HFJMA WOTF-CATZ
Schrijven haar enige mogelijkheid
om de wereld te bewonen
Tussen droom en werkelijkheid
RIJKSPOLITIE KAMPT MET
PERSONEELSTEKORT
Omzetten, maar ook kosten in
stijgende lijn bij de Bijenkorf
Minister De Pous acht bolle11'
uitvoer van grote beteken15
voor export-goodwill
stem von
MAAK
jmi
door MAX MURRAY
Op korte termijn salaris
herziening gevraagd
Gevangenis voor arts
pagina,
Mr. A. W. J. van
Vrijberghe de Conine
overleden
Ketelontploffing bjj
Ketien: twee gewon*
Betere resultaten
Koninklijke Shell
DE KRAM KUNT 6IJ NIET
MISSEN, GEEN DAG!
WOENSDAG 1 JUNI 1960
Wegens onjuiste belasting
aangifte
Bond van Bloembollenhandelaren 60 faar
„Een auteur van best-sellers ben ik
niet. Hoewel je natuurlijk altijd
hoopt, het te worden". Deze woorden
van de schrijfster Helma Wolf-
Catz zijn een uiting van luchtige
Ironie over het eigen schrijverschap.
Ze zijn des te meer merkwaardig,
omdat haar schrijven voor haar alles
betekent en, zou men haast zeggen,
haar enige mogelijkheid is om de
wereld te bewonen. Bij Helma Wolf-
Catz thuis staat het schrijverschap
in het middelpunt. Zelden heb ik
sterker ervaren, hoe schrijven en
boeken publiceren een avontuur is
dat dagen en jaren volmaakt. Haar
schrijven zelf is een avontuur, zij
het er een, waarvoor de meesten
zouden terugschrikken. Helma Wolf-
Catz bekent, dat zij, vooral sinds
haar vorig jaar verschenen kleine
roman „De vreemde drift", een over
vloed aan inspiratie heeft. Men be-
driege zich niet. Het betekent niet,
dat het schrijven tot een moeite
loze bezigheid is geworden. Over au
teurs en hun werkwijzen kan men
vaak lezen in publikaties waarin de
deur tot de schrijfkamer even open
gaat. Het gemak dient de schrijver
zelden, zo blijkt dan. Ook aan Hel
ma Wolf-Catz niet. Want haar ro
mans en haar jongste, „Diepzee"
is zeer omvangrijk zijn soms tien
keer herschreven, vóór zij ze afstaat.
Herschrijvingen die meestal bestaan
uit Inkortingen Het duurt lang voor
de weg van hart tot papier is afge
legd, voor in woorden staat wat
innerlijk gonst.
Al die tijd is zij met haar boek be
zig. Heel langzaam krijgt haar wereld,
die een heel bijzondere is in de Neder
landse letteren, gestalte. Maar zij leeft
niet alleen met het boek-van-nu, haar
vorige boeken zijn als het ware ook de
gehele dag om haar heen. Voor haar
is een recensie meer dan een goed- of
afkeuring. Zij leest ze vaak met ver
wonderde blijheid, als zij bemerkt, hoe
haar klanken oij anderen hebben aan
geslagen. Intelligent kan zij uit de be
spreking de instelling van de criticus
te voorschijn toveren. Niet met zelfver
zekerdheid, want die is haar geheel
vreemd. Als in haar boeken, waarin zel
den contouren worden getrokken, maar
de ene gebeurtenis onmerkbaar in de
andere overvloeit, Is zij ook in haar
gesprekken: scherpe, gedurfde lijnen
trekt zij niet, zij tracht veeleer in zorg
vuldig geformuleerde zinnen, die zij
haast aarzelend uitspreekt, verschijnse
len te benaderen. Waarbij zij vaak een
verrassende kijk op heel kleine details
toont.
Schrijven is voor haar de enige mo
gelijkheid de wereld te bewonen. Al ja
ren Is de schrijfster ziek. Buiten komt
zij nooit Haar uitzicht is de kruin van
een boom, waardoor plekken lucht en
wolken zichtbaar zijn. Men denkt, als
men door haar „venster op de wereld"
kijkt, aan Leopolds regels:
„Des waterdruppels helderte door-
r turend
beseft» ik den wereldoceaan
en zonnestofjes In hun spel beglurend
heb ik het wezen van de zon ver
staan",
een der mooiste omschrijvingen van het
dichterschap. De dichter en men kan
Helma Wolf-Catz, zoals trouwens vele
critici terecht doen, een dichteres noe
men heeft weinig nodig Niet de er
varing ls belangrijk, maar de intensiteit
waarmee de ervaring beleefd wordt.
Haar roman „Diepzee" ontstond uit
een tweeregelig krantebericht: een
meisje te Parijs vermoordt uit jaloe
zie haar gewezen geliefde. Dit heel
kleine brokje „gemengd nieuws"
wordt door de meeste krantelezers
nauwelijks aangeraakt. „Op mij
maakte het grote indruk; ik lijd on
der zo'n bericht," zegt zij, enigszins
beschroomd. Voor haar is zo'n be
richt de waterdruppel of het zonne
stofje: zij herkent er de gehele we
reld, de gehele mens in. Kranten le
zen doet zij in haar isolement dan
ook heel veel. En, indien mogelijk,
mensen ontvangen, waarbij de litera
tuur hoofdonderwerp van gesprek is.
