Lichte muziek op
zwarte schijven
Psalmen met swingende
begeleiding van Kees Kuyt
Pietje Prik en de mantel
van
Sinterklaas
leroen in
HazevoetsM
Het spook
in de motel
t
f
In
id
Op de Alm
Miss Wereld
Specialiteiten
Voor de bakvis
„Peter Klarinet
Bobby Darin in „Grammy-prijzen
i
V B
bï cJ&AWtf-
li 1
.Kj*
■Ni*!
ZATERDAG 5 DECEMBER 1959
V E
Op een swingende "begeleiding van vibrafoonbas en druyns in liet
Nederlands enthousiast teksten te horen zingen als „In de Hof van
Gethsemané was Christus zo alleen" en „God laat mij blij zijn
als ik Hem maar binnen laat", maakt toch nog even een vreemde
indruk. Ook al weet men dat de teksten van de echte negrospirituals
en -gospels wezenlijk niet anders zijn dan deze psalmregels. De
vreemde indruk wordt opgeroepen door een nieuw Jj5-toerenplaatje
van Fontana 266086 TF). Daarop speelt de Nederlandse jazz-combo
van Kees Kuift en zingt Tiny van Ling de „verjazz-te" psalmen. Al
na een paar maten is men er vertrouwd mee. Het is bovendien niet
de eerste keer dat Nederlandse combo's ook religieuze teksten op
muziek gezet hébben. En als dat, zoals bij Kees Kuyt en Tiny van
Ling, met het nodige begrip vertolkt wordt, is daar geen bezwaar
tegen. Nu moeten ivij bij dit plaatje de aanmerking maken dat het
in muzikaal opzicht geen grote gebeurtenis is. Het is interessant en
aardig om te horen, maar wij wachten graag op beter werk.
Op de valreep nog een Sin
terklaasplaatje van Artone DR
25016), ,JZingen voor de Sint"
getiteld. Het kinderkoor De
Amsterdamse Zwaantjes zingt
16 bekende liedjes voor het
grote feest. Wij hébben dit
plaatje gekozen omdat hierop
zo fris van de lever wordt ge
zongen, dusdanig dat men van-
zélf meezingt. En dat moet
toch de bedoeling zijn. De bege
leiding heeft een modern tintje
doordat de slagwerker heel
voorzichtig soms het ritme
slaat van rumba of foxtrot.
Tot de specialiteiten van deze
rubriek behoort ook de Sprook
jesserie van Artone (DR
25013). De békende sprookjes
kan men daarin vinden, maar
ook het verhaaltje Het winter
koninkje en de beer. Voor ons
zelf hebben w/ij Repelsteeltje
gedraaid om te constateren dat
dit sprookje en dus waarschijn
lijk ook de andere sprookjes
goed vertolkt is. Als men er
maar niet door verleid wordt
het verhaaltjes vertellen voor
de spruiten alleen aan de plaat
over te laten.
Heel bijzonder is de Phïlips-
serie ,fSong and Sound, the
world around". Muziek uit In
dia, DalmatiëIndonesië, China,
Zuid-Marokko e.d. valt in deze
serie te beluisteren. Wij héb
ben India geprobeerd, zonder
linge muziek voor onze oren,
zoals men zich kan voorstéllen,
maar heel interessant. Aan de
uitleg op de hoes ontlenen wij
dat zowel „Jhinghoti" als
„Pilu" een in Benares opgeno
men klassieke Ragas is, te on
derscheiden van volksmuziek.
Het ene wordt gespeeld op een
snaar- en booginstrument
(esraj) en het andere op eeyi
cither. Meyi behoort ze te spe-
leyi en te beluistereyi in resp.
de late avond en de middag.
„Pilu", het middag-lied, is lich
ter van aard en ook voor menig
ongeoefeyid oor eyiigszins te
genieteyi.
niet misser dan in heel de wereld,
ik vond er zelfs een wereldmiss
een roos met dauw van jeugd
bepereld.
i-swO!
J kL*as»i
iJUK?
N h'
5v°j
Sm
i»
UN
Epinar. ©fe
Ik
Kr,
A
Kh
Ks
sy
I—I
Vlak voor de feestdagen is er overi
gens voor de liefhebber van jazz-
en amusementsmuziek veel waardevols
verschenen. Om allereerst de jazz aan
te vatten: heel blij zijn wij met de
Fontana-langspeelplaat (662039 TR) van
The Dave Brubeck Quartet, een plaat
genaamd Thank You". „Thank you"
is ook het laatste nummer op de plaat,
een door Brubeck gecomponeerd piano
stuk, waarvan wij na vele keren
draaien, nog altijd niet genoeg hebben.
