Roosevelt
Kardinaal de Jongman van
het verset der Kerken
„Mit diesem Mann ist
nicht zu reden"
Kunst in verzet
1940-DE TWEEDE WERELDOORLOG-1945
„IK VIL GEEN TWEEDE INNITZER ZIJN"
2000 HANDTEKENINGEN
-TEGEN KULTUURKAMER-
1940
1941
DINSDAG 3 MEI 1960
PAGINA 4
-\
Op de dag na de Japanse agres
sie te Pearl Harbour hield
president Franklin Delano
Roosevelt een rede tot het Congres,
waarin hij de volgende historische
woorden sprak: „Gisteren, 7 decem
ber 1941 een datum die zal voort
leven in schande werden de Ver
enigde Staten van Amerika plotse
ling en opzettelijk aangevallen
Roosevelt had overigens reeds
lang vóór Pearl Harbour Engeland
belangrijke steun gegeven, en in
augustus 1941 had hij, op een schip
in de Atlantische Oceaan, een be
spreking gevoerd met de Britse pre
mier, Winston Churchill. Bij deze
gelegenheid werd het Atlantisch
Handvest opgesteld, waarin de twee
regeringsleiders hun idealen met be
trekking tot de toekomst van de we
reld vastlegden, en waarin uitdruk
kelijk werd gesteld, dat vóór alles
een einde moest worden gemaakt
aan de nationaal-socialistische tiran
nie.
De Amerikaanse president en de
Britse premier werkten nauw samen,
en in dc gesprekken die zij te
Washington, Casablanca, Quebec en
Cairo voerden, kwamen zij tot een
effectieve coördinatie van de Anglo-
Amerikaanse oorlogvoering. Later
nam ook Stalin aan de topconferen
ties der geallieerden deel, hetgeen
vooral in Yalta tot kwalijke
complicaties leidde, omdat Roose
velt de valstrikken niet zag, die de
Russische dictator voor hem gespan
nen had.
Roosevelt heeft zijn belangrijke
plaats in de rij van Amerika's pre
sidenten vooral te danken aan zijn
strijd voor de lotsverbetering van
zijn landgenoten in de jaren dertig:
de New Deal. Maar hoewel hij in
zijn binnenlandse sociaal-economi
sche politiek van meer staatsmans
wijsheid heeft blijk gegeven, dan in
zijn buitenlands beleid, heeft hij
grote verdiensten gehad als leider
van Amerika's strijd tegen Nazi-
Duitsland. Helaas heeft hij het einde
van die strijd niet meer mogen be
leven. Hij stierf op 12 april 1945,
nog geen maand voor „V.E.-Day",
de dag van de wapenstilstand in
Europa. Churchill zegt in zijn me
moires, dat het heengaan van deze
„schitteren dz persoonlijkheid" hem
trof als „een onherstelbaar verlies".
Er is tijdens de oorlog een, wat
men nu noemt, „verzet der ker
ken" geweest. Voor wat de Pro
testanten betrelt was daarin tls. K. H.
E. Gravemeyer, secretaris van de alge
mene synode van de Nederlands Her
vormde Kerk, de grote figuur. Wat het
katholieke verzet betreft, dat vond zijn
stoere belichaming in mgr. Jan de Jong,
de latere Kardinaal. Hij bepaalde na de
inval van de Duitsers meteen zijn hou
ding. En hij deed dat in niet te mis
kennen bewoordingen. Toen na de vrij
gematigde intrede-rede van Seyss-In
quart op 29 mei 1940 twee geestelijken
zich ten zijnen Paleize aan de Utrechtse
Maliebaan vervoegden met het advies in
een herderlijk schrijven waardering
voor die gematigdhe d tot uiting te bren
gen, sprak de Aartsbisschop deze woor
den: „Mijne heren, wat is dit voor on
zin. Ik wil geen tweede Innitzer zijn".
Dat karakteriseerde hem. En daar
mee stond tevens vast wat hij wél wilde
zijn: een behoeder van de waarheid en
de gerechtigheid. Wat hem overigens
wel in conflict moest brengen met de
Duitsers.