Zij tracht de wereld in haar huis bin
nen te halen.
Die ene boom voor haar raam is als
een teken. Hij beheerst haar uitzicht,
is wezenlijk in haar dagelijks bestaan
opgenomen. Zo is voor haar romanfigu
ren de hen omringende wereld meer
dan een décor. Met meesterschap weet
de auteur natuur- en stadsbeschrijvin
gen in haar romans op te nemen. Ze
zijn beeld voor wat innerlijk in de ro
manpersonen omgaat. Niet dat de na
tuur zich richt naar hen, als gedreven
door het lot: zij zien de natuur of de
stad met de ogen van de ziel en 'die
bepalen de kleur, het lieflijke of het
dreigende. „Landschappen", dacht ze,
„zijn als kleine schilderijen van haar
ziel," staat in haar roman „De Droom
gestalte". Die instelling tot de buiten
wereld die ook uit heel kleine voor
werpen kan bestaan maakt haar stijl
verre van realistisch. Heldere en gede
tailleerde beschrijvingen zouden de
sfeer aan scherven slaan. Haar stijl is
eerder dichterlijk, soms dromerig, vaak
verfijnd als spinetmuziek, meer om
schrijvend dan be-schrijvend, benade
rend, haast beangst voot het scherpe
beeld, dat aan mensen en gebeurtenis
sen een toevalligheid zou geven die zij
juist wil vermijden. Haar ideaal is het
universele haar liefde voor symbo
len is daardoor begrijpelijk en met
bewondering spreekt zij over „De pa
rel" van Steinbeck, dat zij zo juist ge
lezen heeft en dat haar ideaal verwe
zenlijkt: het eenvoudige, door de dich
terlijke kracht van de schrijver opgehe
ven tot het algemeen menselijke. Als
zij mij bij het weggaan haar exemplaar
overhandigt, wil zij er eerst in schrij
ven: „Zo kan ik het niet". Zij laat dat
evenwel. Maar het idee typeert haar
bescheidenheid, haar ontevredenheid
over het tot nu bereikte.
Omvangrijk is het werk van de
schrijfster, die 31 mei een meer dan
gewone verjaardag viert, niet. In 1932
debuteerde Helma Wolf-Catz met „Wou
ter, de liefde van een jongen", een no
velle die Maurits Uyldert. toentertijd in
het „Algemeen Handelsblad" typeerde
als liggend „tussen droom en werkelijk
heid", een karakteristiek, waarin hij
het wezenlijke van haar werk toen al
doorzag. In 1934 volgde „Marjan, film
van een jeugd", enkele jaren later „Het
gezin". „Een verhaal noemden wij dat
toen. Nu zouden ze het een roman noe
men," zegt zij ironisch. Vóór de oorlog
publiceerde zij nog „Opkomst" en „Een
nacht".
In 1945 kwam van haar „De drei
ging" uit. Aan dit boek is een lange
en afschuwelijke stilte voorafgegaan.
Over haar ervaringen in de oorlog
zwijgt de schrijfster liever, maar enke
le uitlatingen doen je je verwonderen,
dat geen enkele bitterheid in haar is
achtergebleven, dat zij zich in haar
werk geheel wist te vernieuwen. Want
in enkele passages uit „De dreiging"
komt een geheel nieuwe stijl door, die
zich bij de volgende romans zal voort
zetten. Ze noemt het zelf: „het verva--
gen van de contouren om het ander»,
het wezenlijke, helder te laten zien.
In haar veelgeprezen „De droomgestal
te" groeit de schrijfster uit tot dichte
res, die droom en werkelijkheid op ge-
heei eigen wijze dooreenmengt; ge
heimzinnigheid en helder doordringings
vermogen staan naast elkaar. „De
vreemde drift" is op gelijke wijze ge
schreven en eveneens naar jongste ro
man „Diepzee", die hier onlangs uit
voerig besproken werd. Volgend jaar
zal een roman „Confrontatie" verschij
nen en al deze na-oorlogse boeken ziet
de schrijfster zelf als een „roman
fleuve".
Op de traditionele vraag: „Door wie
bent u beïnvloed?", antwoordt Helma
Wolf-Catz, niet te weten door wie. (Men
noemt haar werk soms tijdeloos; toch
zijn haar wijze van schrijven en de op
zet van haar romans, vooral van „Diep
zee", uiterst modem, juist in wat ik
zou willen noemen hun „abstractheid",
veroorzaakt do'or de tendens naar alge
meenheid). „Dat ik me niet beïnvloed
acht, wil natuurlijk niet zeggen, dat ik
geen schrijvers ken die me heel bij
zonder aantrekken. U kunt bijvoorbeeld
gerust zeggen, dat ik razend ben op
poëzie, van oud tot het modernste, van
Bloem tot Andreus en Harten. Als
meisje van twaalf jaar las zij alle gro
ten van toen: Boutens, Gorter, Adama
van Scheltema, Couperus, Jan Prins.