Het is eigenlijk salonmuziek, het zou
van een componist als Schuman of
Liszt kunnen zijn, hoewel het ook weer
duidelijk de geest van de songs van
onze dagen ademt. Merkwaardig toch,
zoals veel van de moderne jazz op het
ogenblik naar de klassieke muziek
neigt. Men merkt het bij The Modern
Jazz Quartet, bij Gerry Mulligan, zelfs
een beetje bij Oscar Peterson en heel
sterk bij Brubeck. De laatste heeft in
Parijs, zoals men wellicht weet, een
„klassieke" studie gevolgd bij een se
rieus componist als Darius Milhaud,
die op zijn beurt overigens weer veel
vuldig het oor geleend heeft aan de ne-
germuziek, zoals men in zijn werken dui
delijk kan merken. Een razend knap
en tintelend nummer op deze begerens
waardige plaat is Brubecks versie van
„Some day mij prince will come". Het
is heel poëtisch en het heeft een on
weerstaanbare swing door een gelijktij
dig gebruik van het vier- en driekwarts
ritme. Camptown races, Mij one bad
habit is falling in love en Things ain't
what they used to be, zijn de andere
nummers" Brubeck wordt terzijde ge
staan door de altsaxofonist Paul Des-
mond, de drummer Joe Morello en drie
verschillende bassisten. Met de titel
van deze plaat mogen wij wel zeggen
„Thank you, boys".
In korte tijd is Oscar Petersons „The
Golden Striker" geliefd geworden: de
zoetgevooisde Mozart-achtige inleiding,
het ritmische thema en de aggressieve
omspeling daarvan .zo virtuoos dat men
denkt aan vierhandig spel en zo intens
muzikaal doorwrocht, dat men Peter
son om zijn vakmanschap en inspiratie
wel gelukkig moet prijzen. Wij doelen
nu op de 45-toeren-EPV 5088 uit de
Verve-serie van jazzberoemdheden.
Lester Leaps in, Topsy en Bye, bye
blackbird zijn de andere nummers,
waarbjj Peterson weer trouw gesecon
deerd wordt door zijn vaardige gezel
len Herb Ellis (die op zijn gitaar inder
daad even laat zien wat hij er wel van
kan), Ray Brown en Buddy Rich.
Nu moeten wij ook de bakvissen even
van „hun" platennieuws op de hoogte
brengen. De aanbeden jonge Duitse
filmster Horst Buchholz heeft een lied
je gezongen in de FUA-film Het Do
denschip. Polydor heeft er spoorslags
een plaatje van gemaakt op no. 24 119
en nu kan men zoveel men wil knappe
Horst, naar wie een tijd terug Romy
Schneider gelonkt heeft, „Namenlos"
horen zingen. Staat u ons toe dat wij,
geen bakvis zijnde, van de vocale pres
taties van Horst niet op hol slaan. Om
ons te troosten staat er aan de andere
kant van deze „single" een valse mu
sette uit dezelfde film, gespeeld door
het orkest van Roland Kovacs. „Myle-
ne" heet de wals.
Als het de ballade van Billy Joe net
zo vergaat als die van Tom Dooley,
voorspellen wij Jerry Lee Lewis met
zijn warme en gevoelige stem grote
rijkdom. Want even als het nu wel ver
maarde Kingston Trio, zingt hij, op zijn
eentje, over een drama uit het verre,
wilde westen, waar men vroeger erg
schietlustig was. Jerry Lee Lewis had
een aantal uitstekende guitaristen tot
zijn beschikking. Wij hebben tenminste
met veel plezier naar zijn oude ballade
geluisterd en kunnen London FL 1935
van harte aanbevelen bij de liefhebbers
van een beetje cowboy-romantiek.
Mocht het drama van Billy Joe tot een
huilbui leiden, dan heeft Jerry Lee Le
wis aan de andere kant een liedje in
petto, dat de tranen snel doet drogen.
„Let's talk about us" is snel en vrolijk
en zal u duidelijk maken, dat de cow
boys van vroeger ook van een plezier
tje hielden.
Dertig minuten lang schlagers aan
de lopende band. Decca gaf er LF 1590
voor uit, een fraaie langspeelplaat van
veel lieve en sentimentele stemmen,
maar ook van ritme en opwinding. Voor
elk wat wils zou men dus kunnen zeg
gen van deze uitgave, waarop het or
kest van Werner Muller, Vico Torriani
en „Kaatje" Valente bepaald excelle
ren.
Goed nieuws voor de liefhebbers van
Mantovani. Zijn smachtende violen
spelen op een tweetal 45-toerenplaat-
jes onsterfelijke melodieën zoals Clair
de lune, Schön Rosmarin. April in
Portugal en Under Paris Skies. Beide
plaatjes dragen het merk Decca en
zijn verschenen onder de nummers
FM 235 151 en DFE 6577.
