FE RUG. DAS GANSTAND
Zich bedrinken aan het heilig
ritueel der
MEESTERS EN SLAVEN
DINSDAG 3 MEI 1960
PAGINA 8
Furie concentratiekampen
—bewust en systematisch—
Dertigduizend mannen staan aangetreden op een plein
van ongeveer anderhalve hectare groot. Dertigduizend
gevangenen. Ze staan netjes opgesteld in groepen
in het gelid. Een gure sneeuwjacht blaast de mannen in het
gezicht. Het is avond. Talrijke gevangenen staan daar zonder
jas. Vele mannen dragen geen schoenen, doch een soort mui
len, van achteren geheel open. Om hun voeten zijn lappen
gewikkeld, die de sokken moeten vervangen. Het vriest. Acht,
tien, twaalf graden wie zal het zeggen.
De dertigduizend staan en wachten. Een kwartier. Enkele
honderden gevangenen zijn ziek. Ze hebben dysenterie, pleu
ritis, verzweringen. Tientallen hebben niet meer de energie
om de aan hoofd en voeten bevriezende sneeuw van zich
af te schudden. Er zijn er, die in het gelid staan te sterven.
Onder de dertigduizend gevangen zijn er velen, die geen
eten hebben gehad sinds er om vijf uur in de ochtend een
homp brood werd uitgereikt. Ze hebben wél gewerkt. Ze
waren in de weer van toen het nog donker was in de morgen
tot toen het weer donker werd in de avond, en dat in hagel
en sneeuw. Nu staan ze opnieuw in de vinnige kou en wach
ten. Een half uur.
Het plein tfgt tegen een berghelling. Op het hoogste punt
staat een langgerektgebouwtje met een verdieping op het
middenstuk en daarboven een torentje. De blikken van de
gevangenen gaan herhaaldelijk naar het bordes rond die
toren, waar de gestalten van mannen in uniform te zien zijn.
De sneeuw jaagt voort over het plein. De mensen in het
gelid wachten. Drie kwartier.
Enorme schijnwerpers verlichten het plein. Daar waar de
lichtbundels de sneeuwjacht doorsnijden, worden in de lucht
verblindend witte sneeuwgordijncn gevormd. Het heeft iels
van een film met heel knappe opnamen. Dertigduizend staan en wachten.
Een uur. Twee uur.
Dan opeens wordt er door de luid
spreker op de toren een rauw bevel
geschreeuwd: „FERTIG", even stilte,
„DAS GANZE", een wat langere stilte,
„STAND"! Dertigduizend mannen vlie
gen in de houding. Zij gehoorzamen
prompt op het bevel: „Mützen ab!".
Nu staan zij met ontblote hoofden in
de gure winteravond. Hun koppen zijn
kaalgeschoren. Zij wachten. Op het vol
gende bevel: „Mützen auf!" slingeren
ze met de rechterhand hun hoofddek
sels er zijn de raarste mutsen bij
weer op het hoofd. De mutsen staan
niet goed, maar dat komt straks wel
in orde. „Korrigieren", klinkt het door
de luidspreker. Nu mag men zijn muts
goed op het hoofd zetten. Laatste be
vel: ,,Ab!" Er staat een muziekcorps
op het plein. Het speelt „lm Leben
geht alles vorüber". Netjes in de maat
marcheren de gevangenen in groepen
af. De avond is al voor een deel ver
streken. Het sneeuwt nog steeds. Het
is gemeen koud.
„Heilig appèl"
Dit is de geschiedenis van één appèl
in één Duits concentratiekamp. Hon
derdduizenden appèls zijn er in de oor
logsjaren en ook reeds daarvoor gehou
den. Daar konden duizend of tiendui
zend, maar ook wel eens veertig- of
vijftigduizend mensen bij betrokken
zijn. Het appèl, dat onvermijdelijk tot
de dagorde behoorde, was een van die
nachtmerries, waardoor de gevangenen
van de nazis gekweld werden.
Waarom nu juist dit beeld opgeroe
pen wanneer er iets verteld moet wor
den over de wijze, waarop het nazisme
zijn gevangenen behandelde? Het is niet
alleen om te herinneren aan de kou,
de honger en de pijn, die in Duitse ge
vangenschap geleden zijn. Als we daarop
de nadruk zouden willen leggen, dan
zijn er nog wel heel wat erger dingen
uit het kampleven te belichten. Dan was
hier niet het beeld gegeven van een ap
pèl, waarbij niet eens geranseld werd.
We nemen echter dit appél in een
lach niet „goed" kampjaar als uit
gangspunt omdat het, ondanks z'n be
trekkelijke „mildheid", zo duidelijk tot
uitdrukking brengt de grondgedachte
van het systeem der concentratiekam
pen.
Het moet van de toren af een ontstel
lend gezicht zijn geweest: die duizenden
mannen kleumend in de kou. Maar de
SS-ers, die zich daarboven op het bor
des bevonden, hadden hiervoor geen
oog. Zjj stonden daar als de meesters.
