HFJMA WOTF-CATZ Schrijven haar enige mogelijkheid om de wereld te bewonen Tussen droom en werkelijkheid RIJKSPOLITIE KAMPT MET PERSONEELSTEKORT Omzetten, maar ook kosten in stijgende lijn bij de Bijenkorf Minister De Pous acht bolle11' uitvoer van grote beteken15 voor export-goodwill stem von MAAK jmi door MAX MURRAY Op korte termijn salaris herziening gevraagd Gevangenis voor arts pagina, Mr. A. W. J. van Vrijberghe de Conine overleden Ketelontploffing bjj Ketien: twee gewon* Betere resultaten Koninklijke Shell DE KRAM KUNT 6IJ NIET MISSEN, GEEN DAG! WOENSDAG 1 JUNI 1960 Wegens onjuiste belasting aangifte Bond van Bloembollenhandelaren 60 faar „Een auteur van best-sellers ben ik niet. Hoewel je natuurlijk altijd hoopt, het te worden". Deze woorden van de schrijfster Helma Wolf- Catz zijn een uiting van luchtige Ironie over het eigen schrijverschap. Ze zijn des te meer merkwaardig, omdat haar schrijven voor haar alles betekent en, zou men haast zeggen, haar enige mogelijkheid is om de wereld te bewonen. Bij Helma Wolf- Catz thuis staat het schrijverschap in het middelpunt. Zelden heb ik sterker ervaren, hoe schrijven en boeken publiceren een avontuur is dat dagen en jaren volmaakt. Haar schrijven zelf is een avontuur, zij het er een, waarvoor de meesten zouden terugschrikken. Helma Wolf- Catz bekent, dat zij, vooral sinds haar vorig jaar verschenen kleine roman „De vreemde drift", een over vloed aan inspiratie heeft. Men be- driege zich niet. Het betekent niet, dat het schrijven tot een moeite loze bezigheid is geworden. Over au teurs en hun werkwijzen kan men vaak lezen in publikaties waarin de deur tot de schrijfkamer even open gaat. Het gemak dient de schrijver zelden, zo blijkt dan. Ook aan Hel ma Wolf-Catz niet. Want haar ro mans en haar jongste, „Diepzee" is zeer omvangrijk zijn soms tien keer herschreven, vóór zij ze afstaat. Herschrijvingen die meestal bestaan uit Inkortingen Het duurt lang voor de weg van hart tot papier is afge legd, voor in woorden staat wat innerlijk gonst. Al die tijd is zij met haar boek be zig. Heel langzaam krijgt haar wereld, die een heel bijzondere is in de Neder landse letteren, gestalte. Maar zij leeft niet alleen met het boek-van-nu, haar vorige boeken zijn als het ware ook de gehele dag om haar heen. Voor haar is een recensie meer dan een goed- of afkeuring. Zij leest ze vaak met ver wonderde blijheid, als zij bemerkt, hoe haar klanken oij anderen hebben aan geslagen. Intelligent kan zij uit de be spreking de instelling van de criticus te voorschijn toveren. Niet met zelfver zekerdheid, want die is haar geheel vreemd. Als in haar boeken, waarin zel den contouren worden getrokken, maar de ene gebeurtenis onmerkbaar in de andere overvloeit, Is zij ook in haar gesprekken: scherpe, gedurfde lijnen trekt zij niet, zij tracht veeleer in zorg vuldig geformuleerde zinnen, die zij haast aarzelend uitspreekt, verschijnse len te benaderen. Waarbij zij vaak een verrassende kijk op heel kleine details toont. Schrijven is voor haar de enige mo gelijkheid de wereld te bewonen. Al ja ren Is de schrijfster ziek. Buiten komt zij nooit Haar uitzicht is de kruin van een boom, waardoor plekken lucht en wolken zichtbaar zijn. Men denkt, als men door haar „venster op de wereld" kijkt, aan Leopolds regels: „Des waterdruppels helderte door- r turend beseft» ik den wereldoceaan en zonnestofjes In hun spel beglurend heb ik het wezen van de zon ver staan", een der mooiste omschrijvingen van het dichterschap. De dichter en men kan Helma Wolf-Catz, zoals trouwens vele critici terecht doen, een dichteres noe men heeft weinig nodig Niet de er varing ls belangrijk, maar de intensiteit waarmee de ervaring beleefd wordt. Haar roman „Diepzee" ontstond uit een tweeregelig krantebericht: een meisje te Parijs vermoordt uit jaloe zie haar gewezen geliefde. Dit heel kleine brokje „gemengd nieuws" wordt door de meeste krantelezers nauwelijks aangeraakt. „Op mij maakte het grote indruk; ik lijd on der zo'n bericht," zegt zij, enigszins beschroomd. Voor haar is zo'n be richt de waterdruppel of het zonne stofje: zij herkent er de gehele we reld, de gehele mens in. Kranten le zen doet zij in haar isolement dan ook heel veel. En, indien