Van Dam en Dame
Bokma
WA TER INDE SAHARA
Een wolkenkrabber voor Cornelus Zeker wel
E
tyétiiémtieém,
MIJNHEER SUUP ZIJN TRAM
DE VERLEGEN
KIKKER
.a \\{eeï\ BULER K
stokken
en schijven
tëopdanmr!
door Kees Fens
1 ««èn SU-#-* i
Biografie van zuster
Josefa Menéndez
.«^HARINKJE?
LUST
fVTYYYYTTT^
iAAAAAAAAAI
mmmri
r m ,i i. i
Afgpyii§|f Wk m> - v i
- V r j
vL - ■-ms* v
m Im
WÊËSmmÊm
YTVTYVTTVT
PAGINA 13
ka at Uw fiets steeds paraat staan!
>AAAAAAAAAi
fVVYVY YVYYv
kAAAAAAAAAi:
Beide problemen, die in deze rubriek
zijn opgenomen behoren tot het thema
matverandering eerste soort. De mat-
stellingen, die in no. 119 verwisselen, zijn
bizonder fraai. In driezetten treft men
deze bewerking veel minder aan, waar
schijnlijk omdat zo'n uitvoering veel
moeilijker is. In no. 120 is de auteur er
toch in geslaagd dit op verdienstelijke
wijze tot stand te brengen. De probleem
liefhebber kan van beide opgaven ge
nieten.
Probleemoplossingen.
No. 113. A. Todzesowski. Opl.
b8-£4 dreiging 2. D f4-fl mat.
No. 114. Dr. E. Speckmann. Opl. 1. T
d4-a4K ad lib. 2. T a2-b2:f enz. 1
P c4 2. L c4; enz. 1P d3 2. L d4f
enz.
Inzendingen en mededelingen betref,
fende deze rubriek te zenden aan P. A.
Koetsheid, Huize St. Bernardus, Sassen-
heim.
No. 113. H. Fröberg en A. Hildebrand
Arbejderskak, maart 1960
mat in 2 zetten
No. 120 T. Amirov
Praca nov. 1959
mat in 3 zetten
Probleem voor geoefende oplossers.
No. 3379 van L. Colier te Maastricht
Probleem voor beginnende oplossers.
No. 619 van Joh. v.d. Boogaard
te Rotterdam
Wit speelt en wint; oplossingen kun- Wit begint en wint; oplossingen van
nen ingezonden worden tot 15 juni a.s. de nummers 619 en 620 kunnen tegelijk
aan B. H. M. Stevens, Eikenlaan 36 te
Heemstede.
Oplossing
van No. 3372 van J. Fakkeldy
te Amsterdam.
Wit speelt naar: 27, 43, 39, 37, 40, 10,
14 en wint.
In een goede stand heeft de auteur
ingezonden worden tot 15 juni a.s.
Oplossing
van No. 615 van Th. de Zwart te
Sassenheim
36-31, 25x34, 32-27, 21x41, 42-37, 41x32,
50-44. 26x37, 44-39, 34x43, 49x9. 4x13,
15x4, 13-19, 4-10 en wint.
De ontleding van dit stukje is heel
bijzonder aardige slagen verwerkt die goed en gaaf, doch het is wat moet
een verrassend effect opleveren. Het lijk om de laatste zet van zwart in de
slot is ook gaaf. aanvangsstand te verklaren.
PRIJZEN
Van de afdeling beginners is de prijs Heyden te Baak; van de nummers 615/
over de nummers 613/614 na loting gè- 616 door Jac. Spitters te Rotterdam,
wonnen door de 15 jarige Tonny v.d. Onze gelukwensen met dit succesl
Een partij met ups and downs.
Voor het persoonlijk kampioenschap 25. 38-33 12-17; 26. 33-28 8-12; 27, 50-44
17-21; 28. 43-38 5-10; 29. 41-37 einde
lijk 2-7; 30. 39-33 7-11; 31. 47-42, hier
was 46-42 veiliger geweest. 12-18; 32.
