Alweer een Engels-talige roman
over een mislukt kloosterleven
Niet levensecht en aanvaardbaar
Wandkleed voor Anton Sweers
L
Anton Hunfnk
Ook kleding voor de
moeder wordt steeds
M en kan (le tegenwoordige mode,
aanstaande
luxueuzer
Mode heeft
het nog nooit zo
gemakke
'lijk gemaakt
Alle kleuren van de zon
in zomermode voor 1960
Nieuwe stoffen belangrijker
dan nieuwe modellen
„HET AFGEWEND GELAAT"
Kookboek met een
exotisch tintje
Een serie eetgewoonten uit de
Nederlandse provincies
wolken
In de
Brabantse worste-
broodjes en wafels
echte Gelderse rookworst
BROCHURE over het
maatschappelijk werk
WT5T5A6 8 JANUARI 1960
Het religieuze leven is ineens midden in de
publieke belangstelling gebracht. Daar heeft
zo een en ander toe bijgedragen. Niet het
minst de uitzending via de radio van het leven
der slotzusters, maar vooral toch „Zuster Luc",
de roman van Kathryn Hulme. En zeker nu het
boek is verfilmd en tienduizenden getuige zijn
geweest op het witte doek van dat zeer bijzondere
en voor de meesten onbegrijpelijke kloosterlijke
bestaan, dat weerstand en argwaan pleegt op te
roepen. Maar dat op het vrouwelijk publiek in de
bioscoopzaal toch wel hevig het sentiment be
speelt, wat bijna voelbaar is bij een dramatisch
hoogtepunt wanneer de als bruiden geklede
jonge novicen het opgevouwen zwarte habijt ont
vangen, waarin ze zich uit eigen verkiezing voor
altijd zullen terugtrekken van alles wat de wereld
aan een bloeiende jonge vrouw kan bieden.
Aan de vaderlandse dis
Nu kunt u kiezen: Anton Hunink's echte Gelderse
rookworst met het loodje ofAnton Hunink's
vacuum verpakte rookworst. Blijvend kersvers met
heerlijke rookworstsmaak.
Klaar voor de boterham. Voor de warme maaltijd
alleen even opwellen in water, dat nèt niet
aan de kook is. Zie ze smullen!
HOFLEVERANCIER
Moeder wist 't wel
Do meningen over Zuster Luc",
zowel boek als film, zijn en blijven
verdeeld. Terecht verwijten critici de
ze nog steeds veel gelezen roman van
een religieuze, dat het essentiële, de
brandende, diepe, inspirerende en al
les verdragende, grote liefde ont
breekt. En men kan zich afvraéen of het
mogelijk is om oolL een bevredigende ro
man over een religieuze te schrijven
omdat men met gewoon menselijke be
naderingswijze met mag doordringen
en waarschijnlijk ook niet vermag
door te dringen in liefdesgeheimen,
die boven de menselijke verhoudingen
uitgaan. Zonder gevoelsliefde kan
een vrouw zich niet volledig toewijden
aan een man in het huwelijk en ook
niet aan God in het religieuze leven.
Aan de intimiteit van het laatste moet
een romanschrijvende leek niet raken,
dunkt ons. En een schrijvende religieus
verstopt het.
De reacties van religieuzen op
..Zuster Luc" zijn dan ook niet bevre
digend. Een Belgische Carmelites
heeft destijds in een brochure alle
feitelijke onjuistheden in het leven van
de hoofdpersoon weerlegd. Haar dat
zegt natuurlijk niets. Een Engelse
Carmelites heeft getracht op andere
wijze het kloosterleven te beschrij
ven. Namelijk van een aarzelende
Het lijkt wel of de Hollandse keuken
door de samenstelsters van recepten
boeken definitief de rug toe is gedraaid.
Alles wat lekker is moet tegenwoordig
een beetje exotisch zijn. Mevrouw Lot
gering Hillebrand, een baken in onze
wereld, voor zover die rondom de pol
lepel draait, doet er ook al aan mee en
heeft een kookboek samengesteld, geti
teld ,,200 recepten, die men niet in elk
kookboek tegenkomt". De uitgever
Hollandia, Baarn heeft het stevig uitge
geven met getekende illustraties, aan
gepast aan elke maand. Het is namelijk
een kookboek, dat nauwkeurig de sei
zoenen volgt. Men kan er inderdaad on
gemene gerechten in vinden." Heeft u
ooit rijst met cocosnoot klaargemaakt?