Peter Schilperoort, de man met de
swingende klarinet, blies zijn wangen
bol op oen viertal goede bekenden:
„Morgen", „Red river rock", „Lune
some" „Mack The Knife". De toon
van Schilperoort is vol en rond. Hij
wordt uitstekend begeleid door zijn
combo. Wij twijfelen er niet aan of
463 165 Fontana zal zijn weg naar de
draaischijven wel vinden. Dit geldt ook
voor de dromerige klanken van de
Royal Hawaiian Minstrels, George de
Fretes en zijn muzikanten dragen geen
bananenrokjes, maar dat neemt niet
weg dat zij goed thuis zijn in het mu
zikale wereldje van de Zuid-Paciiic.
De „Royal Hawaiian Hula" en „Hono
lulu March" wekken bepaald zomerse
ideeën op, maar dat geeft niets in deze
kille en regenachtige tijd, waarin het
verlangen naar zon en warmte voort
durend toeneemt. Voor hawaiianmuziek
Decca FM 264 288; voor pittige accor
deonklanken Fontana 660 511 TR. Deze
Advertentie
Oude genever Bessenrood Citroen jenever
BEVERLEY HILLS, dec. Duke
Ellington; Ella Fitzgerald. Frank Si
natra, Bobby Darin en Arthur Rubin
stein zijn de belangrijkste winnaars
van de „Grammy-prijzen", die de
Amerikaanse Nationale academid
voor opname-kunst heeft toegekend.
Als beste plaat van het jaar kwam
uit de bus „Mack the knife" door de
zanger Bobby Darin, die behalve de
ze prijs ook de prijs van de beste
nieuwe artiest van het jaar mee naar
huis nam. Sinatra kreeg twee prijzen,
die voor het beste album van het jaar
voor zijn „Come dance with me" en
die voor de beste zanger van het jaar.
Als beste vrouwelijk zangster van
het jaar werd aangewezen Ella Fitz
gerald voor haar „But not for me".
Verder kreeg zij ook de prijs voor de
beste solo-jazz-uitvoering voor haar
„Ella Swings lightly".
De orkestleider Ellington kreeg drie
prijzen voor zijn album „Anatomy of
a murder", namelijk die voor de bes
te uitvoering van een dansorkest,
voor de beste compositie van langer
dan vjjf minuten en voor de beste
achtergrondmuziek voor film of tele
visie. Als beste klassieke kamermu
ziek van het jaar en als beste klassie
ke uitvoering door een instrumentale
solist zonder grote orkestbegeleiding
werden aangewezen de opnames van
Arthur Rubinstein's uitvoering van
Beethoven's sonates no. 21 in c (de
Waldsteinsonate) en no. 18 in e-mol.
T7 et is in Holland lang niet
■L mis,
langspeelplaat heeft het duo Sjeng
Haeren gevuld met allerlei opgewekte
melodieën, zoals Zeemansleven, O sole
mio, Kornblumen, Fantasiewals, Ik
zwerf verlaten. For ever and ever.
Wien bleibt Wien en Tiroler Hochzeit.
De snelle vingers van Sjeng zorgen er
voor. dat u niets te kort komt in dit
vrolijke genre.
Van „Young ideas" en „You were
mine" van Tommy Steele moet men
houden. Ons kan deze nerveuze jonge
man met zjjn schokkende en af en toe
overslaande stem niet zo bekoren.
Maar ach, erg druk moet Tommy
Steele zich daarover maar niet maken.
Over smaak valt nu eenmaal niet te
twisten en in dat licht bezien zal Dec
ca FM 235154 heus wel aan zijn trekken
komen.
Fontana brengt op 45 toeren „Som-
merabend auf der Alm", gespeeld door
de 'Landlerkapelle Karli Oswald met
zang van de Kernser Singbuben, het
geheel onder leiding van Joe Schmidt
een plaatje met echte Zwitserse
volksmuziek (466 004 FE). Het jongens
koor zingt Summervegeli en Spieluhr,
terwijl de kapel afzonderlijk Echo vo
de Berge en Zürissee Meiteli presen
teert.
Het zijn vooral de gezongen nummers,
die deze uitvoering aantrekkelijk ma
ken. De schooljongens uit het dorpje
Kerns, gelegen in het kanton Unterwal-
den, vlak bij het schitterende Vier-
woudstedenmeer, zingen met hun hel
dere stemmen fris en opgewekt hun
liedjes over het vogeltje in de zomer
en het klokkenspel. De tekst in Zwit
sers-Duits is weliswaar moeilijk geheel
te begrjjpen, maar dit accentueert het
karakteristieke van deze volksmelo
dieën nog, met de jodelpartjj en in de
begeleiding een typisch orgelgeluid.