34-29 18-22; 33. 27x18 13x22; 34. 28x17
11x22; 35. 32-28 22-27; 36. 37-32 6-11;
37. 40-34 11-17; 38. 44-39 9-13; 39 29-23
13-18; 40. 23x12 17x8; 41. 34-29 10-14.
Wit verkeerde in hevige tijdnood en
zwart wilde hem blijkbaar niet door
26 of 27-31 de gelegenheid bieden gun-
1. 32-28 18-23; 2. 33-29 23x32 3. 37x28 stiS af te ruilen. Door de tekstzet booo
zwart een minder goede afruil aan en
wit accepteerde die waardoor hij zijn
voordeel prijsgaf. Een heel goede voort-
zetting zou hier 42-37 zijn met dreiging
11-37^21-2^ ïrsf-SZ^xSvT 13'":i2x4l naar dam.
42. 24-20? 15x24; 43. 29x9 4x13; 44.
39-34 8-12; 45. 49-44 12-17; 46. 44-39
17-22: 47. 28x17 21x12; 48. 32x21 16x27;
49. 42-37 13-19; 50. 34-29 19-24; 51. 29x20
van Kennemerland speelde de jonge F.
Langeveld tegen de geroutineerde A.
Douma aanvankelijk een heel goede
partij, in tijdnood verzuimde hij echter
zijn positievoordeel te consolideren,
kwam in het nadeel doch ook zijn te
genstander verzuimde de goede 2>st en
zo werd het een verdiende remise.
Langeveld speelde met de witte stuk
ken.
20-25; 4. 29-24 19x30 5. 35x24 14-19; 6.
40-35 19x30; 7. 35x24 10-14; 8. 45-40 14-19;
9. 40-35 19x30; 10. 35x."4 17-21; zwart
geeft voorlopig de aanval op stuli 24
ÏF-17; 14. 41-37 12-18; 15. 37-32 7-12;
16. 44-40 1-7; 17. 36-31 17-21; 18. 31-27
21-26; 19. 46-41 18-22; 20. 28x17 12x21;
21. 38-33 7-12; 22. 42-38, met de laatste
twee zetten heeft wit zijn verdediging 25x14; 52. 39-34 12-18; 53. 34-29 18-22;
onnodig verzwakt, beter ware het ge- 54. 29-24? 3-9; 55. 33-29 27-31; nu laat
weest om 41-37 en vervolgens vanaf zwart een steek vallen; 22-28 gaf winst-
rechts naar het midden te spelen. 22.
12-18; 23. 33-28 17-22; 24. 28x17 21x12;
kans. 56. 38-32! 31x42; 57. 48x37 17-21;
58. 32x21 26x17 en het werd remise.
Oude genever Bessenrood Citroen jenever
Een Franse aardrijkskundige en ik
liepen aldus Ritchie Calder in
„Unesco Jeugdnieuws" door het hete,
brandende zand van de onmetelijke
woestijn van de Sahara. Het zand
striemde onze gezichten en de bewo
ners van de woestijn zeggen in zo'n ge
val, dat de „woestijngeesten" vertoornd
zijn op de mens Enfin wij liepen_ zo
lange tijd moeizaam voort zonder iets
tegen elkaar te zeggen, totdat mijn
metgezel opeens stil bleef staan en de
stilte verbrak. „Weet je, dat wij hier
boven water jopen?"
Ik was verbijsterd. Wij waren slechts
met ons tweeën en mijlen in de omtrek
was geen levende ziel te ontdekken.
Ik geloofde dan ook niet zo heel veel
van zijn nadere uitleg en sloeg hem
tijdens onze verdere tocht met een ze
kere argwaan gade. Mijn metgezel
merkte dit kennelijk niet op en vertelde
Vandaag de dag is Zelfana dan ook
een welvarende oase, die in de korte
tijd van 10 jaar door het menselijk ver
nuft tot stand kwam.