Mgr. de Jong heeft zijn strijd met
even grote behoedzaamheid als vastbe
radenheid gevoerd, verholen waar het
kon, openlijk waar het moest. En hij
was zich pijnlijk-duidelijk bewust van
zijn enorme verantwoordelijkheid. Eens
zei hij tot de hem omringenden: „Een
woord van mij kan mensenlevens kos
ten". Dat csef bracht hem er uiteraard
toe geregeld en bij voortduring het ad
vies in te winnen van mannen die hij
kon vertrouwen; niet alleen dus dat van
de andere Nederlandse Bisschoppen,
maar evenzeer dat van de talrijke ju
risten en sociologen, die hem omring
den.
Tijdens de bezetting verschenen tal
van herderlijke brieven, die in niet mis
te verstane taal het katholieke stand
punt in allerlei actuele kwesties vastleg
den. En naarmate het onrecht schrij
nender gestalte kreeg, nam die taal in
duidelijkheid toe. Voor ons katholieken
waren die brieven een bron van troost,
en wij trokken er ons aan op. Maar
ook vele andersdenkenden kwamen luis
teren als zij in de kerken werden voor
gelezen. Deze bisschoppelijke boodschap
pen waren meestal van de hand van de
Aartsbisschop zelve en als dat niet het
geval was, had hij ze in ieder geval
geïnspireerd.
In 1911 reeds kwam het tot een open
lijk conflict met de bezetter. Op 2 augus
tus van dat jaar zou in de kerken een
herderlijk schrijven worden voorgelezen
waarin voor de Duitsers pijnlijke dingen
stonden. In de nacht van vrijdag op za
terdag kreeg mgr. de Jong bezoek van
twee leden van de Sicherheitspolizei, die
hem namens de Rijkscommissaris het
bevel gaven de voorlezing van de brief
af te gelasten. De Aartsbisschop, de
brede paarse sjerp om het middel en
omhangen met het gouden borstkruis,
ontving de heren met ijzige koelheid,
beantwoordde hun boodschap met een
enkel nietszeggend woord en liet hen
vertrekken. Zij kozen verward en be
dremmeld de aftocht. Maar de brief
wérd zondags voorgelezen. De hoogge
plaatste Duitser die zei: „Mit dem
Mann ist nicht zu reden" had gelijk.
Over de leugen viel met mgr. Jan de
Jong niet te praten. Hij wees haar al
leen naar af.
In 1942 kon men in de kerken verne
men dat de Bisschoppen pijnlijk waren
getroffen door de gang van zaken in
ons land „met name door de wijze,
waarop de drie grondslagen van ons
volksbestaan: de gerechtigheid, de
barmhartigheid en de vrijheid van ge
weten en overtuiging, die verankerd lig
gen in het Christelijk geloof, zijn en
worden aangetast". En in 1943 protes
teerde het Episcopaat tegen Jodende
portaties en Arbeitseinsatz: „Wij wor
den zelfs gedwongen onder zware straf
fen onze vijand te helpen". Het grote
woord was gevallen: „Vijand". Duide
lijker kon het waarlijk niet. „Mit dem
Mann ist nicht zu reden".
ïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiifiiiiiimiiiiiiimiiiiiMiimiiimmiii
iiiiimmiiiiiiiiiiin
De Kunst" is de oorlogsjaren door
een machtig middel geweest om
de vijand te weerstaan. Het is
moeilijk dit te begrijpen in een vrije
wereld, die de druk van een bezetting
vergeten is. Voortdurend meer was al
les er op gericht iedereen ook geeste
lijk te vergiftigen. De kunstenaars zelf
stonden onder hoge druk. Met hun pu
bliek konden zij alleen in contact ko
men, als zij zich althans richtten naar
de eisen van de bezetter. Sommigen, de
schrijvers en de dichters vooral, kon
den langs geheime wegen hun hoorders
bereiken. Was de artistieke waarde van
de clandestien verschenen uitgaven niet
altijd groot, door hun heimelijkheid en
hun actualiteit waren zij wel effectrijk.
Toneelspelers en musici begaven zich
op even heimelijke tournées, optreden
de in huiskamers en salons voor een
dankbaarder publiek dan zij nog ooit
zullen aantreffen.