Een sterke voorkeur heeft ze voor Wil
liam Blake, wat mij, gezien haar eigen
werk, niet zo verwonderlijk lijkt. En
voor Dylan Thomas niet te vergeten.
Van de prozaschrijvers bewondert zij
bovenal Benjamin Constant. En zij
noemt nog reeksen schrijvers en dich
ters. Vestdijk en Elsschot liggen haar
niet Elsschot heeft nauwelijks vrou
welijke bewonderaars en Vestdijk zal
haar te analytisch zijn Koolhaas'
dierenverhalen wel en, dat noemde zij
nadrukkelijk, „De biddende Roofsprink-
haan" van Herluf van Merlet.
Naast de literatuur heeft de beelden-
HELMA WOLF-CATZ
de kunst haar voornaamste aandacht.
In vroeger jaren schreef zij er vele
dag- en weekbladartikelen over, tot
haar romanwerk onder de journalistiek
ging lijden. Landschapschilders trekken
haar vooral met name Hercules
Seghers en alweer: die voorkeur is
niet verwonderlijk: ook in haar romans
nemen de landschapsbeschrijvingen een
heel grote plaats in. (Naar mijn me
ning zijn ze zelfs stylistisch de sterkste
delen van haar werk). Zelf verklaart
zij haar liefde tot de natuur hieruit: zij
is opgegroeid op het platteland, op
Walcheren, en heeft jarenlang in het
Gooi gewoond.
Zij schrijft alweer aan een volgende
roman; in groot handschrift in een ca
hier. Straks zal die eerste vloedgolf
van de inspiratie uitgetypt worden, en
dan begint zij met haar meedogenloze
zelfkritiek, die van sommige getypte
vellen slechts enkele regels overlaat.
Dan heeft de tweede druk plaats, de
derde, en zo door, totdat het innerlijk
beeld zo volkomen mogelijk in woorden
gevangen is. Schrijvend leeft zij, zoekt
zij naar wat ze noemt de „unity", de
eenheid, de samenhang van alles, die
zij in „Diepzee" in sommige gedeelten
al geheel verwezenlijkt heeft. Er moet
nog veel volgen bij' een schrijfster, die
zo intens leeft en aan haar ervaringen
vorm moét geven.
K.F.
AMSTERDAM, 31 mei In de jaar
lijkse vergadering van aandeelhouders
van magazijn „De Bijenkorf" werd op
vragen uit de vergadering o.m. mede
gedeeld, dat de omzetten zowel bij de
Bijenkorf als bij de Hema zich tot nu
toé in het lopende boekjaar bijzonder
goed ontwikkelen. Dit betekent nog niet
dat de resultaten over 19)30-1961 belang
rijk boven die van >et afgelopen boek
jaar zullen uitkomen, misschien zal
men zelfs rekening moeten houden met
iets lagere resultaten, aangezien de
kosten niet onbelangrijk zullen stijgen
ten gevolge van de loonontwikkeling in
Nederland. Toch kan in 1960-1961 nog
wel een redelijke rendabiliteit worden
bereikt.
Wat betreft de overname van Perry
en Van der Kar, werd nog medege
deeld dat, de verwachting die men tot
nu had van de omzet bij Perry van
der Kar redelijk is beantwoord. Men
verwacht dat deze deelneming in de
toekomst een behoorlijke uitbreiding te
zien zal geven, en dat ook nieuwe ves
tigingen zullen plaats hebben.
Naar aanleiding van het feit, dat de
Belgische onderneming Pirba in ver
schillende steden panden heeft aange
kocht (Den Haag, Haarlem tegenover
de Hema, Apeldoorn en Nijmegen, waar
de eerste zaak geopend zou worden)
merkte de directie op, dat dit wel een
penetratie is op het terrein van de Bij
enkorf, maar de ervaring heeft uitge
wezen, dat de concentratie van groot
winkelbedrijven in winkelcentra de om
zet eerder stimuleert, dan dat ze die
beperkt.
Óp een vraag naar tussentijdse me
dedelingen (event, kwartaalberichten)
antwoordde ce directie, dat gezien het
feit dat er in Nederland weinig open
heid bestaat t.a.v. het bekend maken
van gegevens, vooral op het gebied van
detailhan'"elbedrijven, zij er bepaald
huiverig voor is tot tussentijdse bericht
geving over te gaan uit concurrentie-
oogpunt.
De mogelijkheid toch een enkele op
merking, waaruit de gang van zaken
zou kunnen worden afgeleid, tussen
tijds te publiceren, wilde de directie wel
overwegen zonder overigens een toe
zegging hierover te willen doen.
De jaarstukken werden goedgekeurd,
de heren mr. M. Tieleman en prof. G.
A. Ph. Weyer werden herkozen tot
commissaris, terwijl in de vacature
ontstaan door het aftreden van de heer
J. C. H. Heldring niet werd voorzien,
zodat de raad van commissarissen
thans uit zes leden bestaat.
UTRECHT, 30 mei. Door het toene
mend personeelstekort bij het korps
rijkspolitie zal dit korps straks niet meer
te hanteren zijn. Dit is een gevaar voor
het algemeen belang, daar het korps zijn
taak die het ingevolge de politiewet is
opgedragen, dan niet meer op een ver
antwoorde wijze kan vervullen. Aldus de
voorzitter van de rijkspolitievereniging,
de heer L. II. M. Nottet, vanmorgen bij de
opening van het jaarlijks congres van de
ze vereniging.