Of kaascustard, of zelf uw krachten be
proefd op kruidenazijn waarin een paar
bloemblaadjes van de rode geranium?
Dat echter alle tweehonderd recepten
een openbaring zouden zijn, gaat alleen
op voor wie nooit eerder Turkse koffie
of Franse uiensoep in een culinair hand
boek heeft aangetroffen. Maar van ana
nas-beignets voor oudejaarsavond heeft
men vast nog niet dikwijls gehoord. De
inhoudsopgave is over de verschillende
maanden verdeeld en voor het gemak
van de gebruikster opent het boek met
de gewichtshoeveelheden per kop en
per lepel. Dat zal iedereen appreciëren
want helaas, men vergeet dat altijd
weer. A. Bgl.
ziel, die net contemplatieve be
staan kiest. Ze gaf haar verhaal, dat
in de ik-vorm is geschreven, als ti-
duidelijk. De schrijfster heeft willen
zeggen, dat ook het leven van een uit
getreden kloosterlinge geen verknoeid
tel, ongetwijfeld doelend op „Zuster leven is in Gods ogen en dat het óók
Luc": „Het antwoord van een non".
Maar ook in haar roman ontbreekt
de echte warme liefde.
Wij weten van een contemplatieve
kloostergemeenschap, waar men het
boek in de refter voorlas. Maar de
zusters stonden er zeer afwijzend te
genover. „Nietszeggend en opzettelijk
gevoelloos", was haar commentaar.
En nu ligt er ter bespreking weder
om een roman voor ons over een uit
getreden non, getiteld „Het afgewend
gelaat", door Catherine Eastwood, een
uit het Engels vertaalde uitgave van
Nelissen, Bilthoven. Wederom dus uit
het Engels-talig spraakgebied, maar
ditmaal is het een leek, die de pen
heeft opgenomen om in „The estrang
ed face", zoals de oorspronkelijke
Engelse titel luidt, zuster Luc „goed
te maken" als we het zo mogen zeg
gen. De Nederlandse bewerking is van
de Dominicanes zuster C. van der Meer.
Merkwaardig is het, dat ook deze
kloosterroman zich in de Engelstalige
wereld afspeelt en ditmaal een Ierse
vrouw betreft.
Dat was eerst Monica Baldwin, die
als Engelse over de muur sprong, zij
het van een Frans klooster. De hoofd
figuur in Zuster Luc, zelf een Belgi
sche, werd gezien door de ogen van
haar Amerikaanse schrijfster-vriendin,
Kathryn Hulme. Het „Antwoord van
een non" is van een Engelse Carmeli
tes. En van dit „Afgewend gelaat"
is wederom een Engelse de auteur.
Zij heeft in haar roman ongetwij
feld een gelijksoortig leven willen
beschrijven als dat van zuster Luc.
Een meisje, dat zonder veel roeping,
als wees, met een angstcomplex in
treedt, God wil dwingen om haar
heilig te maken en een bijna neuro
tische energie in de plaats stelt van
de verwarmende liefde. Ook zij gaat
naar de missie in Afrika, ook zij is
een perfect verpleegster, die het ver
brengt in de ziekenhuis-carrière.
Maar levend in een mist van ziele
kwellingen meent zij als religieuze
te falen en treedt uit. Na een onon
derbroken nachtmerrie van ellendi
ge baantjes, ankerloos, rondzwer
vend van het ene nare pension naar
het andere in de keiharde wereld
van Zuid-Afrika, vindt ze eindelijk
rust en zichzelf terug in Gods vrede
als portierster in een slotklooster.
Op de laatste bladzijde heeft ze het
gevonden, na een diepe ziele-erva-
ring, die over haar kwam tijdens
een toneelstuk, waar ze heen was
gegaan om zich wat te verstrooien.