mogelijk, mensen ontvangen, waarbij de litera tuur hoofdonderwerp van gesprek is. Zij tracht de wereld in haar huis bin nen te halen. Die ene boom voor haar raam is als een teken. Hij beheerst haar uitzicht, is wezenlijk in haar dagelijks bestaan opgenomen. Zo is voor haar romanfigu ren de hen omringende wereld meer dan een décor. Met meesterschap weet de auteur natuur- en stadsbeschrijvin gen in haar romans op te nemen. Ze zijn beeld voor wat innerlijk in de ro manpersonen omgaat. Niet dat de na tuur zich richt naar hen, als gedreven door het lot: zij zien de natuur of de stad met de ogen van de ziel en 'die bepalen de kleur, het lieflijke of het dreigende. „Landschappen", dacht ze, „zijn als kleine schilderijen van haar ziel," staat in haar roman „De Droom gestalte". Die instelling tot de buiten wereld die ook uit heel kleine voor werpen kan bestaan maakt haar stijl verre van realistisch. Heldere en gede tailleerde beschrijvingen zouden de sfeer aan scherven slaan. Haar stijl is eerder dichterlijk, soms dromerig, vaak verfijnd als spinetmuziek, meer om schrijvend dan be-schrijvend, benade rend, haast beangst voot het scherpe beeld, dat aan mensen en gebeurtenis sen een toevalligheid zou geven die zij juist wil vermijden. Haar ideaal is het universele haar liefde voor symbo len is daardoor begrijpelijk en met bewondering spreekt zij over „De pa rel" van Steinbeck, dat zij zo juist ge lezen heeft en dat haar ideaal verwe zenlijkt: het eenvoudige, door de dich terlijke kracht van de schrijver opgehe ven tot het algemeen menselijke. Als zij mij bij het weggaan haar exemplaar overhandigt, wil zij er eerst in schrij ven: „Zo kan ik het niet". Zij laat dat evenwel. Maar het idee typeert haar bescheidenheid, haar ontevredenheid over het tot nu bereikte. Omvangrijk is het werk van de schrijfster, die 31 mei een meer dan gewone verjaardag viert, niet. In 1932 debuteerde Helma Wolf-Catz met „Wou ter, de liefde van een jongen", een no velle die Maurits Uyldert. toentertijd in het „Algemeen Handelsblad" typeerde als liggend „tussen droom en werkelijk heid", een karakteristiek, waarin hij het wezenlijke van haar werk toen al doorzag. In 1934 volgde „Marjan, film van een jeugd", enkele jaren later „Het gezin". „Een verhaal noemden wij dat toen. Nu zouden ze het een roman noe men," zegt zij ironisch. Vóór de oorlog publiceerde zij nog „Opkomst" en „Een nacht". In 1945 kwam van haar „De drei ging" uit. Aan dit boek is een lange en afschuwelijke stilte voorafgegaan. Over haar ervaringen in de oorlog zwijgt de schrijfster liever, maar enke le uitlatingen doen je je verwonderen, dat geen enkele bitterheid in haar is achtergebleven, dat zij zich in haar werk geheel wist te vernieuwen. Want in enkele passages uit „De dreiging" komt een geheel nieuwe stijl door, die zich bij de volgende romans zal voort zetten. Ze noemt het zelf: „het verva-- gen van de contouren om het ander», het wezenlijke, helder te laten zien. In haar veelgeprezen „De droomgestal te" groeit de schrijfster uit tot dichte res, die droom en werkelijkheid op ge- heei eigen wijze dooreenmengt; ge heimzinnigheid en helder doordringings vermogen staan naast elkaar. „De vreemde drift" is op gelijke wijze ge schreven en eveneens naar jongste ro man „Diepzee", die hier onlangs uit voerig besproken werd. Volgend jaar zal een roman „Confrontatie" verschij nen en al deze na-oorlogse boeken ziet de schrijfster zelf als een „roman fleuve". Op de traditionele vraag: „Door wie bent u beïnvloed?", antwoordt Helma Wolf-Catz, niet te weten door wie. (Men noemt haar werk soms tijdeloos; toch zijn haar wijze van schrijven en de op zet van haar romans, vooral van „Diep zee", uiterst modem, juist in wat ik zou willen noemen hun „abstractheid", veroorzaakt do'or de tendens naar alge meenheid). „Dat ik me niet beïnvloed acht, wil natuurlijk niet zeggen, dat ik geen schrijvers ken die me heel bij zonder aantrekken. U kunt bijvoorbeeld gerust zeggen, dat ik razend ben op poëzie, van oud tot het modernste, van Bloem tot Andreus en Harten. Als meisje van twaalf jaar las zij alle gro ten van toen: Boutens, Gorter, Adama van Scheltema, Couperus, Jan Prins. Een sterke voorkeur heeft ze voor Wil liam