Josias Jenny bespeelt het „Hand-
örgeli". Hij is, evenals Karli Oswald,
afkomstig uit het kanton Graubünden,
een van de oudste bewoonde gebieden
van Zwitserland met een rijke traditie
en een specifieke folklore. Oswald is
overigens in zijn vaderland niet alleen
bekend als leider van de Landlerkapel
le, maar ook als een goed jazz-klari-
nettist.
iiiiiiiiiiiiifiiiiiiimiiiii£:*:;
miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinf:::^
illlllllllllllimillMl"1
'niiiiiiiiiHiiiiiiiiM''11
Pietje Prik, de kleermaker, had
iets bijzonders in zijn hoofd ge
haald. Iets héél bijzonders, dat
niemand nog weten mocht. Weet je
wat het was? Pietje Prik wou een
mantel gaan maken voor Sint Nico-
laas. Een mooie, wijde mantel van
rood fluweel. Dat is nog eens wat
anders dan broeken, vesten en over
jassen, zei Pietje Prik tegen zichzelf.
Ik vind dat ik een prachtig idee heb
gehad. Ik ga meteen beginnen. Daar
om schoof Pietje Prik alle kleren,
waaraan hij nog naaien moest, opzij
en begon aan een mantel, die mooier
en wijder en warmer moest worden,
dan Sint Nicolaas er ooit een gedra
gen had.
Ik moet voortmaken, zei Pietje
Prik. Het is nog maar drie dagen en
dan is Sint Nicolaas jarig. Ik wil die
Piet pakte de mantel mee
mantel was. Weet je wat zwarte Piet
dacht? Dit mannetje hier, is vast en
zeker een dief. Die heeft de mantel
van de goede Sint gestolen. O, o, en
nu loopt mijn arme goede meester
zonder mantel in de kou!
Met één sprong was hij bij de lin
nenkast en had de mantel te pakken.
Het hangertje kletterde op de grond.
Daar schrok Pietje Prik wakker van.
Hij zag zwarte Piet nog juist met de
nieuwe mantel door het raam naar
buiten glippen.
Nu, je begrijpt dat het kleermakertje
meteen klaar wakker was. Hij roetste
uit bed, schoot in zijn pantoffels en
rende zomaar, in zijn pyama, de
straat op. In de verte zag hij zwarte
Piet nog hollen. Nog nooit had Piet
je Prik zo hard gelopen, als nu hij
zwarte Piet achterna zat. Maar zwar
te Piet was natuurlijk veel vlugger
dan Pietje Prik. Zwarte Piet holde
en huppelde en sprong de hele dag,
terwijl Pietje Prik maar boven op zijn
tafel zat te naaien. Midden op de
markt stond Sint Nicolaas temidden
van een hoge berg cadeautjes. HU
had een stapel verlanglijstjes in de
hand en stuurde er zo zijn knechts
op uit om alle kinderen iets te bren
gen, wat ze graag wilden hebben.
Meester, goede heilige meester, ik
uw manteluwuhuh
uhzo stotterde zwarte Piet en hij
keek met grote ogen naar Sint Nico-
goede, heilige man, die altijd iedereen schoenen. En hij legde er voor in de
blij wil maken, ook eens een keertje plaats cadeautjes en lekkers,
verrassen. Het is me eigenlijk wat Ook in het huis van Pietje Prik kwam laas. Die had gewoon zijn eigen rode
moois met Sinterklaas! Iedereen zwarte Piet. Maar wat was dat? Geen mantel aan. Hoe kon dat nu?
krijgt op zijn verjaardag een hele boel wortel, geen knol, geen roggebrood en Sint Nicolaas begreep er natuurlijk
cadeautjes. Maar als de Sint jarig is, zelfs geen schoen stond aan de schoor- niets van. Maar zwarte Piet, wat is er
krijgt hij van niemand wat. Sint Ni- steen. jongen? vroeg hij. Hoe kom je aan die
colaas geeft juist cadeautjes weg, Zwarte Piet rolde met zijn ogen en prachtige mantel en waarom stotter je
omdat hij verjaart. Nee, eigenlijk lijkt zei: hier vast en zeker wonen heel ver- zo?
het nergens op. Maar dit jaar zal hij schrikkelijk stoute man, die niet in Sin- Een stout mannetje, Sinterklaas, die
wél een cadeautje krijgen. Een ca- terklaas geloven! Waarrr is mijn roe? geen schoentje klaargezet hebben. En
deautje van kleermaker Pietje I rik. iininiiiiiiinimiiiiimmii„iiiiiiiiiii»HminiM„H»i„miimntiiiiiiMiiiiimiiMiiiiiiiniMiiiniiiimmiimiiimmimit„iii„iii
Wat werkte dat kleermakertje toch!