Zij keken uit over een menigte knechten,
juister: slaven, die onvoorwaardelijk te
gehoorzamen hadden. Voor de SS-ers
was het appèl iets fascinerends. „Zij tel
den hun prooi, zoals een vrek zijn geld,
met zinnelijke vervoering en opwinding.
Het appèl was hun een heilige handeling
een zich bedrinken aan de omvang van
hun macht met onverzadigbare dorst."
(Mr. Abel Herzberg in „Amor Fati",
zeven opstellen over Bergen-Bclsen)
De idee yan het „Herrenvolk" werd
nog versterkt door de wetenschap, dat
onder het legioen horigen mensen wa
ren uit vrijwel alle landen van Europa:
Oostenrijkers en Hongaren, Kussen, Po
len en Tsjechen, Fransen, Belgen, Ne
derlanders en Luxemburgers, Roeme
nen en Joegoslaven, Noren en Denen,
Italianen en Spanjaarden
Kampen in 1939
Het is intussen van belang hier aan
te tekenen, dat er reeds lang voor in
1939 de oorlog begon en voor de nazis
dus hun slaven bijeen konden slepen uit
alle hoeken van Europa, concentratie
kampen bestonden en dat de eerste ge
vangenen in die kampen Duitsers waren:
PQlitieke gevangenen (vooral communis
ten en socialisten) en ook gewone mis
dadigers.
Deze gevangenen van het eerste uur
hebben het uitzonderlijk zwaar gehad.
Zij moesten de kampen opbouwen, het
geen in de meeste gevallen hierop neer
kwam, dat men moest leven in een
met prikkeldraad afgezette ruimte,
waarbinnen maar één ding ruim voor
radig was: mishandeling: legering en
voeding voldeden in die kampen, die
nog geen kampen waren, niet aan de
alleruiterste minima. Een cynische
Duitser, die reeds jaren gevangen zat
in Buchenwald en die het de later ko
mende gevangenen eigenlijk kwalijk
nam, dat zij ook niet eerder waren
vastgezet dergelijke merkwaardige
geestelijke ontwikkelingen deden zich
voor placht de nieuwelingen verwij
tend voor te houden: toen jullie vijf
jaar geleden nog een gezellig familiele
ven hadden, toen jullie studeerden, naar
de bioscoop gingen en feestjes vierden,
toen stonden wij al op appèls, en le
den wij al honger, toen moesten wij ons
al afbeulen in kou en hitte, toen wer
den we al getrapt en geslagen. Een der
gelijke uitspraak vergeet men nooit
meer. Het is een uitspraak, die dwingt
tot bezinning op het mateloze voorrecht
van te leven in vrijheid in de jaren
voor de oorlog, maar evenzeer thans,
nu er weer zoveel andere mensen ge
vangen zitten in andere kampen onder
een andere dictatuur.
Een miljoen per jaar
De eerste Duitse concentratiekampen
dateren van de jaren 1933-1934. Bij de
opkomst van het nationaal-socialisme
begon men meteen met het vastzetten
van politieke tegenstanders. Naarmate
men daarmee voortgang maakte bleek
het noodzakelijker een zekere orde te
brengen in het kampwezen. Zo werden
er drie hoofdkampen opgericht: Dachau
bij München, Buchenwald bij Weimar
en Oranienburg-Sachsenhausen bij Ber
lijn. Zuid-, Midden- en Noord-Duitsland
hadden nu elk hun grote gevangenen-
bergplaats. De hoofdkampen kregen la
ter sub-kampen („Aussenkommandos"),
waarvan er vele zich nog weer later
ontwikkeld hebben tot nieuwe zelfstan
dige kampen. Naast de reeds genoem
de kampen zijn vooral berucht gewor
den: Mauthausen, Natzwiler, Maidanek,
Birkenau, Theresienstadt, Dora, Tre-
blinka, Stutthof, Ncuengamme, Ravcns-
brück, Bergen-Belsen en Auschwitz
hetgeen intussen allerminst» wil zeg
gen, dat zich in de overige kampen
in totaal zijn het er meer dan honderd
geweest geen nazi-bestialiteiten
hebben voorgedaan.
Gemiddeld hebben de nazis per jaar
in hun kampen een aantal mensen ge
vangen gehouden, dat niet ver af ligt
van één miljoen. De gezaghebbende
Duitse schrijver Eugen Kogon heeft
in zijn boek „Der SS-Staat" een bereke
ning gemaakt, volgens welke in de con
centratiekampen in totaal meer dan ze
ven miljoen mensen zijn omgekomen.
Men komt hiermee in een orde van
grootte, die nauwelijks meer te vatten
is. Zeven miljoen mensen, dat is bijna
twee-derde van het gehele Nederlandse
volk.
Trappen naar beneden
Dit kan niet alleen het resultaat ge
weest zijn van het optreden van een
paar commandanten, die hun gevange
nen slecht te eten gaven of van enkele
onbeheerste SS-ers, die gevangenen mis
handeld hebben. Hier zat een systeem
achter. Het was het systeem van de
„Uebermensch", die op de toren van
een appèlplaats heerste over zijn sla
ven: „Fertig das ganze.... Stand!".