Blake, wat mij, gezien haar eigen werk, niet zo verwonderlijk lijkt. En voor Dylan Thomas niet te vergeten. Van de prozaschrijvers bewondert zij bovenal Benjamin Constant. En zij noemt nog reeksen schrijvers en dich ters. Vestdijk en Elsschot liggen haar niet Elsschot heeft nauwelijks vrou welijke bewonderaars en Vestdijk zal haar te analytisch zijn Koolhaas' dierenverhalen wel en, dat noemde zij nadrukkelijk, „De biddende Roofsprink- haan" van Herluf van Merlet. Naast de literatuur heeft de beelden- HELMA WOLF-CATZ de kunst haar voornaamste aandacht. In vroeger jaren schreef zij er vele dag- en weekbladartikelen over, tot haar romanwerk onder de journalistiek ging lijden. Landschapschilders trekken haar vooral met name Hercules Seghers en alweer: die voorkeur is niet verwonderlijk: ook in haar romans nemen de landschapsbeschrijvingen een heel grote plaats in. (Naar mijn me ning zijn ze zelfs stylistisch de sterkste delen van haar werk). Zelf verklaart zij haar liefde tot de natuur hieruit: zij is opgegroeid op het platteland, op Walcheren, en heeft jarenlang in het Gooi gewoond. Zij schrijft alweer aan een volgende roman; in groot handschrift in een ca hier. Straks zal die eerste vloedgolf van de inspiratie uitgetypt worden, en dan begint zij met haar meedogenloze zelfkritiek, die van sommige getypte vellen slechts enkele regels overlaat. Dan heeft de tweede druk plaats, de derde, en zo door, totdat het innerlijk beeld zo volkomen mogelijk in woorden gevangen is. Schrijvend leeft zij, zoekt zij naar wat ze noemt de „unity", de eenheid, de samenhang van alles, die zij in „Diepzee" in sommige gedeelten al geheel verwezenlijkt heeft. Er moet nog veel volgen bij' een schrijfster, die zo intens leeft en aan haar ervaringen vorm moét geven. K.F. AMSTERDAM, 31 mei In de jaar lijkse vergadering van aandeelhouders van magazijn „De Bijenkorf" werd op vragen uit de vergadering o.m. mede gedeeld, dat de omzetten zowel bij de Bijenkorf als bij de Hema zich tot nu toé in het lopende boekjaar bijzonder goed ontwikkelen. Dit betekent nog niet dat de resultaten over 19)30-1961 belang rijk boven die van >et afgelopen boek jaar zullen uitkomen, misschien zal men zelfs rekening moeten houden met iets lagere resultaten, aangezien de kosten niet onbelangrijk zullen stijgen ten gevolge van de loonontwikkeling in Nederland. Toch kan in 1960-1961 nog wel een redelijke rendabiliteit worden bereikt. Wat betreft de overname van Perry en Van der Kar, werd nog medege deeld dat, de verwachting die men tot nu had van de omzet bij Perry van der Kar redelijk is beantwoord. Men verwacht dat deze deelneming in de toekomst een behoorlijke uitbreiding te zien zal geven, en dat ook nieuwe ves tigingen zullen plaats hebben. Naar aanleiding van het feit, dat de Belgische onderneming Pirba in ver schillende steden panden heeft aange kocht (Den Haag, Haarlem tegenover de Hema, Apeldoorn en Nijmegen, waar de eerste zaak geopend zou worden) merkte de directie op, dat dit wel een penetratie is op het terrein van de Bij enkorf, maar de ervaring heeft uitge wezen, dat de concentratie van groot winkelbedrijven in winkelcentra de om zet eerder stimuleert, dan dat ze die beperkt. Óp een vraag naar tussentijdse me dedelingen (event, kwartaalberichten) antwoordde ce directie, dat gezien het feit dat er in Nederland weinig open heid bestaat t.a.v. het bekend maken van gegevens, vooral op het gebied van detailhan'"elbedrijven, zij er bepaald huiverig voor is tot tussentijdse bericht geving over te gaan uit concurrentie- oogpunt. De mogelijkheid toch een enkele op merking, waaruit de gang van zaken zou kunnen worden afgeleid, tussen tijds te publiceren, wilde de directie wel overwegen zonder overigens een toe zegging hierover te willen doen. De jaarstukken werden goedgekeurd, de heren mr. M. Tieleman en prof. G. A. Ph. Weyer werden herkozen tot commissaris, terwijl in de vacature ontstaan door het aftreden van de heer J. C. H. Heldring niet werd voorzien, zodat de raad van commissarissen thans uit zes leden bestaat. UTRECHT, 30 mei. Door het toene mend personeelstekort bij het korps rijkspolitie zal dit korps straks niet meer te hanteren zijn. Dit is een gevaar voor het algemeen