Aan de bel had hij een briefje gehangen
met „ALSTUBLIEFT NIET STOREN"
erop. En iedere morgen legde hjj op de
stoep een briefje klaar voor de bakker
en de melkboer. Een half bruin en een
flesje melk, schreef hij daarop. Dat was
niet veel. Maar Pietje Prik had nu echt
geen tijd om veel te eten. Hij had zelfs
geen tijd om een praatje te maken met
de buurvrouw. En de mensen uit de
buurt fluisterden tegen elkaar: wat zou
er toch met Pietje Prik aan de hand
zijn? Wat zou hij nü toch weer verzon
nen hebben? O, o, dat kleermakertje!
Daar hoorde Pietje Prik helemaal niets
van. Hij knipte en prikte en prutste en
het was iedere avond al heel laat, als
hjj eindelijk naar bed toe ging.
Maar op 5 december, precies
's avonds om kwart over negen, hing
Pietje Prik de mantel van de Sint over
een hangertje en zei met een zucht:
Ziezo! Dat is dan dat! Het was 'n
héél werk, maar dat heb ik voor Sint
Nicolaas heel graag over. Morgen is hij
jarig en dan krijgt hjj die mantel van
mij cadeau. Alstublieft, heilige Sint, zal
ik zeggen. Het wordt tijd, dat u ook
eens een cadeautje krijgt op uw ver
jaardag. Toen geeuwde Pietje Prik.
en hjj bemerkte dat hij moe was. Heel St.-Nicolaasvienng m de laatste helft van de achttiende eeuw (naar een schilderij
erg moe. van J. Marbraken)
Ik ga naar bed, zei Pietje Prik. Mor-
gen wordt het een grote dag voor mij. Grommend sloop zwarte Piet naar ook geen brood of wortel voor brave,
?^?or,ah^ rir^visne6 de slaapkamer van Pietje Prik. lieve paard. Maar ik wel deze mantel
dagen bu een heilige bisschop op visite Rong-rong-rong, klonk het vanuit het vinden. En zwarte Piet denken: deze
En tien minuutjes later lag hij al m bed Zwarte Piet groinde nóg harder,
bed. Nog even gluurde hij naar de man- jaja, jij maar slapen en niet eens
tel van Sint Nicolaas, die °P heJjv wat willen missen voor paard van goe-
gertje^fian (te^hmienkast^hing^Het^is de^ heilige meester. Ik jou zal krijgen!
St.-Nicolaasbeeld in de kerk te
(Italië).
IIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIllllltlllllllllllllllllltllllllllllllllltlMll'
schrik en narigheid op de koop
w Sli.T
SGV
Hier heb je een paar nieuwe. TreKk"
En nog wel je "pantoffel verloren
----- -reK J A
maar gauw aan, ze zijn heel wat,
En wat wil je nog meer, Pietje
Een pijp misschien? Alsjeblief hiérJ|g
er een. En een wollen das en h®y -
schoenen? Hier jongen, pak aan! s
een nieuw speldenkussen ook? En 5
ken en een overhemd?
Pietje Prik kreeg zijn armen vol
deautjes en zo ging hij na een k'
poosje weer naar zijn huisje tefJJ;s. -
Zwarte Piet liep achter hem aan
'liïSeiv,
C» Ü&L
J W>'s
na een k'
schaamde zich verschrikkelijk" en 2 jVjL i
durfde niet eens meer met ziin oi <t. qe.
durfde niet eens meer met zijn
te rollen. "i,
ei' v.
Maar de volgende dag trok L
Nicolaas zijn nieuwe, rode
aan. Die was mooier en wijder jjjgiibu
warmer dan hij ooit een gedra» i„,nn.
had.
Hoe komt u aan zo'n mooie ?ar>,gj
tel ?vroegen de kinderen aan Sint
colaas, toen ze hem kwamen be®
ken voor de mooie cadeautjes. j jW i
Die heb ik gekregen van P'k
Prik. Ga er maar eens naar toe, 'J -S'
lie. Misschien
van hem.
krijg je ook wel v
in item. iji "'aift.
De kinderen gingen op een hofle S/f
naar de kleermaker toe.
En of ze daar wat kregen? uks
Natuurlijk wél: een lekker suike ks?as
beest!
een mooie mantel zei hij nog. Een jou geven een roe'
pracht van een.... en toen zei Pietje
Prik niets meer. Hjj sliep.
Maar over de daken sloop Zwarte
Piet. Hfj liet zich omlaag zakken door
de schoorstenen. Hjj haalde knollen en
roggebrood en wortels uit klompen en
llllllinilllllllllIllllllllllllllllIllllllllllllllllllllllllllllllHllllllllMllllllllllllllllllllllllUlllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIlllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllll
mannetje is een dief. Deze mannetje
mantel gestolen van heilige Sinterklaas.