De heer Nottet zei, dat het personeels
tekort bij de rijkspolitie thans een zo
danige omvang heeft aangenomen, dat
eigenlijk van een preventief politietoe
zicht geen sprake meer kan zijn.
Hij toonde met enkele cijfers aan, dat
het rijkspolitiekorps voor wat de per
soneelsvoorziening betreft, volgens hem
op de rand van een faillissement is geko
men. Het absoluut tekort kan worden ge
steld op meer dan 1400 man; 23 procent
van de noodzakelijke sterkte. Hij voegde
hieraan toe, dat er districten zijn met een
incompleet tot 30 procent en landgroepen
met een personeelstekort van 45 procent,
terwijl er één ressort is met een incom
pleet van gemiddeld 33 procent voor zijn
landgroepen.
De heer Nottet vestigde er de aandacht
op, dat de criminaliteit in de provincie
steeds groter wordt. Volgens de crimine-
le-politiestatistiek was het aantal mis
drijven in de provincie in 1959 in verge
lijking met 1958 met vier procent geste
gen, terwijl dit cijfer voor de grote ge
meenten met gemeentepolitie niet meer
dan één procent bedroeg. Ook de ver
keersintensiteit in de provincie neemt toe,
hetgeen volgens de heer Nottet, betekent
dat de rijkspolitie-ambtenaar mede
door het personeelstekort steeds meer
werkzaamheden moet verrichten.
Op korte termijn verwacht men geen
verbetering van de situatie. Ter illustra
tie memoreerde de heer Nottet, dat 1
januari van dit jaar van de opleidings
school 46 adspiranten beschikbaar kwa
men voor de executieve dienst, doch
dat alleen al in januari 1960 reeds 45
rijkspolitieambtenaren de dienst ver
lieten, een aantal dat sedertdien met
nog 100 man is gestegen. De werving
van een jaar werd hierdoor binnen een
half jaar teniet gedaan, aldus spreker.
De geringe belangstelling voor het
rijkspolitiekorps is een gevolg van de te
lage salariëring, de onvoldoende honore
ring van de aan het ambt verbonden in-
conveniënten en het geringe perspectief
voor het lagere en middelbaar perso
neel.
De vergadering nam een motie aan,
waarin zij het hoofdbestuur verzoekt bij
de ministers nogmaals aan te dringen op
een spoedige beslissing over de salarië
ring van het lagere en middelbare politie
personeel en over een oplossing van het
personeelsprobleem. In de motie wordt
tevens gevraagd, op zeer korte termijn
een voorlopige maatregel te treffen ten
aanzien van de salariëring.
ARNHEM, 31 mei. Terzake van het
doen van onjuiste beilastiiinigaangiiften (het
meerma:l»en wiet opgeven van winstrijke
inkomsten) veroordeelde de Arnhemse
rechtbank vanmorgen een Betuwse arts
tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf
van drie weiken en een geldboete van
20 000 of twee maanden hechtenis, als
mede openbaarmaking van het vonnis in
„Medisch Contact".
De officier had geëist twee maanden
gevangenisstraf en 20.000 of twee maan.
dien hechtenis, ailsnaiedie openbaarmaking
van het vonnis in „Me»diisch Contact".
On 72-jari^!
DEN HAAG, 30 mei. uPde oUd
leeftijd is heden overleden tshof. 01
vice president van het S? onninfik
A. W. J. van Vrijberghe de
i-imstree®6
AMSTERDAM. 31 mei. „jUarta'
uur is vanmiddag bij de
briek van de fa. Ketjen aan - n
-noord
b«'
dsmmerdijk in Amsterdam
gedrukketel ontploft,
de P0"'
Volgews eig
-,nt'
zijn twee arbeiders gewond.
en een licht. De oorzaak van
plotting is nog niet bekend-
ndeli?
LUXEMBURG. De onderhan g
over een associatie van Gri£ *eenscb p
de Europese Economische Gd», verl®
hebben tot nu toe een nonna g vcf®.
gehad en er zijn reeds aanziem» n zet
ringen geboekt, zodat men nier pUjit
gen dat de kwestie op een .-mu»>?L
gekomen, zo heeft de E.E.G''hrjfteW?.
verklaard in antwoord °P 3listisC
vragen van de Nederlandse so
afgevaardigde G. M. Nederhor
De commissie hoopt dat de o veï
delingen ook verder gunstig zu
lopen.
t
AMSTERDAM. Mevr. A.W. de Boer
en de heer J. de Boer, beiden te Gronin
gen, hebben opgericht de Noord-Neder-
landsche Cartonnagefabriek in Gronin
gen, die ten doel heeft de fabricage van
artikelen van carton en andere materia
len, alsmede de handel in deze artikelen
en in carton, papier en soortgelijke arti
kelen. Het maatschappelijk kapitaal be
draagt/lmln.