belang, daar het korps zijn taak die het ingevolge de politiewet is opgedragen, dan niet meer op een ver antwoorde wijze kan vervullen. Aldus de voorzitter van de rijkspolitievereniging, de heer L. II. M. Nottet, vanmorgen bij de opening van het jaarlijks congres van de ze vereniging. De heer Nottet zei, dat het personeels tekort bij de rijkspolitie thans een zo danige omvang heeft aangenomen, dat eigenlijk van een preventief politietoe zicht geen sprake meer kan zijn. Hij toonde met enkele cijfers aan, dat het rijkspolitiekorps voor wat de per soneelsvoorziening betreft, volgens hem op de rand van een faillissement is geko men. Het absoluut tekort kan worden ge steld op meer dan 1400 man; 23 procent van de noodzakelijke sterkte. Hij voegde hieraan toe, dat er districten zijn met een incompleet tot 30 procent en landgroepen met een personeelstekort van 45 procent, terwijl er één ressort is met een incom pleet van gemiddeld 33 procent voor zijn landgroepen. De heer Nottet vestigde er de aandacht op, dat de criminaliteit in de provincie steeds groter wordt. Volgens de crimine- le-politiestatistiek was het aantal mis drijven in de provincie in 1959 in verge lijking met 1958 met vier procent geste gen, terwijl dit cijfer voor de grote ge meenten met gemeentepolitie niet meer dan één procent bedroeg. Ook de ver keersintensiteit in de provincie neemt toe, hetgeen volgens de heer Nottet, betekent dat de rijkspolitie-ambtenaar mede door het personeelstekort steeds meer werkzaamheden moet verrichten. Op korte termijn verwacht men geen verbetering van de situatie. Ter illustra tie memoreerde de heer Nottet, dat 1 januari van dit jaar van de opleidings school 46 adspiranten beschikbaar kwa men voor de executieve dienst, doch dat alleen al in januari 1960 reeds 45 rijkspolitieambtenaren de dienst ver lieten, een aantal dat sedertdien met nog 100 man is gestegen. De werving van een jaar werd hierdoor binnen een half jaar teniet gedaan, aldus spreker. De geringe belangstelling voor het rijkspolitiekorps is een gevolg van de te lage salariëring, de onvoldoende honore ring van de aan het ambt verbonden in- conveniënten en het geringe perspectief voor het lagere en middelbaar perso neel. De vergadering nam een motie aan, waarin zij het hoofdbestuur verzoekt bij de ministers nogmaals aan te dringen op een spoedige beslissing over de salarië ring van het lagere en middelbare politie personeel en over een oplossing van het personeelsprobleem. In de motie wordt tevens gevraagd, op zeer korte termijn een voorlopige maatregel te treffen ten aanzien van de salariëring. ARNHEM, 31 mei. Terzake van het doen van onjuiste beilastiiinigaangiiften (het meerma:l»en wiet opgeven van winstrijke inkomsten) veroordeelde de Arnhemse rechtbank vanmorgen een Betuwse arts tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weiken en een geldboete van 20 000 of twee maanden hechtenis, als mede openbaarmaking van het vonnis in „Medisch Contact". De officier had geëist twee maanden gevangenisstraf en 20.000 of twee maan. dien hechtenis, ailsnaiedie openbaarmaking van het vonnis in „Me»diisch Contact". On 72-jari^! DEN HAAG, 30 mei. uPde oUd leeftijd is heden overleden tshof. 01 vice president van het S? onninfik A. W. J. van Vrijberghe de i-imstree®6 AMSTERDAM. 31 mei. „jUarta' uur is vanmiddag bij de briek van de fa. Ketjen aan - n -noord b«' dsmmerdijk in Amsterdam gedrukketel ontploft, de P0"' Volgews eig -,nt' zijn twee arbeiders gewond. en een licht. De oorzaak van plotting is nog niet bekend- ndeli? LUXEMBURG. De onderhan g over een associatie van Gri£ *eenscb p de Europese Economische Gd», verl® hebben tot nu toe een nonna g vcf®. gehad en er zijn reeds aanziem» n zet ringen geboekt, zodat men nier pUjit gen dat de kwestie op een .-mu»>?L gekomen, zo heeft de E.E.G''hrjfteW?. verklaard in antwoord °P 3listisC vragen van de Nederlandse so afgevaardigde G. M. Nederhor De commissie hoopt dat de o veï delingen ook verder gunstig zu lopen. t AMSTERDAM. Mevr. A.W. de Boer en de heer J. de Boer, beiden te Gronin gen, hebben opgericht de Noord-Neder- landsche Cartonnagefabriek in Gronin gen, die ten doel heeft de fabricage van artikelen van carton en andere materia len, alsmede de handel in deze artikelen en in carton, papier en soortgelijke arti kelen. Het maatschappelijk kapitaal be draagt/lmln. DEN HAAG, 31 mi. De resul taten van de maatschappijen der Koninklijke /Shell-groep over het eer ste kwartaal van het jaar 1960 zijn heden ter pubiikatie aan de pers ver- strekt De voornaamste cijfers, in miljoenen Engelse ponden, zijn: jan.