O, o, daar komt hij
En ja hoor, daar kwam Pietje Prik
aangerend. Op een blote voet 'en één
Maar iuist had zwarte Piet dat ee- PantOffel liep hij nog. De andere pan-
zegd. of hy zag aan de linnenkast een ffi.lTJ'gVftS? ".dSk' IK
zien dat het een Toik-snlinternieuwe netje was" Hlj gaf hem «auw een Paar
zien, dat net een spik splinternieuwe pepernoten voor de schrik en klopte
hem op de schouder.
Het duurde wel vijf minuten, voor
Pietje Prik was uitgehijgd. Toen ver
telde hij vlug het verhaal van de man
tel, waaraan hij zó hard gewerkt had,
dat hij te moe was geweest om zijn
schoen nog bij de schoorsteen te zetten.
Ik kan je vertellen, dat zwarte Piet
lelijk op zijn neus keek. Maar Sinter
klaas was geweldig blij, dat hij nu ook
eens voor zijn verjaardag een cadeautje
kreeg.
Hij bedankte Pietje Prik uit heel zijn
grote Sinterklaas-hart.
Och, och, zei hij, en nu nog zoveel
liiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiNiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
LEA SMULD#
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiitiiiiii"1
(Slot)
Vader snelde naar de
„Voorzichtig" huiverde
hem nasnelde om hem zo nodig bi)
woonkeulQ
moeder,
blijver
staan.
H
Angstig kwam Epinar achteraan.. j'ij1
.Wat doet u in mijn huis?" vf
vader zo flink mogelijk.
Maar zijn stem trilde
t, A
.ztls
„Datzelfde kan ik u vragen" ze;
vreemdeling. „Dit is mijn molen'j)
„Maar mijnheer" zei vader,
woon al jaar en dag met mijn vrVt((v*n
en zoontje hier. Ik heb de molen,,1
huurd. Dit is wettelijk mijn huis- jf
„Dit is wettelijk mijn huis." spraK
vreemdeling weer.
Radeloos keek Thorwaldson naar 1
vrouw.
i' f
XVII.
Op dat ogenblik werd er luid op de
deur geklopt.
„Wedden dat het weer een woensdags
ongeluk is?" zei Hazevoet neerslachtig.
Hij riep op luide toon: „Binnen!"
De deur ging open en een kleine ka
bouter in een lange witte jas verscheen
op de drempel.
„Wat is er aan de hand?" vroeg Ha
zevoet die bleek was geworden van
schrik.
„Bereid u voor, Majesteit, op het erg
ste," zei de kabouter in het wit, „op het
allerergste, het soort ding dat alleen
maar kan gebeuren op de naarste van
alle nare woensdagen."
„Wat is er in 's hemelsnaam gebeurd?"
riep Hazevoet, die verschrikt overeind
sprong van zijn stoel.
„De neusbloem is zwaar verkouden,"
riep de kabouter in het wit.
„Wat een verschrikkelijke ramp!" riep
Hazevoet ontsteld. „Laat onmiddellijk
de paleistuin ontruimen."
De kabouter snelde heen en Hazevoet
zei somber: „Dat was Markies Mee
krap, de Koninklijke Medicijnmeester.
Wat een afschuwelijke ramp! Want zo
lang de verkoudheid duurt mag nie
mand, ook ik zelf niet, een bezoek bren
gen aan de paleistuin, behalve de lakei
en van de zakdoekenwacht en Markies
Meekrap. Zelfs de tuinlieden mogen vol
gens de grondwet niet getuige zijn van
het lijden van de neusbloem. Dat bete
kent, dat de tuin over een paar dagen
onder het onkruid zit. Wat een afschu
welijk stuk woensdagsverdriet! Ik wou
dat ik in Alexanderbaai was. Ik heb lie
ver een hele dag ruzie met Kees de
Schildpad dan een woensdag door te
brengen in mijn rijk met alle woensdagse
rampen en klachten en dat afschuwelijk
bad van straks."
Er weerklonk luid geschal van klaroe
nen buiten het paleis.
„Nu begint de grote natte ellende,"
zei Hazevoet zuchtend.
Er werd wederom op de deur geklopt
en een hoveling trad binnen in fluwelen
staatsiekledij en omgord met een gou
den zwaard.
„Dat is Markies Meerschuim van het
Ministerie van Volksreiniging," zei Ha
zevoet tot Jeroen. „Hij moet toezien dat
de grondwet stipt wórdt nageleefd als
de koning op woensdagmorgen zijn we
kelijks bad moet nemen."