Kortgeleden ben ik opnieuw in de Sa
hara geweest en heb ik met eigen ogen
gezien hoe het water, dat zo'n 7.000
jaar lang onder de grond werd vast
gehouden, thans gebruikt wordt om
oude, bestaande oasen van de onder
gang door een verdorrende droogte te
redden.
In Ouargla is een heldere waterbron
aangeboord op een diepte van 105 me
ter. De bron was zo krachtig, dat de
straal in het begin zelfs 800 meter hoog
spoot, maar zelfs nu de straal is inge
toomd, spuit het water met nog zo'n
kracht door de buizen heen, dat het op
eigen kracht het gehele gebied van de-
v.h. i z - 4.
Het dorre woestijngebied van de Sahara.
Kamelen worden gebruikt om goederen
te vervoeren.
ze oase kan bedienen om de oude pal-
men-beplanting te bevloeien.
In Tanexrouft, in het hart van de
Sahara, ligt een gebied dat bedekt is
met kiezelstenen en steen-slag, dat er
werkelijk troosteloos uitziet. De bo
demonderzoekers hebben ontdekt, dat
onder deze mantel van stenen zich een
laag zeer oude aarde bevindt, die door
de stenen gedurende 7.000 jaar is be
schermd tegen zon en wind. In deze
aarde zijn pollen en planten uit het
Middellandse zeegebied aangetroffen,
die aantonen, dat voordat de Sahara
uitdroogde, er hier een weelderige plan
tengroei heeft geheerst.
Die aarde is na eeuwen niet dood, ze
is slechts een soort Doornroosje, die
gewekt moet worden door de Prins, die
water heet.
Diep onder de aarde ligt het water
bekken van het Albienne-gebergte.
Denkt niet, dat het hier om een klein
stukje Sahara gaat! De oppervlakte
van dit gebied is zo groot als geheel
Groet-Brittannië.
imiHiiiiiiiiimitiiiiiiiiiuHiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiii
I.r zat een kikker in het gras,
r. die vreselijk verlegen was.
Zijn vadertje gaf hem een duw:
„Kom kleine Kwekkie, niet zo schuw!"
Maar Kwekkie bloosde donkergroen.
Daar kon hij eenmaal niets aan doen.
„Vooruit," riep Vader, „in de sloot!
Kom Kioekkertje, geef mij een poot."
„O nee, o nee," riep kleine Kwek.
„Aan Vaders pootje staat zo gek."
En Kwekkie bloosde donkergroen.
Daar kon hij eenmaal niets aan doen.
„Kwak kwak" wie kwam daar aan?
Jawel,
de lieve kikker Miekebel.
„Dag Kwekkertje. Wat word je groot.
Jij bent de mooiste uit de sloot."
En wat zei kleine Kwekkie toen?
Hij bloosde enkel donkergroen.
„Kom, pak me dan" riep Miekebel.
„Hiep hoi" riep Kwekkie, en jawel,
hij vloog haar in het water na.
Zo komt het goed" sprak zijn papa.
„Wat gaat die lieve jeugd te keer.
Ha, Kwek is niet verlegen meer!"
VERA WITTE
mij heel opgewekt, dat onder de zand
duinen en onder de door de zon ver
bleekte en verkleurde rotsen en stenen,
een groot „meer" moest liggen met
fris, helder water. Dit water zou er al
duizenden jaren aanwezig zijn.