-maart 1960 1959* Opbrengst van verkopen van andere bedrijfsinkomsten 661,5 621,2 Netto-resultaat van de periode ^1,8 39,6 Opnieuw vastgesteld. De bijdrage welke de Nederlandse bloembollenexport levert tot uitbreiding van onze buitenlandse afzet, is in feite aanmerkelijk groter dan het cijfermatig aandeel van de bloembollen in de totale uitvoer. Bloembollen immers zijn een specifiek Nederlands produkt, een good- will-produkt bij uitstek voor ons land in het buitenland, van niet te onderschatten betekenis ter versterking van onze ex portpositie. Aldus de minister van Econo mische Zaken, drs. J. W. de Pous, in zijn rede over de ontwikkeling van de Neder landse export, uitgesproken tijdens de buitengewone algemene ledenvergadering van de Bond van Bloembollenhandelaren, welke ter viering van het zestigjarig be staan van de organisatie in „Treslong" te Ilillegom wordt gehouden. Minister De Pous stelde met voldoe ning vast, dat de uitvoeren van goederen en diensten in de afgelopen jaren zich gunstig heeft ontwikkeld. De laatste tien jaar sinds 1950 is het volume van de Ne derlandse uitvoer met ongeveer 125 pro cent gestegen en sinds 1953, toen wij weer geheel op eigen benen stonden, met bijna tien procent per jaar. De internationale economische expansie, de vrijmaking van de internationale handel, de kwalitatieve versterking van het exportpakket, een re latief laag kostenpeil en zeker niet het minst de inspanningen van het Neder landse bedrijfsleven waren de belangrijk ste voorwaarden voor de zozeer tot te vredenheid stemmende ontwikkeling van de Nederlandse export, aldus de bewinds man. Wat de toekomst betreft was minister De Pous allerminst pessimistisch, indien het Nederlandse bedrijfsleven zijn in spanningen niet verslapt. Want de export is geen automatisch verlopend proces, dat zich voltrekt wanneer de algemene voor waarden maar gunstig zijn. Daarom acht te hij een streven naar groter effectiviteit bij de export geboden. De algemene voorzitter van de jubile rende bond, de heer F. J. van der Kolk, herinnerde eraan dat zeker negentig pro cent van de bollenexport vrijwillig ge organiseerd is in de Bond van Bloembol lenhandelaren, die op internationaal ge bied vooral zijn grootste arbeidsveld heeft en er in de achter ons liggende jaren zo n Nede-- veel successen heeft behaald. U® (iet W' landse bloembollenexport speel'ae ee" voorbeeld klaar om in 1945 al jarië® 28 miljoen te exporteren naar 0j ge en daarmee heeft zij een grote eCofl° geven tot het herstel van onze mie- «t ecl^fe De heer Van der Kolk fflf1 constateren, dat de bloembollen? ,g fle er een is met zeer eigen r^Lnjia" j, grootste is wel dat de bloembo" ejii laren hun produkt verkopen zon ge zekerheid over vraag en af v» maanden voordat de oogst ook .gjCo benadering is te schatten. Pat,_ e*p°h het, dat de laatste jaren bij X?LeSultaj8 teurs tot een zo slecht bedrilc.® van ~i heeft geleid. Was enerzijds hj® erba6 oorzaak, dat in publiekrechtelijk r a het niet mogelijk bleek tot een vSteej: export verantwoord en verlang? -jjzeiï te komen van minimum expor jorZa0 anderzijds was een nog grotere ^g 31 dat men in het bloembollenvak i ^eei gelopen jaren jammerlijk geno verzuimd tijdig en in volde?" o over te gaan tot een verruiming ^oê teeltvergunningen, omdat men Q g3£po> lijkheid tot vergroting van onz bee niet tijdig heeft onderkend, aldus j0eri Van der Kolk. De prijzen vanjjiéj bollen op de binnenlandse markt door gestegen tot een naar zij" onverantwoord hoog niveau d« ïverantwoord hoog niveau. vatj Wat de komende ontwikkeling pa11 bloembollenexport in EuromarkJ Ji® Van der K»* da* een systeem van teeltvergunnin plusfonds zonder minimumprijzen \}lv.A vorm, zoals wij die thans keim® betreft, achtte de heer van uc» -rna onmogelijk althans zeer twijfelae" ppn svst.ppm van t.pplt.versunnifl» .g d® vendzou kunnen