Eindelijk voelt ze zich volkomen be
vrijd en gelukkig. Ze weet nu, dat
Gods wil en Gods liefde schuilen in
de kleine daagse dingen. En na een
intensief dankgebed gaat ze, zielsge
lukkig aan de kleine plicht van het
ogenblik, dat is op dat moment:
thee zetten voor zichzelf! (In veel
Engelse romans, ook in de religieu
ze, druipen de bladzijden van de
thee! Zoals in de Noorse van de
koffie).
Wat leeft er achter de kloostermuren? Een eeuwig intri
gerende vraag.
naar God kan voeren. Dat het een heel
eigen waarde heeft zoals elk mensen
leven. Maar het is zo vooropgezet ge
construeerd, zo gemaakt en doorspekt
met theoretische betogen over de
kruisweg van het leven, dat men bij
h,et lezen geen moment ook maar
het minst begaan is met de hoofdper
soon. Haar geestelijke ervaringen zijn
geschematiseerd. Ze lééft niet.
En men gelooft alleen maar in haar
natuurlijke reacties als ze even kan
genieten van zintuiglijke dingen als de
bloemengeur in Afrika, de schoonheid
van het koorgebed dat opklinkt in de
gewelfde gothische kapel of later, als
ze een veilig onderkomen heeft gevon
den, de gezelligheid van een verzorgde
kamer. Daardoor
worden de verhou
dingen in haar per
soonlijkheid scheef
getrokken. De ro
man die de „ge
schiedenis van een
ziel" heet te zijn,
is, zoals men
dat noemt „niet uit
de verf gekomen".
Men kan namelijk
niet geloofwaardig
over een ziel
schrijven zonder
geloofwaardig over
de mens, die die
ziel belichaamt, te
schrijven.
Nogmaals: de be
doeling is wel te
raden, maar men
leest een boek nu
eenmaal niet om
de goede bedoe
ling. Men moet
toch minstens door
de hoofdpersoon
bewogen en mee
gesleept worden.
Maar de schrijfster
is er niet in ge
slaagd dit leven
van een gekwelde
kloosterlinge, die
na hevige zielstrijd
uittreedt, levensecht
en aanvaardbaar te
maken. Na twee
honderd bladzijden
over Clara's talloze
belevenissen gele
zen te hebben, en
verwonderd te zijn
dat het angstige
vogeltje nog niet
bezweken is, kent
men haar nog
steeds niet. De
lezer is dan ook
niet voldaan. Wie
volgt met iets, dat
meer overtuigt?
A. Bgl.
De bedoeling van dit boek is heel
T) ij het zilveren jubileum, dat Anton Sweers zojuist heeft gevierd, hebben
fj zijn vrienden hem dit wandkleed aangeboden. Het stelt voor Sint Gene-
sius, spelend voor de Romeinse toeschouwers in zijn rol als christen
martelaar. Zijn levenskrans en toneelmasker heeft hij naast zich neergelegd toen
hij tijdens zijn rol vervuld werd van het Licht van het Geloof. Hetwandkleed
is uitgevoerd in applicatie en borduurwerk op wijnrode Franse damastzijde in
grijsblauwe, grijze, rose en beige tinten, verrijkt met goud en zilver. Een tekst
van Gabriël Smit is, op verzoek van Anton Sweersonderaan als versiering
geborduurd. De naaldkunstenares Hïldegard BromFischer is de ontwerpster
van dit werkstuk, dat werd vervaardigd op haar atelier te Bunnïk, waar ook het
atelier voor emailkunst van haar schoonzuster Joanna Brom sinds anderhalf
jaar gevestigd is.
aat ik om te beginnen even uit
de doeken doen, dat het saucij-
zebroodje Brabants is, en niet
afkomstig uit Leiden. Toegegeven, dat
een doorwaakte nacht (nu ja, niet al
tijd met studeren uiteraard!) wat hon
gerig maakt en belust op een hartige
hapdie natuurlijke neiging hebben
niet alleen de Leidse studenten. En om
dan de naam saucijzen te ontlenen aan
„panis socialis in usum studiosorum"
is griezelig spits, maar niettemin
onjuist.