DEN HAAG, 31 mi. De resul
taten van de maatschappijen der
Koninklijke /Shell-groep over het eer
ste kwartaal van het jaar 1960 zijn
heden ter pubiikatie aan de pers ver-
strekt
De voornaamste cijfers, in miljoenen
Engelse ponden, zijn:
jan.-maart
1960 1959*
Opbrengst van verkopen van
andere bedrijfsinkomsten 661,5 621,2
Netto-resultaat van de
periode ^1,8 39,6
Opnieuw vastgesteld.
De bijdrage welke de Nederlandse
bloembollenexport levert tot uitbreiding
van onze buitenlandse afzet, is in feite
aanmerkelijk groter dan het cijfermatig
aandeel van de bloembollen in de totale
uitvoer. Bloembollen immers zijn een
specifiek Nederlands produkt, een good-
will-produkt bij uitstek voor ons land in
het buitenland, van niet te onderschatten
betekenis ter versterking van onze ex
portpositie. Aldus de minister van Econo
mische Zaken, drs. J. W. de Pous, in zijn
rede over de ontwikkeling van de Neder
landse export, uitgesproken tijdens de
buitengewone algemene ledenvergadering
van de Bond van Bloembollenhandelaren,
welke ter viering van het zestigjarig be
staan van de organisatie in „Treslong"
te Ilillegom wordt gehouden.
Minister De Pous stelde met voldoe
ning vast, dat de uitvoeren van goederen
en diensten in de afgelopen jaren zich
gunstig heeft ontwikkeld. De laatste tien
jaar sinds 1950 is het volume van de Ne
derlandse uitvoer met ongeveer 125 pro
cent gestegen en sinds 1953, toen wij weer
geheel op eigen benen stonden, met bijna
tien procent per jaar. De internationale
economische expansie, de vrijmaking van
de internationale handel, de kwalitatieve
versterking van het exportpakket, een re
latief laag kostenpeil en zeker niet het
minst de inspanningen van het Neder
landse bedrijfsleven waren de belangrijk
ste voorwaarden voor de zozeer tot te
vredenheid stemmende ontwikkeling van
de Nederlandse export, aldus de bewinds
man.
Wat de toekomst betreft was minister
De Pous allerminst pessimistisch, indien
het Nederlandse bedrijfsleven zijn in
spanningen niet verslapt. Want de export
is geen automatisch verlopend proces, dat
zich voltrekt wanneer de algemene voor
waarden maar gunstig zijn. Daarom acht
te hij een streven naar groter effectiviteit
bij de export geboden.
De algemene voorzitter van de jubile
rende bond, de heer F. J. van der Kolk,
herinnerde eraan dat zeker negentig pro
cent van de bollenexport vrijwillig ge
organiseerd is in de Bond van Bloembol
lenhandelaren, die op internationaal ge
bied vooral zijn grootste arbeidsveld heeft
en er in de achter ons liggende jaren zo
n Nede--
veel successen heeft behaald. U® (iet W'
landse bloembollenexport speel'ae ee"
voorbeeld klaar om in 1945 al jarië®
28 miljoen te exporteren naar 0j ge
en daarmee heeft zij een grote eCofl°
geven tot het herstel van onze
mie- «t ecl^fe
De heer Van der Kolk fflf1
constateren, dat de bloembollen? ,g fle
er een is met zeer eigen r^Lnjia" j,
grootste is wel dat de bloembo" ejii
laren hun produkt verkopen zon
ge zekerheid over vraag en af v»
maanden voordat de oogst ook .gjCo
benadering is te schatten. Pat,_ e*p°h
het, dat de laatste jaren bij X?LeSultaj8
teurs tot een zo slecht bedrilc.® van ~i
heeft geleid. Was enerzijds hj® erba6
oorzaak, dat in publiekrechtelijk r a
het niet mogelijk bleek tot een vSteej:
export verantwoord en verlang? -jjzeiï
te komen van minimum expor jorZa0
anderzijds was een nog grotere ^g 31
dat men in het bloembollenvak i ^eei
gelopen jaren jammerlijk geno
verzuimd tijdig en in volde?" o
over te gaan tot een verruiming ^oê
teeltvergunningen, omdat men Q g3£po>
lijkheid tot vergroting van onz bee
niet tijdig heeft onderkend, aldus j0eri
Van der Kolk. De prijzen vanjjiéj
bollen op de binnenlandse markt
door gestegen tot een naar zij"
onverantwoord hoog niveau
d«
ïverantwoord hoog niveau. vatj
Wat de komende ontwikkeling pa11
bloembollenexport in EuromarkJ Ji®
Van der K»* da*
een systeem van teeltvergunnin
plusfonds zonder minimumprijzen \}lv.A
vorm, zoals wij die thans keim®
betreft, achtte de heer van uc» -rna
onmogelijk althans zeer twijfelae"
ppn svst.ppm van t.pplt.versunnifl» .g d®
vendzou kunnen zijn. Ook 8~?e0
waakzaamheid geboden ten a? eke&L
de concurrentie van de bloemkw
de landen in het zuiden van jev?
markt. De bloembollenhandelaren f <y>
ren namelijk niet de bloem "i
grondstof daartoe. jut*'«t
Bestuur en vergadering van fl".
rende bond werden voorts gelu ;^.0n d -
door dr. A. J. Verhage, voorzitter t
produktschap voor siergewassen, atia
verband met de vorming van m1tjj®,
nale economische eenheden in
komst een „soepeler optreden
kelijk achtte.
de
no°°
17)
Buitengewoon duidelijk, mijnheer. Voor uw op
voeding ben ik niet verantwoordelijk.