Een tweede hoveling, eveneens ge
kleed in fluweel en omgord met een gou
den zwaard, trad naar binnen met een
grote zilveren doos in zijn handen.
„Dat is de koninklijke sponzedoos," zei
Hazevoet kribbig. „En de man die de
spons draagt is Baron Brakwater, Be
heerder van de Koninklijke Spons. Hij
gaat ook over de koninklijke badhand
doeken."
„Majesteit," riep Markies Meerschuim
met plechtige stem, „krachtens artikel
vierhonderd twee en zestig van de, he
laas verdwenen, grondwet, nodig ik u uit
om u in plechtige optocht naar de stads-
wei te willen begeven voor het onder
gaan van het koninklijke woensdagse
bad, met gepaste eerbied, wijding en
luister."
Hazevoet stond mopperend op.
„Ga maar mee," zei hij tot Jeroen.
„Jij rijdt natuurlijk mee in mijn koets, en
je zdlt straks op de eerste rang zitten
als ik mfjn natte woensdagsverdriet on
derga."
Buiten het paleis wachtte hen de gou
den staatsiekoets, bespannen met zes
boterfanten met pluimen op hun kop en
met rinkelende zilveren bellen aan hun
glanzend tuig. Achter op de koets ston
den twee kabouter-palfreniers met witge-
poederde pruiken op hun hoofd. De
rest van de badstoet bestond uit twaalf
roodgelakte paleiskoetsen, elk bespan
nen met twee boterfanten. In deze koet
sen hadden de hovelingen en ministers
plaats genomen om hun vorst te bege
leiden naar het plechtige bad. Hazevoet
en Jeroen namen plaats in de koninklij
ke karos en de stoet zette zich in bewe
ging.
Ze reden langzaam en onder luid bel
gerinkel voort tussen de talrijke padde
stoelhuisjes. Achter de huisjes lagen de
weiden, en de beken en vijvers met hun
reuzegoren en glappioenen. Verderop
lagen de bossen in de zon. Al spoedig zag
Jeroen recht voor zich uit langs de weg
een groot vierkant grasveld versierd
met vlaggen en wimpels en slingers
groen. Het krioelde er van de kabouters.
„Is dat de stadsweide?" vroeg hij.
„Ja," antwoordde Hazevoet somber.
„Dat is de stadsweide. En al m\jn on
derdanen zjjn, zoals gewoonlijk, te hoop
gelopen om zich te vergapen aan de ko
ninklijke badspons en het koninklijke
staatsiehemd."
„Wat is dat?" vroeg Jeroen eensklaps.
Op de rand van de open staatsiekoets
was een zonderlinge vogel neergestreken.
Het dier had twee ruigbehaarde schei
pen, twee paraplu-achtige zwarte vleu
gels, zoals die van vleermuizen, en twee
gele kippepoten. En het bromde als een
nijdige hond.
„O dat!" zei Hazevoet. „Dat is een
bromoester. Hij zal je niets doen. Hjj
maakt alleen maar een naar geluid.
Maar bromoesters leggen heerlijke eie
ren. Je zult er straks wel meer zien. Ze
zjjn gek op de reuk van badzeep en wil
len er altijd bij zijn als ik in het bad
ga".
Hij zwaaide met zijn hand en de
vreemde vogel snorde luidbrommend
weg om zich te voegen bij 'n grote zwerm
andere bromoesters, die blijkbaar alle
maal op weg waren naar de stadsweide.
Toen de koninklijke koets langzaam
de wei opreed, zag Jeroen een grote me
nigte kabouters, die zich verdrongen
rond een kleine rood-wit gestreepte tent,
welke versierd was met een vergulde
kroon en met vlaggetjes en groene guir
landes. Het gehele muziekkorps, be
staande uit honderden kabouters, stond
in een halve kring opgesteld terzijde van
de tent met trommels en trompetten,
die blonken in de morgenzon.
Een daverend hoerageroep weerklonk,
toen de staatsiekoets met de koning en
zijn gast de badtent naderde. Nauwe
lijks stond de koets stil bij de tent en
waren Hazevoet en Jeroen zowel als ie
hovelingen uit hun koetsen gestapt, of
het muziekkorps zette, valser en luider
dan ooit, het Niet-Volkslied in. Alle ka
bouters op de weide zongen uit volle
borst en met van ontroering glanzende
ogen hun eigen Niet-Volksliederen. En
ieder zong wat,anders. Hazevoet zong
luidkeels een verschrikkelijk droevig
lied over een verdronken zeeman, mis
schien vanwege het bad. En Jeroen, die
tussen al de geestdriftige zangers niet
op wilde vallen door zijn mond te houden
zong met luide stem:
Gij leeuwerik en gij nachtegaal
Al zingt gij heel verscheiden,
Toch houd ik van u beiden."
