zen) in handen komt van een andere vennootschap .Als contra-prestatie voor de door hem afgestane aandelen moet de aanmerkelijk-belangh ouder aandelen krijgen in de vennootschap, welke zijn aandelen heeft overgenomen. De voorgestelde voorziening komt hierop neer, dat op verzoek van de be lastingplichtige aanmerkelijk-belanghou- der, de over de vervreemdingswinst ver schuldigde inkomstenbelasting bij wege van fiscale claim wordt doorgeschoven naar de nieuw verkregen aandelen. Een afrekening van de belasting vindt eerst plaats, indien en voor zover het nieuwe aandelenpakket wordt vervreemd. Het wetsvoorstel biedt voor degene, die bfl een dergelijke fusie van de doorschui- vingsveg -S geen gebruik wil of kan ma ken, de mogelijkheid van een onmidde- Iijke afrekening van de belasting tegen een gematigd vast tarief van 20 pet. De maatregel sluit aan bij de rege ringsverklaring van 26 mei 1959, waarin de regering bij monde van de Minister- President als haar oordeel te kennen heeft gegeven, dat, naast een verlich ting van de belastingdruk op ongehuw den, die structuurveranderingen in de belastingwetgeving voorrang dienen te hebben, die knelpunten voor de econo mische groei wegnemen. Hoewel de kleine en middelgrote ondernemingen in ons economisch bestel een belangrijke plaats zulen blijven innemen, zal het hoge tempo van mechanisatie en auto matisering van het produktieapparaat vele kleine en middelgrote ondernemin gen tot duurzame hergroepering in grote ondernemingseenheden dwingen. Deze ontwikkelingsgang is eveneens wense lijk in verband met de gemeenschappe lijke Europese markt, waar ons natio naal produkt zich met de produkten van de andere aangesloten landen zal moe ten meten. De rector-magnificus van de Land bouwhogeschool te Wageningen, pro fessor ir. W. de Jong, heeft maandag middag in een publieke senaatsverga dering mededelingen gedaan van de lotgevallen van de hogeschool in het af gelopen studiejaar. In zijn rede oefende de rector-magni ficus kritiek uit op het personeelsbeleid van de regering ten aanzien van het onderwijs en het wetenschappelijk On derzoek te Wageningen, waardoor de landbouwhogeschool volgens de mening van de rector in haar ontwikkeling wordt geremd. Wanneer oude of te klei ne laboratoria door grotere en moder nere worden vervangen teneinde aan de huidige hogere eisen te voldoen, wanneer nieuwe afdelingen worden in gesteld en een nieuw studieprogramma wordt ingevoerd, dient de personeelsbe zetting gelijke tred te houden met de uitbreidingen. Het tegendeel is waar: in 1957 werd de personeelsformatie we gens de bestedingsbeperking terugge bracht van 654 tot 615 personen, voor 1958 ongewijzigd overgenomen en voor 1959 gebracht op 638. De vermindering tegenover het begin van 1957 is dus nog niet ingehaald. Daarentegen hadden d 1 onder het de partement van O. K. en W. ressorteren de instellingen van hoger onderwijs in 1957 gezamenlijk een vermeerdering met 206 personen of 3 procent, in 1958 met 902 personen of 13 procent en in 1959 met 872 personen of 11 procent. Professor De Jong schrijft dit verschil toe aan het feit, dat de regering met haar streven naar personeelsbeperking de instellingen voor hoger onderwjjs in zekere mate uitsluit, terwijl het depar tement van Landbouw en Visserij in het algemeen beleid ten aanzien van perso neelsbeperking moet delen. Er wordt hierbij geen rekening gehouden met de instelling van hoger onderwijs, die on der dit departement ressorteert, een gang van zaken die zeer nadelig is voor de Landbouwhogeschool. Ook sprak de rector zijn teleurstel ling uit over de geringe zelfstandigheid van het bestuur van de hogeschool; de nieuwe bestuursvorm heeft terzake Naar het ministerie van Verkeer en Waterstaat meedeelt is maandag tussen de regering en vertegenwoordigers van de bij het vervoerswezen betrokken