Om de een of andere reden scheen dit in goede
aa^e__te va u Alle hout is geen timmerhout hè?
Ha-ha, die is goed! Hij lachte en dronk^ Vergeef
me mijn ongepaste uitgelatenheid, inspecteur. Nou,
ouwe jongen, zeg maar wat ik voor je doen kan.
Nu ziet u, ik informeer gewoon bij wijze van con
trole Ik zou graag alles van u horen, wat u van be
lang acht.
Wou u weten of ik een alibi heb?
Nu, het zou natuurlijk een zorg minder zijn, met-
W83r^
Nou, u kunt gerust zijn. Ik heb een alibi, dat
klinkt als een klok,
Goed. Wat dan?
Ik was in een verpleeginrichting, maagkwaal.
Als u het niet gelooft, vraag het dan maar aan mijn
personeel of beter nog, u kunt het aan die kleine
praatsmaker van een Daw vragen. Zeus hij kan met
ontkennen, dat ik een alibi heb.
Goed. De inspecteur simuleerde een zucht van
verlichting. Ik zal bij dokter Daw navraag doen. Hij
zal u wel benijden.
Everard keek hem argwanend aan.
Wat bedoelt u daarmee: mij benijden?
Nu, een alibi is een nuttig iets.
Bedoelt u, dat hii er geen heeft?
Och, er zijn tientallen mensen, die geen alibi
bezitten, als ze er een nodig hebben. Ik geloof, dat de
dokter nooit gedacht heeft, dat hij er wel eens een zou
kunnen gebruiken.
Waarom zou hij dat ooit gedacht hebben? Het
lijkt wel of u van mening bent, dat hij zo'n beetje een
heilige is.
Nee, nee. Hij leek me alleen een ijverig, gewe
tensvol mens.
O, zo?
U schijnt er anders over te denken, mijnheer.
Vindt u? Dus ik denk er anders over hè? Mis
schien weet ik iets, dat u niet weet, nietwaar? Mis
schien kan ik met een woord zijn ware gedaante ont
hullen. Zou u graag willen, dat ik dat deed, inspec
teur?
Totaal niet. mijnheer. Ik onderzoek een moord
zaak. Zodra die opgehelderd is, ga ik weg en laat
u allemaal met rust.
Ah, zo. U hoort dus liever niet wat in uw straatje
niet te pas komt?
De inspecteur keek hem bedaard aan.
Wat u me vertellen kunt, heeft dat enige betrek
king op deze zaak, mijnheer Everard?
Dan Everard kneep zijn ogen tot spleetjes in een po
ging om zijn blik vastheid te geven.
Misschien wel Misschien heeft die ouwe heks iets
opgesnord, dat ze niet voor zich kon houden. Hij voer
heftig uit: Begrijpt u! Ik heb geen zin om mijn naam
door Jap Rap en zijn maat door het slijk te laten
sleuren! Daar zal ik een stokje voor steken, meneer
Scotland Yard, en als ik iets doe. dan gebeurt het zo
als ik wil!
Kom, kom, u windt zich nogal op, mijnhber
Everard.
Ik laat me door niemand bekladden, begrijpt u!
Maakt een vrouw daar geen uitzondering op?
Laat mijn verloofde er buiten!
Inspecteur Fowler trok zijn wenkbrauwen om
hoog.
Maar ik dacht toch, dat u juffrouw Pewsey be
doelde? t
Dan Everard schudde verward en kwaad het
hoofd.
U laat haar er buiten, zeg ik u.
Het spreekt van zelf dat u uw verloofde in be
scherming neemt.
In bescherming nemen na wat ze me aange
daan heeft? Hij stond op en ging weer naar het muur
kastje. Ze denkt, dat ze me kent. Hé, waarom denkt u,
dat ik zo drink?
Ik veronderstel, zei inspecteur Fowler, omdat u
graag dronken bent.
Ik ben nooit dronken, dat denken ze maar, net
als u. Ze hebben gedacht, dat ik niet wist wat er gaan
de was. Een toon van zelfbeklag sloop zijn stem bin
nen Waarom zou ik niet drinken? Hebben ze mijn le
ven niet verwoest? Hebben ze niet gemaakt, dat het
hele dorp achter mijn rug roddelt en giechelt?
U doelt zeker op uw verloofde en dokter Daw?
Dus u weet het ook al?
Het behoort tot mijn beroep om veel te weten,
mijnheer Everard.
Zo, dus u weet het. Waarom vraagt u dan, waar
om ik drink?
Dat heb ik niet gevraagd, mijnheer.
Maar ik zie, dat u het denkt, ik zie het aan de
manier, waarop u naar mij kijkt.
U en uw verloofde kennen dokter Daw al drie
jaar. nietwaar?
Ja drie jaar te lang. Drie ellendige jaren
Inspecteur Fowler was totaal niet onder de indruk.