zijn. Ook 8~?e0 waakzaamheid geboden ten a? eke&L de concurrentie van de bloemkw de landen in het zuiden van jev? markt. De bloembollenhandelaren f <y> ren namelijk niet de bloem "i grondstof daartoe. jut*'«t Bestuur en vergadering van fl". rende bond werden voorts gelu ;^.0n d - door dr. A. J. Verhage, voorzitter t produktschap voor siergewassen, atia verband met de vorming van m1tjj®, nale economische eenheden in komst een „soepeler optreden kelijk achtte. de no°° 17) Buitengewoon duidelijk, mijnheer. Voor uw op voeding ben ik niet verantwoordelijk. Om de een of andere reden scheen dit in goede aa^e__te va u Alle hout is geen timmerhout hè? Ha-ha, die is goed! Hij lachte en dronk^ Vergeef me mijn ongepaste uitgelatenheid, inspecteur. Nou, ouwe jongen, zeg maar wat ik voor je doen kan. Nu ziet u, ik informeer gewoon bij wijze van con trole Ik zou graag alles van u horen, wat u van be lang acht. Wou u weten of ik een alibi heb? Nu, het zou natuurlijk een zorg minder zijn, met- W83r^ Nou, u kunt gerust zijn. Ik heb een alibi, dat klinkt als een klok, Goed. Wat dan? Ik was in een verpleeginrichting, maagkwaal. Als u het niet gelooft, vraag het dan maar aan mijn personeel of beter nog, u kunt het aan die kleine praatsmaker van een Daw vragen. Zeus hij kan met ontkennen, dat ik een alibi heb. Goed. De inspecteur simuleerde een zucht van verlichting. Ik zal bij dokter Daw navraag doen. Hij zal u wel benijden. Everard keek hem argwanend aan. Wat bedoelt u daarmee: mij benijden? Nu, een alibi is een nuttig iets. Bedoelt u, dat hii er geen heeft? Och, er zijn tientallen mensen, die geen alibi bezitten, als ze er een nodig hebben. Ik geloof, dat de dokter nooit gedacht heeft, dat hij er wel eens een zou kunnen gebruiken. Waarom zou hij dat ooit gedacht hebben? Het lijkt wel of u van mening bent, dat hij zo'n beetje een heilige is. Nee, nee. Hij leek me alleen een ijverig, gewe tensvol mens. O, zo? U schijnt er anders over te denken, mijnheer. Vindt u? Dus ik denk er anders over hè? Mis schien weet ik iets, dat u niet weet, nietwaar? Mis schien kan ik met een woord zijn ware gedaante ont hullen. Zou u graag willen, dat ik dat deed, inspec teur? Totaal niet. mijnheer. Ik onderzoek een moord zaak. Zodra die opgehelderd is, ga ik weg en laat u allemaal met rust. Ah, zo. U hoort dus liever niet wat in uw straatje niet te pas komt? De inspecteur keek hem bedaard aan. Wat u me vertellen kunt, heeft dat enige betrek king op deze zaak, mijnheer Everard? Dan Everard kneep zijn ogen tot spleetjes in een po ging om zijn blik vastheid te geven. Misschien wel Misschien heeft die ouwe heks iets opgesnord, dat ze niet voor zich kon houden. Hij voer heftig uit: Begrijpt u! Ik heb geen zin om mijn naam door Jap Rap en zijn maat door het slijk te laten sleuren! Daar zal ik een stokje voor steken, meneer Scotland Yard, en als ik iets doe. dan gebeurt het zo als ik wil! Kom, kom, u windt zich nogal op, mijnhber Everard. Ik laat me door niemand bekladden, begrijpt u! Maakt een vrouw daar geen uitzondering op? Laat mijn verloofde er buiten! Inspecteur Fowler trok zijn wenkbrauwen om hoog. Maar ik dacht toch, dat u juffrouw Pewsey be doelde? t Dan Everard schudde verward en kwaad het hoofd. U laat haar er buiten, zeg ik u. Het spreekt van zelf dat u uw verloofde in be scherming neemt. In bescherming nemen na wat ze me aange daan heeft? Hij stond op en ging weer naar het muur kastje. Ze denkt, dat ze me kent. Hé, waarom denkt u, dat ik zo drink? Ik veronderstel, zei inspecteur Fowler, omdat u graag dronken bent. Ik ben nooit dronken, dat denken ze maar, net als u. Ze hebben gedacht, dat ik niet wist wat er gaan de was. Een toon van zelfbeklag sloop zijn stem bin nen Waarom zou ik niet drinken? Hebben ze mijn le ven niet verwoest? Hebben ze niet gemaakt, dat het hele dorp achter mijn rug roddelt en giechelt? U doelt zeker op uw verloofde en dokter Daw? Dus u weet het ook al? Het behoort tot mijn beroep om veel te weten, mijnheer Everard. Zo, dus u weet het. Waarom vraagt u dan, waar om ik drink? Dat heb ik niet gevraagd, mijnheer. Maar ik zie, dat u het denkt, ik zie het aan de manier, waarop u naar mij kijkt. U en uw verloofde kennen dokter Daw al drie