Het klonk wel allemaal aannemelijk,
maar ik geloofde er toch niet zo heel
veel van. Maar ingenieurs hebben aan
getoond, dat er diep onder de grond
van de aahara inderdaad waterbronnen
iiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiHiiiimiiiiiiiiiiiiiiMiiimiiuiiiiitmiMiiiiiiimmiiiimiiii
was'
cVinoninnnor ging hij op stap met twee dozen. In de had, kocht hij een karretje, waar hij
^e, dat zeven zoneif had. Heel" ®|pzaten schoenveters. In de andere alles in kon doen.
en hïï*7 naeruaaa walerDr°nnen bank om kapotte schoenen weer heel tjo:mTa?6 veters™*!»^"geeT"mij nfaar
Zljn h™ i i ana hebben z'i een bron te maken. Maar het viel niet mee om ™aar Maar de mWf tl mevrouwen V
aangehoord die met zulk een kracht zo voor allemaal de kost te verdienen. ;p M;aar tIe meeslte mevrc)Uwen
CC straal wel 30 meter hoog Daarom is de oudste zoon knecht ge- leen één m'evrouw ze\: waarom ver-
wordenbij de bakker. En de tweede k00p jG geen potloden? Daar zat ik f^VuN.
bt) de timmerman. En de derde bi) de .j0 verlegen. Er zullen vast 1 WK
kruidenier. De vierde zoon mocht heJ~ wei meer mevrouwen zyn zoals ik. Als P\
pen in de bloemen-wmkel. En zo had- jk was g;ng jji potloden verkopen.
den ze allemaal een baantje gevonden, zJeker welBme6vrouw, zei Cornelus en
waarmee ze een beetje geld verdien- ging naar de potlodenwinkel. En [vT
fj1' jongste weer een dag later ging hij langs de
was, werkte nog met. huizen met drie dozen. En met veters, TfV\
Word ook bakker, zei de oudste zoon een met zeep en een met potloden. Zijn I
tegen Cornelus. broers keken hem lachend na. Die Cor-
Maar Cornelus zei; nee, broer, ik nelus neemt er elke dag wat anders Ij n
bak liever wat zoetere broodjes. pjj) zelden ze. Hoe haalt zo'n jongen U Uv
Word dan timmerman, zei de tweede het in zijn hoofd.
z°om En Cornelus belde aan iedere deur.
Maar Cornelus zei: niks vcor mi). Ik p>e meeste mevrouwen zeiden weer:
timmer liever wat hoger. nee, niet nodig vandaag. Maar sommi- bU er voor de eerste keer met
Word dan kruidenier, net als ik, zei ge mevrouwen zeiden: geef me wat ?vn Karretje op uit trok lachten zijn
de derde zoon, veters. Of wat zeop. Of een potlood. met meer. Het schijnt toch wel
Laat maar, zei Cornelus, ik zit liever En er was één mevrouw, die zei: heb ÏL' ZlZil i1 F16* Cornelus, zeiden ze.
niet tussen pruimen en krenten. je geen veiligheidsspelden? Alle moe- SL il, krijgen,
H-o oituj „„o- „oiiinViAiric. want iedere dag kwam er wat bij.
Dan moet je maar bloemenman wor- ^.^dzoe^f1ikaltGJud Tk dfe w!- Dan ':ei er een mevrouw: waarom
den zei de vierde zoon toen. spekt -Is ik.jou,wasgingik die ver' verkoo je re n chocoiade? Of
Maar Cornelus zei: er ztfn geen ro- kopen. Zeker wel mevrouw, zei Cor- schoensmeer Heb ie eeen Dsper-
zen zonder doornen. Ik dank je wel. nelus en de volgende dag al ging h« goek fu fe^n geen postpapier^ Of
Doe dan net als wij. zeiden de vijfde met vier dozen op stap. Sommige me- rolletjes DeDermunt® P0StPaPler- ui
en de zesde zoon, die een ander baan- vrouwen kochten veters, zeep, een pot-
tje hadden. lood of wat veiligheidsspelden. Maar
Maar Cornelus vroeg aan zijn vader nog altijd zeiden de meeste mevrouwen;
een doosje schoenveters en ging er nee. niet nodig vandaag,
mee op pad. En terwijl zijn broers Wat kunt u dan eigenlijk wél gebrui-
hem allemaal uitlachten, belde Corne- ken? vroeg Cornelus op een keer.
lus aan alle deuren en vroeg: heeft u Lekkere koekjes, zei een mevrouw.
misschien nog veters nodig mevrouw? Een stevige borstel, zei een andere me- voor.aan met twee karretjes op uit.