Zijn afkeer voor mijnheer Everard werd met de mi
nuut sterker.
Drie jaar, zei hij. Maar het is heel wat langer
dan drie jaar geleden, dat u wegens dronkenschap
achter het stuur werd aangehouden. Als ik me niet
vergis, was het zes jaar. Het wordt wel een beetje las
tig dokter Daw daar de schuld van te geven.
Erg handig! Buitengewoon sluw, meneer de in
specteur! Alleen heb ik u al verteld, dat ik met dron-
ken was., natuurli-k y hebt uitgelegd, dat het een
vergissing was.
Ik heb u de waarheid verteld.
Is uw verloofde soms hier, mijnheer Everard?
Ze is naar Lewes naar een kostuumnaaister of
zo. Dat heeft ze mij tenminste verteld. Een vrouw
moet je nu eenmaal op haar woord geloven.
Inspecteur Fowler stond op.
In dat geval wacln ik maar met. Ik heb geleerd,
dat wachten nutteloos is wanneer een vrouw bij de
naaisRr inspecteur Zo is het net, zelfs al zegt
ze alleen maar dat ze naar de naaister is. En op een
heel gewone toon voegde hij er eensklaps aan toe:
Zeg, drink toch wat, voordat u weg gaat. Hij lachte
innemend. U moet me wel een grote zuiplap vinden
om zo alleen te zitten drinken.
De inspecteur weigerde met tegenzin. Het was te
gen zijn rotsvaste principes om 's middags te drinken
maar hij vertrok met de wens, dat hij een gias had
kunnen accepteren. De nige die verantwoordelijk was
voor Everards toestand, was Everard zelf. Niettemin
bleef het een tragisch geval, dat een mensenleven
op die wijze vóór het veertigste jaar op zijn eind
moest lopen. A
Die dorpsmensen. De inspecteur schudde geergerd
zijn hoofd, terwijl hij de oprijlaan afsjokte. Hun pri;
véleven boezemde hem geen belangstelling in. Hij
wilde weten wie Angela Mason Pewsey gedood had,
en daarna wenste hij terug te keren naar Londen,
waar de mensen hun misdadigers voor het gerecht
plachten te brengen en bereid waren daartoe mede
te werken.
XV
Firth wiebelde loom heen en weer in de schommel
stoel op het grasveld. Mevrouw Sim lag in een vouw
stoel. Celia lag voorover op een kleedje en plukte
verstrooid aan de grasprietjes. Zoader op te kijken
zei ze tegen Firth;
Dus jij bent bij de dominee wezen pimpelen?
Integendeel. Ik 'heb de beste wijn van heel En
geland gekeurd.
Foei, zei ze. Driewerf foei. Een jongeman mag
geen smaak aankweken, die niet bij zijn levensstan
daard past.
Mijn smaak past bij de levensstandaard van de
dominee. Hij heeft wijn in overvloed.
Klaploper.
Inderdaad. Niet hoogstaand geef ik toe. Maar
bedenk eens wat een massa geld ik uitspaar.
De dominee ziet alle mensen door een rose bril,
maar ik vrees, dat hij te zijner tijd voor jou een uit
zondering zal maken. Waarom werk je niet?
Ik doe dit liever.
Natuurlijk. Oververzadigd als je bent met ons
voedsel en met de wijn van de dominee.
Celia kind mevrouw Sim legde haar boek
neer je 'moest werkelijk niet zo uitvaren, zelfs met
in scherts o
Maar u over mij maar geen zorg, mevrouw Sim
zei Firth. Ik beschouw het als behorende bij het bui
tenleven net als de wespen.
En Celia, hij heeft trouwens wel gewerkt.
Firth keek verbaasd.
Celia liet de grassprietjes met rust.
Gewerkt? Dat geloof ik niet.
Hij heeft zich een mening over de dominee ge
vormd op de eerste plaats.
Welnee, ik heb het met hem over sherry gehad.
En dan heeft hij getelefoneerd.
Firth keek haar verbluft aan en zij lachte.
Mijn beste Firth, ik heb de dominee heel opzet
telijk naar de vijver zien wandelen met de kenne
lijke bedoeling om jou alleen in zijn werkkamer te
laten Wat voor reden zou hij daarvoor gehad «eb-
ben? Je had dokter Daw natuurlijk even gemakkelijk
van hieruit kunnen opbellen, maar het was erg aar
dig van je om ons er niet in te willen betrekken.
Firth liet zijn adem langzaam ontsnappen, zodat
hij veel weg had van een ballon, die leegliep. Maar
tenslotte wist hij er toch een soort van tegenwerping
uit te brengen.
Waarom zou ik in vredesnaam dokter Daw op
gebeld hebben?
Mevrouw Sim zuchtte geduldig.
Vermoedelijk, mijn beste, om hem te vertellen
dat hij waarschijnlijk een bezoek van inspecteur
Fowler tegemoet kon zien. Je wilde hem natuurlijk
een onaangename verrassing besparen.
Firth's genoeglijke, luie na-tafel-stemming was als
sneeuw voor de zon verdwenen.
Dat was helemaal niet natuurlijk, zei hij. Aange
zien dat wat ik gedaan heb. algemene bekendheid
geniet is het hoogstens een staaltje van waanzin.