Nee, ga naar Brabant voor de wor
stebroodjes, de Belgische saucijzen
zijn er niet vreemd aan! Daar is het
een traditie, die een vaardige hand en
een sterke maag vereist. Want ik geef
het u te doen, hiervan een half dozijn
te verorberen
Tegenwoordig maakt ieder zichzelf
respecterende bakker ze tussen de be
drijven door wel even, u weet wel
van korst en gemengd gehakt, maar
het is een typisch huis-, tuin- en keu
kengevalletje dat een rechtgeaarde
Brabantse boerin tegelijk met de brod
dellap leerde! Probeer het zelf eens:
zet een brooddeegje van 250 g bloem,
1 dl lauwe melk, 25 g gist en een snuif
je zout. Roer 25 g boter wat los en
werk het door het deeg, laat een en
ander een paar uur rijzen op een
lauw-warme plaats en rol de bol deeg
dan uit tot een niet te dikke lap. Breng
tussen het rijzen 250 g varkensgehakt
op smaak met peper, zout en voor
de liefhebbers eventueel wat noot
muskaat en maak er een lange rol van
die afgesneden wordt in stukjes van
ca 6 cm met een middellijn van onge
veer 1,5 cm. De deeglap in langwer
pige stukjes verdelen (in de breedte
ca 5 cm), hierop een rolletje gehakt
leggen, deeglap dichtslaan, aanknijpen
en met de sluitkant naar onderen op
een besmeerd bakblik nog een half uur
laten rijzen, bestrijken met wat ei en
dan in een hete oven gaar, maar zon-
iiiiliiiiiiliiiilliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimililiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiii
'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'
der harde korst bakken. Ja, Brabant
se lezers en lezeressen, u doet het met
verse worst, ik weet hetliefst me
ters lang, maar wat wilt u: nog maar
heel weinig kan men in de grote steden
voor deze goede zaken terecht, sinds
de allesbedervende gastronomische in
dustrie ook ten onzent beslag heeft ge
legd op de worstfabricatie. Want dat
moet u onze misschien wat primitie
ver levende voorouders nageven
als het op zelf slachten aankwam, wa
ren de ervaren huismoeders uit vroe
ger dagen niet voor de poes! Daar is
nog zo'n Brabants gerecht in gebruik:
het Driekoningenbrood met ingebakken
boon of erwt. In deze contreien echter
moet degene die de boon vindt, beta
len, terwijl elders de vinder feesteling
wordt. In Ginneken lijkt het meer op
een spaarvarken, dat vroeger immers
op een stuk piipesteel was gestoken (ze
werden namelijk gloeiend heet, zo uit
de oven verkocht) om de consumptie
gemakkelijk te maken.
En nu we toch aan de zoetekauw
bezig zijn: de knappend gebakken,
goudgele Brabantse wafels kunt u, bij
wijze •('an spreken, overal eten, waar
de kermiswagen-met-paard en de wit-
gejaste boniseurs langs komen, want
deze dingen zijn toevalligHollands
van oorsprong. U kunt het thuis ook
proberen: roer 250 g boter of marga
rine zacht, voeg strooiend 500 g bloem
toe, daarna 7 eieren, wat snippers ci
troenschil een halve liter lauwe melk,
waarmee 30 g gist is aangeroerd, een
snuifje zout en sla er een luchtig be
slag van dat goedfluwelig glad is en
weer gedurende een paar uur moet rij
zen op een lauw-warme plaats. Vlak
voor het bakken het hooggerezen be
slag wat neerslaan met ca 1 dl koud
water dat grondig met het beslag ver
mengd moet worden. Het wafelijzer
dient u, na verhitting, terdege in te
wrijven met reuzel, margarine of bo
ter, maar liever niet met olie, een
schepje beslag erin en dan maar goud
geel bakken op heet vuur.
U kunt deze wafels het smakelijkst
opdienen met poedersuiker en gesmol
ten boter juist zoals met poffertjes!