Aan de basis van deze verschrikking
ligt het vervangen van recht door wille
keur. De nazis redeneerden: beter tien
onschuldigen achter het prikkeldraad
dan dat we één tegenstander op vrije
voeten laten.
Een tweede element was het bestaan
van de SS („Schutz-Staffel", aanvanke
lijk Hitiers „schwarze Leibgarde"): een
élitecorps van geharde mannen, die het
nationaal-socialisme met zijn rassenthe
orie onvoorwaardelijk waren toegedaan.
„Meine Ehre heisst Treue". De man
schappen van de SS kregen een Prui-
sisch-militaristische opleiding, waarbij
het bepaald niet- zachtzinnig toeging.
Bedenk daarbij, dat aan deze mannen
(in de eerste tijd, later verwaterde
dit) wel allerlei lichamelijke eisen ge
steld werden zij moesten bijvoorbeeld
1.80 m. lang zijn doch dat zij zeker
niet tot de geestelijke élite behoorden.
In feite bevonden zich onder de eerste
SS-ers veel mislukkingen uit het ge
wone maatschappelijke leven (ook men
sen, die buiten hun schuld in de sociaal-
moeilijke periode na de eerste wereld
oorlog gestrand waren) en zelfs men
sen met een uitgesproken misdadige
aanleg. Trek deze lieden een, in Duitse
ogen, mooi uniform aan en zeg: je mag
heersen over anderen... Het gevolg is
duidelijk. De jonge SS-ers, die bij hun
opleiding getrapt waren van boven,
trapten in de kampen, die onder hun
hoede kwamen te staan, dubbel hard
naar beneden. Dit werd ook bewust
door de leiding aangemoedigd. „Fertig,
das ganze... Stand!".
Het zijn vooral deze twee elementen
geweest het niet functioneren van het
recht en het beschikken over een troep
schoften die een gewetenloze lei
ding de gelegenheid hebben geboden
een barbaarse ideologie tot hemelter
gende realiteit te maken.
Het spel met de muts
In de loop van de oorlog is men de
gevangenen in verscheidene kampen
meer gaan gebruiken als arbeiders, die
waardevol waren voor de oorlogsindus
trie er hebben stellig ook mensen
vast gezeten, die persoonlijk maar wei
nig mishandeld zyn maar in eerste
aanleg was het zo, dat de slaven onvoor
waardelijk waren overgeleverd aan de
grillen van hun meesters. Bezweken de
gevangenen, dan liet men eenvoudig
nieuwe slaven aanrukken. Zo moet men
de tekst verstaan, die bij de ingang van
een kamp was aangebracht: „Jedem
das Seine": voor de „Uebermenschen"
de macht, voor de „Untermenschen" het
gehoorzamen tot in de dood. Een spre
kend voorbeeld van het laatste: menige
bewaker had er een plezier in de muts
van een gevangene, die in de steengroe
ve van Buchenwald werkte (onmenselijk
zware arbeid), weg te gooien naar een
terrein, waar de gevangenen niet moch
ten komen. De man was dan verplicht
zijn muts te gaan halen. Deed hjj dat,
dan werd hij doodgeschoten. In de ad
ministratie werd na zo'n geval ver
meld: „In der Flucht erschossen"
Duivels bedrijf
Toch is hiermee nog niet alles ge
zegd. Van de schurken in de lagere
regionen der SS kregen de gevangenen
allerlei sadisme te verduren. Tot die
bestialiteiten behoorde bijvoorbeeld, dat
men in het kamp Buchenwald mensen
gedood heeft met geen ander doel dan
hun huid te prepareren om er lampe-
kappen van te maken. Maar de leiden
de figuren hadden nog meer op hun
program.
We zullen volstaan met slechts enkele
voorbeelden. In het concentratiekamp
Dachau zijn ten behoeve van de Duitse
luchtmacht proeven op gevangenen ge
nomen om na te gaan wat een meps
kan doorstaan op een hoogte van 20
km en meer boven de aarde. Hiertoe
werd een installatie gebouwd, die het
mogelijk maakte bepaalde luchtdruk-
en temperatuur-experimenten uit te voe
ren. Tientallen gevangenen zijn hieraan
bezweken. Eveneens in Dachau werden
malariaproeven genomen, die ander
maal vele slachtoffers, o.a. Poolse pries
ters, vergden. In Buchenwald: vlekty-
fusproeven 158 doden. In Auschwitz:
proeven om de voortplanting van de
mens onmogelijk te maken. Gevolg:
honderden doden en honderden voor het
leven verminkten. Weer een ander cha
piter is, dat men in Buchenwald min
stens driehonderd t.b.c.-lijders een
dodelijke inspuiting heeft gegeven om
dat men vond dat men te veel van de
ze patiënten kreeg.
Uit dit alles spreekt duidelijk welk
een grenzenloze verachting de nazis
hadden voor het leven van de „Unter-
mensch". Die verachting heeft haar
ontstellendste effect gehad in het ver
gassen van hele bevolkingsgroepen.