Maar het is helemaal niet algemeen bekend,
dwaze jongen. Behalve Celia en ik en de dominee weet
geen mens het. J. t
De dominee? Weet die het ook?
Dit scheen Firth te ver te gaan.
Maar natuurlijk weet hij het, Firth. Wie zou je
anders opgebeld hebben?
O wel duizend mensen.
Doe niet zo geheimzinnig, beste jongen. Het kon
alleen iemand zijn, die we allemaal kennen, niet
waar? En natuurlijk iemand, die in moeilijkheden
verkeerde; anders zou je niet op zo'n onbescheiden
wijze van zijn gastvrijheid gebruik maken, wel?
Je kon natuurlijk niet naar de telefooncel gaan, want
daar had je het nummer op moeten geven en had
de telefoonjuffrouw mee kunnen luisteren.
Ik geloof niet, dat de dominee weet welk num
mer ik opgebeld heb en wat u betreft, mevrouw
Sim u gist waarschijnlijk maar.
Hij denkt nog steeds, dat we echterlijk zijn, zei
Celia.
Ik denk niets van die aard. Als je werkelijk zo
intelligent bent, als ik begin te vermoeden, dan be
grijp ik niet wat voor hulp je van me verlangt. De
enige, wie dat spijt, is. voorzover ik ontdekt heb, in
specteur Fowler.
Mevrouw Sim zei, geduldig, alsof ze het tegen een
kind bad:
Nee mijn beste, je maakt jezelf heus heel nut
tig. Als jij dokter Daw niet opgebeld had, dan had
ik het moeten doen.
Waarvoor in vredesnaam? wa3''
Maar we mochten hem immers niet in de ge
laten, dat we die vreselijke brief aan de polm (jgt
geven hadden, en je begrijpt net zo goed als ik' po'
dat zijn eerste gedachte geweest zou zijn, als
itie onverwacht voor zijn neus stond. Ze st0I1e)iiï>'
uit haar stoel, nam haar kussen en boek op en
lachte tegen haar gast. j„ie
Ik had je eigenlijk willen vragen wat ie.°ve':'
over de dominee was, maar ik ben bang, dat te
op ons bent om je onbevooroordeeld
te boos op
spreken.
Fif
tl>'
Van het ogenblik af, dat ik hier ben, zei
heb ik mijn pogingen gestaakt om nog langer ge'
vooroordeeld te zijn. Ik heb mij getroost ifl'
dachte, dat ik mijn verstand wel weer zal
den, wanneer we allemaal in de gevangenis,2 0tC
Dat zal dan tegelijk een goede afleiding ziJn'
me niet in de schande te verdiepen. 0ibv'
Soms vraag ik me wel eens af, zei nier jg
Sim, of het goed zou zijn, als ik je vertelde, w
moordenaar is. g
Firth kwam met een schok in zittende houdi"»' jje'
In 's hemelsnaam, nee, mevrouw Sim! jjt
zeer u om die verklaringen voor u te hHouden!
zeggengti
Goed, goed, jongen. Ik weet zeker, dat je W
ingenomen met je zou zijn, als hij je nu kon
glimlachte vaag, keerde zich om en kuierde in de
ting van het huis.
Firth liet zich langzaam weer in zijn stoel achte
zakken. uanéefl
Ik weet het niet, Celia. zei hij. Ik mag "8
als ik het weet.
Als je wat weet? eeP
Niks, niks. Ik weet het niet, dat is alles. Ik be"
onmondig kind sterker nog onnozel.
Celia draaide zich op haar rug en vouwde h3ai
men onder haar hoofd.
Hoe dan ook, zei ze, het was erg aardig van
dokter Daw op te bellen. -jj'
Aardig kan wel zijn, maar hardstikke
zinnig als ik het gedaan heb.
De laatste woorden riepen een glimlach oP
gezicht. jfii'
Luister eens hier, jongmens, zei ze, moeder Jjt
dat je het gedaan hebt, dan heb je het gedaa
ken haar, zij heeft me opgevoed.
Goed, maar hoe kon ze dat weten? uc0l
Je hebt haar manier van redeneren ge"„fi£t'
Celia, geloof je werkelijk, dat je moeder
wie Angela Pewsey vermoord heeft?
Ja ja, ik geloof van wel.
Heeft ze het jou verteld?
Nee, natuurlijk niet.
Als ze het dan weet, zei hij kwaad, waarom
telt ze het dan in vredesnaam niet aan de poldJ
weet even goed als ik. dat het gerecht niet al te t„f
oordeelt, wanneer de moordenaar door zijn sla
fer tot het uiterste is gedreven. teKe
Kan wel zijn, maar in een plaats als deze be1
het gerecht niet het einde van alles. ju'
Hij antwoordde niet, maar sloeg de dansende sc" rp-
wen gade, die het gebladerte op haar gelaat
Bij al zijn zorgen kwam zich nu ook nog de kWe
de gedachte aan Celia Sim voegen. eeêe^'
Sufferd, die hij was, hoorde hij zichzelf zeb
Je ziet er machtig aardig uit.
Heus?
Ontzettend aardig.
("Wordt vervoM0'