werkgevers en werknemers een oriën terend gesprek gehouden over het vraagstuk van de lonen en de prijzen in het vervoerswezen. Van regeringszij de namen aan deze bespreking deel de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Economische Zaken, de staats secretaris van Sociale Zaken en Volks gezondheid. de voorzitter van het Col lege van Rijksbemiddelaars en enige adviseurs. Op de Nordhornsestraat nabij de vier sprong in Denekamp is maandagmid dag het tienjarig meisje A. S. onder een personenauto geraakt en gedood. De autobestuurder kon het kind, dat plot seling de straat overstak, niet meer ont wijken. Hij brak bij de botsing een heup en liep een hersenschudding op. In Haren bij Groningen is de heer J. van der G. verongelukt. Hij stapte uit de bus, aarzelde b(j het oversteken en werd door een passerende auto ge grepen. De heer Van der G. was op sportgebied in het noorden een bekende figuur. geen verbetering gebracht. Een grotere delegatie van bevoegdheden zou tot een belangrijke en zeer gewenste ver eenvoudiging leiden. Principiële bezwa ren kunnen er niet bestaan, want de minister is krachtens de wet op het ho ger landbouwonderwijs bevoegd het benoemen en ontslaan van personeel aan het bestuur op te dragen. Ofschoon er een grote achterstand is ten aanzien van het bouwprogramma is na de oorlog veel bereikt. Nieuwe gro te gebouwen zullen weldra gereed zijn en aan nieuwe plannen wordt gewerkt: met behulp van barakken wordt nieu we werkruimte gecreëerd voor ver scheidene afdelingen. De resultaten van het propaedeutisch examen volgens het nieuwe onderwijs programma zijn in 1959 volgens de rec tor nog gunstiger te noemen dan in 1957 en 1958. Dit jaar werden 948 stu denten voor volledig onderwijs inge schreven. Het ingenieursdiploma werd door 94 studenten behaald. Van de af gestudeerden bekroonden er 13 hun voortgezette studie met een promotie. Professor de Jong drong aan op een nauwere en goed gefundeerde samen werking van de verschillende Wage- ningse studentenverenigingen. De advocaat-generaal bij de Hoge Raad heeft geconcludeerd tot ontslag van rechtsvervolging, van het Zuivelbe drijf Sterevita, met vernietiging van het desbetreffende arrest van het hof te Amsterdam, waarbij deze N.V. tot 500 gulden boete is veroordeeld omdat zij had gew-eigerd aan een Amsterdamse kruidenier, die een vergunning voor melkverkoop had, melk te leveren, waartoe zij krachtens een ministeriële beschikking verplia^t zou zijn. Volgens de advocaat-generaal kan de Höge Raad niet de rechtsgeldigheid van de ministeriële beschikking beoordelen omdat het kartelbesluit waarop de be schikking steunt al vervallen was toen het Amsterdamse Gerechtshof zijn uit spraak deed. Het Hof heeft dan ook de N.V. ten onrechte veroordeeld. De Ho ge Raad zal 13 oktober uitspraak doen. De directie van „Air France" heeft een verbinding tussen Parijs en Am sterdam in studie genomen, waarbij de mogelijkheid niet is uitgesloten dat de Franse luchtvaartmaatschappij niet in gang van de zomerdienstregeling 1960 met de „Caravelle" op Schiphol gaat vliegen. Op het ogenblik beschikt „Air Fran ce" over zeven toestellen van dit ty pe. De vloot van deze tweemotorige straalvliegtuigen, die men voornamelijk voor de routes in Europa en op de ver bindingen in het Midden-Oosten ge bruikt, zal één april volgend jaar tot twaalf toestellen zijn uitgebreid. De be doeling is, dat uit economische overwe gingen deze straalvliegtuigen zo weinig mogelijk aan de grond staan. Dat zou de reden zijn, dat de directie van „Air France" in het schema voor de zomer I960 ook twee retourvluchten met de „Caravelle" tussen Amsterdam en Pa rijs wil opnemen. De vliegtijd zou slechts 45 minuten bedragen tussen Le Bourget en Schiphol. Advertentie Ml Coopvaert

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1959 | | pagina 9