Het openbare kunstleven ging intus
sen ook door. Wie daarin optraden moes
ten lid zijn van de zogeheten Kultuur
kamer. Een verdachte instelling onge
twijfeld, alhoewel zij nooit meer geweest
is dan een wassen neus.
18 februari 1942 moesten de toneelspe
lers zich bben aangemeld, wilden zij
hun beroep blijven uitoefenen. Vrij al
gemeen waren zij voor weigeren. Een
staking, ingaande op 19 februari, lag in
het voornemen. Omdat zij, door toeval
lige omstandigheden, geroepen waren
om het spits af te bijten, was zoveel
mogelijk steun van andere kunstenaars
noodzakelijk. Een manifest werd opge
steld, waarin o.m. werd gezegd, dat toe
treding tot een instelling, „waarbij de
kunst ondergeschikt wordt gemaakt aan
vooropgestelde politieke beginselen,
waarbij het kunstleven geregeld wordt
door met autoritaire macht beklede
leiders, en waarvan al of niet toelating
niet uitsluitend afhangt van de maatstaf
van kunstenaarschap" niet was „over-
eèn te brengen met de geestelijke le
vensvoorwaarden, voor de kunst en in
strijd met le hoogste plichtsvervulling,
de roeping, die zij als kunstenaars heb
ben te vervullen." Verder werd nadruk
kelijk gewezen op „de gemeenschappe
lijk levende overtuiging, dat de kunste
naar, die de roeping heeft uiting te ge
ven aan het innerlijk leven en het gewe
ten van de natie, deze roeping alleen in
vrije schepping en uitoefening kan ver
vullen." De ondertekenaars verklaarden
aan deze „oeping getrouw te willen blij
ven. Hierop werden in enkele dagen
ruim tweeduizend handtekeningen van
kunstenaars verzameld. Hoewel de Si
cherheitspolizei hardnekkig getracht had
dit te verhinderen werd het manifest
met de handtekeningen aan de „Rijks
commissaris" overhandigd.
urniiiiiiiiiiimiiiiiiiiimiimtitti
Vervolg van pagina 2)
3 JUNI: Duinkerken gevallen.
4 JUNI: Eerste nummer van de „Deut
sche Zeitung in den Niederlanden".
De Duitsers koesterden de illusie
blijkens de eerste nummers van dit
dagblad, dat de speciale belangen
van de bezetter in ons land moest
behartigen, zich bij ons volk geliefd
te kunnen maken.
10 JUNI: Capitulatie van Noorwegen.
Italië verklaart Engeland en Frank
rijk de oorlog.
14 JUNI: Prinses Juliana in Canada.
Parijs bezet.
15 JUNI: Brood en öloem op de bon.
16 JUNI: Pétain minister-president in
Frankrijk.
17 JUNI: De Franse regering vraagt
om wapenstilstand.
21 JUNI: Seyss-Inquart schorst de
werkzaamheden van de Staten-Gene-
raal en de Raad van State.
22 JUNI: Wapenstilstand van Compièg-
ne.
23 JUNI: Instelling te Londen van het
„bewind De Gaulie".
27 JUNI: Memo. udum van generaal
Winkelman over het bombardement
van Rotteruam v >rdt clandestien ver
spreid. De gene: aal concludeert:
„Uit het vorenstaande blijkt, dat, in
dien de Duitsers het voornemen heb
ben gehad, het bombardement niet
te doen doorgaan, de hunnerzijds
daartoe getroffen regeling gefaald
heeft en dat de aan Rotterdam toe
gebrachte schade in geen geval is te
wijten aan mindere besluitvaardigheid
van Nederlandse zijde. Daar het mij
niet mogelijk is deze weerlegging door
middel van de pers bekend te stellen,
heb ik gemeend langs deze schrifte
lijke weg de Nederlandse weermacht
te moeten bevrijden van de ten on
rechte op haar geworpen blaam, dat
zij de oorzaak van Rotterdams nood
lot zou zijn geweest".
28 JUNI: Verplichting tot inlevering
van gouden munten en edele metalen.
Rusland bezet een deel van Roeme
nië.