BERN. J. KUYPER
Advertentie
Het' maatschappelijk werk omspant
en doorweeft als een reuzen spin-
neweb onze gehele, steeds inge
wikkelder samenleving. En het breidt
zich voortdurend uit. Met als gevolg een
groot tekort aan beroepskrachten. Zo
wat 10.000 instellingen in ons land zijn
rechtstreeks of zijdelings yerbonden met
wat men „maatschappelijk werk"
noemt, 1000 van die instellingen hebben
maatschappelijke werkers of werksters
in dienst, tot een gezamenlijk aantal
van zowat vijfduizend. Maar er is
vooral omdat de maatschappelijke werk.
sters trouwen steeds verloop, dat
moet worden aangevuld. De vraag naar
beroepskrachten is dan ook altijd veel
groter dan het aanbod. De Nationale
Raad voor Maatschappelijk Werk zoekt
dus naar middelen om het aantal gega
digden voor de studie aan de scholen en
academies voor sociaal werk uit te brei
den. Een van die middelen is een nauw
keurige oriëntatie over het beroep via
een brochure, zojuist verschenen met
de bedoeling om verspreid te worden
onder de afstuderende leerlingen van
HBS- en lycea. Want over het algemeen
weet men nog steeds niet precies welke
beroepsmogelijkheden het maatschappe
lijk werk omvat. Het boekje, getiteld
„Bekwaam om te helpen", is op mo
derne, attractieve wijze in elkaar gezet:
het laat zich vanzelf lezen en het wekt
medegevoel, dat ondersteund wordt
door de boeiende illustraties. Door de
hulp van het Kon. Juliana Fonds is het
bij de uitgever, de Nat. Raad voor
Maatschappelijk Werk, Stadhouders
laan 146, Den Haag. te koop voor 0.50.
Een inlegvel vermeldt de vijftien in ons
land bestaande scholen en academies
voor sociaal werk, waaronder zeven ka
tholieke.
Een moeilijkheid, die echter niet ver
meld wordt, is wel eens, dat men negen
tien jaar moet zijn om aan de studie
voor maatschappelijk werk te beginnen
en dat er voor de achttienjarigen, die
klaar zijn met de middelbare school,
dan niet altijd dadelijk aansluiting is.
A. Bgl.
Advertentie
Maar ook U kent nu haar keukengeheim,
't Is de Maizena Duryea die de groenten
zo lekker maakt.
als men dat wil, allerlei verwij
ten maken, maar een van de
goede kanten van al dat „slobby", dat
tegenwoordig gedragen wordt, is, dat de
vrouw in verwachting er goed afkomt.
Veel beter dan in zowat elk ander tijd
perk van de mode geschiedenis. Want
bijna altijd heeft de mode er op gestaan
het figuur te accentueren, tot aan het
onaanvaardbare toe, zoals in de tijd
van de wespentaille. En men zegt perfectioneerd, en het jak zich in niets
hoewel het ook wordt tegengesproken onderscheidt van de vlotte lange blou
dat de listicheid van ccn keizerin u„.u
dat de listigheid van een keizerin,
die een vorstelijke telg het loven zou
schenken, de crinoline heeft bedacht,
als camouflage.
Het hoort waarschijnlijk bij de open
heid van deze tijd om veel meer dan
vroeger zo volop aandacht te besteden
aan de kleren voor de aanstaande moe
der. Een jaar of wat geleden kon men
in een modezaak al bitter slecht te
recht wanneer men iets wilde uitkiezen
wat de confectie op dit gebied gereed
had. Thans heeft niet slechts iedere mo
dezaak een behoorlijk rek vol aantrek
kelijke kledingstukken voor de tijd der
verwachting, zowel van de eigen con
fectie als import, maar er zijn ook al,
naar Frans voorbeeld, de zogenaamde
„pré-natal" winkels, waar men uitslui
tend alle zaken koopt, die op moeder
en kind betrekking hebben, van kleren
voor de moeder tot baby-uitzetten toe,
inclusief speelgoed en baby-meubilair.
Het is dan ook mogelijk in deze tijd,
dat er, ten gerieve van de handel, een
speciale vakbeurs wordt gehouden, zo
als deze week te Keulen plaats vindt,
van uitsluitend baby-uitzetten en kin
derwagens. Aan deze „baby "-beurs
doen niet minder dan tien West-Euro-
pese landen mee, waaronder Neder
land.
Wat de gerede kleding voor de aan
staande moeder betreft, is het in ons
land de confectiefabriek Modart, die
zich daar sinds enkele jaren op ge
worpen heeft. Het ontwerpen van de
collecties is toevertrouwd aan me
vrouw Oeke Wieringa. Zij doet het
heel consciëntieus, werkt met mooie
stoffen, modeleert met tact en des
kundigheid en goed gevoel voor even
wicht en steeds bedacht op het flatte
rend detail. Thans heeft zij wederom
een collectie, voor 1960, samengesteld
voor genoemde confectie-industrie,
waarvan een groot deel der model
len deze week aan de pers werd ge
toond.