jaar. nietwaar? Ja drie jaar te lang. Drie ellendige jaren Inspecteur Fowler was totaal niet onder de indruk. Zijn afkeer voor mijnheer Everard werd met de mi nuut sterker. Drie jaar, zei hij. Maar het is heel wat langer dan drie jaar geleden, dat u wegens dronkenschap achter het stuur werd aangehouden. Als ik me niet vergis, was het zes jaar. Het wordt wel een beetje las tig dokter Daw daar de schuld van te geven. Erg handig! Buitengewoon sluw, meneer de in specteur! Alleen heb ik u al verteld, dat ik met dron- ken was., natuurli-k y hebt uitgelegd, dat het een vergissing was. Ik heb u de waarheid verteld. Is uw verloofde soms hier, mijnheer Everard? Ze is naar Lewes naar een kostuumnaaister of zo. Dat heeft ze mij tenminste verteld. Een vrouw moet je nu eenmaal op haar woord geloven. Inspecteur Fowler stond op. In dat geval wacln ik maar met. Ik heb geleerd, dat wachten nutteloos is wanneer een vrouw bij de naaisRr inspecteur Zo is het net, zelfs al zegt ze alleen maar dat ze naar de naaister is. En op een heel gewone toon voegde hij er eensklaps aan toe: Zeg, drink toch wat, voordat u weg gaat. Hij lachte innemend. U moet me wel een grote zuiplap vinden om zo alleen te zitten drinken. De inspecteur weigerde met tegenzin. Het was te gen zijn rotsvaste principes om 's middags te drinken maar hij vertrok met de wens, dat hij een gias had kunnen accepteren. De nige die verantwoordelijk was voor Everards toestand, was Everard zelf. Niettemin bleef het een tragisch geval, dat een mensenleven op die wijze vóór het veertigste jaar op zijn eind moest lopen. A Die dorpsmensen. De inspecteur schudde geergerd zijn hoofd, terwijl hij de oprijlaan afsjokte. Hun pri; véleven boezemde hem geen belangstelling in. Hij wilde weten wie Angela Mason Pewsey gedood had, en daarna wenste hij terug te keren naar Londen, waar de mensen hun misdadigers voor het gerecht plachten te brengen en bereid waren daartoe mede te werken. XV Firth wiebelde loom heen en weer in de schommel stoel op het grasveld. Mevrouw Sim lag in een vouw stoel. Celia lag voorover op een kleedje en plukte verstrooid aan de grasprietjes. Zoader op te kijken zei ze tegen Firth; Dus jij bent bij de dominee wezen pimpelen? Integendeel. Ik 'heb de beste wijn van heel En geland gekeurd. Foei, zei ze. Driewerf foei. Een jongeman mag geen smaak aankweken, die niet bij zijn levensstan daard past. Mijn smaak past bij de levensstandaard van de dominee. Hij heeft wijn in overvloed. Klaploper. Inderdaad. Niet hoogstaand geef ik toe. Maar bedenk eens wat een massa geld ik uitspaar. De dominee ziet alle mensen door een rose bril, maar ik vrees, dat hij te zijner tijd voor jou een uit zondering zal maken. Waarom werk je niet? Ik doe dit liever. Natuurlijk. Oververzadigd als je bent met ons voedsel en met de wijn van de dominee. Celia kind mevrouw Sim legde haar boek neer je 'moest werkelijk niet zo uitvaren, zelfs met in scherts o Maar u over mij maar geen zorg, mevrouw Sim zei Firth. Ik beschouw het als behorende bij het bui tenleven net als de wespen. En Celia, hij heeft trouwens wel gewerkt. Firth keek verbaasd. Celia liet de grassprietjes met rust. Gewerkt? Dat geloof ik niet. Hij heeft zich een mening over de dominee ge vormd op de eerste plaats. Welnee, ik heb het met hem over sherry gehad. En dan heeft hij getelefoneerd. Firth keek haar verbluft aan en zij lachte. Mijn beste Firth, ik heb de dominee heel opzet telijk naar de vijver zien wandelen met de kenne lijke bedoeling om jou alleen in zijn werkkamer te laten Wat voor reden zou hij daarvoor gehad «eb- ben? Je had dokter Daw natuurlijk even gemakkelijk van hieruit kunnen opbellen, maar het was erg aar dig van je om ons er niet in te willen betrekken. Firth liet zijn adem langzaam ontsnappen, zodat hij veel weg had van een ballon, die leegliep. Maar tenslotte wist hij er toch een soort van tegenwerping uit te brengen. Waarom zou ik in vredesnaam dokter Daw op gebeld hebben? Mevrouw Sim zuchtte geduldig. Vermoedelijk, mijn beste, om hem te vertellen dat hij waarschijnlijk een bezoek van inspecteur Fowler tegemoet kon zien. Je wilde hem natuurlijk een onaangename verrassing besparen. Firth's genoeglijke, luie na-tafel-stemming was als