En achter hem zong met een klinken
de basstem Baron Knoflook iets met
alleluja's en viooltjes erin.
Toen de muziek en het gezang einde
lijk zwegen, werd het doodstil op de
weide rond de koninklijke badtent. Een
minimumiimmmimi
hoveling gespte koning Hazevoet zijn
van edelstenen flonkerend gouden
zwaard om en een andere hoveling reik
te hem een gouden scepter toe. Vervol
gens ontving koning Hazevoet van Baron
Brakwater vanuit de zilveren sponze
doos een grote gele spons. Nu begon
de muziekkapel, en deze keer niet lan
ger vals, opnieuw te spelen. En terwijl
Hazevoet, koning aller kabouters, met
de scepter in de ene en de grote bad
spons in de andere hand, plechtig op de
badtent toeschreed, zongen de duizen
den kabouters op de maat van de mu
ziek het Koninklijk Badlied.
(pBioaxsa ypxo/A)
DAAN ZONDERLAND.
_,,U kunt het bij de politie nagaan. s
hij. „Ik heb de molen al jaren in huli p:j'V,b'r
„Waarom zoudt u er niet rusti^„i 1
vreemde' \t
gaan zitten?" sprak de
„Het is gezellig hier en warm."
„U beschikt over mijn huis alsof -
het uwe was," wilde vader z eéKt
maar op een waarschuwende blik V
moeder, die dacht dat ze met p.'
krankzinnige te doen hadden zweel f
en omdat moeder ging zitten, zoais.j
J.,,
vreemdeling zei, deed vader hetze
„Ik denk dat hier een vergissing'
't spel is" zei moeder, om de vres®'
spanning te breken.
Ze hoopte vurig dat er niets e J
ren zou, maar hoewel ze uiterlflk 11 j1'
liet blijken beefde ze inwendig van p:
urtv (>^!?sr
zenuwen en van angst. Maar ze beg'p/V'-tjj,
dat ze
reiken.
met geweld niets
'ér'
Het liefst zou ze met man en JC?
„Ik huurde de molen toen ik ï>u
met mijn vrouw Ingelot" sprak 'Vilflj,
Jaren geleden moet hier iemand I
woond hebben die is weggegaan
nooit terugkwam. En men beweei'L^1 r
Hier 7u;oocr imHo, 0p een ang®
naar het dorp gevlucht zijn.
Maar haar man had reeds het l%San
genomen. .J'K i11
met 1 -i„ v WWi
Hier zweeg vader
blik van moeder.
„Ze zeggen dat het hier spookt
,Men kan niet meer zeggen da'
persoon die hier jaren geleden vvo° h -
nooit meer terugkwam" sprak
vreemdeling rustig, „want de PefJ i v'ei,
is teruggekomen. Die persoon ï>e of
en ik ging naar mjjn eigen molen- J'
mfjn meubels vond ik in deze m?" t' 4
terug. En vind u dat ik er uitzie Uw,
een spook?" i|^a!v o
Vader was op een stoel .neergeV®iffi %|N
„Maar mfjn God" sprak hfj. <'PA[ VM,, t
u dan de oude vorst Michael
grootvader. Ik heb de molen van
hand gekregen, omdat ik heb l41'öo' 4icit
bewijzen wie ik was. Ik kwam t>e
hierheen„jé J
Vader kon haast niet verder spte, P1
„Ik ben Erik uw kleinzoon" z®1
eindelijk.
„Hij is die lieve deftige heer
Epinar duidelijk „en hij hoest net Jl^h
der als u." i
Hij was bij de vreemdeling
staan. i'
„Ik ben teruggekomen Erik" z
vreemdeling. „Al een andere keer
ik hier 's nachts om mijn geld te b®
daar achter de tegels en nog een
Je weet dat ik mij en mijn geld
bergen moest voor de communis'
„God heeft alles wel wonderlik
leid" sprak vader,
be:
kinderen
„Ik ben teruggekomen bij mijn 8 t
hinderen" sprak de vreemdeling jfc jiJjy,
tevens wil ik zeggen: Dat geld f kN
uwe uit liefde en wettelijk- S'iifljk
lachte. I'
Toen omhelsde de vreemdeling K jijïW
kleine Epinar en vader en moed®1. o\
Het was al laat in de nacht, ó'Fv,?
vreemdeling, die nu geen vreern® tktu
meer was, de molen verliet. jóSip
En nu, nu het al zoveel jaar
den is, spreken de dorpelingen i> Aó*
over de vreemde spookgeschieden1® ',c
de oude molen op de hei. .f)
BENITA SOl^
St.-Nicolaas in een ernstig onderhoud.