Sommige mevrouwen zeiden: geef vrouw. Maar er waren nog altijd mevrouwen,
maar een pakje. Maar de meeste me- Schuifspeld.n voor in mijn haar, zei die wat anders nodig hadden, dan er
vrouwen zeiden: nee. niet nodig van- weer een ander. En omdat Cornelus ln hun karretjes te koop was. Kopjes
daag. En er was één mevrouw, die tegen al die mevrouwen: zeker wel! en schoteltjes, zoute drop. zure bom-
vroeg: waarom verkoop je geen lekke- zei, gingen ze hem al gauw Cornelus men, zachte zeep, harde tandenborstels
re zeep? Als ik jou was, ging ik zeep Zeker wel noemen. en zoete broodjes.
verkopen. Die kan iedereen gebruiken. Cornelus kwam haast armen te kort Zou je er nu niet mee ophouden, om
Zeker wel mevrouw, zei Cornelus en om alles mee te nemen. Veters, zeep, het iedereen naar de* zin te maken?
hij ging naar de zeepwinkel. potloden, veiligheidsspelden, koekjes, vroeg de oudste zoon. Maar Cornelus
Mag ik alstublieft wat zeep verko- borstels en schuifspeldjes. Maar omdat zei: niks hoor! En tegen de mevrou-
vroeg hij. En de volgende dag hij iedere dag al aardig wat verdiend wen riep hij heel hard: zeker wel. En
Het karretje van Cornelus was al
gauw veel te klein om alle spullen mee
te nemen. Toen vroeg de oudste zoon:
mag ik je mee komen helpen, Cornells?
En Cornelus zei, net ais tegen al die
mevrouwen: zeker wel! Zo trokken ze
Gesprek met veehouders bij een bron
in de Sahara.
Gezien het feit dat het eerste deel van
„Liefde en Barmhartigheid" een derge
lijk gunstig onthaal heeft gevonden, dat
reeds meerdere herdrukken nodig ble
ken, werkt het bevreemdend dat het be
loofde tweede deel niet minder dan en
kele jaren op zich heeft laten wachten.
We prijzen ons gelukkig dat thans dr.
B. Naaijkens in samenwerking met de
zusters van het Sacré Coeur het tweede
deel van dit werk heeft verzorgd. Was
het eerste deel meer biografisch van op
zet, dit vervolgdeel houdt zich voorna
melijk bezig met het wezen van de god
delijke openbaringen aan de Spaanse
zuster Josefa Menéndez. De Boodschap,
die uit het leven van deze begenadigde
zuster spreekt, is de oproep tot deelna
me aan het lijden van Christus als we
zenlijk behorend tot het christendom.
Tevens vinden de voorstanders van de
verering van het H. Hart van Christus
in dit boek een gefundeerd en vurig
pleidooi.
Dit tweede deel verdient een even gro
te lezerskring als het eerste. De grote
re inspanning om het meer beschou
wend karakter ervan wordt daarbij ten
volle beloond.
H. Mo.
(Advertentie)
pen?
minimumimmmiii mmiinlater°een vferde?rpen ^dj-We^e^een zfs"
de. Alle zoons kwamen hem toen mee-
dT ,0 i *és-helpen om de klanten te bedienen. Ze
FJ^/I Jd r -*»■— J\- verkochten zóveel en ze verdienden zó-
T-La/tT vee* vader al gauw op kon
houden met schoenlappen. Het werkka
mertje van de schoenlapper stond leeg
en Cornelus zei: laten we er een win
keltje-van-alles van maken. Als we
ieder een afeltje nemen, waar we onze
spullen op uit kunnen stallen, kunnen
we er net in.