Het pakje, bestaande uit jak en rok
is zo'n beetje het „uniform" voor die
moeilijke maanden, waarbij de verstel
baarheid van de rok steeds wordt ge-
se, die nu in het modebeeld schering en
inslag is.
Tot voor kort bestond de kleding voor
de aanstaande moeder altijd uit een jak
en rok. Tegenwoordig komt ook de rechte
japon er in, desgeioenst met ceintuur op
de rug. Model Modart, Amsterdam.
(Van onze medewerkster in Parijs)
In het couturewereldje zeggen allen
behalve natuurlijk de couturiers zelf
en zij, die in de couturehuizen hun
brood verdienen dat de stoffen haast
interessanter zijn dan de couturemodel-
len. Deze opvatting is eerst langzamer
hand ontstaan, enerzijds omdat de ver
langens van de vrouw lang niet meer zo
naar mooie kleren uit gaan, anderzijds
omdat de zak- en empiremode beide een
strop bleken en de koopsters huiverig
maakten voor hypermoderne modellen.
Verloor de herenmode na de grote
Franse revolutie alle pracht, praal en
fantasie, om de mode van de vrouw te
wijzigen waren nog drie oorlogen en eni
ge min of meer vreedzame revoluties
nodig. Maar nu zijn we op het punt ge
komen, dat de herenmode reeds een
honderdvijftig jaar geleden bereikte. Wie
dit niet in wil zien kan het blijvend suc
ces van de „pull" niet begrijpen en even
min de interesse voor stoffen, die om
te beginnen van een prachtige kwaliteit
moeten zijn willen ze in de smaak val
len.
Maar het is een feit, dat nu aan de
stoffen meer waarde wordt gehecht dan
ooit te voren, ze zijn dan ook nooit zo
mooi geweest. Wol, zijde, linnen en ka
toen worden vermengd met synthetische
vezels en het resultaat is verrassend. De
kleuren en de combinaties van verschil
lende tinten bij elkaar zijn altijd goed
gekozen en er bestaat een ongelooflijke
verscheidenheid in, die van fel tot zacht,
van donker tot licht gaat met daartus
sen tal van nuances.
Dit seizoen is de keus van de prêt-a-
porter voornamenlijk op zachte tinten
gevallen, waar alle „kleuren van
de zon", dus van licht tot donker geel,
een voorname plaats innemen. Nuances
van zandkleur, eierschaal, muskaat en
oranjeachtige mosterd zagen we in alle
collecties, terwijl een poging gedaan
werd het lila en paars opnieuw te lan
ceren, iets wat tot nog toe in Frankrijk
niet het minste succes had. Donker
blauw, zwart met wit en zilvergrijs be
loven opgang te maken. Zacht rose, ro
se shocking en een prachtig fel licht
rood ontbreken ook niet, evenmin ver-
de mode. Bij mantels hiervan hoort bij
na altijd een japon in een der kleuren
die voor de mantel werd gebruikt; voor
grote ruiten worden minder afstekende
kleuren genomen en de tweeds zijn min
der grof.
In Parijs zijn stellig meer dan twin
tig of dertig „laineux" te vinden, die al
len met eigen ontwerpen komen. Ze leg
gen hun klanten hele stapels stalen voor
en het moet moeilijk zijn daar snel een
scheidene nuances in blauw van lavan-
del tot koningsblauw. Dit voor wat de
kleuren betreft, die de confectie koos.
De stoffen, onverschillig welke kleur
ze ook hebben, kunnen grosso domo in
twee soorten verdeeld worden: de kam-
garenstoffen zoals prince de galles, pied
de poule, visgraat, kaviaar en kleine
ruitjes, fil a fil, deux a deux en alpaga.
Verder losgeweven stoffen, zoals eta-
mines, goed dat op grof breiwerk lijkt,
heel dun mousseline en gaas. Maar on
verschillig hoe of ze zijn, ze moeten zo
min mogelijk wegen, alle „laineux", zo
noemen zich de grote leveranciers van
wollen materialen, deden pogingen hun
stoffen zo licht mogelijk te houden, on
verschillig of het kamgaren of losgewe
ven stoffen betreft. Zware stoffen wil
niemand meer dragen.