29 JUNI: „Anjerdag". Honderdduizen
den Nederlanders doen mee aan de
plotselinge algemene „anjerdemon
straties" te gelegenheid van de ver
jaardag van Prins Bernhard
1 JULI: Oprichting van het Politiek
Convent, een combinatie van verte
genwoordigers der zes grote partijen
in Nederland. Doel: een naar buiten
optredend nationaal blok te vormen.
2 JULI: Generaal Winkelman naar
Duitsland gevoerd. Niet-arische vreem
delingen moeten zich melden.
6 JULI: „Verordening ter bescherming
van de Nederlandse bevolking tegen
onjuiste berichten" (Verbod tot luis
teren naar Engelse zenders).
15 JULI: Instelling van de Opbouw-
dienst.
18 JULI: Eerste internering van gijze
laars; een reactie op de internering
van Duitsers in Nederlands-Indië.
24 JULI: Oprichting van de Nederland-
Unie.
28 JULI: Eerste uitzending van Radio
Oranje met een rede van de koningin.
2 AUGUSTUS: Het doorgangskamp
„Amersfoort" in gebruik genomen.
8 AUGUSTUS: Begin van hevige lucht
gevechten boven het Kanaal.
12 AUGUSTUS: Textiel-distributie.
28 AUGUSTUS: Eerste parachutering
van een geheim agent.
31 AUGUSTUS: Ontstaan van de Orde
dienst, de O.D.
3 SEPTEMBER: Optreden van het eer
ste ministerie-Gerbrandy.
5 SEPTEMBER: Hitler in het Sport-
palast: Londen soil ausradiert wer
den. Geruchten over het aan de macht
komen van de NSB.
6 SEPTEMBER: Eerste Duitse dag
vluchten boven Londen (begin van de
Blitz).
9 SEPTEMBER: „Sperr-tijd" in het
kustgebied tussen 22 en 4 uur.
14 SEPTEMBER: Vlees op de bon.
16 SEPTEMBER: Oprichting van de
Nederlandse (later: Germaanse) SS.
De Verenigde Staten voeren de dienst
plicht in.
23 SEPTEMBER: Eerste benoeming van
NSB-burgemeesters.
27 SEPTEMBER: Duitsland, Italië en
Japan sluiten het Driemogendheden-
pact (de „as Berlijn-Rome-Tokio").
1 OKTOBER: Algemene legitimatie
plicht voor personen boven 15 jaar.
5 OKTOBER: Instelling van het Rijks
bureau. Stap voor stap verstevigen de
bezetters hun greep op de Nederland
se maatschappij.
6 OKTOBER: De Opbouwdienst wordt
omgezet in Nederlandse Arbeids
dienst.
12 OKTOBER: Instelling van het Me
disch Front.
22 OKTOBER: Instelling van de Winter*
hulp. Niet met het doel „de tot dus
ver bestaande instellingen op het ge
bied van armwezen, weldadigheid, of
van sociale of culturele aard afbreuk
te doen, doch integendeel zonodig
dergelijke instellingen behulpzaam te
zijn", aldus Seyss-Inquart. Aanmel
dingsplicht voor „Joodse" onderne
mingen.
31 OKTOBER: Sperr-tijd in geheel Ne
derland tussen 0 en 4 uur.
Einde van de Battle of Britain.
6 NOVEMBER: Roosevelt als president
herkozen.
23 NOVEMBER: Ontslag der Joden uit
'alle ambten.
Bij het ontslag van de Joodse hoog
leraar mr. E. M. Meyers te Leiden
houdt de rector-magnificus van de
universiteit, prof. dr. R. P. Cleveringa
een rede, waarin hij zijn grote ver
ontwaardiging uitspreekt over de lage
daad van de bezettende macht.
27 NOVEMBER: Leidse Universiteit en
Delftse Hogeschool voor onbepaalde
tijd gesloten
15 DECEMBER: Rantsoenering van gas
en licht.
1 JANUARI: Invoering van de verplich
te luisterbijdrage.
Na een reeks succesvolle veldslagen
Is Tobroek door de Britten omsingeld.
9 JANUARI: De Nederlandse Bioscoop
bond ontzegt de Joden de toegang tot
de theaters, zulks wegens „ordever-
iVervolg op pagina 6)