De mensen vonden het allemaal erg
gemakkelijk, zo'n winkeltje -waar alles
te koop was, in de buurt. Maar tel
kens kwamen er mevrouwen die vroe
gen: hebt u ook scheerzeep? En kauw
gom? Of: gaat u nou ook eens klosjes
garen verkopen?
Zeker wel, zei Cornelus en al gauw
was het winkeltje te klein. Toen liet
Cornelus er een verdieping bovenop
bouwen. En ieder kreeg een klein toon-
bankje om alles op uit te stallen. Maar
na een jaar was er alweer geen ruimte
genoeg. En er kwam nog een verdie-
Het werd nu een ogenblik stil. Toen hiel
lange Johan zijn stok in de hoogte, mijnheer
Goudriaans roffelde heel hard en heel vlug op
zijn grote trom, Joost blies een paar trompet
stoten de lucht in, de muziek begon. In het hart
van mijnheer Suup had toen een kleine ont
ploffing plaats, waarvan hij tranen in zijn ogen
kreeg. Zij speelden zijn lievelingslied. Na de
eerste maten van de muziek zetten ineens alle
mensen op de boulevard het v/aren er dui
zenden het lied in. Het klonk als het ruisen
van een geweldige zee. Wat zongen ze:
De zee is groen, de zon is geel,
de vlag is rood, wit, blauw.
Wij zingen graag, wij zingen veel.
Naar zee voor dag en dauw.
Hela, hola, hela, hola,
IJs en koude coca cola.
Vooral dat hela, hola, hela, hola, klonk prach
tig, door zoveel mensen gezongen.
Wat bliezen al die conducteurs hard op
hun trompetten en wat sloeg mijnheer
Goudriaans op de trom. Toen zij uit
gezongen waren, riepen alle mensen heel
hard drie keer „Hoera", magere Johan gooi
de zijn stok in de hoogte en mijnheer
Goudriaans wie had dat ooit gedacht
van die deftige mijnheer Goudriaans, die
een chauffeur had en in een huis in
het bos woonde mijnheer Goudriaans
rolde drie keer achter elkaar over zijn trom
op straat. Toen blies Henk, dat was aardig van
Henk, vond mijnheer Suup, want hij had met
Henk veel ruzie gehad. Henk vond de tram
verouderd en had altijd tegen mijnheer Suup
gezegd: „Jij gaat niet met je tijd mee, je bent
ouderwets, je durft niet. We moeten modern
zijn en met onze tijd meegaan. Leve dt auto
bus." Diezelfde Henk nu blies op zijn trom
pet een prachtige solo, de klanken kringelden
in het rond, het werden slingers die opstegen
naar de zon. Iedereen werd er stil van. Mijn
heer Suup vond dit het mooiste ogenblik van
de dag: je hoorde alleen de zee, die in de
verte goedig lag te murmelen, en de trompet.
Toen Henk uitgeblazen was, klapte mijnheer
Suup zo hard, dat zijn handen er pijn van
deden. Hij liep zo maar van de tribune af en
ging naar Henk toe. „Alles vergeten Henk",
zei mijnheer Suup, „maar leve de tram".
„Leve de autobus", zei Henk koppig. En toen
gaven mijnheer Suup en Henk elkaar een ste
vige hand. Mijnheer Suup boog even in de
richting van mijnheer Goudriaans. Die zwaai
de lustig met zijr trommelstokken. De conduc
teurs en wagenvoerders keerden zich nu weer
om. Magere Johan gaf een seintje met zijn
stok en daar gingen ze.
Mijnheer Suup liep langzaam en nadenkend
terug naar de tribune. Hij was heel diep ont
roerd. Al vijf keer had hij moeten slikken,
maar de tranen kwamen steeds weer terug.
Een beetje n oe ging hij even in zijn stoel op
de tribune zitten.