De double faces materialen blijven in
keus uit te maken, want zij zijn alle
mooi.
Natuurlijk worden de allernieuwste
voor de haute couture bestemd. Over
de keuze van de couturiers wordt nog
niets verklapt. Maar naar het heet, zoch
ten ze ook veel donkere tinten uit. De
stoffenfabrikanten zelf weten daar eigen
lijk nog niet veel van, daar een couturier
een zeker aantal meters stof kan bestel
len en er op stuk van zaken soms niets
mee doet omdat hij bij nadere beschou
wing het goed niet geschikt vindt voor
het model, waarvoor hij het bestemde.
„Wij hangen af van de wisselvallige
stemming van die heren", zegt een lai
neux zuchtend. Maar ja, zonder coutu
riers geen haute couture en zonder hau
te couture, geen peperdure stoffen.
DINY K.-W.
Aangezien ook dit soort „pré-natal"
kleding steeds luxueuzere neigingen ver
toont, worden mooie stoffen gekozen,
mooie katoens met kleurendruk in Pro-
vence-stijl, gedragen op een effen rok.
Die losvallendo jakken met split opzü,
zijn toch altijd beter dan de blouson,
hoewel die zich goed leent voor camou
flage. Dat bewezen de mannequins, die
de modellen droegen en waarbij twee
jonggetrouwde vrouwen, die zo spor
tief waren om wel te willen optreden
terwijl ze zelf in die omstandigheden
waren, dat de bruikbaarheid der model
len in feite te beoordelen was.
Voor de verstelbare rok is tegen
woordig geen systeem van bandjes of
andere ingewikkelde sluiting meer no
dig nu het ingenieuze „klitten"-band
zijn deugdelijkheid heeft bewezen. Het
is een smal harig band van nylon,
waarvan de helften In elke willekeu
rige stand op elkaar klitten en even
makkelijk zich weer laten lostrekken.
Volmaakter dus dan de rits, maar
met niet minder grote trekkracht. Het
schijnt tegen wassen te kunnen, maar
niet tegen strijken, hebben we ons la
ten vertellen. Men gebruikt het te
genwoordig dan ook al voor onder
goed voor zover daar verstelbaarheid
van sluiting aan te pas komt en ook
voor „meegroeiende" babybroekjes.
Vrij nieuw is de introductie van da
rechte japon als kleding voor de aan
staande moeder. Er werden er een he
le serie getoond, waarbij het ceintuur
tje soms alleen door de zijlussen ge
haald was en van achteren omge-
strikt. Ze leken echter allemaal iets
te kokerachtig. Mooiere modellen heb
ben wij vorig jaar gezien van een
Zweedse confectie-fabrikant, die zich,
gematigd, had geïnspireerd op de wat
joyeuzere trapeziumlijn. Wat heel
verstandig was, want deze vondst van
de jonge Saint Laurent, Diors opvol
ger, deed dadelijk bij zijn verschijnen
in de Parijse salons een gemompel
ontstaan over „pré-natal" model, want
dat werd er door gesuggereerd, zelfs
op de slanke mannequin. In ieder
geval is er door bewezen, dat de japon
uit één stuk, mits goed gemaakt, een
ideale verdoezelende omlijsting kan
zijn. Eén jurkje was er in dat genre,
van glanzende lila nylon, geheel ge-
plisseerd van onder t,ot boven, aan
een smal schouderjuk, waardoor het
sierlijke waaierende effect ontstond.
Het model was als feestelijk jurkje
bedoeld. Maar waar nylon zo mak
kelijk wasbaar is en het permanent
plissé zo handzaam, is er geen reden
om niet met meer van dit soort jur
ken wat feestelijkheid in de daagse
dracht te brengen.
A.Bgl.
Ook de Nederlandse couture-confectie
komt dit voorjaar met de „Prince de
Galles"-ruit, zoals dit 1960-pak.je van Jolo
uit Utrecht laat zien. Een klassiek dessin
voor de elkaar naderende mannen- en
vrouwenmode.