sneeuw voor de zon verdwenen. Dat was helemaal niet natuurlijk, zei hij. Aange zien dat wat ik gedaan heb. algemene bekendheid geniet is het hoogstens een staaltje van waanzin. Maar het is helemaal niet algemeen bekend, dwaze jongen. Behalve Celia en ik en de dominee weet geen mens het. J. t De dominee? Weet die het ook? Dit scheen Firth te ver te gaan. Maar natuurlijk weet hij het, Firth. Wie zou je anders opgebeld hebben? O wel duizend mensen. Doe niet zo geheimzinnig, beste jongen. Het kon alleen iemand zijn, die we allemaal kennen, niet waar? En natuurlijk iemand, die in moeilijkheden verkeerde; anders zou je niet op zo'n onbescheiden wijze van zijn gastvrijheid gebruik maken, wel? Je kon natuurlijk niet naar de telefooncel gaan, want daar had je het nummer op moeten geven en had de telefoonjuffrouw mee kunnen luisteren. Ik geloof niet, dat de dominee weet welk num mer ik opgebeld heb en wat u betreft, mevrouw Sim u gist waarschijnlijk maar. Hij denkt nog steeds, dat we echterlijk zijn, zei Celia. Ik denk niets van die aard. Als je werkelijk zo intelligent bent, als ik begin te vermoeden, dan be grijp ik niet wat voor hulp je van me verlangt. De enige, wie dat spijt, is. voorzover ik ontdekt heb, in specteur Fowler. Mevrouw Sim zei, geduldig, alsof ze het tegen een kind bad: Nee mijn beste, je maakt jezelf heus heel nut tig. Als jij dokter Daw niet opgebeld had, dan had ik het moeten doen. Waarvoor in vredesnaam? wa3'' Maar we mochten hem immers niet in de ge laten, dat we die vreselijke brief aan de polm (jgt geven hadden, en je begrijpt net zo goed als ik' po' dat zijn eerste gedachte geweest zou zijn, als itie onverwacht voor zijn neus stond. Ze st0I1e)iiï>' uit haar stoel, nam haar kussen en boek op en lachte tegen haar gast. j„ie Ik had je eigenlijk willen vragen wat ie.°ve':' over de dominee was, maar ik ben bang, dat te op ons bent om je onbevooroordeeld te boos op spreken. Fif tl>' Van het ogenblik af, dat ik hier ben, zei heb ik mijn pogingen gestaakt om nog langer ge' vooroordeeld te zijn. Ik heb mij getroost ifl' dachte, dat ik mijn verstand wel weer zal den, wanneer we allemaal in de gevangenis,2 0tC Dat zal dan tegelijk een goede afleiding ziJn' me niet in de schande te verdiepen. 0ibv' Soms vraag ik me wel eens af, zei nier jg Sim, of het goed zou zijn, als ik je vertelde, w moordenaar is. g Firth kwam met een schok in zittende houdi"»' jje' In 's hemelsnaam, nee, mevrouw Sim! jjt zeer u om die verklaringen voor u te hHouden! zeggengti Goed, goed, jongen. Ik weet zeker, dat je W ingenomen met je zou zijn, als hij je nu kon glimlachte vaag, keerde zich om en kuierde in de ting van het huis. Firth liet zich langzaam weer in zijn stoel achte zakken. uanéefl Ik weet het niet, Celia. zei hij. Ik mag "8 als ik het weet. Als je wat weet? eeP Niks, niks. Ik weet het niet, dat is alles. Ik be" onmondig kind sterker nog onnozel. Celia draaide zich op haar rug en vouwde h3ai men onder haar hoofd. Hoe dan ook, zei ze, het was erg aardig van dokter Daw op te bellen. -jj' Aardig kan wel zijn, maar hardstikke zinnig als ik het gedaan heb. De laatste woorden riepen een glimlach oP gezicht. jfii' Luister eens hier, jongmens, zei ze, moeder Jjt dat je het gedaan hebt, dan heb je het gedaa ken haar, zij heeft me opgevoed. Goed, maar hoe kon ze dat weten? uc0l Je hebt haar manier van redeneren ge"„fi£t' Celia, geloof je werkelijk, dat je moeder wie Angela Pewsey vermoord heeft? Ja ja, ik geloof van wel. Heeft ze het jou verteld? Nee, natuurlijk niet. Als ze het dan weet, zei hij kwaad, waarom telt ze het dan in vredesnaam niet aan de poldJ weet even goed als ik. dat het gerecht niet al te t„f oordeelt, wanneer de moordenaar door zijn sla fer tot het uiterste is gedreven. teKe Kan wel zijn, maar in een plaats als deze be1 het gerecht niet het einde van alles. ju' Hij antwoordde niet, maar sloeg de dansende sc" rp- wen gade, die het gebladerte op haar gelaat Bij al zijn zorgen kwam zich nu ook nog de kWe de gedachte aan Celia Sim voegen. eeêe^' Sufferd, die hij was, hoorde hij zichzelf zeb Je ziet er machtig aardig uit. Heus? Ontzettend aardig. ("Wordt vervoM0'

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1960 | | pagina 6