HOOFDSTUK VII
et het voorbijtrekken van de conducteurs
en de wagenvoerders was de optocht
geëindigd. Maar nog was het feest niet
voorbij. Nu ging het slot komen, een groot
slot, een heel mooi slot. Als Je op de boule
vard had kunnen rondkijken, zou je gezien heb
ben, dat alle kinderen weg waren. Allemaal
waren ze verdwenen, behalve de kleintjes.
Waar waren ze naar toe? Naar het strand.
En naar het strand gingen nu ook mijnheer
Suup, de burgemeester en de wethouders, voor
afgegaan door de drie politie-agenten van het
badplaatsje. De mensen juichten, toen mijn
heer Suup voorbijging. En mijnheer Suup knik
te maar, hij knikte maar, tot zijn nek er pijn
van deed. Langs een stenen trap daalden ze
af naar het strand. Op het strand stond daar
een grote witte houten keet. De mensen noem
den die keet „tent", heel raar, want in een
tent kampeer je en een tent is vap linnen. In
deze tent gaan de mensen koffie of limonade
drinken, als ze dorst krijgen van het hollen
of gewoon maar van het in de zon liggen. Voor
die tent stond weer een tribune. Wel niet zo'n
mooie als op de boulevard. De burgemeester
ging mijnheer Suup voor. Samen gingen ze bo
ven op de tribune staan. De wethouders ble
ven beneden, want de tribune was maar klein.
Toen mijnheer Suup boven op de tribune
stond, keek hij recht voor zich uit over het
strand naar de zee. Mijnheer Suup had geen
tijd om naai de zee te kijken, en die was
toch erg mooi. Op iedere golf lag een stukje
zon, het schuim leek op blond krulhaar en de
zee rook zo heerlijk fris, alsof het water pas
gewassen was. Wat natuurlijk niet kan! Mijn
heer Suup zag dat allemaal niet. Hij keek ziin
ogen uit over het strand. Wat was daar dan ping bovenop. En er kwam er nóg één
te zien? Het hele strand stond vol kinderen, op en nóg één. Er kwamen twee lifts
grote en minder grote, jongens en meisjes. Ze en een heleboel winkeljuffrouwen. Er
stonden allemaal in een zwempak of in een kwam een portier en er kwamen ze-
zwembroekje. En wat heel gek was, geen een «n Het
van die kinderen praatte Ze waren muisstil. broers hoefden zelf njets meer \Zdlln
Daar klonk alweer de stem door de micro- en de oude schoenlapper zat de hele
toon: „Dames en heren, het is september, dag sigaren te roken én*naar de telc-
Over twee weken begint de herfst. Dan wordt visie te kijken.
het koud, mistig en kil en dai gaat het rege- Toen ik het verhaal van Cornelus Ze
nen, grote tranen uit grijze wolken. Onze va- ker wel hoorde, waren er ai zes verdie-
kanties zijn dan voorbij. Dan gaat de zon op pmgen op de winkel. Maai misschien
vakantie, ver weg, helemaal naar Afrika. De k™Gn wa®etn Ag„"
zee, waarin wij nu nog bijna dromend kunnen ker we',„ blijven zeggenj zoiang er me-
zwemmen, wordt dan koud en ruw Ons bad- vrouwen z\jn, die vragen: hebt u geen
plaatsje raakt dan weei verlaten. Wij zullen langere bezems en geen grotere stoe-
het gejuich van de kinderen uit de stad mis (en? Er kumt vast nog eens een wol-
sen. Daarom zullen alle kinderen vandaag te- kenkrabber van. Maar pas op: als dan
zamen en allen tegelijk ter ere van mijnheer nefus"^eggenTgTat^maTr od he't dak
Suup een laatste duik in het water nemen. zitten mevrouw. En dat is wat anders
Maar eerst zullen zij nog een liedje zingen dan: zeker wel!
(Wordt vervolgd) LEA SMULDERS.
(Advertentie)
n 3ezonde
beweging
(NADRUK VERBODEN)